ÏAO KINDERSTERFTE. ftkMKtft K l]l Hf Be twee Verschoppelingen. met Grill. Zondagsblad, Hirawe JMéIsI n |fc?i|ii« {litileziig. Maandag 19 Februari, Ho» 42. 44e Jaargang. !§06„ so, Bi Mö iÉoorteeGpfiSfil. Gemeentebestuur. FEUILLETON. Vlissisgsckt Courant Binnenlandsche kriel* MD18-1SÏ |zit tot haar recht I i vleesch- en tampte pot, erd te zijn, men olkomen is. ■egen. INC! ns 0.18. er's Cacao, Ho 0.45. -Middelburg v.? (Remise) v.m. rkdagen) 5.50. i. 7.55, 9,30. 11.— 5, 2.-, 2.45. 3.30, 7.50, 8.40, 9.30, (n. Zeil mar,kt 6.20*, 8.40, 10.1-5, 0, 2.05, 2.50, 3.35, 7.55, 8.45, 9.35, en slechts tot de IIYEÜDIEHSÏ. 6.-, 6.20, 7.-, 10.—, 10.20, 10.40, 12.30,1.—*, 1.25*, 5, 4.25, 4.50, 6.10, s: ym. 6,10, 6.30, 9.50, 10.10, 10.30, Hm. 12.10, 12.45, 10, 3.40, 4.10, 4 35 8.—, 8.30. dien Zondags uit H-SCfiSLÖS L906. nm. 3,23 e) g) nm. 3,50 g) 5f) c) na het vertrek van :e n. .Neuzen vm. 8,30 -sele en Neuzen ten linuten wachten. en Neuzen ten linuten wachten gemaakt. 1.55 van Neuzen VLISSIIÏGSCHE COURANT. Prijs pei dria maanden 1M Wxtaoo poe» 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187- ADVERTENTIËNvan 1—4 regels ƒ0.40, Voor alken regel meer 10 oent. Bij directe opgaaf van drïSmaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts twee maal berekend. Groote letters en cliché's naar plaatsruimte. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen. Telepïiaou liummer 10. Abonnements-Advertentiën op) zeer voordeelige voorwaarden. SCHOOLWEZEN. De Plaatselijke Commissie van Toe zicht op het Lager Onderwijs maakt bekend, datde openbare lessen aan onderstaande openbare scholen zullen worden gehouden op Donderdag 22 Februari, 24 uurj 12e klasse, school F, hoofd de heer v- d, Slikke op Vrijdag 23 Februari, 24 uur, 12e klasse, school B, hoofd de heer Op den Zieke op Maandag 26 Februari, 24 uur, 12e klasse, school A, hoofd de heer Landsman. Ouders, voogden of verzorgers van leerlingen en belangstellenden worden uitgenoodigd deze lessen bij te wonen. De Commissie voornoemd, JOS. VAN RAALTE, Voorzitter. A. VAN DE SANDE, Secretaris. II (Slot). Indien bevordering der natuurlijke voeding het beste middel is om de kindersterfte tegen te gaan, dan ligt- naar onze meening de gevolgtrekking voor de hand men moet zooveel moge lijk het getal vergrooten der moeders, die iD staat zijn om op behoorlijke en voldoende wijze de natuurlijke voeding te schenken. Men zal, vreezen wij, zich aan een groote dwaling schuldig maken, indien men de natuurlijke voeding door kunstmiddelen wil bevorderen, b.v. door het uitloven van premies. Het is waar dat dit stelsel in sommige Duitsche gemeenten in toepassing wordt gebracht maar zou het wel zoo wenschelijk wezen, eeae moeder om het geld te brengen tot iets wat zij, om welke reden dan ook, niet met volle sympathie doet En nu zegge men niet dat er tegen de zoogenaamde natuurlijke voeding (wij zeggen zoogenaam d,omdat voeding langs anderen weg toch zeker niet be paald met de natuur in strijd behoeft te wezen) in het geheel geene redelijke bezwaren zijn in te brengen. Het tegen deel is waar. Hierover later. (Een Noord-Beiersche vertelling.) 10.) „Ik ben zeer gaarne bij u, waarde Kogelboer", zeide hij, „en ik zal den dag van heden in den almanak met een roode streep aanteekenen. Gij zijt een flinke man", ging hij voort met eenigs- zins luider stem, en zich tot de benéden staande volksmenigte richtende, zeide bij „dat is de man, die heden uw koning' uit een groot gevaar gered heeft. Ik dank hem in naam van u allen hij bebbe slechte te zeggen welke gunst ik hem verleenen zal." „Leve onze koning en de Kogelboer tt bijriep het volk opgewonden, maar de Kogelboer schudde glimlachend met het kale hoofd. „Een gunstbewijs!" riep hij uit. „Ik weet er geen, dat ik behoef. Het is mij feeds eene groote gunst, dat de koning Op het congres te Parijs is gebleken dat vooral in Frankrijk inlichtingen bureaus worden gevonden, waar moe ders voorlichting bij het volbrengen harer taak kunnen bekomen. Men stelt zich daar ook ten doel het verstrekken van goede zuigelingenmelk. Te 's Gra- venhage bestaan twee dergelijke inrich tingen, de eenige in Nederlandin verschillende buitenlandsche staten wor den zij menigvuldig aangetroffen. In Berlijn bestaat eene vereeniging, die met 170 veehouders in den omtrek der stad een eontraet heeft gesloten, volgens hetwelk zij bij het melken en de be handeling der melk de voorschriften opvolgen, die hun vanwege de vereeni ging worden gegeven, en genoegen ne men met de voortdurende contröle op de naleving dier voorschriften, door eene commissie van veeartsen. Yerder worden door strooibiljetten, brochures en mondelinge inlichtingen, aan de moeders eenvoudige aanwijzin gen omtrent de verzorging der zuige lingen en de behandeling der melk ge geven. Zooals we opmerkten, moet het zwaar tepunt der quaestie noodzakelijk ge zocht worden in de vraag, hoe men een grooter aantal moeders voor de natuur lijke voeding geschikt zal maken. Het behoeft geen betoog dat dit vraagstuk geheel samenhangt met de natuurlijke gesteldheid van het lichaam en met de gevolgde gewoonten en levenswijze ten deele ook met den socialen toestand. Hoe kan men b.v. verwachten dat eene moeder die zich aan geheel verkeerde gewoonten overgeeft, of eene die harden arbeid voor een schraal loon verrichten moet, wellicht in ongezonde verblijven, geschikt zal wezen voor hare natuur lijke taak Verhooging der algemeene stoffelijke welvaart en, waar die reeds verkregen is, betere kennis en toepas sing van de regelen der gezondheids leer, moeten in ieder geval aan de zaak ten goede komen. Waar dit nog niet het geval is, kan natuurlijk veel wor den gedaan tot bescherming der kraam vrouwen en tot verpleging der zuige lingen zei ven. Wettelijke rusttijden voor arbeidsters zijn zeer gewenscht. In Duitschland bestaan daarvoor asyls; te Leipzig zelfs een gemeentelijk asyl, waarin de rusttijd kan worden doorgebracht. In Duitschland bestaan ook aByls, waarin men steeds zuigelin gen brengen kan, wanneer de noodza kelijkheid der opneming blijkt, en waarin de kinderen blijven tot eene andere geschikte verplegingsplaats voor hen gevonden is. In Hongarije trekt zich de staat rechtstreeks het lot der zuige lingen aan. In Nederland is op dit ge bied nog zeer weinig tot stand gebracht en hoopt men dat, bij de eerlang te ontwerpen ziektewet, dit belangrijk punt niet zal worden voorbijgezien. Het is meënen wij, eene uitgemaakte zaak, dat.de moeders, die daartoe zeer goefi in staat worden geacht en toch hare kinderen niet zelve voeden, in hoofdzalk ''onder de meer ontwikkelde standen gorden aangetroffen. Wanneer men nu' niet terstond aan onwil of traagheid wil den^m, dan ligt het dus eenigszins voor de hand, dat tegen de natuurlijke voeding toch wel eenige redelijke bezwaren kunnen Worden in gebracht. Het voornaamste bezwaar is ongetwijfeld gelegen in de waarschijn lijkheid, dat zuigelingen voortdurend den invloed ondervinden van de tijde lijke gemoedsgesteldheid en van den tijdelijken lichamelijken toestand der moeder. In onzen tijd van gejaagd leven waarin het vaak aan alles behalve aan opwinding ontbreekt, waarin op ver schillend gebied hooge eischen worden gesteld, die niet bepaald gunstig voor de natuurlijke ontwikkeling van het kind kunnen zjjn, stelle men dit be zwaar niet al te laag. Een zeer kalme moeder, die eene eenvoudige levens wijze volgt, die geen gevaar loopt van aan groote emoties bloot te staan, die ook veel gevoelt voor de moedertaak- en niet met de gedachten leeft in an dere sfeeren, ja, die zal zonder twijfel voor de vervulling dier taak als aange wezen zijn. In andere gevallen ech ter is dit lang zoo zeker niet, en wij kunnen ons, juist met het oog op de zich nooit verloochenende moederliefde, zeer goed voorstellen dat eene moeder, die zich zelve zeer goed kent, niet wenscht dat haar kind zekere neigingen en karaktertrekken, die haar eigen zijn, overneemt. Hierbij komt nog dit. Wij spreken hier over moeders uit de meer ontwik kelde standen, waarvan velen ook met ontbloot zijn van de noodige middelen. Welnu, juist deze moeders zijn in staat, en zullen al het mogelijke doen, om de kunstmatige voeding, die zij preferee- mijn gast heeft willen zijn." „Toch blijft het bij hetgeen ik gezegd heb", antwoordde de koning, „en als gij voor het oogenblik niets verlangt, denk dan eens na over een verzoekwat bet ook zij, het zal u toegestaan worden." „Welnu, ik zal er later nog wel eens over denken", antwoordde de boer„en als ik dan iets weet, dat de moeite waard is, zal ik het zeggen." De vorst knikte bevestigend en deed onderzoek naar de familiebetrekkingen van zijn gastheer, die met onmiskenbare verlegenheid en niet zonder eenige aarzeling verklaarde, dat hij met zijn eenigen zoon geheel alleen op den Kogelhof huisde, dat de moeder van dezen reeds gestorven was, toen de knaap nog nauwelijks één jaar oud was, - dat hij geen trek had gehad om te hertrouwen, en met eene zuster, die eenige jaren geleden ook naar haar huis was teruggekeerd, zoo gehuisd had als op de hoven in het gebergte algemeen het gebruik nog is. Ondertusschen waren de koninklijke jachtrijtuigen op den straatweg gekomen; eenige flestehen werden er uitgenomen en de wijn werd op tafel gezet, om welke het gevolg van den' koning zich ren, zoo volmaakt mogelijk te doen zijD. Zij zullen daarbij gebruik maken van de vorderingen dér wetenschap en de lessen der ervaring, en dan zouden wij ons geen afdoende reden kunnen voorstellen om aan te nomen, dat door die wijze van handelen de kindersterfte zou worden bevorderd. Onze slotsom is dus, dat de weten schap er op uit behoort te zijn, om steeds meer gezonde en krachtige men- schen te maken, die dan in den regel ook kalm en verstandig zullen zijn met andere woorden dat zij (zie ons eerste opstel) vooral moet letten op.de belangen van de acht; maar dat er dan ook geene ernstige bezwaren kun nen bestaan om aan de moeders zelve over te laten,- of zij zich tot het ver vullen der natuurlijke taak geroepen achten en zoo neen, op welke wijze zij het best de natuurlijke voeding door een zoogenaamd kunstmatige weDschen te vervangen. Zij, die dit niet met ons eens zijn,! kunnen zich, waar onze gedachtengang hen niet aanstaat, troosten met het onweersprekelijke feit, dat, zoodra de natuurlijke voeding bij het kind is af- geloopen, de kunstmatige toch een aan vang neemt en dat, in de hier be doelde beteekenis van het woord, alle menschen zich.... kunstmatig voeden. begon te scharen. De koning liet zich een goed gevuld glas geven een tweede reikte hij den Kogelboer toe, dien hij verzocht met hem te klinken. „Drink!" zeide hij. „Dit is de edelste wijn, die er bestaat, hij zal ons goed doen. Wij hebben na zooveel vermoeie nissen wel een hartelijke en versterkende teug noodig." „Zijne majesteit leve!" antwoordde de boer, dronk zijn glas ledig, maar zette het echter, alsof hem eene duizeling beving, dadelijk weder op de tafel, terwijl zijne knieën zoo beefden, dat hij zich aan de tafel moest vasthouden en zijn gezicht eerst doodelijk bleek werd en onmiddellijk daarop met een hooger rood dan gewoonlijk overtogen werd. „Het is niets", zeide hij, zich spoedig herstellende, toen de koning hem verwonderd aankeek, „Het is reeds over. Ik voel toch iets in mijne beenen van den moeilijken weg, dien wij afgelegd hebben ik ben ook geen dertig meer." „Ge hebt evenzeer rust noodig als ik", zeide de koning. „Zorg dat ik een rustig hoekje vind na den maaltijd." Dat was spoedig gevonden. Nadat eenig koud gebraden vleesch was opge- De bsgraotingsstrijd. „Naar aanleiding van den begrootings- strijd", schrijft mr. W. van der Vlugt een artikel, waarin hij het eenparig ver zet tegen dr. Kuyper verklaart uit diens „hardnekkig streven om alle van buiten geopperde bedenkingen, al hadden zjj, naar de besliste verklaring van wie haar te berde brachten, met de antithese niets te maken, steeds terug te brengen tot haar, tot het „verwerpen" der „Open baring", tot ongodisterij. „Schrijver keurt zooals zich denken laat de oplossing der crisis, een kabinet-Borge- sius zonder Borgesius, niet goed, en wel „omdat zij lijdt aan een halfslachtigheid, een paradoxie, die in den vader van dit samenstel om zoo te zeggen is be lichaamd." Die paradoxie bestaat daarin, dat mr. Borgesius streng afkeurt aan de rechterzijde wat hij aan de linker zijde niet zien wil„de kerkelijken, als zoodanig, achtte hij een tweeslachtig allegaartje. Maar de niet-kerkelijken als zoodanig met kunst en vliegwerk aaneen te krammen en te lijmen, dat werd hij nimmer moe. De concentratie-rechts dacht hem een onlevensvatbaar mengsel. Maar concentratie-links bleef zijn ideaal. En hij bemerkte niet, hoe hij, dat ideaal met alle middelen nastrevend, zijn groo- ten tegenstander onbedoeld de kroon op het hoofd drukte, immers arbeidde aan de bestendiging der antithese-politiek, maar nu van den linkerkant". Kuyper—Krans. Het wordt gewoonte, bij de lijke propagandisten, de reizen van de 'ministers KrauB en Kuyper tegen elkaar uit te spelen. Elke vergelijking gaat spreekwoorde lijk mank, maar deze gaat niet alleen mank, maar zij gaat heelemaal niet op. Met een enkel woord zij hier het verschil geschetst. Tegen het verlof van den heer Kraus zijn allerlei bezwaren geopperd, (wij zullen die nu maar als bekend Veronder stellen), maar niemand heeft in de reis van dezen minister iets staatsgevaarlijks "Wanneer men zich nu herinnert, dat de groote bezwaren tegen het reizen van dr. Kuyper niet waren (zooals de heer De Wilde nog dezer dagen te ■Zutphen en ds. Talma te Scheveningen beweerde,) dat hij zich ging op de hoogte stellen van aangelegenheden, zijn departement betreffende, maar juist, dat hij ons land bracht in een toestand met twee a drie leiders onzer buitenlandsche betrekkingen, en dat de heer Drucker *op zgn vraag, in de Tweede Kamer (pag. 411 der Handelingen 19051906), of er bij de groepen der rechterzijde nooit eenige bezorgdheid is gewekt om trent het beleid van onze buitenlandsche zaken in de jaren 1901 1905, nog steeds geen antwoord heeft bekomen, dan willen wij toch in gemoede vragen aan al onze welmeenende politieke tegenstanders, of een dergelijke verge lijking wel te goeder trouw kan worden („Vad.«) diseht en Lenz eene kolossale schotel goudgele, heel bros en malsch gebakken koeken op tafel gezet had, zonderde de koning zich af om uit te rusten. Mis schien zou de Kogelboer dat voorbeeld gevolgd hebben, indien de kramer met Philomena, die reeds lang op een gunstig oogenblik gewacht hadden, hem niet in den weg getreden waren. Het gezicht van den boer toekende juist geene groote ingenomenheid met de komst dezer bezoekers. Hij noodigde hen wel is waar uit aan de nu ledig geworden tafel plaats te nemen, maar de vraag, hoe hem de bijzondere eer te beurt viel ne9f en nicht op den Kogelhof te zien, klonk alles behalve vriendelijk. „Ik weet wel, dat men op zijn ouden dag vergeetachtig wordt, maar als ik mij goed bedenk, komt het mij voor, alsof wij juist zulke dikke vrienden niet waren", voegde hij er bij. „O jariep de kramer uit, „maar het is al zoo eerwig lang geleden, dat men zulke dingen wel vergeten moet." „Ei, ei?" antwoordde da boer. „Dan is mijnheer mijn neef nog vergeetach- tiger dan ik. Ik heb de gedachtenis, die neef mij toen gegeven heeft, nog in mijn bezit, en kan het niet helpen, dat Oorlogszaken, De „N, Arnh. Cour.8 vraagt wat had en heeft de natie het recht te eischen, in ruil voor de millioenen jaarlijks voor het defensiewezen geof ferd 1. dat ons stelsel van militaire verdediging veroorlooft iedereu onver- wachten inval, elke onverhoedache landing althans zoolang te kunnen kee- ren, tot de mobilisatie onzer troepen is voltooid 2. dat het leger voldoende georganiseerd, gewapend en geoefend zij, om een niet overmachtigen aanval ler te verhinderen zich meester te ma ken van belangrijke punten, welker behoud voor onze verdediging noodza kelijk is 3. dat vioot en kustverdedi- zij mij nog pijn doet. Met advent zal het twaalf jaar geleden zijn dat ik neef voor het laatst gezien heb." „Dat weet ik, dat weet ik", zeide de kramer, wien deze herinnering niet erg scheen te bevallen. „Ja, volle twaalf jaar is het geleden. Het is opmerkelijk hoe de tijd verloopt 1 Het is slecht van mij dat ik mjj in zoo lang niet heb laten zien." „Dat was toch nog het slechtste niet ging de boer onverbiddelijk voort. „Gij weet het immers nog Het was op denzelfden tijd, toen mijne zuster wegens ziekte naar de stad ging wonen om dichter bij den dokter te zijn en hoe zij spoedig daarop gestorven is en neef haar bepraat heeft om dat fraaie testa ment te maken." „Ik haar bepraat zeide de kramer driftig. „Hoe kunt ge, neef, zoo iets zeggen Het was haar vrije wii. Ik was toenmaals nog eerste klerk bij het lands- gerecht en heb haar bij het maken van haar testament geholpen, omdat zij er geen weg mede wist." (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1906 | | pagina 1