Maandag 5 Maart. Een beeld des tijds. FEUILLETON. Binnenlandsche berichten. No. 54. 44e Jaargang. is^erzekering IJ Si IV' JKrisies, IBIESST Bij deze Gonraot Behoort een Biivoeasel. Gemeentebestuur. Gemeenteraad Yan Ylissingen. ftboaneert V 09 dt MYEÜÖK8ST. twee VI&itfKkt Courant net Grill Zondagsblad, Klnwt Modeblad et Muzikale Bloemlezing. IravenDage, ADE 3. OORBEELDEN ke "Winstuitkec- :rden, zijn gratis gent 0 CIEEB. ,n te Ylissingen. BAAT. Zondags, Woens- avonds, te half -Middelburg t.t (Remise) v.rn. rkdagen) 5.50. L 7.55, 9,30. 11.— 5, 3.—, 2.45. 3.30, 7.50, 8.40, 9.30, i (n. Zeilmar,kt 6.20*, 8.40, 10.15, 0 2.05, 2.50, 3.35, K, 7.55, 8.45, 9.35, en slechts tot ds VLISSIMSCME Prijs pet drie maanden IM Wmu» jjse:» pos» jf 1.50. Aftonderlijke nummers 5 cent. Men abonnsart zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, 1.187- COURANT. ADYEKTENTIËNvan 14 regels ƒ0.40. Voor oik en regei meer 10 cent. Bij diiecte opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groote letters in cliclié's naar plaatsruimte. Verschflnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen. Teleplioonnummer 10. Abonneaients-Adrcrtentiën op zeer voordeelige voorwaarden. OPENBARE VERGADERING VAK DEK op Dinsdag 6 Maart, des nam. 2 ure. A. Mededeelingen. B. Over te leggen stukken. 0. Te behandelen punten 1. Verkoop van gemeentegrond. 2 Onderzoek geloofsbrief van den heer P. Merekens. 3. Voorstel van Burg. en Wh. tot ontbinding van een pachtcontract met J. Wink. 4. Idem tot goedkeuring van een staat van ontheffing wegens Hoofdeljjken Omslag, dienst 1905, DRANKWET. Burg. en Weth. van Vlissingen gelet op art. 37 der Drankwet doen te weten dat bij hen zjjn ingekomen I. een verzoek van M. R1EMENS, te Vlissingen, om verlof tot verkoop van alcoholhoudende dranken andere dan sterken drank in perceel O 344, gelegen aan de Kasteelstraat II. een verzoek van O. BORGMAN, te Vlissingen om idem in perceel K 64, gelegen aan de Rommelkade dat vanaf heden gedurende veertien dagen schriftelijke bezwaren tegen het eventueel verleenen der gevraagde ver loven kunnen worden ingebracht bij Burg. en Weth. voornoemd. Vlissingen, 3 Maart 1906. Burg. en Weth. voornoemd, VAN DOORN VAN KOUDEKERKE, De Secretaris, WITTEVEEN. Men heeft weer eens een loopje ge nomen met de autoriteiten. Een veroor deeld misdadiger, dien het vooruitzicht op een veeljarig verblijf in de gevan genis verdroot, wist zijn bewakers te verschalken. Volleerd komediant, wist bij met uitnemend succes den krank zinnige te spelen, om op deze wijze aan het minder strenge toezicht in een daarvoor hestemd gesticht te wordon onderworpen en van die gelegenheid m. 6.6.20, f.771 10.-, 10.20, 10.40, 12.30,1.-*, l-25*i 5, 4.25, 4.50, 6.10, L- vm. 6,10, 6.30, 9.50, 10.10, 10.30, Nm. 12.10, 12.45, LO, 8.40, 4.10, 4 ,3s 8.—, 8.30. Hen Zondags uit (Een Noord-Beiersche vertelling.) gebruik te maken om eene poging tot ontvluchting te wagen. Hij heeft door deze handeling aan de wereld een raadsel opgegeven en dat raadsel luidtWaar is Erans Rosier Is hij werkelijk ontsnapt Zoo ja, waar is hij dan Over de grenzen of midden onder ons Kunnen wij hem elk oogen- blik ergens zien opduiken tot het plegen van nieuwe aanslagen op de veiligheid van persoon of goed Men kan op die vraag in het geheel geen antwoord geven en de berichten die men verkrijgt over vermeende her kenningen en ontmoetingen zijn zoo allerzonderlingst, zoo tegenstrijdig, zoo onwaarschijnlijk, dat men ze voor het meerendeel wel Daar het rijk der ver beelding kan verwijzen. Een misdadiger die zijn bewakers fopte en werkelijk uit het krankzinnigengesticht ontsnapte, begeeft zich niet linea recta naar de plaats waar zijn naam spreekwoordelijk is en elke minuut gevaar voor herken ning bestaat. Toch zoekt men daar in de eerste plaats, zonder zich zelfs vooraf te overtuigen of de man zijn poging niet met den dood in het water be- koopen moest 1 liet publiek is tengevolge van al die zonderlinge berichten zenuwachtig ge worden. Ieder meent iets te hebben gezien of opgemerkt, wat met het ge beurde in verband kan staan. Men ver- laDgt van justitie en politie, die er immers voor worden aangesteld en be taald, dat zij den ontvluchte onmiddel lijk weer vatten, en als dat niet dadelijk gelukt hapert het zonder twijfel aan het gevolgde beleid enhet ver trouwen in de openbare macht wordt opgezegd 1 Het is een zeer oude klacht, maar zij moest wel dagelijks worden herhaald, dat de openbare macht bij de uitoefe ning van hare taak van de zijde van het publiek niet dien steun ondervindt, waarop zij aanspraak heeft en die zij ook behoeft om die taak naar eisch te volbrengen. Wij bedoelen hier geen feitelijken steuD. Op wezenlijke kwaadwilligheid hebben wij niet het oog. Wij zien b.v niet op hen die bescherming of steun verleenen aan de vijanden der openbare orde en dezen onttrekken aan de na sporingen der politie, alzoo eene arres tatie bemoeilijken. Wanneer Erans Ro sier leeft en zich onder ons bevindt. 22.) „Ik, om het u ronduit te zeggen, ik ben gaarne in de zaak, ik ben reeds in het klooster, waar ik opgevoed ben, aan eene zittende levenswijze gewoon geraakt en zou gaarne daarin blijven. Ik geloof dat ik geen verstand en geschiktheid heb em boerin te worden." Lenz was zoo beschaamd, dat hij te vergeefs naar een antwoord zochthij bad zich reeds voorbereid een flinke veeg te geven, maar kreeg er nu zelf een, en wel zoo onomwonden mogelijk. Philomena scheen een oogenblik op een antwoord te wachten, toen dit echter "iet kwam, ging zij voort, maar veel beklemder dan in het begin Eu dus Boet ik nu zeggeD, neef, dat ge niet boos op mij zijn moet, als ik zeg, dat ik niet van je houd en datje me helpen moet om van je los te komen." „Nu, dat zal zoo moeilijk niet gaan riep Lenz half geërgerd uit. „Ge hebt niets te doen dan vader te zeggen dat je geen boerin op den Kogelhof wilt worden." „Dat kan ik niet", antwoordde zij als verschrikt. „Dat durf ik niet, want vader zou heel boos zijn. Nu heb ik er zoo over gedacht dat het 't allerbeste zou zijn als gij op je neemt om vader te zeggen dat je niet van me houdt. Maxi heeft ook gedacht „Maxi? Wie is dat?" vraagde Lenz. die reeds lont rook en de verandering in de gelaatstrekken van het meisje waarnam, dat bloedrood van schaamte werd over hare overijling. „Maxi", antwoordde zij bijna onhoor baar, „is onze tegenwoordige bediende. Lenz kon zich nu onmogelijk langer bedwingen. De toestand, waarin hij verkeerde, was zoo eigenaardig en vreemd, dat bjj onwillekeurig in een lachen uitbarstte, dat echter allesbehalve vroolijk, maar bijna verbitterd klonk Welke verootmoedigingen had deze dag hem gebracht 1 Eene boerenmeid, die I zoover beneden hem stond, bad hem trotseh behandeld, geen oogenblik ge dan is het meer dan waarschijnlijk dat hij een schuilplaats gevonden heeft bij een zijner talrijke vrienden of vrien- dinnen. Dat is heel erg^ maar het zou 1 niet zoo erg wezen, wSnneer deze niet op hun beurt werden gesteund door het publiek, dat in zenuwachtige gejiagd- heid voortbabbelt en wijzer wil wezen dan het openbaar gezag. Wanneer Rosier bij een van deze vriendinnen of vrienden, die met zekere hooghartige minachting op het v i n d- loon neerzien, en heel wat hoogere belangen hebben, werkelijk een aange naam verblijf gevonden heeft, dan moet hij zich nu wel een vermakelijke studie maken van den onvoldoenden toestand waarin onze gebrekkige wetgeving de openbare macht Iaat voortsukkelen. Hij zal dan opnieuw de ervaring opdoen, dat zij niet eens de noodige macht be zit óm de babbeltongen van het publiek te bedwingen, niet eens verhinderen kan, dat men hare gangen bespiedt en nagaat en dat alles wat men de goed- geloovigen gelieft op te disschen of wat inderdaad heeft plaats gehad, onmiddel lijk door de pers tot in de kleinste bijzonderheden wereldkundig wordt ge maakt. Hoeveel goeds de openbaarheid van onzen tijd ook hebben moge, op hoe hoogen prijs wjj de vrijheid van druk pers ook stellen, er is eigenljjk niets dat geene grenzen behoorde te hebben, omdat er niets is, waarvan geen mis bruik kan worden gemaakt, al wordt daarmede ook geen misbruik bedoeld. De dagbladpers is wel verplicht, aan de nieuwsgierigheid of den wansmaak van bet publiek, dat letterlijk alles weten wil, te voldoen in dien zin dat, wanneer één dagblad het wagen durfde, het publiek van zijn geliefkoosde lec tuur te berooven en die achter te hou den, het zijne abonné's enz. al heel spoedig naar den buurman zou zien verhuizen. Slechts van een in alle op zichten eendrachtig handelende dagblad pers zou verbetering te verwachten zijn en die is wellicht ondenkbaar. Maar dan ligt de conclusie ook voor de hand. Waar het openbaar belang het eischt en dus het bijzondere slechts in de tweede plaats in aanmerking kan komen, moest de openbare macht de bevoegdheid be zitten om alle mededeelingen betref fende zekere zaak te beletten, in dien zin, dat zij rustig en ongestoord, door niemand gemoeid, haar werk kon vol brengen. Zooals de zaken thans staan is er geen macht ter wereld in staat den grootsten babbelaar het zwijgen op te leggen en die babbelaars zijn toch, zonder dat zij het willen of weten, handlangers van de kwaaddoeners, dio zich schuil houden en in hun schuil hoek heel kalm van de kostbare lectuur profiteeren. Wanneer de veroordeelde en ontsnapte Rosier, wiens hersens niet zoo slecht zijn als hij zijn goedgaloovige bewakers wijs maakte, de gastvrijheid van een zijner vrienden of vriendinnen geniet, dan zal bij daar ongetwijfeld ook wel de courant bjj het ontbijt vinden, en dan kan hij dagelijks zjjn studie maken van de vorderingen der autoriteiten. Men deelt hem mede wat vermoed wordt, waar en in welke richting men naar hem zoekt, van welke middelen men zich bedient, wie meenen hem ontmoet te hebbeD. In één woord, de man komt zoo volkomen op de hoogte, dat hij in staat gesteld wordt het spel letje veel langer vol te houden, dan het geval zou geweest zijn, wanneer de openbaarheid, die heilige openbaarheid, die koningin waaraan men niet raken mag, den arm der justitie niet had verlamd en hem de meest welwillende bescherming bad verleend En, let er nu wel op deze man heeft van de wereld niets meer te hopen. Deze man kan niet meer terug op den rechten weg. In ieder geval heeft hij nog vele jaren buiten de maatschappij door te brengen achter de muren van den kerkerhij behoeft dus niets te ontzien. En wat zal er nu gezegd wor den, wanneer deze man zijn schuilplaats eens verlaat en, werkelijk niets ont ziende, opnieuw een misdaad pleegt, zich aan roof schuldig maakt, ja wel licht onschuldig bloed doet vloeien Een ernstige, zeer ernstige vraag, lezersdie wij allen, en de wetgever in de eerste plaats, wel eens mochten in overweging nemen. De leden van de Tweede Kamer zijn ter behandeling van de aan de orde gestelde wetsontwerpen, in openbare vergadering bijeengeroepen, op Woens dag den 7 dezer, des voormiddags te elf uur. Spoorwegpersoneel. Het debat in de Tweede Kamer over de positie van het spoorwegpersoneel draagt niet de goedkeuring van de „Stand." weg. Het anti-revolutionair orgaan acht het hoogst onbillijk om het ministerie-Kuyper te verwijten dat het voor het spoorwegpersoneel niet heeft gedaan wat het had toegezegd. Het schrijft De regeering nam bij de indiening der zoogenaamde „dwangwetten" dit standpunt in van het oogenblik af aan, dat de Staat tot het spoorwegpersoneel zegt„Gij moogt niet meer staken, want gij zijt ambtenaren", rust op den Staat ook de verplichting, te zorgen voor de belangen van deze ambtenaren, dus van het spoorwegpersoneel. Dat was de toezegging van het ministerie Kuyper, en aan die toezeg ging heeft dat Kabinet zich stipt ge houden. Daardoor, zoo betoogt de „Stand." werden de belangen van dat perponeel gemaakt tot belangen van publiek recht, die besproken konden worden in 'a lands raadzaal. Voor 1903 was dif onmogelijk. Wel erkent het blad dat de genomen maatregel van bestuur (Kon. besluit van 13 Juli 1905) veel te wenschen laat, doeh daarmee is in het minst niet ver zwakt de heteekenis van hetgeen in 1903 door het ministerie-Kuyper voor de beambten bij de spoorwegmaatschap pijen is gedaan. Het is toch allerminst gemakkelijk, op een terrein, waar tot heden de regeering onbekend was, een regeling te treffen, die dadelijk voldoet aan alle partijen en aan de werklieden, en tegelijk niet al te zware offers van de spoorwegmaatschappijen vraagt. Prof. Drucker heeft dat ook ondervonden met zijn arbeidscontract, dat van schier alle zijden scherpe critiek heeft uitgelokt. Hoofdzaak is hier, dat eene regeling van arbeidsvoorwaarden, gelijk het Konink lijk besluit poogde te geven, voortaan is geworden een onderwerp van beoor deeling voor de Staten-Generaal, door wier invloed vanzelf verbeteringen kun nen worden aangebracht. Bovendien, minister Kraus wees er op, het Kon. besluit van 13 Juli 1905 bedoelde slechts een proef te geven, en dan nog slechts voor twee jaren. Dit alles te zamen nemende, kunnen we dan ook zeggen, dat het debat in de Tweede Kamer ons versterkt heeft in de meening, dat het ministerie Kuyper wèl de vrijheid van het spoorwegperso neel aan zekere banden heeft gelegd, in overeenstemming met de eischen door het publiek belang voorgeschreven, maar dat het tegelijk een solieden grond slag heeft gelegd, waarop het mogelijk zal blijken om misstanden weg te nemen en de verhoudingen te verbeteren. Geen blaam, maar lof verdient het aarzeld voor hem uit den weg te gaan en hem daardoor zonder omwegen ge toond, hoe weinig hij haar schelen kon, en nu moest hij als waardig besluit van den dag ondervinden dat eene bultige meid, die het hem zelfs in zijne droomen niet ingevallen was te nemen, hem versmaadde. „Nu, als het anders niets is", riep hl uit, „kan ik u en je Maxi al helpen Ik zal je vader wel aan zijn verstand brengen, dat ik je niet wil hebben. Als je in plaats van een rijken boerenzoon liever een pennelikker hebt geluk er mee, je kunt hem krijgen." Philomena had geen gelegenheid meer hem te beantwoorden, want de kramer kwam, opgetooid als altijd en met een voorraad grappen en snoeverijen, de kamer binnen. „Zoo mag ik het zienriep hij lachend uit. „Zoo met jo beiden moe derziel alleen in de schemering 1 Zoo is het goed in den donker zijn alle katjes grauw. „Neef kan wel gelijk hebben", zeide Lenz, terwijl hij naar den klink van de deur greep, „en als neef weet wat wij beiden in het donker verhandeld hebben, zal hem dat wel plezier doen. Nu moet ik echter eens gaan zien, waar het eten zoo lang blijft." Daarop ging Lenz uit de kamer en liet beide gasten aan hunne eigene beschouwingen over, die wel van ver schillenden aard moesten geweest zijn, want terwijl het meisje, overtuigd dat zij haar zin gekregen had, vergenoegd voor zich heen lachte, had de dikke kramer een gevoel alsof het met de zaak niet pluis was. „Het bevalt mjj niet", bromde hij, terwijl eene dienstmeid met gebraden kippen binnenkwam en die op tafel zette. „Als het morgen op denzelfden toon gaat, zal ik eens op mijn poot spelen. Vandaag wil ik mij echter niet meer ergeren en mijn eetlust niet bederven voor de kippen, die er prachtig uitzien." Hij ging dadelijk bij de tafel zitten om zijn plan te volvoeren en de kippen zoo netjes voor te snijden, als ware hij zijn gansche leven voorsnijder aan een vorstelijke tafel geweest. Het duurde niet lang of de maaltijd was afgeloopen en spoedig lag alles in rust. In het gansche huis was het stil, maar men hoorde nog duidelijk den regen van het dak druipen en een on heilspellende onweeralucht spreidde haren ondoordringbaren sluier over de eenzame streek uit. Toen echter de haan op het erf kraaide en het in het oosten licht begon te worden, waB de lucht weder helder de vollemaan had, zooals het volk geloofde, haar plicht gedaan en het slechte weder opgetrokken. Niets was van den geweldigen storm overgebleven, en da gevaren, waarmede hij gedreigd had, waren in zegeningen veranderd, die in den vorm van millioenen paarlen en diamanten op bladeren en halmen glin sterden. In de heldere onbewogen blauwe lucht rees de Kogel boven zijn bescher meling den Kogelhof, en ook de Wach- terkopf had het onnoodig gevonden zijn stormhoed nog langer op het hoofd te houden. Het was nog tamelijk vroeg, toen de oude boer door een gerucht uit den slaap gewekt werd, in welken hij eerst tegen den morgen, na een half slapeloos, half onrustig doorgebraohten nacht, ver zonken was. Een blik uit bet venster toonde hem dat een der knechts de deur der schuur geopend en daaruit het wagentje van den kramer trok om het voor de afreis klaar te maken. Wordt verwijd,)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1906 | | pagina 1