lERS
ÜSSCHE
(OPEN
Donderdag
IS Februari,
De twee Verschoppelingen.
No. 39.
44© Jaargang.
1906.
fie;
1.50.
Van W8@fc tot waak.
etters i
•RIEKEN,
pmelkzeep
Gemeentebestuur.
FEUILLETON.
Binnenlandsclie berichten
adiger en verkwik
te en gemakkelijkste I
LLON-
,ULES
Kruisster
ubea, geeft in warm
en
apsule voor 2 groote I
aote koppen 9 Cts,
dien er
heid,
ïWBa
Jeten, Yetwormp-
rijgt men bij een
Co Eadebeul
„Stokpaardjes,®
Verkrijgbaar bij
ieuwendijk en P.
[at.
JACHTHOND.
ureau dezer Court,
b. b. b. b. vraagt
|R of Aleoof en
of zonder bedio-
D M, boekhandel
VIISSIMSCHE €0(JRAMT.
Prijs pet drie maande» 1.30» Stem® ps.f pm 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever
F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187-
ADYERTBNTÏËNs van 14 regels ƒ0.4:0, Voor eiken regel
meer 10 oent, - Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie wordt de prijs slechts twee maal berekend. Groot3 letters
■sn cliché's naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen.
Telepli Donnummer 10.
Abonneïnents-Advertentiün op zeer voordeelige voorwaarden.
IH-3CB2L0E
906.
nm. 3,23 e) g)
im. 3,50 g)
[f)
I
ia het vertrek van
LANDWEER.
Na-inspectie.
Burg. en Weth. van Ylissingen
gelet op de missive van den Com
missaris der Koningin in deze provincie,
dd. 9 Februari 1906, No. 535, 3e Afd.
H. 8.;
gezien art. 34 der Landweerwet
roepen bij deze op, den in deze ge
meente wonenden verlofganger der
Landweer
STROÓ, Jacobzoon. Willem, van de
lichting 1903, behoorende tot het 38ste
landweerbataljon.
Om op Woensdag den 28 Februari
1906, des voormiddags ten 10 ure, ten
huize van den Districts-Commandant te
Middelburg, (Dwarskade G 136a,) te
verschijnen, gekleed in uniform, voor
zien van alle kleeding- en uitrusting
stukken, zijn zakboekje en verlofpas,
teneinde door den Districts-Commandant
te worden onderzocht
en brengen ter zijner kennis dat hij,
bij niet verschijning voor den Districts-
Commandant, of zoo hij, daarbij ver-
sohenen zijnde, zonder geldige redenen,
niet voorzien is van de bovenvermelde
kleeding- en uitrustingstukken, zijn zak
boekje en verlofpas, zoomede wanneer
zijne kleeding- of uitrustingstukken, bij
het onderzoek, niet in voldoenden staat
worden bevonden, overeenkomstig art.
34 der Landweerwet in werkelijken
dienst zal worden geroepen en daarin,
gedurende ten hoogste drie maanden
worden gehouden. De duur van dezen
dienst wordt door den Minister van Oor
log bepaald.
Verder wordt te kennen gegeven,
dat, zoo hij uithoofde van ziekte of ge
breken buiten staat is voor den Districts-
Commandant te verschijnen, daarvan
uiterlijk voor den dag der inspectie bij
den Burgemeester zal moeten worden
ingediend een attest van den behande-
lenden geneesheer.
Ylissingen, den 13den Febr. 1906.
Burg. en Weth. voornoemd,
YAN DOORN YAN KOUDEKERKE,
De Secretaris,
W1TTEVEEN.
Het doet ons bijzonder veel genoegen
dat de Duitsche pers vrij eenstemmig
is in haar oordeel over het zoogenaamde
incidentPaasche. De heer Yon Paasche
is ook in onze Eerste Kamer goed op
zijn plaats gezet en men is er in Duitsch
land dan ook vrij wel van overtuigd
dat deze pretendent naar het ambt van
onder-staatssecretaris van koloniën, in
zijn streven om de vele misstanden in
n. Neuzen vm. 8,80 oogen
ele en Neuzen ten
nuten wachten,
iele en Neuzen ten
inutea wachten
gemaakt.
1.55 van Neuzen
(Een Noord-Beiersche vertelling.)
Ook de magere baron was gekomen
hij had nu zijn overjas op zijn arm
tangen en vertoonde zich geheel in het
zwart gekleed, zooals het voor iemand
t'e op audiëntie gaat, paste. De nieuwe
verblindend witte das en soortgelijke
handschoenen staken echter leelijk af br
!1js rok en broek, die er reeds verschoten
kaal uitzagen. Het was juist het
van hetgeen de boeren, met de
knippend en elkander met de
;eu aanstootende, „een armoedige
jjaog ten hove" noemden. Dringend deed
hjj onderzoek naar den tijd dat Zijne
verwacht werd, maar de bur-
j tot wien hij zich gewend
wist hem niets anders te zeggen
"W hetgeen hij zélf van de bewoners
dsn Kogelhof gehoord had.
de Duitsche koloniën te vergoelijken'
van onze Hollandsche koloniën en van
onze koloniale ambtenaren heel wat meer
beweerd heeft dan hij kon verantwoor
den. De hooggeleerde heer heeft zich
waarschijnlijk wel wat vroeg voor ko
loniale specialiteit uitgegeven.
In eene correspondentie uit Berlijn
in een onzer groote bladen, werd dezer
dagen gezegd dat de Nederiandsche
vermoedeljjke troonopvolgers zich schij
nen te willen overtuigen welke parelen
er gehecht zijn aan de kroon die hun
ten deel kan vallen. Sommige ervan j
schijnen namelijk een reis naar het
Oosten in den zin te hebben en bij die
gelegenheid ook de Nederiandsche ko- f
loniën te willen bezoeken.
Nu, dat is hun recht en zij maken
de reis als bloot particulier persoon.
Maar is het toch niet ergerlijk, dat men
ons uit het buitenland altijd maar
schrijft over vermoedelijke troonopvol
gers, waarvan, de lijst welhaast onaf
zienbaar zal wezen, terwijl de eenige
die er naar de regelen van het gezond
verstand voor in aanmerking behoorde
te komen, wettelijk uitgesloten is
Naar men wil, blijft men, in de
ambtelijke kringen te Berlijn, nog al
pessimistisch gestemd met betrekking
tot den loop der zaken te Algeciras.
Het is altijd min of meer een veeg
teeken, wanneer er zoo onomwonden
gesproken wordt over een Europeesch
oorlogsgevaar. Voor het tegenwoordige
verschuift men het tijdstip, waarop de
moeilijkste quaesties onderhanden zullen
worden genomen, blijkbaar met opzet.
Eens evenwel zal men er toe moeten
komen om elkaar in de oogen te zien
en eene beslissing uit te lokken over de
vraag of aau Frankrijk al dan niet de
regeling van het politiewezen in Moo-
renland dient te worden opgedragen.
Zooals men weet staat op dat punt een
vaatje kruit en zal er een geduchte
hoop wijsheid noodig wezen, om te
zorgen dat daarin geen vonkje verdwaalt.
De Marokkaansche afgevaardigden
hebben zich hevig verzet tegen de rege
ling van een aantal vraagpunten betref
fende de douane maar dit zijn slechts
bijzaken en de Mooren zouden waar
schijnlijk niets liever zien, dan dat de
hoofdpartijen elkander in het haar
vlogen.
Het moet erkend worden dat Europa
er op dit oogenbiik nog al oorlogzuch
tig uitziet. Engeland is, zooals wij weten,
sedert Zaterdag weer een nieuw pant-
had.
De koning had langs den anderen
kant den Kogel beklommen en den nacht
doorgebracht in de hut van alpenherder
om vroeg in den morgen op de gem-
zenjacht te kunnen gaan. „Tegen tien
uur", zeide de burgemeester „is hij over
den Kogel heen naar hier willen komen
om daar het ontbijt te gebruiken, maar
het loopt reeds sterk naar den middag,
en nog is hij er nieter zal hem toch
niets kwaads overkomen zijn, hoop ik
Het eenmaal uitgestrooide zaad der
bezorgdheid vatte dadelijk wortel en
droeg rijke vruchten, want de koning
was algemeen bemind en een hem over
komen ongeval zou allen, alsof het hen-
zelven gold, pijnlijk getroffen hebben.
De onrust werd nog grooter door de
opeenvolgende komst van eenige heeren
en dames, die zich in het gevolg des
konings bevonden, maar zijn spoor ver
loren hadden en met de gedachte hem
op den Kogelhof te vinden, vooruitga-
sneid waren.
Snel werd besloten den tijd niet ledig
door te brengen en in alle richtingen,
langs welke de koning komen kon, boden
te zenden. Spoedig waren een aantal
hofbedienden en eenige sterke mannen
gereed om het boBch in te gaan.
serschip rijker, een zeemonster zooais
de wereld er tot dusver nog geen aan
schouwde. Nu staat het vast dat er in
een Hinken zeeslag heel weinig noodig
is om zulk een zeekasteel in enkele
minuten naar den bodem der zee te
zenden, maar overigens mag men het
feit niet voorbijzien, dat de Engelsche
marine, indien zij met de Fransche
vereenigd werd, in staat zou wezen om
al de demarches van het geduchte Duit
sche leger te neutraliseeren en dat weet
men te Berlijn ook wel.
Overigens speelt men aldaar soldaatje
en confereert de keizer met alle moge
lijke militaire grootheden. Bangmakerij,
zou men geneigd zijn te vragen.
Zooals men weet is de reehtsquaestie
deze, dat de Fransche regeering altijd
heeft gewenscht dat de leiding van het
politiewezen in die Marokkaansche ge
westen, welke aan Algerië palen, aan
Frankrijk zal worden toegewezen. De
Algerijnsche bezittingen worden voort
durend verontrust door den volslagen
toestand van anarchie in Marokko. Hier
uit trekt men in Duitschland het ge
volg, dat het er eigenlijk om te doen
is, om zich door de mogendheden met
de regeling van bet politiewezen in het
geheele land te doen belasten en dan
wordt, zoo redeneert men te Berlijn,
Marokko mettertijd feitelijk een Fran
sche kolonie.
Men moet echter al weinig op hebben
met den mogelijken invloed van het
gezond verstand, indien men meent dat
hier geen middenweg denkbaar is.
Maar wat, indien ten slotte alle mo
gendheden eens bleken het algemeen
belang zoo hoog te stellen, dat zij Frank
rijk onvoorwaardelijk steun verleenden
Er komen vrij zonderlinge berichten
in over de toestanden in Korea. Zooals
wij weten is de Russisch-Japansche
oorlog ten deele gevoerd in het belang
van den invloed van Japan op het vas
teland. De overwinning van het rijk
van de opkomende zon, heeft het altijd
her en derwaarts geslingerde Korea
geheel in de macht van den zuidelijken
nabuur gebracht en deze zal zijn prooi
wel niet meer loslaten. De keizer van
Korea moet feitelijk een gevangene
wezen, wiens paleis door Japansche sol
daten wordt bewaakt en wiens gangen
door talrijke spionnen worden nagegaan.
Zooals de Russen ondervonden, hebben
de Japanners het in de kunst van spion-
neeren zeer ver gebracht. De hoofdoor
zaak dezer verhouding is intusschen dat
Op de deel bleef echter nog een groot
aantal mensehen achter, waarbij zich
weldra ook Peehler Kasper,. zoomede
de zoon des huizes, met zijne gasten
aansloten. YYeder werd de versiering
van de deel en der tafel bewonderd en
spoedig trok ook de ruiker elks opmerk
zaamheid.
„Wat schoone ruiker! Ik moet zeggen,
dat de tuinman van het kasteel hem niet
mooier kan maken. Wie heeft hem
gemaakt vraagde de vrouw van den
burgemeester.
„Nannei, onze meid",zeideLenzkortaf.
„Dat heb ik wel gedacht", ging de
boerin voort. „Zo moet een flinke meid
geworden zijn, hoor ik. Maar wat moet
met den ruiker gebeuren Is bij alleen
voor de tafel of moet er nog iets anders
mede gebeuren
„Dat spreekt van zelf", antwoordde
Lenz. „Dat is immers de hoofdzaak. Als
de tafel gedaan is, en de koning in zijn
wagen stijgt, wordt hem de ruiker
overhandigd. Hij moet dien als een
aandenken medenemen."
„Dat is flink, dat bevalt mij", merkte
de burgemeester vergenoegd op. „En
wie moet hem daarna aan den koning
overgeven f
de keizer van Korea maar steeds wei
gert zijn handteokening te plaatsen on
der het verdrag van November jl., en
Z. M. schijnt een beroep te willen doen
op de groote mogendheden, door welke
hij een protectoraat over het land wil
doen instellen. Nu beweert men wel
dat het optreden van Japan de handels
belangen van Engeland en Amerika
ernstig bedreigt, maar het is toeh niet
waarschijnlijk dat het denkbeeld veel
ingang zal vinden, of het moest wezen
te Berlijn maar dan vreezen wij dat
Duitschland ook hier weer alleen zal
staan en zijn stelling in het statenstelsel
niet verbeteren zal, door tegen het met
Engeland verbonden Japan op te treden.
Uit dezelfde bron bericht men, dat
de Engelsche en Amerikaansche han
delsbelangen ook in China gevaar zou
den loopen. Men weet dat de Chinee
zen boos zijn over de buitensluiting van
Chineezen uit Noord-Amerika en de
Australische koloniën van Engeland.
Men is nu bezig de Amerikaansche
waren te boycotten en denkt er over
het ook eens met de Australische en
Canadeesche te probeeren. Wij vreezen
dat de langstaarten zich aah dien boycot
de vingers nog wel eens zullen branden.
Laten zij zorgen wat fatsoenlijker voor
den dag te komen dan met hun sme
rige en schuimende werkkrachten, waar-
van men in Zuid-Afrika zoo goed weet
mee te praten. Maar wat de Westersche
i beschaving in het Hemelsche rijk be-
treft, daarvan hebbe men liefst geen
al te groote verwachting en beschouwe
dan ook den overwegenden invloed van
het Japansche rijk als een zegen voor
het Oosten, waar het Westen vooreerst
geen taak te vervullen heeft.
Landbouwraden.
De „Stand." is verheugd, dat minis-
j ter Yeegens verklaard heeft niet prin-
j cipieel te staan tegenover een landbouw-
vertegenwoordiging, maar betreurt de
intrekking van het wetsontwerp op de
landbouwraden. Minister Yeegens had
het wetsontwerp ingetrokken om twee
redenen.
Yooreerat, omdat de door minister
De Marez Oyens ontworpen en voorge
stelde regeling leed aan tweeslachtig
heid. Een bezwaar, dat ook door ons
gedeeld werd, maar dat, dunkt ons,
zeer wel door wijziging in het tweede
wetsontwerp had kunnen weggenomen
worden.
En wat 's ministers tweede argument
voor de intrekking van dat ontwerp
betrof, dat nl. eerst behooren te worden
afgewacht de resultaten van de reor
ganisatie van het Iandbouw-ccmité, daar
voelen we niets voor. Terecht werd
door den heer Dojes opgemerkt, dat het
landbouw comité herhaalde keeren werd
gereorganiseerd, en dat toch steeds de
vruchten van dat comité teleurstellend
waren.
't Spijt ons, dat ondanks de sympa
thie, die minister Veegens heeft voor
het beginsel eener wettelijke landbouw-
vertegenwoordiging, het nu wel vele
jaren zal duren, vóór dit beginsel in
een wetsontwerp zal zijn neergelegd.
En dit te meer, nu de landbouw door
het groote succes met den kunstmest
en door andere omstandigheden, blijk
baar een tijdperk van krachtige ont
wikkeling en van bloei is ingetreden.
Juist nu is het, naar onze overtui
ging, de aangewezen tijd om tot orga
nisatie voor dezen tak van nationale
welvaart te komen.
„Wel, dat is zoo natuurlijk mogelijk",
zeide Peehler, die opmerkzaam geworden
en naderbij gekomen was. „Wie zou dat
anders doen dan die hem gemaakt heeft,
onze Nannei
De uitspraak van Peehler veroorzaakte
een oogenblikkelijk zwijgen een
dubbelzinnig zwijgen, gedeeltelijk als
toestemming van het rechtmatige er van,
ten andere als een voorbode van de
wederspraak, die komen zou. Het was
de stilte voor het onweer. De burge
meester liet den eereten donderslag
hooren.
„Nannei zeide hij. „Maar dat gaat
immers niet, dat kan onmogelijk."
„Waarom knorde Pecbler daartegen
in „Het moet toch iemand uit het
huis zijn en daar er geene boerin is,
zoo is
„Maar een dienstmeid, een gemeene
deern", meende de burgemeestersvrouw.
„Gemeen!" riep Peehler uit. „Dat is
zij niet, zij is een vlijtige dienstbode
een rechtschapen en braaf kind."
„Ik ding niets af op bare braafheid,"
antwoordde de boerin, „maar nu gaat
hel toch niet."
„Waarom?" riep Peehler weder en
luider dan te voren, en stroopte do
Drankwet.
Het bestuur van de vereeniging van
kleinhandelaren in sterken drank „On
derling Belang," heeft zich met een
adres tot de Tweede Kamer gewend,
waarbij te kennen wordt gegeven dat
adressant had gehoopt, nu bij de
Tweede Kamer is ingediend een nader
gewijzigd ontwerp van wet, betreffende
gedeeltelijk herziening en aanvulling der
wettelijke bepalingen omtrent de perso-
neele belasting, ook daarbij zou zijn
voorgesteld, om art. 11 2 zoo te
wijzigen dat, evenals de huurwaarde
van perceelen en gedeelten van per-
ceelen, uitsluitend dienende tot winkel
of lokaal tot uitstalling, slechts voor
een derde als belastbare huurwaarde
wordt aangemerkt, hetzelfde voorrecht
zou worden gegeven aan de lokalen
met vergunning, als café's, koffiehuizen,
tapperijen en slijterijen, omdat die ook
slechts dienen tot uitoefening van het
bedrijf.
Dat juist de lokalen met vergunning,
welke van dit voorrecht zijn uitgesloten,
zwaar worden getroffen door de hooge
huurwaarde, hoofdzakelijk voortgespro
ten uit de drankwet van 1881, met
haar eigenaardige bepaling omtrent het
tweeledig veileenen van de vergunning
op het perceel en op den persoon, die
het bedrijf uitoefent
dat daarenboven door den persoon,
die bedoeld bedrijf uitoefent reeds een
belasting meer wordt betaald, nl. het
vergunningsrecht
dat bovendien aan dergelijke lokalen,
steeds hoogere eisehen worden gesteld
bij de uitoefening van het bedrijf, dat
aldus deze klasse van burgers in ver
houding van hun inkomen een veel te
hooge som aau belastingen betaalt, wat
door bewijzen is te staven
dat deze onbillijkheid wel duidelijk
is ingezien bij de wijziging, welke in
1900 in de wet is aangebracht (thans
art. 78 bis,) maar dat deze tegemoet-
mouwen van zijn kiel naar hoven, zooals
hij gewoon was voor zijn oven, als er
heet werk te doen was. „Die den koning
den ruiker geeft, moet toch een aardig
gezichtje hebben, anders verschrikt de
koning als hij den ruiker in de hand
moet nemen en is Nannei niet het
schoonste meisje uit de gansche ge
meente."
„Het kan zijn dat het jou zoo lijkt,
Peehler Kaspar", zeideeene jonge boerin,
die naast den burgemeester was komen
staan en klaarblijkelijk van plan was
diens vrouw een handje te helpen. „Je
hebt haar van een kind af opgevoed
daarom kun je er geen kwaad van hooren.
Ze is ook van geen beter deeg gebakken
dan de andere."
„Nu nog mooierriep de burge
meestersvrouw, die zich reeds begon op
te winden, op heftigen toon uit. „Vol
gens mijn gevoelen, kan ze zelfs niet
eens met de anderen vergeleken worden."
„Zoo!" zeide Peehler en ging recht
voor haar staan, zoodat de burgemeester
het noodig achtte zich voor alle moge
lijke ongevallen met zijn waardigheid en
versierselen tusschenbeide te schuiven.
Wwdi vervolijd.)