ms. SN. oeken. oiiilp. iels Woensdag 17 Januari. 44a jaargang. 1006. >de, ode Bianenlandsche berichten» DIENST ?EW8ST. FEUILLETOM. de haren. SALET. I no. 14. dwijnen. Ver- ijj laren en voor. ;heid. AdresSt. Ja- tegenwoordi- MESTDAGH, nahuis. 20 jaar. Adres :j icobstr. E 78, irj Mevr. F. J, aat 33, Breda. ^TE, Dokkade, aette field, hoog loos. VLl.SSIUKt.SCHE COURANT Prijs peï drie EBaandeE Jf 1OS0O I^'SaiOö $|l| küiöSii 150. Afzondeilijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187- ADVERTENTIËNvan 1—4 regels ƒ0.40, Voor eiken regel meer 10 cent. - Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekond. Groote letters en cliclié's naar plaatsruimte. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen. Mdelburg v.v. b m i a ev.m, jen) 5.50. ^.55, 9.30, 11.--, I 2.—, 2j45, 3.30, I 7.50, 8.40, 9.30, 'n. Zeil markt 1.20*. 8.40,10.15, 2.05, 2.50, 3.35, 7.55, 8.45, 9.35, |- slechts tot de 6.—, 6.20, 7.— 10.20, 10.40, 2.30,1.—*, 1.25*, 4.25, 4.50, 6.10, vm. 6,10, 6.30, 1.50, 10.10, 10.30, n. 12.10, 12.45, 3.40, 4.10, 4 35 8.30. ,n Zondags uit -3CHSCGE. 3,23 e) g) 3,50 g) het vertrek van Neuzen vm. 8,30 e eu Neuzen tea iteü wachten. eu Neuzen tea mten wachten. maakt. 1,55 van Neuzel De Rijksmiddelen. De opbrengst der Rijksmiddelen over de maand December van het verstreken jaar is bijzonder meegeloopen. Verge lijken we toch het totaal van December 1905 met dat van December 1904 (f14,413,722.525 tegen f13,581,336.495), dan blijkt er uit, dat eerstgenoemde maand 8 ton meer in de schatkist heeft gebracht dan haar naamgenoote van 1904. Bij vergelijking van de verschillende middelen zien we dat in de jongste Decembermaand meer hebben opge leverd dan in December 1904: de be drijfsbelasting f51,000, de vermogens belasting f37,000, de invoerrechten f81,000, de wijnaccijns f21,000, bet gedistilleerd f 63,000, de zout-accijns i' 12,000, het geslacht f38,000, de ze gelrechten f 220,000, de registratierech ten f 49,000, de hypotheekrechten f 4000, de successierechten f 316,000, de poste rijen f59,000, de rijkstelegraaf f 18.000 en de loodsgelden f55,000. Minder brachten op de grondbe lasting f 27,000, het personeel t 59,000, het recht op de mijnen f 5000, de sui keraccijns f 49,000, de bier- en azijn- accijns f14,000, de belasting op gouden en zilveren werken f 3000 en de do meinen f 33,000. De opbrengst over de twaalf maanden van 1905 was meer dan die over het jaar 1904 voor de volgende middelen grondbelasting f 206,000, personeel f251,000, bedrijfsbelasting f 651,000, vermogensbelasting f112,000, recht op de mijnen f 9000, de invoerrechten f 708,000, de wijnaccijns f18,000, de zout-accijns f14,000, de accijns op het geslacht f386,000, de belasting op gou- I den en zilveren werken f 17,000, de I zegelrechten f 585,000, de successierech E ten f 730,000, de posterijen f703,000, I de rijkstelegraaf f300,000, de jacht-en I vischacten f' 4000 en de loodsgelden I f183,000. Minder leverden in het afgeloopen f jaar op de suikeraccijns f 522,000, het gedistilleerd f 362,000, "bier en azijn I f32,000, de registratierechten f 77,000, s de hypotheekrechten f 28,000, de do- I meinen f 9000 en de Staatsloterijfl0,000. Het totaal generaal over 1905 bedraagt i f 153.450,008.55, teg. f 149,574,261.47 I in 1904, dus f3,875,747.08 meer. De I raming voor 1905 bedroeg f146,970,720. („N. Ct.«) Person®9r§ belasting. Men meldt aan de „N. R. Ct." liet is den minister van financiën gebleken, dat een groot gedeelte der van de burgemeesters ontvangen op gaven ten behoeve van de personeele belasting, voor zooveel betreft gehuw den, die zich elders gaan vestigen, on- (Naar 't Engelsch.) 19.) Hij ineende dat het lot hem zeer hard had behandeld, door eerst Margareth van haar fortuin te berooven en zjjn huwelijk met haar niet te beletten, en ten tweede dat het hem de middelen niet verschaft of hem niet eene gelegen heid bezorgd had om van haar af te komen, nu dat Milly's hart en geld ter zijner beschikking stonden. „Ik ben gek, dat ik mij dezen avond niet aan Milly verklaard heb, maar hoe het zij, ik kon niet. Het was weder mijn goed hart denk ik, dat mij tegen hield. Morgen zal de verleidelijke kleine f~3 in een minder aangename en gena- ge gemoedsstemming verkeeren dan hedenavond. Het is er juist mede gelegen als met mijn geluk het is moeilijk te verkrijgen." volledig zijn, zoodat de ontvanger van de nieuwe woonplaats steeds genood zaakt is zich tot het gemeentebestuur te wenden om omgaaf van de plaatse lijke indeeling der betrokken woning. De minister heeft daarom eenige nadere voorschriften betreffende deze opgaven vastgesteld, die tevens tot ver eenvoudiging zullen strekken. Gedsnktesken Da Oosts, Gisterennamiddag te 2 uur had in de Nieuwe Kerk te Amsterdam de plechtige onthulling plaats van een godenkteeken voor mr. Izaak da Costa, waartoe de leden van de vereeniging „Vrienden der Waarheid", welke dit gedenkteeken bekostigde en eenige vrienden van de familie Da Costa, waren uitgenoodigd. De in gekleurd marmer volgens tee- kening van de architecten der hervormde kerken aldaar, de heeren Posthumus en Meyer uitgevoerde plaat, is bevestigd aan een pilaar in de nabijheid van het graf van den koninklijken dichter,waar de blauwe zerk met het wapen van den over ledene, en zijn naam, de plaats aanduidt. In de plaat tusschen twee kolommen, door twee urnen leest men mr. I. da Costa, geboren 14 Januari 1798, overleden te Amsterdam 28 April 1860, en daaronder O, Nederland Gij zult eens weer, bet Israël van het Westen worden. God zal Uw Kerk met licht omgeven, Uw Koningen met Davids eer. sestelijke Wapenkreet 2e deel 1825 en daaronder in vergulde woorden Door de Vereeniging tot verbreiding der waarheid. Onder het spelen van het lied van Da Costa „Zij zullen het niet hebben, de goden dezer eeuw", namen de genoo- digden plaats, onder wie opgemerkt wer den mevr. Van Leeuwen, de heeren N. J. Pierson, jhr. A. F. de Savornin Lohman, mr. Quack, veel predikanten en kerke- raadsledeD, enz. Dr. de Visser was door lichte ongesteldheid verhinderd. De voorzitter van het comité, de heer J. Muller, heette de menigte welkom, ging in gebed voor en verzocht te zingen Gezang 160, 2e vers: „Voorgeslachten gingen henen" enz. Daarna sprak de voorzitter een in leidend woord, waarin hij herinnerde, dat wel meermalen gelegenheid bestond om den koninklijken dichter ook op zichtbare wijze in herinnering te doen voortleven, doch dat die nimmer werden aangegrepen, tot de secretaris van het comité de heer J. C. Tak, in 1905 't initiatief nam om in de Nieuwe Kerk een gedenkteeken te plaatsen, waartoe de kerkelijke autoriteiten de gewone toestemming verleenden. Spreker herinnerde aan Da Costa's optreden in de dagen dat het Nut zijn eminente woordvoerders bad en de Gro- ningsche en Leidsche Hoogeseholen het uitspraken, dat men het zonder ver zoening door Christus bloed wel kon Vere Beresford hield zich voor een door de fortuin zeer misdeelden man, toen hij de zalen van lord Dacre betrad en dacht zeer ongunstig over Margareth Pelham, die zich dien nacht na een hevigen strijd met haar tante en haar oom om zijnentwille, snikkende in slaap was gevallen, en die reeds dagen lang met een hart vol verlangen naar een brief van hem had uitgezien en steeds hoopte, dat zijn stilzwijgen het teeken mocht zijn van zijn voornemen om naar Engeland over te komen en haar met een bezoek te verrassen. Haar eerlijk, vertrouwend hart twijfelde geen oogen- blik aan zijne liefde tot haar. Zij geloofde dat hij even getrouw was aan haar als zij aan hem, en weinig vermoedde zjj, hoe enkele maanden hem veranderd hadden, hoe de liefde, die zij gedacht had haar gansche leven te bezitten, niet meer op haar gevestigd was, maar hoe een ander haar plaats had ingenomen in het zwakke, wispelturige hart van haar minnaar. Ja, de heer Pelham had wel gelijk gehad, toen hij zeide dat men op Vere Beresford niet kon vertrouwen en dat hij wispelturig was. Later drong zieh die gedachte dikwijls bij Margareth op Telephooiimiinmer 10. stellen en waartegen Da Costa zijn stem verhief in het wapen van Amsterdam en de Schotsche kerk. Spr. deelde dan mede, dat Da Costa allereerst door den omgang met Jacob Van Lennep en daarna door Bilderdijk tot bet Christen dom bekeerd was. Ds. H. Pierson hie'd een improvisatie, waarin hij vooral Da Costa schetste als den profeet-dichter en diehter-profeet, die wel gestorven was en weer sterven moest om voort te leven in de harten zijn volks. Spr. herinnerde er aan hoe de critiek Da Costa tot een rhetor had verkleind, maar er zou weder een letter kunde baanbreken, die aan Da Costa de plaats zou hergeven, die hem in dicht en letterkunde toekomt. En hoe spreker's broeder Allart Da Costa eerde en ver eerde, daarvan las spr. enkele citaten voor ook uit een zijner laatste werken in intimen en brieven. Zoo heeft ook Busken Huet niet tot grooten roem van Da Costa gezegd, dat hij slechts één snaar op zijn viool had, maar zeide spr., dan was het toch een snaar, waardoor alle melodieën in het hart weerklonken, omdat hij was profeet-dichter, evenals Jesaja, die ook zijn eigen vorm van poëzie had. Hierna over het Israël onzer dagen sprekende, zeide spr., dat het ook in de 20e eeuw zijn grootste mannen heeft gehad op allerlei gebied, maar dat Da Costa de eenige was, die groot bleef door zijn bekeering, omdat bij hem in alles de liefde de overhand had. Nadat spr. nu nog kort de aanleiding tot de keuze van het opschrift op de plaat had uiteengezet, voldeed mevrouw de weduwe Ramann, de eenig overge bleven dochter, aan zijn verzoek om het gordijn te doen vallen. Spr. las hierna efmoorkonde voor, die in een looden koker gevat achter de plaat in de pilaar zal worden aan gebracht. Na een kleine pauze gaf spr. nu een verklaring van de woorden op het ge denkteeken, zooals hij meende, dat daar aan moest gegeven worden. Mevrouw Ramann sloot de plechtig heid. Zij dankte allen, die op eenige wijze tot de plaatsing van het gedenk teeken hadden medegewerkt en bracht daarna tal van eigenaardige bijzonder heden over het huiselijke leven en vooral treffende bijzonderheden over het afster ven van haar besten vader in herinne ring, die met de grootste aandacht en belangstelling werden aangehoord,waarna de menigte na gebed onder orgelspel te ongeveer 4 uur het kerkgebouw verliet. Abonnements-Advertentiën op sseer voordeelige voorwaarden. Vrouwenarbeid sn vrouwanlosn. De „Residentiebode" vraagt aandacht voor het feit, dat vrouwen over 't al gemeen minder verdienen dan mannen, ook als zij hetzelfde werk verrichten, hetgeen het blad een groote onbillijk heid acht. Krachtig komt dit uit in een rapport van een enquête-commissie voor maat schappelijke pharmaceut-belangen, waar uit bleek, dat het met de loonen der apothekers-bedienden aldus was gesteld mannelijke assistenten, externe f 450— 1200 per jaar; vrouwelijke assistenten, externe f 100900 per jaar manne lijke assistenten, interne f 120550 per jaarvrouwelijke assistenten, interne f 50525 per jaar. Nieuwsgierig naar het waarom dezer onbillijkheid, richtte het blad zich, met bet oog op het vrouwenloon in 't al gemeen, tot mej. Marie Jungius, direc trice van "het „Nationaal Bureau voor Vrouwenarbeid", die de vraag aldus beantwoordde De lagere bezoldiging der vrouw wordt veroorzaaktlo. door de slechte opleiding der vrouwen in het algemeen en door de heerschende dwaling, dat de vrouw niet voor anderen dan zich zelf heeft te zorgen 2o. hierdoor ont stane geringschatting voor allen vrou wenarbeid, ook zelfs nog na goede op leiding 3o. de onder tamelijk gegoede vrouwen zoo vaak voorkomende ge woonte om wat „bijverdienste", „kleed geld", enz. te verdienen, waarvoor zij onder de markt werken4o. de bij arme vrouwen veel voorkomende nood dwang om „bijverdienste" in 't gezin te brengen, waardoor zij werken voor wat zij maar krijgen kunnen. De „Residentiebode" meent, dat het j sub 2 en 4 genoemde kan vervallen, alsook bij mannen voorkomende. Resten de beide andere door mej. Jungius aangegeven oorzaken. Wat de slechte opleiding betreft, die is geluk kig gaandeweg aan 't verdwijnen. Maar terecht wijst mej. J. op de heerschende dwaling, dat de vrouw niet voor ande ren dan zichzelf te zorgen heeft. De enquête op onderwijs gebied in de jaren 1897 en -'98 gehouden voor de welbe kende „Tentoonstelling van vrouwenar beid" leerde wel anders. Zij bracht aan het licht, dat van de onderwijzeressen met een jaarwedde van minder dan f 600 voor anderen moesten zorgen 34.2 pet,; f600 tot f800 45.6 pet. f800 tot f1000 55.1 pet.; f 1000 tot f1200 56.6. pet.; f1200 of meer 69.8 pet. Maar al had mrent het blad geen enkele werkende vrouw in het onderhoud ook van anderen te voor zien, dan nog mocht het vrouwenloon bij gelijkwaardigen arbeid niet minder zijn dan dat van den man. En wel eerstens omdat de ongemotiveerde ge ringschatting, waarvan mej. Jungius spreekt, vernederend ia voor de vrouw en dus zooveel doenlijk dient bestreden. Tweedens omdat door haar minder loon de vrouw haars ondanks een oneerlijke concurrente is op de arbeidsmarkt en daardoor het loon in het algemeen tot steeds lager peil doet zinken. Daarom eindigt het blad met den wensch dat meer en meer gelijk loon voor gelijken arbeid worde betaald, eerstens honneur aux dames -wijl wij aan de vrouw, die voor haar brood werkt, gaarne een even goed salaris wenschen als haar mannelijken collega, tweedens wijl op die manier de sociale verhoudingen zuiverder worden gehou den, de „struggle for life" minder ver scherpt wordt dan noodig is. Naar men aan het „Utr. Dbl." me dedeelt, vertoeft dr. A. Kuyper thans in Cairo (Egypte). Aan „Het Centrum" wordt nog be richt, dat dr. Kuyper in Jeruzalem is begeleid door dr. J. Benzingor, waarn. vice consul van Nederland te Jeruzalem. en moest zij de waarheid er van er kennen. Het was vol in de zalen van lord Dacre. Heel velen, die het bal hadden bijgewoond, waren gebleven en de lord had een kleinen kring van vrienden om zich verzameld als gasten. „Wie is toch die schoons jonge man, die daar even is binnengekomen is het niet de neef van den ouden Ballington. Men kan zien, dat hij van de familie is. Speelt hij zeide er een toen Yere binnenkwam. „Ja het zou beter voor hem wezen als hij het niet deed", was het antwoord. „Hjj bezit geen rooien duit en steekt tot over do ooren in schuld." „Arme dwaas I Dacre moet zijne toe stemming niet geven om te spelen." „Bah 1 Dacre is op zijn manier een goede vent, maar ge kent hem", was het antwoord. Er werden speeltafeltjes gezet en het spel nam spoedig een aanvang. Eene poos lang speelde Vere niet mede, maar bleef er naar kijken, eindelijk bezweek hij echter voor de herhaalde uitnoodi- ging van een paar hartstochtelijke spelers en ging bij hen zitten. In het eerst won hij. „Gij zijt van avond in elk opzicht gelukkig, Beresford", zeide zijn vriend lachend. „Gelukkig, weet ge wel, wat ge zegt. Er leeft geen ongelukkiger mensch dan ik." Zijn vrienden schateren het uit van lachen. „Dat is moeilijk te gelooven, na het geen wij van avond gezien hebben riep er een uit. „Ge kunt het gelooven of niet, het is de waarheid", antwoordde hij norsch. „Wat, met zulk een kans om Nu nog mooier", antwoordde de eerste. „Ik heb geen kaas antwoordde hij, er behagen in scheppende om hen allen te misleiden. „Geen kans! Praatjes!" „Als er kans is, kan ik er, ongelukkig genoeg, toch geen gebruik van maken zeide hij boos, terwijl hij een gelukkige kaart op de tafel wierp. „Als gij altijd zoo ongelukkig zijt van avond, benijd ik u. In ieder geval zijt gij gelukkig met de kaarten." Maar wat is onbestendiger dan het geluk Van dat oogenblik keerde het zieh van hem af. In een kwartier had Naar aanleiding van de pogingen, welke in de onderwijzerswereld in het werk gesteld worden tot het oprichten van eene voorschotbank, heeft de directie' der levensverzekeringsmaatschappij van het Ned. Onderwijzers-Genootschap in haar uitgebracht advies het stichten dezer instelling op verschillende gron den ontraden, zoodat het hoofbestuur van het N. O. G voorloopig van het stichten eener voorschotbank afziet. De minister van oorlog wenscht voortaan door de commandeerende en hoogere officieren te worden in kennis gesteld met leemten, die de richtige uitvoering van de reglementen in den weg staan. Het ter zijner kennis bren gen der leemten in de dagbladen door mindere militairen, hoopt de minister daardoor te vermijden. Malversatiën te Amsterdam. De Amsterdamsohe correspondent der N. Ot." meldt Naar wij uit betrouwbare bron ver nemen, moet het totaal ten nadeele der Hollandsche Hypotheekbank" ver duisterd bedrag zijn vastgesteld op f 3.200,000 (32 ton). Gelijk men weet, publiceerde de Bank een groot aantal nummers van „gestolen" of „verduis terde" pandbrieven, welke pandbrieven na inlossing door hypotheekhouders weer eigenmatig door de directie zijn te gelde gemaakt, in plaats dat ze door de directie in tegenwoordigheid van commissarissen zijn vernietigd. In be voegde kringen nu wordt de qualifica- tie „gestolen" of „verduisterd" als een onrechtmatige daad door den raad van toezicht beschouwd, aangezien de Bank als zoodanig voor dit opnieuw uitgege ven papier, geheel aansprakelijk is, zij 't dan ook dat de opbrengst in de privé- kas der directie vloeide. Op dit soort pandbrieven is de vorige week bij inval door de justitie ten huize van den heer Kranenburg te 's Hage beslag gelegd,wat nogal opzien baarde in juridische krin gen. In verband met bovenstaande is 't daarom van belang te vernemen, dat dergelijke beslagleggingen op last van den minister van justitie niet meer zijn herhaald. Wij vernamen voorts dat door den heer L. de H., toen hij zes jaar Vere alles wat hij gewonnen had weder verloren, en een uur later had hij op zijn minst een paar honderd pond ster ling yerloren. „Ik speel niet meer", zeide hij op staande. „Mijn geluk, waarop gij zoo geroemd hebt Blair, heeft m ij verlaten en zij weent. Het is laat, ik ga weg." En bijna niet wetende wat hij deed, ging Vere langzaam uit de zaal naai de straat. „Twee honderd pondhoe kon hij zulk eene som betalen Op dat oogen blik had hij geen twee honderd shillings in zijn zak en niemand, tot wien hij zich kon wenden om hem te helpen het kon evengoed twee duizend als twee honderd pond geweest zijn, welk bedrag ook, hij kon onmogelijk betalen. Reeds zat hij diep in schuld en kon niets meer geleend krijgenhij zag geen uitweg meer. „Wat dreef mij aan om van avond naar Dacre te gaan mompelde hij, toen hij zich op zijn bed nederwierp. „Ze praatten van mijn goed geluk, welnn, ik beb van daag een goede kans gehad, maar ik liet ze slippen." Wordt

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1906 | | pagina 1