1006. V rijdag No. 150. 44® Jaargang. 29 Juni Bmnenlandsck berichten. FEUILLETOXf. Oe Eerste Verrekijker. Land- en Tuinbouw. YLISNIMSdlE COURANT Prijs per drie maandea l=S@c iBWeo ku«Se 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zieh bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187- 4DVEK'ÏENTIËNvan 14 regels /0.40, Voor eiken rege. meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweern aal berekend. Groote letters en oliché's naar plaatsruimte. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen. Telepliüomiuinmer 10. Aboiinevnents-Advertentiën op zeer voordeelige voorwaarden. Grondbs'asting. Van verschillende zijden werd blij kens het afdeelingsverslag der Eerste Kamer het wetsontwerp tot wijziging van art. 42 der wet op de grondbelasting toegejuicht. Menige polder is voor een grootere oppervlakte ingedijkt dan noodig was, alleen om maar onder de gunstige be paling van art. 41 te vallen, hetgeen voortaan niet meer het geval zal zijn. Ook de toevoeging van het tweede lid van art. 2 door aanneming van het amendement-Smoenge verwierf de goed keuring van onderscheidene leden. En kele hunner wenechten, dat in de inge slagen richting van het verleenen van vrijdom van grondbelasting verder zou gegaan worden en wel door dien ook toe te kennen bij het ophoogen van dijken. Deze meening vond -evenwel bestrij ding, dewijl daaruit allicht eene ver zwakking van opgelegde verplichtingen konde voortspruiten. Buitendien werd hiertegen aangevoerd, dat het bij deze wetswijziging van beperkte strekkirig niet wenschelijk was om de aangelegen heid van het verleenen van vrijstelling in andere gevallen in behandeling te nemen. De instemming met de toevoeging aan artikel 2 van het tweede lid hier- voren vermeld, was niet algemeen. Een lid achtte deze tweede verlenging van vrijstelling niet passend in het stelsel van de wet, welke aan geen enkele droogmaking zoodanige tweede ver lenging toekent. Een rechtmatige grond, waarom aan bedoelde droogmakingen in den vorm van eene tweede verlenging van vrijdom een voorrecht zoude gegeven worden boven alle andere, bestond er naar de meening van dit lid niet. Een tweede bezwaar van dit lid betrof het motief, dat voor de bepaliDg is aan gevoerd en dat, volgens hem een on geoorloofd karakter draagt. Gevraagd werd of de minister bij zijne verklaring omtrent ta toepassing der wet blijft volharden en of hij ook als vertegenwoordiger van den fiscus, het door den voorsteller van het amen dement gegeven motief beschouwt als een geoorloofd motief om vrijstelling van belasting te verleenen. Ook voorzag men voor do belangheb benden groote moeilijkheden om thans nog het bewijs te leveren, dat zij in derdaad het oorspronkelijke plan tot meer dan 50 ÏÏ.A. hadden uitgebreid alleen met de bedoeling, om van de gunstige bepaling van art. 41 der wet te kunnen profiteeren. De kaas, dat de bepaling op willekeurige wijze zoude worden uitgevoerd, was daardoor groot. De vraag werd gedaan, of het de bedoeling der regeering is om de in art. i) Op een donkeren namiddag van het jaar 1609 stapte door de straten van Middelburg een flink gebouwd jong- mensch, die half als soldaat, half als handwerksgezel gekleed was. Zijn fraaie krullebol was gedekt met oen baret met langs veer, een kort zwaard kletterde aan zijn linkerzijde en hij had een bundeltje op den rug. Snorre en puntbaard gaven zijn gebruind gelaat een krijgshaftig voorkomen zijn glin sterend oog rustte met overmoed op de knappe dienstmeisjes, die aan de pomp op de Markt water kwamen halen. Hij sloeg de straat achter de Pieters kerk in en bleef daar voor een aan zienlijk huis staan. In een tuintje voor het huis was de eigenaar een gezet man van middelbaren leeftijd bezig zijn fraaie bloemen te bogieten. „Goeden dag, meester Lippershejjm riep de jonkman opgewekt. „Ei, hebt ge 1, 2e lid, gegeven bevoegdheid om de verlaging van den vrijdom te verleenen, toe te passen op alle droogmakingen of bedijkingen, waarvoor vroeger vrijdom is verleend. Zoo ja, zal dit dan in me nig geval niet gelijk Btaan met eene ongemotiveerde schenking aan particu lieren uit 's rijks schatkist? Zoo neen, welke maatstaf zal de regeering dan aanleggen Zal zij dan alleen de yerhooging toestaan, indien de belanghebbenden aantoonen, dat die lagere vrijdom hierdoor wordt gemo tiveerd dat het werk kostbaarder is geworden dan bij de oorspronkelijke begrooting was voorzien Er werd op de wenschelijkheid ge wezen, dat de regeering bij het toestaan yan den vrijdom van belasting eventueel de voorwaarde zoude stellen, dat de polder die vrijstelling verkreeg, ver plicht zoude zijn uitweg te verleenen aan achtergelegen polders, die geen uitweg hebben. Van andere zijde werd het ontkend, dat de regeering de be voegdheid zoude bezitten dergelijke voorwaarde te stellen. Hst Bathpolder-onlwarp. De „Stand." licht nader zijn, be kende, standpunt toe Ton onzent is niet, gelijk veelal elders, enkel uit den strijd der steden, maar sterker nog uit den strijd tegen het water, burgerbemoeiing met 's lands zaken en-zelfregeering opgekomen. De revolutie van het laatst der 18e eeuw nekte die zelfregeering in ons water wezen. Sinds hief ze het hoofd ten deele weer op, maar gedurig bedreigd door centralisatiezucht. Ook de wetgeving- op onzen waterstaat dreef in die rich ting van centralisatie maar de provin ciale schakel behield, dank zij de kracht der traditie, toch zijn werking. Dit nu moet nopen, om dien schakel te ster ken, en vervanging van provinciale handeling door rijksbemoeiing tegen te gaan. Hier dreigt thans het omgekeerde te geschieden, omdat er aan het geval een dubieuse kant is. Dringt, dwingt hier nu de nood van het oogenblik Stellig niet. Anders toch zou minister Veegens niet verklaard hebben, zich desnoods bij verwerping te zullen neder- leggen. De zaak laat alzoo verwerping toe en dan komt het been vanzelf in het lid. Iets wat te meer.gewenschtis, nu deze wet niet is ingediend door den in Amerika vertoevenden miuister van waterstaat, dien mr. Veegens slechts tijdelijk vervangt. Bij interimair bewind nu is het in dubbele mate bedenkelijk, een maatregel uit te lokken, die zoo licht in de toekomst een gevaarlijk antecedent kan stellen. Juist tegen den lust om den geldelijken last naar hcoger op te schuiven, is de strijd ten deze voor zelfregeering gestreden. Hoe nu zal men later aan andere provinciën weigeren kunnen, wat hier, Zeeland ten behoeve, wordt toegestaan Ss president van de Eerste Kamer. De bekende schrijver van de parle mentaire portretten in de „Opr. Haar!. Ct.", bekend onder het pseudoniem „Politicus" heeft, na eerst een teekoning te hebben gegeven van den vorigen president van ons Hooge. Auis, den heer van Naamen van Emnes, het figuur van den tegen woordigen voorzitter geschetst. Baron Schimmelpenninck van der Oye, de huidige president, is dus schrijft „Politicus" - een tegenvoeter van zijn voorganger een praeses van den echten, ouden stempel der onkreukbare deftig heid van den onverwoeetbaren eerbied voor al wat met de eischen van statig decorum strookt. Bij den heer Schimmelpenninck is 't geen „manier," maar de opperofficier van de oude school, de man uit hoog- aristocratischen kring van strenge, fijne, sierlijke vormen, kan niet anders wezen, zich de vervulling van zijn hoog ambt niet anders denken dan hij doet. 1 Wanneer de vereenigde zitting der beide Kamers, bij den aanvang van een nieuw jaar wordt gepresideerd door den grijsaard met de nog slanke, lenige figuur, met het fijn besneden gelaat, den open, maar ernstig strengen oogop slag-, de sneeuwwitte haren en den mili taire knevel, dan wordt door hen, die 't „aspect der zaal" hebben te schet sen, om strijd gewezen op 't „zeer de coratieve" van de presidiale verschijning. Imposant van statigen ernst, doch tevens zonder zweem van aanmatigende of ge wild overdeftige manier is de houding van dezen voorzitter. Ik geloof niet, dat iemand ooit baronSchimmelpenninck, aithans tijdens de uitoefening van zijn functie, heeft zien glimlachen. Hot ge laat blijft steeds oven strak. Van scherts houdt hij blijkbaar niet, zeker niet zoo lang zaken van ernst, van staat, aan de orde zijn. De heer Schimmelpenninck is iemand van te fijn-hoffelijke vormen om een senator gauw te interrumpeeren, de presidalo censuur toe te passen. Gaat iemand buiten de grens, dan zal bij, met den vasten, strengen blik zijner oogen, hem pogen te beduiden, dat zoo iets dreigt het senatoriaal deeoru-u te schenden. Zal, vervolgens, de rechter hand omvatten den hamer, dan moet er nog 't een en ander gebeuren, al vorens de president de rede zal onder breken. Ik geloof, dat de heer Van den Bis sen, met z'n som3 meer dan „onparle mentaire" uitroepjes en ontboezemingen, den baron voorzitter menigmaal heeft doen ontstellen. Doch de Biabantsche afgevaardigde is primo nu een maal het „enfant terrible" der Eerste Kamer, terwijl voorts de „cri du coeut" van den onverbeterlijke er uit is, voor dat iemaDd 't beletten of verhoeden kan. Zulko dingen blijven intusselien voor iemand, die al wat naar vulgaire ruw beid en naar platte onvormelijkheid zweemt, zoozeer van nature haat als de heer Schimmelpenninck, pijnlijk en fel- de brillenslijperij aan kant gedaan Ik zie u zoo ijverig aan do tuindei'jj, in plaats druk in de werkplaats te arbeiden Ik wilde juist komen vragen, of u werk voor me had!" De brillenslijper keek op en zei „Met de zaken gaat het tegenwoordig slecht genoeg, want de Amsterdamsche meesters maken het ons, Middelburgers, op de buitenlandsche markten lastig met de concurrentie. Maar toch heb ik nog wel plaats voor je als je ons vak goed verstaat." „Dat weet u nog wel, meester, zou ik denken Heeft u vijf jaar geleden, toen mijn leertijd om was, niet zelf gezegd, dat ik een bekwaam brillenslijper was Kent u me eindelijk „Is het mogelijk riep Jan Lippers- heijm verrast. „Ben je hot werbeljjk, Zacharias Jansen? Ik vermoedde dat je, evenals mijn beide zoons Hubert en Adriaan, in den oorlog tegen die ver vloekte Spanjaarden waart gesneuveld." j „Dat zij rusten in vrede I" sprak Zacharias ernstig. „Hubert en Adriaan zijn als zooveel duizend anderen gevallen j voor de vrijheid der Nederlanden, waar voor ik ook gestreden heb maar ik ben er gelukkig levend afgekomen. Er hinderlijk Deze president is een man, zooals Jacob van Lonnep dien heeft ge- teekend in zijn graaf Louis van Eylar, en men kan zich voorstallen, dat hij zich meer en meer een vreemdeling voelt worden in de „Amerikaansche" atmos feer dezer dageD, in en buiten de wanden der vertegenwoordiging. Men behoeft zich alleen maar voor te stellen hoe gansch-ondeukbaar 't zou wezeu zulk een te plaatsen op den presidialen zetel der Tweede Kamer Ao. Di. 1906 om te beseffen het scherp-schrille contrast zulke figuren en den „tijdgeest" in het tweede lustrum der twintigste eeuw. Bijkspostipaarbank. Ter algemeens kennis wordt gebracht, dat gedurende de maand Mei 1906 zijn ingelegd en terugbetaald de navolgende bedragen Inlagen f 6,152.038.84. Terugbeta lingen (waaronder f 37,952.63 W9gens aankoop van inschrijvingen in een Groot boek, obligatiën of certificaten van inschrijving) f 5,949,423 4Bx/3- Minder ingelegd dan terugbet. f 202,615.40V3. Aan het einde der maand April 1906 was ten name van de verschillende in leggers ingeschreven f131,955,521.11 Ys» zoodat het tegoed op ultimo Mei be droeg f 132 158,136.51 V3- In den loop der maand zijn 11,644 nieuwe boekjes afgegeven, 5385 geheel afbetaald, zoodat aan het einde der maand 1,218,923 boekjes in omloop waren. Tot ultimo Mei jl. is voor een bedrag van f 2,373,732.20 aan inschrijvingen in een Grootboek der Nationale Schuld, obligatiën ten laste van den Staat of certificaten van inschrijving, ten behoeve van 2988 inleggers -aangekocht. Ba Lustrumfeesten te Utrecht- Tegen 12 uur is gisteren morgen do arena geopend, waar de wagenrennen zouden plaats hebben. Een talrijk, uit gezocht publiek stroomde naar binnen. Ondanks de buitengewoon hoogo prijzen was het circus uityerkocht. Op de ver schillende rangen was het een bonte mengeling van keurige en smaakvolle toiletten, en de aanblik van het circus maakte een prachtvol effect. Prins Hendrik, welke van te voren een rijtoer door de stad had gemaakt, arriveerde tegen 2 uur op het terrein van de rennen, en werd luide door de aanwezigen toegejuicht. De Senatus Yeteranorum ontving hem. Ook de Koningin Moeder werd hartelijk begroet, en ontving een bouquet van de zuster van den heer Labouchère, reetor van het Utrechtsch Studentencorps. Spoedig daarop deed Gcrmanicus zijn intrede in het circus, omstuwd door zijn schitterend gevolg. Het was een prachtig moment toen de imperator zijn intocht hield en vooral het défilé van de wa genrenners werd vol aandacht ea span ning gevolgd. is nu weer rust in het laad. Zooals u wel weet, is er den 9 April een wapen stilstand van twaalf jaar met de Span jaarden gesloten. Het regiment, waar ik bij diende, is afgedankt. Alzoo ben ik nu geen krijgsman meer ik ben thans een brillenslijpersgezel, die werk zoekt." „Ik neem je gaarne weer in mijn dienst, Zacharias ik zal je het hoogste loon geven anderhalvon gulden en kost en inwoning met geheele verzorging in mijn huis. Je komt juist van pas. Mijn gezel is een paar dagen geleden weg- geloopen. Ik heb nu slechts een leerling aan het werk. Je kunt het kamertje achter de werkplaats weer betrekken, dat je reeds vroeger in gebruik had." „Dank u meester! Die voorwaarden staan mij wel aan Eu hoe gaat het met uw vrouw en de kleine Justine „Dank je. Beiden zijn gezond, maar Justine is in dien tijd flink opgegroeid, en als alles gaat, zooals ik hoop en wensch, dan zal zij met een lid van de j vroedschap in het huwelijk treden. j Kom, laten wij nu naar binnen gaan, 1 Zacharias. Mijn vrouw en dochter zullen wel verheugd zijn je weer te zien." De brillenslijper zette zijn bloemen- Tegen kwart voor drie had de eerste ren plaats. Het schouwspel, dat deze ren opleverde, was schitterend maar angstig. Het nemen van de bochten leverde een voortdurend gevaar op, en het was geen wonder dat het publiek zich meermalen beangst toonde. Op een gegeven oogenblik liepen de paarden dan ook tegen elkaar, en kwam een paard van de eene wagen in de wielen van den anderen wagen terecht. Eon veearts moest er bij te pas komen, en behandelde het dier. Het bleek dat het een poot had gebroken. Wieden. Een onaangenaam werkje, ja, maar dat tooh hoogst noodzakelijk is en tot groote schade door menigeen wordt ver zuimd. Dat het onkruid lastig is, vooral op bouwland, de klacht hierover is al gemeen, maar van de enorme schade, welke men door het onkruid lijdt, schijnt men minder overtuigd, anders zou men niet zooveel vervuilde akkers aanschou wen. Niet zelden ziet men velden, waarop de onkruiden geheel de overhand heb ben gekregen, b.v. de Krodde (Herik, Gele kiek), zoodat ons telkens indach tig wordt gemaakt het verhaal, dat generaal Wrangel, in 1848 ingekwar tierd bij graaf N. N.,op diens landgoed in Holstein de Krodde zóo dicht en mooi zag staan, dat hij den graaf een com pliment maakte over den schoonen stand van zijn vruchten. Ook andere onkrui den spelen in bouw- en weiland zóózeer den baas, dat met recht gezegd mag worden, dat zij met den landbouwer van éónen schotel eten. Op den akker en in den hof dient men zo daarom geregeld en krachtig te bestrijden Wied 't onkruid uit, 't verteert zoo rag Wat voedsel ia voor 't goed gewa9. Uit doet het rechtstreeks door de voedingsstoffen uit den grond te halen, welke voor de cultuurgewassen bestemd zijn, maar ook benadeelt het deze door ze ruimte, lucht, licht en water te be nemen. Het neemt ruimte weg en be let daardoor in meerdere of mindere mate het uitstoelen vooral door zijn op den grond liggende wortelrozetteu belet het de toetreding van lucht en licht, voor een normaal en krachtig plantenleven onontbeerlijkhet doet droge gronden door opneming en ver. damping van water nog meer uitdrogen, ten koste van het verbouwde gewas. Er zijn onkruiden, de Ratelaar, Bremraap, het Warkruid welke als heele of halve woekerplaaton direct hun voedsel betrekken van da cultuur plant. Met alle ten dienste staande middelen moeten ze worden uitgeroeid 't Kwaad moet er uit, of 't goede derft Zijn kracht en bloei, en 't kwijnt en sterft. De schade, door het onkruid berok kend, is veelzijdig. Men denke aan da gieter in een hoek en ging met zijn gezel in huis. In de fraai gemeubileerde woonkamer zaten vrouw Geertrui en haar dochter Justine bij de tafel te borduren. Yrouw Geertrui was een waardige huis moeder, Jnstine eeo bekoorlijke acht tienjarige, met zachte blauwe oogen, glad gekamd blond haar en een vriendelijk innemend gelaat. Recht hartelijk be groetten zij Zacharias Jansen, die reeds vroeger hun huisgenoot was geweest en die bij allen een goeden indruk had achtergelaten. Hij kreeg dadelijk een flink ontbijt en na afloop daarvan moest hij van zijn avonturen en krijgsbedrijven verhalen. „Je hebt aan bloedige veldslagen en gevaarlijke belegeringen deelgenomen en je bent slechts eenmaal licht gewond", zei Justine. „En mijn beide broeders zijn, helaas in den oorlog omgekomen. Wij hebben vele tranen om hen gestort, alleen de gedachte, dat zij voor de vrijheid van het vaderland zijn gevallen, kan ons eenige troost schenken I" „Ja", sprak vrouw Geertrui, „God zij dank, dat het nu vrede is, of wapen stilstand, zooals ze het noemen. Het is nu reeds twee en veertig jaar, dat de oorlog zijn rampen over het yolkuitstort." „Maar wij Nederlanders hebben de overwinning behaald en onze onafhan kelijkheid verkregen, al zijn nog eenige steden en vaste plaatsen in de macht der Spanjaarden", zei^Jan Lippersheijm. nadenkend. „Spanje integendeel is geheel uitgeput, het heeft geen geld en geen crediet meer, terwijl in Holland handel, scheepvaart en nijverheid bloeien, zoo als nooit te voren. Onze vloten beheerschen de zeeën. Tijdens den oorlog hebben wij de Oost- Indische Compagnie opgericht, die in de laatste twee jaar, vijf en zeventig en veertig percent aan dividend uitkeerde. Rijk en machtig als wij zijn zouden wij den oorlog met kracht hebben kunnen voortzetten, maar de Algemeene Staten besloten vrede te sluiten en zoo werd te Antwerpen een wapenstilstand voor twaalf jaar gesloten." Na een poosje ging Zacharias naar het hetn toegewezen kamertje, om zijn zwaard en zijn bundeltje kleeren ta bezorgen, en ging vervolgens naar de werkplaats, waar hjj den leerling Michiel, j een knap jongeling van aohttien jaar, aan den arbeid vond. *r'önft v&voljd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1906 | | pagina 1