Woensdag 13 December Ho. 293. 43© Jaargang* 1905. Gemeentebestuur. Binuenlandsclie berichten. FEUILLETON. Img van brj assen antalons, talage. TSEN, de haren. SALET. ISDïEiST. Telephoonnummer 10. en E IN II prijzen. dwijnen. Ver- ïaren en voor- jheid. NG Massage, o. 39 behandeling |ommingsn en Ewheumatisciie |lamm"mg enz. op Medisch lEISf lelborg v.t. mise:) v.m. .n) 5.50. 5, 9.30, 11,-, 2^45, 3.30, 0, 8.40, 9.30, Zeilmarkt 5.40, 10.15, 15, 2.50, 3.35, 3.45, 9.35, 3chts tot de 6.20, 7.-, 10.20, 10.40, 1.—*, 1.25*, 5, 4.50, 6.10, 6,10, 6.30, 10.10, 10.30, 12.10, 12.45, 3, 4.10, 4.35, S.30. bndags uit IHSLQEv ,23 e) g) '0 g) vertrek van .zen vm, 8,30 Neuzen ten wachten. Neuzen ten wachten. It. van Neuzen VLISSIIGSCHE COUKANT Prijs per drie maanden L3A feme© posi 1.50. Afkondeilijke nummers 5 cent. Men abonneert, zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187- ADVEKTENTIËNvan 14 regels ƒ0.40. Voor eiken regel mee? 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt, de prijs slechts twee maal berekend. Groote letteas en cliché's naar plaatsruimte. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen. ithonneaients-AdYertentiBn op zeer voordeelige voorwaarden. LANDWEER. Na-inspectie. Burg. en Weth. van VlissingeD gelet op de missive van den Com mandant van het 38ste Landweerdistrict, d.d. 5 December 1905 Gezien art. 34 der Landweerwet roepen bij deze op, in deze gemeente wonende verlofgangers der Landweer STROO, Willem Jaeobszoon en DE KOSTER, Hubrecht, landweerplichti- gen, respectievelijk der lichtingen 1903 en 1905, behoorende tot het 38ste Landweer bataljon. Om op Zaterdag den 23 December 1905, des voormiddags ten 9 ure, ten huize van den Districts-Commandant te Middelburg, (Dwarskade A 106,) te verschijnen, gekleed in uniform, voor zien van alle kleeding- en uitrusting stukken, hun zakboekje en verlofpas, teneinde door den Districts-Comman dant te worden onderzocht en brengen ter hunner kennis dat zij, bjj niet verschijning voor den Districts commandant, of zoo zij, daarbij ver schenen zjjnde, zonder geldige redenen, niet voorzien zijn van de bovenvermelde kleediDg- en uitrustingstukken, hun zak boekje en verlofpas, zoomede wanneer hunne kleeding of uitrustingstukken, bii het onderzoek, niet in voldoenden staat worden bevonden, overeenkomstig art. 34 der Landweerwet in werkelijken dienst zullen worden geroepen en daarin, gedurende ten hoogste drie maanden worden gehouden. De duur van dezen dienst wordt door den Minister van Oorlog bepaald. Yerder wordt te kennen gegeven, dat, zoo zij uithoofde van ziekte of gebreken buiten staat zijn voor den Di stricts-Commandant te verschijnen, daar van uiterlijk voor den dag der inspectie bij den Burgemeester zal moeten wor den ingediend een attest van den be- handelenden geneesheer. Ylis8ingen, den 12den Dec. 1905. Burg. en Weth. voornoemd, VAN DOORN YAN KOUDEKERKE. De Secretaris, WITTEVEEN. Tweede Earner. In de vergadering van gisterenavond werd de behandeling van hoofdstuk justitie aan de orde gesteld. De heer Drucker zeide dat de minis ter den dank verdient van allen wie de herziening van onze rechtswetgeving ter harte gaat, vooral omdat hij eerst wil afdoen de belangrijke wetsontwerpen door zijn voorganger nagelaten. De heer Regout vereenigde zich met Novelle uit het Eranseh. 9.) Maria Rosa meende door den bliksem getroffen te zijn maar haar ziel ont leende uit de gewoonte van het ongeluk die veerkracht, welke wij op alle leef tijden uit doodsverachting putten en welke ons zoo krachtig in smarten steunt. Het lijk was niet gevonden Leon kon dus nog in leven zijn. Leon kon misschien gered worden Maria Rosa vond, zonder te kermen, zonder zich te laten ontmoedigen, met drooge oogen en een braDdend heet voorhoofd, weldra de kracht om naar ïfemi terug te keeren, haar onwaardige moeder weder te zien, en voor aller oogen den zielsangst te verbergen, welke haar het hart verscheurde. het denkbeeld om het burgerlijk pro cesrecht aan een speciale commissie op te dragen en maakte verder eenige op merkingen omtrent het Wetboek van strafvordering en dat van strafrecht. De heer Limburg wees op de nood zakelijkheid eener regeling van den rechtstoestand der ambtenaren. De heer Van Wijnbergen betrourde het dat de ministorieele loopbaan van den heer Loeff ontijdig is afgebroken, doch het verheugde hem dat deze mi nister menig belangrijk wetsontwerp van zjjn voorganger heeft overgenomen. Dit is de grootste hulde voor den af getreden bewindsman. Spreker wees voorts op de propa ganda voor het Neo-Malthusianisme en hij zeide dat deze moet worden tegen- De heer Jansen verheugde zich ook in de wederopvatting allereerst van de belangrijkste ontwerpen van 's ministers voorganger, maar de minister verschuilt zich wel wat veel achter dien arbeid om andere uitgesproken wenschen bui ten vervulling te laten. Het Kabinet. De nieuwe practijk, om niet uit naam van het Kabinet door één minister de algemeene beschouwingen te laten be antwoorden, maar die taak te verdoelen over al de betrokken ministers, heeft dus merkt de „Nieuwe Ot." op zeer zeker niet tot vereenvoudiging ot bekorting van de discussie geleid. Minister Kuyper kon zeer uitvoerig zijn, maar binnen de drie uur was hij toch bjjna altijd klaar. De ministers De Meester, Yeegens, Yan Raalte, Rink, Staal en Kraus hadden van half elf tot halftwee en van tweeën tot tegen vier uur noodig voor de verdeelde taak. En wat had het kunnen worden, in dien de tijdelijke voorzitter van den ministerraad, de heer De Meester, zieh niet op zoo lofwaardige wijze had be perktHulde aan zijn eenvoud. Noch compositie zijner redevoering, noch stijl, noch voordracht, heeft ook maar iets wat artistieken zin bevredigt. Doch wij voegen er aanstonds aan toe, dat-dit gemis vooral na de periode van aesthe- tische overzadiging, welke achter ons ligt, vergoed wordt door de vereen voudiging, de nuchterheid die 's heeren De Meesters voorstellingswijze brengt in de ingewikkelde en dikwijls ver warde hoog-politieke beraadslagingen. Men kan zoo zien, in die „hooge politiek" heeft deze minister eigenlijk niet veel pleizier. Zij laat hem koud en de enkele maal, dat hij zich eens bij het spreken opwindt, zelfs met de vuist op tafel slaat, is het, omdat men hem aan zijn opcenten durft komen, niet omdat men hem met de antithese vervolgt, of met den Kabinets formateur plaagt of met het blanco artikel den draak steekt. Van het al- X. Gedurende dien ganschen dag kon Maria Rosa geen woord opvangen, dat haar omtrent het lot van het nieuwe slachtoffer der roovers eenige zekerheid kon verschaffen. Ascanio liet zich niet zien, Teta bleef zwijgen. Daar zij geen enkele vraag durfde doen, uit vrees van verdacht te worden, door te laten merken dat zij alles wist, wachtte Maria Rosa het einde van den dag met een ongeduld af, dat veel op marteling geleek, maar toen de nacht gekomen was, ontving zij het bevel naar hare kamer te gaan. Er was dus in het geheel geen sprake van een tocht naar den berg. Daar, met het oor tegen de deur gedrukt, op het minste gerucht lettende, vleide zij zich nog met de hoop dat hare moeder alleen mocht vertrekken. Deze laatste hoop verdween echter spoedig zij hoorde Teta naar bed gaan, waarna de grootste stilte in het huis heerschte. Den volgenden dag kwam Ascanio te Nemi eten. Wel verre van voor hem, zooals zij gewoon was, uit den weg te gaan, dwong het meisje ziohzelve zoo gemeene deel der discussie maakt hij met een voorgelezen redevoering, dieniet hoog vliegt en diep gaat, maar doet denken aan de wijze, waarop een ge woon ontwikkeld man u in een gesprek zijn denkbeelden zou mededeelen over politieke verhoudingen, we.ke hem niet bovenmatig interesseeren, liefst zoo beknopt mogelijk zich af om vervolgens met groote nauwgezetheid de bijzondere punten één voor één te behandelen, welke in den loop van de week ter Bprake zijn gekomen. Om u te boeien, om het debat te verlevendigen, om oratorische overwinningen te behalen, is het hem allerminst te doen. Hij is zouden wij zeggen, hoewel dit na tuurlijk nog door de ervaring gestaafd moet worden een werk-minister in de eerste plaats. En al is het waar, vooral voor een journalist, dat „het oor ook wat wil," wie zal ontkennen, dat we in de tegenwoordige omstandig heden er zulk een vóór alles noodig hebben f De „N. Rott. Ot." wijst op het op vallend verschil met vorige jaren. Toen een minister-president, die uit naam van heel het Kabinet met vlammeude zinnen tegen de Kamer in het vuur kwam en met de antithese rondstriemde. Nu niet minder dan zes ministers, die bet rijtje langs, de meesten in zeer soberen toon, de tot hen gerichte vragen kwamen beantwoorden. Vroeger een talentvol redenaar, die met schit terende handigheid langs het gehouden debat heen wist te laveeren en de Kamer overblufte, terwijl hij de nete ligste punten uit de politieke discussie onbesproken liet. Thans een tweetal ministers, die geen poging deden, om ook maar één vraag te ontioopen, welke op den politieken toestand betrekking had, maar verrassende overeenkomst met de jaren, die achter ons liggen evenmin licht verschaften. De zakelijke behandeling der stof trok ontegenzeggelijk aanmen had echter iets meer mogen verwachten dan gegeven werd. Dat stond bijna met dezelfde woorden reeds in de stukken te lezen. Om dat nog eens te hooren herhalen, had toch de Kamer niet een week lang hare beste woordvoerders in het veld geetuurd. Het „Handelsblad" noemt haar in druk „gemengd". Dat men stellig niet van een beslist succes kan spreken, zooals het optreden van den heer De Meester b. v. in de Eerste Kamer bij het adresdebat misschien wel kon wor den genoemd, ligt, naar dit blad meent, schier uitsluitend aan de zeer natuur lijke parlementaire onbedrevenheid van een aantal leden van het kabinet. Het iets te luid spreken (lezen) van den heer Kraus bijvoorbeeld, is een onbe duidende bijzonderheid, welke licht te verhelpen isde heer De Meester zal zeker langzamerhand er meer Blag van krijgen om de velerlei onderwerpen van een algemeen debat in één rede te verwerkenen misschien slijten zelfs van de eigenaardigheden van den heer Staal, die thans zoo op de lach spieren van de Kamer werkten, de al te rhetorische punten af. De heer Staal zou, met zijn welbespraaktheid en zijn militair élan, een Erans he Kamer wel licht in verrukking brengen maar in ons nuchter landje werkt een minister verbijsterend, die, terwijl hij de eene hand uitstrekt naar zijn makkers aan de groene tafel en de andere naar de Kamerleden, den strijdkreet aanheft „Yoor God, Koningin en Vaderland 1" en zich dan krachtig op de borst slaat. Maar de heer Staal zal wel leeren, het vuur, dat in hem woedt, allengs te be dwingen in de uiterlijke vormen, welke onze nuchtere volksaard op den duur toch meer bekoren. Heeft ook niet minister Ellis, om wien de Kamer en de tribunes eveneens aanvankelijk lach ten, gaandeweg meer parlementaire routine gekregen Als ongunstige omstandigheid kwam er, voor het eerste optreden van dit ministerie, nog bij, dat door de sterke decentralisatie van de taak der beant woording, de groote verdeeling van het antwoord over vele departementshoofden, allicht aanleiding wordt gegeven tot jok en spot. Een opeenvolging van zes ministers, die de Kamer beantwoor den, elk op zijn eigen wijs, brengt de Kamer onwillekeurig in beweging. En voor den minister van financiën vooral kwam er nog bij, dat hij in den geest zijner hoorders natuurlijk had te kampen met de heugenis aan de ma gistrale wijze, waarop dr. Kuyper zulk een groote rede wist in te klee- den zij het dan ook dat anderzijds door hem nauwgezet alle vragen wer den beantwoord, terwijl dr. Kuyper niet afkeerig was van Jantjes van Leiden. De krijgstucht. Het „U. D." heeft een tweetal ar tikelen gewijd aan ons veldleger en komt daarin tot deze conclusie „Zooals de toestand nu is, zitten wij, dank zij de legerwetten Eland-Kool, met ons leger in 't moeras. We geven 't grif toe. De diensttijd is te kort om innerlijke krijgstucht te leeren en te lang voor enkel uiterlijke oefening. Als de troep af is geëxerceerd, gaat hij zelfs misschien weer in gehalte achteruit, bij gebreke van genoegzame velddienst oefeningen. En de mengeling van vier-, twaalf- en acht-maanders, van beroeps-, militie- en reserve-kader, legt de kiemen van desorganisatie. Maar als men door verkorting van diensttijd de mogelijkheid om krijgs tucht te leeren, nog verder verschuiven gaat, dan zal men ons niet uit het moeras, maar nog verder er in gebracht hebben. Wil nu de minister van oorlog zieh aan de vooroefeningen der jeugd ge legen laten liggen, uitmuntend. Men I verre dat zij hem niet alleen niet ver meed, maar zelfs met den ellendeling in een gesprek kwam. Elk oogenblik trad zij onder verschillende voorwend sels in de kamer, waar Teta en haar man waren, met de hoop iets van hun gesprek op te vangen, maar ongeluk kiglijk werd er geen woord over Leon gezegd. Maria Rosa begon te vreezen dat men haar niet meer vertrouwde, terwijl dit, helaas, haar alleen het middel kon verschaffen om te handelen. Vergetende hoevele malen het reeds gebeurd was, dat hare moeder haar verscheidene dagen niet naar den Cavi- berg medegenomen had, beefde zij bij de gedachte dat zij niet meer zou gaan naar eene plaats, waaraan zij, nog den vorigen avond, niet zonder rillen kon denken. Deze angst maakte plaats voor eene soort van vreugde, toen Teta haar den volgenden nacht een met levensvoorraad gevulde mand ter hand stelde met bevel haar te volgen. Men kan zeggen dat het nu den ganschen weg langs Teta was, die volgde. Loop toch zoo hard niet, riep zij, men zou zeggen dat de duivel je op je kan dan eens zien, wat er op dat stuk te bereiken valt. Directe schade is daarvan op zich zelf niet te verwachten, integendeel winst. Maar groot zou de indirecte schade voor onze nationale weerkracht zijn, indien men daardoor zich gerechtigd achtte, de leerschool der krijgstucht voor het leger uit het oog te verliezen. Beter een goed geoefend klein leger, dat van krijgstucht doordrongen is, dan een onvoldoend georganiseerde, orde- looze groote massa. Da uitvoering der kinderwetten. Het „Weekblad van het Recht" schrijftOpnieuw werd het gerucht verbreid, dat de regeering de bedoeling zou hebben alle kinderen, die door den rechter te harer beschikking worden gesteld, eerst in het rijksopvoedings gesticht te Alkmaar te doen opnemen en eerst daarna over de opdracht aan par ticulieren te beslissen. In het Kon.besluit van 15 Juni is die bedoeling niet uit gesproken. Integendeel, de mogelijkheid van onmiddellijke opdracht aan parti culiere verzorging wordt uitdrukkelijk ondersteld. Het tegendeel ware dan ook in beslisten strijd met art. 39bis, zoo als het mede op voorstel van den late- ren minister van justitie Loeff werd vastgesteld. Wij nemen daarom voor alsnog niet aan, dat het gerucht waar heid zegt. Wij hopen, dat bij de aan staande behandeling van de begrooting van justitie den minister daaromtrent inlichtingen zullen worden gevraagd. Yoor het onverhoopte geval,dat de bedoe ling inderdaad zou zijn zooals het gerucht vertelt, kunnen wij daartegen niet ern stig genoeg protesteeren. Het is onze oprechte overtuiging, dat indien de nieuwe wetgeving op deze wijze zal worden uitgevoerd, haar mogelijke goede werking bij voorbaat wordt ver lamd. Voorshands bepalen wij ons tot deze paar woorden. Mogen onze afge vaardigden niet verzuimen aan de on- getwjjfeld ernstige quaestie hun opmerk zaamheid te schenken. In het „Tijdschrift voor armenzorg en kinderbescherming" wordt gemeld, dat de besturen - van gestichten, die zich bij de regeering hebben aangemeld voor de verzorging van ter beschikking der regeering gestelde minderjarigen, zijn uitgenoodigd tot een conferentie met daartoe aan te wijzen ambtenaren, in de maand December te houden,waarin eventueele bezwaren tegen de gegeven voorschriften zullen worden besproken. Samenwerking land- en zeemacht. De minister van marine heeft aan de Tweede Kamer in antwoord op een hem gestelde vraag medegedeeld, dat bij, evenals de minister van oorlog, van oordeel is, dat tot de overlegging van het rapport der commissie in zake sa- hielen zit. Maria Rosa bleef stilstaan. Zij zag de rots en wachtte met bevend hart op hare moeder. Welk geluk Teta neemt een brood j uit de mand, baalt een sleutel uit haar zak en gaat naar het armzalige verblijf, waaraan Maria Rosa met hare gansche ziel hing. Hij leeft 1 Hij leeft 1 riep het arme kind uit en zij slaakte eene bede dat zij hem met Gods hulp verlossen mocht. Zij naderde met beschroomden tred de plaats, waarvan de toegang haar ontzegd was, hopende een geluid op te vangen en een blik te werpen, toen haar arm door Ascanio vastgegrepen werd. Op den kreet van schrik, welke haar het zien van dien man ontlokte, kwam Teta spoedig te voorschijn. Wat voer je daar uit zeide zij met een vreeselijke stem tot haar man. Waarom schreeuwt zij De duivel mag mij halen als ik weet waarom zij schreeuwt, antwoordde Ascanio maar je komt heden zoo laat, dat ik je ben tegemoet gegaan. Je komt gewoonlijk niet alleen, antwoordde Teta op denzelfden toon. Vanavond zijn niemand anders dan ik en Gaetana op den berg gebleven. Oaetana sliep toen ik vertrokken ben en ik heb hem niet willen wakker maken. Zoo, zooantwoordde de oude vrouw, het ia goed. Neem je manden op, want wij vertrekken. Al mompelende nam zij den arm van hare dochter en verwijderde zich. XI. Op een anderen tijd zouden de be dreigingen, die zij van Ascanio en hare moeder had moeten hooren, Maria Rosa hebben doen beven voor hare eigene veiligheid, maar thans vreesde zij slechts voor Leon en, zwijgend naast Teta voortschrijdende, was zij nergens anders bevreesd voor, dan dat zij den toorn van hare gevangenbewaarster kon opge wekt hebben. De helft van den weg was afgelegd zonder dat een woord gesproken werd, maar eindelijk nam Teta het woord. Ik zal je een man geven, Maria Rosa, zeide zij. Jeronimo, van Laricico, heeft je ten huwelijk gevraagd eu biunen veertien dagen zult je zijn vrouw zijn. Wordt uerwlyd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1905 | | pagina 1