Maandag Bediende kt, K RECHT GEZELLIG. iiiiiff 1 ®f k No. 129. 44« Jaargang. If 00. /i iERSKANTOOR kau n een tot jaar (voorloopi Volontair). iaf van referentiën TUART's boekhandel. .der CHRISTELIJKE DL, Korenstraat,vraagt lijk ree Helpster,'. ■n bij het hoofd der JOTTING, Walstra;,t. AGb rs, Een nieuwe |rDES, Warmte planten. L. |[G, Wat kan de Bibliografie. 5,40. LOOY. i BifSMST. j: vm. 6.6.20, 7. i.30, 10.—, 10.20, 10.40, 12.—, 12.30, 1.05,1.30*, 3.55, 4.30, 4.50, 5.20, '.35, 8.20, 9.10. nsluis: vm. 6,10, 6.30, 9.15, 9.50, 10.10, 10.30, 150. Hm. 12.10, 12.46, 3.10, 3.40, 4.10, 4 .40 7.05, 7.25, 8.—, 8.30, ?n vallen Zondags nit VLlSSIMSdlli <011 KANT Prijs per drie maasden /!3ft ®?aao& jpyss J 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187- 4 Juni ADVEK1 jiKTlEbfi van 14 regels Voor eiken regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derz&lfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groots letters <en clielié's naar plaatsruimte. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen. Telephjonnummer 10, Aboimcnients-Advertentiiin op zeer voordeelige voorwaarden. Bi fipze Coaraoi Iseüoort een ispepel Wegens liet Pinlt ster- feest zal ons blad a,s. JtAASÖAG niet verschijnen. Gemeentebestuur» VERKIEZINGEN. Opa aken der lijst van Kiesgerechtigden voor de Kamer van Koophandel en Fabrieken. De Burgemeester van Vlissingen noodigt hen, die niet op de in het jaar 1904 vastgestelde Kiezerslijst voor tomen, maar aanspraak kunnen maken om op do Kiezerslijst te worden ge plaatst, uit, daarvan vóór 1 Juli s.§. ter Gemeente-Secretarie (Griffie) aangifte ie doen, volgens het daarvoor vastge stelde formulier, waarvan aldaar exem plaren kosteloos verkrijgbaar zijn. Art. 6 van het reglement bepaalt, dat men om Kiezer van leden eener Kamer te zijn moet voldoen aan de beide volgende voorwaarden a. kiezer zijn van leden van den raad der gemeente, waar de Kamer geves tigd is b. aldaar bestuurder of medebestuur der zijn en gedurende ter minste twaalf achtereenvolgende maanden zijn geweest van een bedrijf van handel of nijver heid. Vlissingen, den 1 Juni 1906. De Burgemeester voornoemd, VAN DOORN VAN KOUDEKERKE. EBBN. ■üRO. 1.27 4.07 6.47 9.27 12.37 1.20 4.8.40 9,20 12.30 1.08 3.48 6.28 9,08 12.13 ■12.5S 3.33 6.16 8.53 12.03 |l2.49 3.29 6.09 8.49 11.59 12.40 3.20 6.— 8.40 11.50 IÏ2.21 3.04 5.44 8.24 11.34 I12.L8 2.58 5.38 8.18 11.28 Twen. 1.27 4,07 6.47 9.27 12.37 12.40 3.20 6.— 8.40 11.6'J ■12.28 3.03 5.48 8.28 11.38 12.25 3.05 5.45 8.25 11.35 12.20 3 5.40 8.20 11.30 12.15 2.55 5,35 3.15 11.25 fSB-SCHELGË'. 1906, CS. )b)nm. 3,23 g) en 6,10 5 a) nm. 3,50 g) en 6» 1,55 a) en 4,45 lm. 3,23 0ii 6,10 c) itea na het vertrek van kerke n. Neuzen vm. 8,30 kens, Borssele en Neuzen skana, Borssele en Neussa vgan van 16 April tot ONVEILIGHEID VAARWATER. De Burgemeester van Vlissingen brengt ter kennis van zeevarenden, die daarbij belang kunnen hebbeu dat in de laatste helft van de maand Juli e.k. seinoefeningen bij Steenenbank, Voorne Noordkust, en aan den Hoek van Holland, met gekleurde en zoek lichten zullen worden gehouden dat omtrent de regeling dier sein oefeningen, inlichtingen zijn te bekomen ter Gemeente-Secretarie, op eiken werk dag van 's morgens 9 tot deB namiddags 4 uur. Vlissingen, 2 Juni 1906. De Burgemeester voornoemd, VAN DOORN VAN KOUDEKERKE. Het is een onweerlegbare waarheid, dat wij allen aan gezelligheid behoefte hebben 5 ten min&te de uitzonderingen zullen wel niet vele zijn. Nu is'twaar FEUILLETON. l wmm. NOVELLE. Bewerkt door AMO. «Nu, vertel het mij dan maar. Het is geen nieuwsgierigheid", verzekerde aJ en zag hem daarbij zoo vriendelijk aau, dat hij haar niet weerstaan kon. Hij kwam nog dichter bij haar en weet ge wat een lommerd iB? »0| ja", antwoordde zij, „dat is waar men dingen verpandt." aNu, luister dan", zeide hij eu ver telde haar daarop met 't schaamrood op de wangen de geheele geschiedenis van den verdwenen, doch thans teruggevon den waaier. .Hoe grappig", riep zij lachend uit. ^Wie had dat kunnen denken Dat mag dat over het begrip van gezelligheid heel wat verschil bestaat. In den regel verstaan wij er eene omgeving onder, waarin wij ons een tijdje recht behage- lijk kunnen gevoelen, zonder verplicht te zijn aan de gewone beslommeringen van bet leven te denken. Vooral op feestdagen en dergelijke zal die behoefte zich wel veel doen ge voelen want dan vooral willen wij ons-zelf wel eens zijn. Dat is echt men- scheiijk en aan den trek naar gezellig heid, in bovengenoemden zin althans, mogen wij zonder bezwaar toegeven. Ja, wij achten het zelfs zeer gewenscht, dat de bedoelde eigenschap ons niet ontbreekt. Hoe vaak komt het niet voor dat het weder, of andere omstandig heden, onze, overigens zeer geoorloofde plannen dwarsboomen en wij dan wel verplicht zijn da toevlucht tot de huis kamer of andere kleine omgeving te nemen. Wee ons, als we 't daar dan niet gezellig vinden. We zeiden het reeds, een bijdrage tot de gezelligheid wordt geleverd door het feit, dat we niet aan de gewone beslom ineringeu van het ieven behoeven te denken. Maar dan is het ook nood zakelijk, dat wij die beslommeringen niet hebben verwaarloosd j dat er geen bergen van werk onafgedaan zijn blijven liggen want dan laten de zaken ons toch niet geheel los en zitten de ge dachten eldersvinden wij 't niet zoo recht gezelligkunnen niet op dreef komen en ook dat is een eerste vereischte kunnen het anderen ook niet gezellig maken in de omgeving, waarin zij met ons vertoeven. Is het anders gesteld, is de plaats van gezelligheid werkelijk een aangenaam of vermakelijk rusthoekje na wel vol brachten arbeid en plicht, dan zullen wij daar worden gestaald en met nieuwe, frissche krachten aan den arbeid en de altijd onvermijdelijke, met ons bestaan saamgeweven zorgen kunnen gaan. Tot de gezelligheid, vooral tot de gezelligheid van het gezin, kunnen allen veel bijdragen inaar dat er een ver- eenigende en samentrekkende kracht moet wezen, dat staat vast. Wij spreken nu niet over menscheü die geheel op gaan in het openbare leven of zich nergens beter tehuis gevoelen dan in het koffiehuis, de sociëteit, de vergadering der club, enz. Neen, we willen onB be palen by ben die, als de meesten onzer, drukke bezigheden hebben en voor wie de rustige huiskamer een groen plekje is te midden van een woestijn van za ken. Maar zal dat rustige plekje in derdaad de rust bieden die er gezocht wordt, wanneer er de innemende per soonlijkheid ontbreekt, wie het dan ook zijn moge, die de omgeving als door de aanraking van een tooverstaf, wer kelijk door de kracht yan vriendelijke eigenschappen, tot een centrum van gezelligheid maakt P Zal men het eene oase kunnen noemen, waar steeds alles overhoop ligt, alles van zijn plaats is, de geoefende hand te vergeefs gezocht wordt Het spreekt wei vanzelf dat wij hier in de eerste plaats het oog hebben op de lieve huismoeder, met bare zich in feitelijkheden openbarende optimistische levensbeschouwing, haar gave om de kleine verdrietelijkheden van het leven weg te. nemen en aan de dingen de ware gedaante te schenken de moeder van wie vooral de kleinen alles ver wachten, aan wie zij alle nooden te kennen geven de moeder die ze leidt met tact, met een toegeeflijkheid die volstrekt niet karakterloos is. Maar de moeder is daarom toch de eenige niet, die aan h6t huiselijk leven het ware karakter van gezelligheid moet geven. Daar moeten allen toe meewer ken. In menig gezin ontbreekt er iets, zoodra een der huisgenooten afwezig is. Men zegt het nietmaar men gevoelt het toch. Dat zal vooral déar het geval wezen, waar inderdaad huiselijkheid ge kweekt wordt, zooals tnen een kamer plant kweekt, die nimmer zorgen kan ontberen. Er zijn van die gezinnen, waar ieder als het ware een. afzonderlijk leven leidt, de ouders niet leven voor de kinderen, vader in de zaken of op sociëteit, moeder op visite of ten minste ook niet thuis is, de kinderen geen ge heel van in elkaar opgaande deelen vormen, maar ieder zijn eigen hoekje, zijn eigen bezigheid heeft. Er is daar geen samentrekkende, maar integendeel een middelpuntvliedende kracht waar schijnlijk is er niet eens een eigenlijk gezegd middelpunt, dus geen eigenlijk gezegde samenleving. Maar dan is wezen lijke gezelligheid ook eene ondenkbare zaak. En, zooals wij opmersten, huise lijkheid moet gekweekt worden waar dat nimmer het geval is geweest, daar zijn reuzenkrachten noodig om ze als nog in te voeren maar in den regel ontbreekt het aan den wil. Viisstagsdte («rut ik wel aan papa vertellen, niet waar „Alléén wanneer dat volstrekt noo dig is." „Wel zeker, dan alleen. O, wat zal hij lachen 1 Nu, tot morgen dan, niet waar „Als ik het mag wagen vroeg Eelix en drukte tot afscheid een kus op baar hand. Zij knikte weer even vroolijk en vriendelijk als vroeger en verdween daarop in het ouderlijk huis. Zoodra de voormalige kruier Sehreu- der den jongen beeldhouwer verlaten had, maakte hij haast om tijdig op zijn kantoor te zijn. Hij moest dadelijk op weg naar de woning van den patroon om de brieven te brengen en te wachten tot daarop beslissing was genomen. „Schreuder, leg dat ding eens op mijn schrijftafel", sprak de patroon tot den oude, die wachtte, tot de brieven be handeld waren. „Ja, mijnheer." Hij nam het ding op, dat de patroon hem had aangewezen j het was een waaier, doch van schrik liet de oude hem bijna vallen. „Dat is waarachtig dezelfde", zeide Pgair^migmf^aav.-rrr>mT»t-.j -re Sn nu wil men dat de omgeving en i bijzondere omstandigheden, ook heel I veel tot ds gezelligheid kunnen af- of toedoen. Wij willen het niet tegenspre ken maar toch opmerken dat het ten slotte weer op de menschen neerkomt. Zeker, waar wanorde heerscht, geen regelmaat is, daar zal men zich niet geheel op zijn gemak gevoelen evenmin waar men zich wringen moet in een keurslijf van afgemetenheid en stijve vormenwaar de menschen zijn voor het hnig en de meubels en niet omge keerd. Maar, we merkten het reeds op, dat ligt toch veel aan de menschen men behoeft orde en netheid niet op 7.00 bekrompen wijze toe te passen, evenmin als men van zijn huis een paardenstal behoeft te maken. Nu staat het vast dat wij allen ons wel eens willen terugtrekken en ook veel moeten afzonderen. Zelfs dan zal de trek naar gezelligheid boven komen. Nergens studeert en werkt men beter en aangenamer, dan waar de zorgende hand van moeder of dochter bij den eersten aanblik te herkennen is, en waar men ook zich zelf aan „opruimen" ge wend heeft. Brengt de levensomstan digheid mede dat wij den omgang met menschen moeten derven, dan gevoelen wij oub nergens zoo goed thuis dan bij de oude trouwe vrienden op de boeken planken, de beeltenissen van hen die eens tot onzen kring behoorden, of het trouwe huisdier, dat ons met zijn ge heele gehechtheid voor onze zorgen beloont, En zoo zal het oudje, dat niet meer mee kan en in haar leunstoel zit, neigende naar 't wachtend einde, zieh ook het minst eenzaam gevoelen in gezelschappen van de stomme getuigen van het verleden. Met omzetting van een dichterlijk woord zouden wij tan slotte willen zeg gen laat ieder maar, vroom en blij, gezelligheid op de wereld kweeken. De trek naar gezelligheid spruit uit een gezonde levensopvatting voortmaar, gezondheid moet verzorgd en onderhou den worden en, die gezelligheid kweekt, maakt ook het leven en de levensop vattingen gezonder, degelijker. van Grovestins, den Spaanschen-gezaDt, den heer De Baguerhaar gelukwenschen doen overbrengen met het gelukkige feit, dat de koning en de koningin vau Spanje eergisteren aan een zoo groot gevaar ontkomen zijn en tegelijkertijd haar deelneming laten betuigen met de slachtoffers van dien snooden aanslag. De minister van binnenlandscho'zaken, jhr. Van Tets, bracht de belangstelling der regeering gisterenmiddag aan den gezant over op een bezoek ten zijnen huize. Be ood-liberalen. hij onwillekeurig met luide stem. De patroon, mijnheer Hansen, keerde zich in zijn leunstoel om en vroeg verwonderd „Dezelfde Wat bedoel je daarmee, Schreuder „Dezelfde van den beeldhouwer, mijnheer." „Welke beeldhouwer Ik begrijp je niet „Ik mag eigenlijk niet uit de school klappen", sprak Schreuder ernstig, „maar tegenover u, mijnheer dat verandert de zaak." En daarop vertelde de oude zijn ontmoeting van dien middag met den jongen beeldhouwer en hoe verheugd deze was, toen hij zoo onverwachts ver nam waar de waaier was. Ook zeide hij dat de beeldhouwer hem in zijne vreugde een rijk drinkgeld had gegeven, enz. „Daarom was de jongeheer toen zoo verwonderd, dat ik hem driehonderd gulden bracht, want hij had niet meer dan 80 k 90 gulden noodig." „Zoo weinig maar vroeg mijnheer Hansen in goeden luim. „Zeg eens, Schreuder, heb je wel meer zulke boodschappen voor den beeldhouwer BmaeuWscbe berichten De aanslag te Madrid. II. M. de Koningin heeft gisteren door den grootmeester, baron Sirtema Uit een gezegde van mr. Treub, die de oud-liberalen noemde geene ver steende figuren, immers afschuivende, zij 't dan langzaam en onwillig, naar links, uit dat gezegde neemt de „Maas bode" aanloop om de rechterzijde der liberalen als „versteende figuren" ten toon te stellen. Mr. Treub schreef nl. in de „Vrij zinnig- Democraat" „Ik zie in de oud-liberalen geen verzameling van versteende figuren. Ook voor de oud-liberale fractie geldt het „e pur si muove" (en toch beweegt zij zich,) maar zij doet het langzaam, tegen wil en dank en met een telkens wee moedig terugzien naar de theorie van den streng individualistischen recht staat, waarvan ook zij allengs verder wordt weggedrongen." De „Maasbode1' nu is 't hiermee vol komen oneens. Mr. Treub, zegt zij, is een man, wiens leven nu eenmaal rijk is aan vergissingen. Zijn temperament leidt er toe. „Denk maar eens aan zijn reusachtige vergissing, toen vooral door zijn drijven als wethouder van Amster dam de Beurs tot stand kwam, die op heden zooveel geesten in spanning, misschien mettertijd ook menschenlevens in gevaar brengt. Denkt ook aan zijn redevoeringen bij gelegenheid van de II. O.-wet, financieels en sociale wet ten en aan zijn kansberekeningen bij de verkiezingen. "Welnu, vervolgt de „Maasbode," deze woeste democraat, aan wien eigenlijk geen staatszaken in handen moesten worden gegeven, faalt vooral, wanneer hij zich bezighoudt met de manifest- liberalen. Hij vleit zich ten hunne op zichte niet een illusie. "VVaut zij bewegen zich niet. Al schetterend en rumoer makend moge mr. Treub zich wijs ma ken, dat zij voor zijn democratie uit den weg gaan en eenmaal, wie vreet hoe spoedig in zijn kamp zullen terecht komen, maar dit is eenvoudig oen groote fictie. Zij zijn wel terdege „een verzameling van versteende figuren." Principieel komt er gaen roering in hen. Niemand dia het onvervalschte liberalisme van 1848 aanhangt en daarbij een tamelijk hoogen welstand inneemt in de samenleving, zal zich ooit laten vinden in de gelederen van mr. Treub jfawt jMeilM a „Och, mijnheer, toen de jongeheer nog aan de academie studeerde, kwam bet meermalen voor, maar later niet meer. Ik was er ditmaal over verwonderd want de jongeheer is altijd spaarzaam en van fatsoenlijk gedrag geweest en tegenwoordig moet hij redelijk goed geld verdienen. Kort voor het geval met den waaier heb ik zelf een pakket van waarde voor hem naar de post gebracht, Het moest, geloof ik, naar zijn mama die hij boog in eere houdt." „Zoo zoo", mompelde mijnbeer Hansen. „Nu, daar heb je van mij ook wat voor je vertellen", zeide hij toen en drukte den verbaasden Schreuder een gouden tientje in de hand, waarmee hij kon vertrekken. Onmiddellijk ging mijnheer Hansen nu naar zijn vrouw, om haar het ge beurde te vertellen. „Dan zijn wij dan jonkman voldoening schuldig", sprak mevrouw, toen hij zijn verhaal geëindigd had. Daar werd haastig de deur geopend, „Papa 1 Mama ik breng nieuws mee de waaier is terechtriep Margaretha haar ouders toe. „Ei wat zeg je", sprak papa. „Van jBïïiik limiting. wieu weet je dat „Ik ik sprak daar juist bij da deur mijnheer Haardt." „Wat? Wat zeg je daar? Sedert wanneer houdt mijn dochter op straat gesprekken met vreemde heeren vroeg mama op verwijtenden toon. „Och, mama, wees niet boos. Van beide kanten was het zuiver toeval. Mijnheer Haardt zeide mij alleen dat bij den waaier teruggevonden had en hem morgen zou brengen." „Brengen herhaalde papa. „Neen, bij wilde hem laten brengen, maar ik verzocht hem zelf het verlorene te brengen", zeide zij beschaamd en voegde er bij„Ik dacht dat u thana niet langer boos zou zijn op mijnheer Haardt." „Zoo, dacht je dat?" vroeg papa spottend. „Maar als mijnheer Haardt nu zijn woord niet houdt Als hij den waaier niet brengt of laat brengen „O, neen, hij zal zijn woord houden, papa „Hij zal het niet 1" „O, papa, wat heeft hij u toch gedaan, dat u zoo slecht van ham denkt klaagde Margaretha, dia bj aa ia joh; jieiA

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1906 | | pagina 1