I»pij, 1 I I :adeau. 48e Jaargang. 1Ö05. Vrijda I December. ka>t ®?0. ^steden meisje, t S D1E S T R4YEMST. S-SCfiSiöE Telephoonnummer 10. Gemeentebestuur. HSSI .1 pijnen. TER en WBTHOÜ- ngen, zullsn op 3 Ufe, ten Kaad- isnte in het openbaat ing van alle alle openbare inrich- derwijs en van de SCHRIJFBEHOEF- erachillende gemeen- ENOODIGDHEDEN vijs in de v r o u - idwetken aan de fe Scholen, en zulks 906, 1907 en 1908. j liggen ter inzage letarie (Bureau Be- rdag 25 November a. stil gezin worden loenlijke KOSTGAN- ezer Courant. 15 Deo. a. s. in een tte Dienstbode, ;uigen, die zelfst. k. •ger pot koken kaD. bureau van dit blad. 7AALL v. STOET- krg, vraagt een net n strijken en gene- werk te verrichten. juurwiukel kan eene JFFDOUW P.O. iet Januari aanst. teling. Franco aan- P., bureau Vliss. -Middelburg v.v. (Remise:)^ v.m. rkdagen) 5.50. 7.55, 9.30, 11.-, L5, 2.—, 2^45, 3.30, 7.50, 8.40, 9.30, ÏG (n. Z e i 1 m a r k t 6.20s. 8.40,10.15, 10, 2.05, 2.50, 3.35, 7.55, 8.45, 9.35, en slechts tot de n. 6.—, 6.20, 7.-, 10.—, 10.20, 10.40, 12.30, 1.—*, 1.25s, 4.25, 4.50, 6.10, vm. 6,10, 6.30, 9.50, 10.10, 10.30, lm. 12.10, 12.45, 3.40, 4.10, 4.35, 8.30. len Zondags uit. >06. Lm. 3,23 e) g) V 3,50 g) bet vertrek van k. Neuzen vm. 8,30 e en Neuzen ten .aten wachten, e en Neuzen ten lutea wachten. maakt. 1.55 vanNeu zen Prijs per drie maanden 1,3®, 'Skauoo jposz 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187. COURANT. ADVBRTENTIËNvan 14 regels ƒ0.40. Voor eiken regel meer 10 eent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts twee maal berekend. Groote letters en cliché's naar plaatsruimte. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen. Abonnements-Advertentiiin op zeer voordeclige voorwaarden. KENNISGEVING. De Burgemeester van Vliasingen gezien de circulaire van den Com missaris der Koningin in de provincie Zeeland, dato 14 November 1905, A no. 3610, 3e afd. M. S. brengt het navolgende ter kennis van belanghebbenden Algemeene regeling van het onderzoek bedoeld bij 19 der beschikking van den minister van oorlog dd. 23 Juli 1902, 2e afdeeling no. 90, naar Ie geoefendheid van lotelingen der lichting 1903, die din gen naar het bewijs, hetzij voor mili taire bekwaamheid, hetzij voor lichame lijke geoefendheid, dan wel voor beiden (art. 104 der militiewet 1901.) 1. Het onderzoek vindt plaats tussehen 2 en 13 Januari 1906. 2. Het onderzoek loopt voor eiken deelnemer in één dag af en wordt ge houden o.a.te Middelburg voor jonge lieden uit de gemeente Vlissingen 3. Tot het onderzoek worden uit sluitend toegelaten a zij, die hebben deelgenomen aan de lotiDg voor de lichting 1906b. de lotelingen der lichting 1905, die ingevolge het be paalde bij de tweede zinsnede van ar tikel 99 der militiewet 1901 in 1906 worden ingelijfd c. de reeds ingelijfde lotelingen in het genot van uitstel van eerste oefening, die, om in aanmerking te kunnen kernen voor verlenging van uitstel in verband met de bepaling van het op twee na laatste lid van art. 92 van het Koninklijk besluit van 2 De cember 1901 (Staatsblad no. 230) zooals dit artikel gewijzigd ia bij Koninklijk besluit van 17 October 1904 (Staats blad no. 234) hun bewijs van voorge oefendheid wenschen to vernieuwen d. jongelieden, adspiranten-vrijwilliger voor het reservekader der infanterie, vesting-artillerie of geniedie zich voor of uiterlijk op den lOden De cember 1905 ter Secretarie (afd. Be volking) tot deelneming aan het onder zoek hebben aangemeld. Voorts wordt de aandacht van de belanghebbende lotelingen er op ge vestigd dat de bewijzen, bestemd voor hen die bij het onderzoek aan de eischen hebben voldaan, verkrijgbaar zullen worden gesteld ter gemeente secretarie (Bureau bevolking) voor of op den 23 Januari 1906. Vlissingen, 30 November 1905. De Burgemeester voornoemd, VAN DOORN VAN KOUDEKERKE. 2e wijziging van het reglement van orde voor den ministerraad. Het „Vad." schrijftNa gedurende vier jaar een geenszins onaangevochten bestaan te hebben geleid, is het premier schap, de schepping van dr. Kuyper, dezer dagen bezweken. Met eenige zelfvoldoening constateeren we dit sterf geval. Want niet zoo heel velen stonden aan onze zijde, toen wij, nu weldra vier jaren geleden, tegen dit nieuwe on-Nederlandsche instituut den strijd aanbonden. Het zou meende men vrij algemeen zoo'n vaart niet loopen meer een verschil in naam zijn dan metterdaad. Maar het bleek een verschil van zware beteekenis dr. Kuyper was er de man niet uaar om, uitgestoffeerd met zoo weidsehen naam, aan dien naam niet een reëelen inhoud te geven. De historie van dat premierschap op 'o rakelen, is overbodig geen is er, die ou reeds haar vergeten is, en weinigen zijn er, die in de verdwijning dezer instelling zich niet zullen verheugen, niet zullen deelen in den wensch 'an „De Nieuw'e Courant", dat nu ook de betiteling van „minister-president" zou spoedig mogelijk in onbruik moge geraken. Wanneer deze hoop niet in vervulling gaat, wanneer het de slechte mode blijft, 'o spreken van „minister-president" en «premier", dan zal dit echter mede de schuld zijn van 't huidig kabinet, dat instelde een presidentskeus voor een jaar met recht van herkiezing, niet hernieuwde het oude stelsel van presi dium bij toerbeurt, en dat tevens den tijdelijken voorzitter de bevoegdheid gaf' den ministerraad buitengewoon bijeen te roepen, terwijl, doet hij het niet, minstens twee der andere ministers hier toe noodig zijn dus president-minister twee ministers. Met de „N. R. Ct." betreuren wij dit. Het kabinet-De Meester heeft wel in beginsel met het premierschap gebroken, maar het had de breuk nog radicaler kunnen maken. Benoemingen. De „Maasbode" verzoekt de overige organen der rechterzijde, instemming te betuigen met haar protest tegen de jongste benoemingen in de Kamers van Toezicht op het notarisambt. Het blad berekent, dat van de 48 benoemden 35 behooren tot de liberale partij, terwijl de niet liberalen dan nog hoofdzakelijk benoemd zijn in Brabant en Limburg. Het geldt hier een punt, dat ons steeds toeschijnt tot het minst verkwik kend deel van den politieken strijd te behooren, zegt de „Ned.". Niet dan ongaarne bewegen wij ons op dit gebied lo. omdat hier meer dan elders het gevaar dreigt, met onvolledige gegevens te geven en op gebrekkige, half-ware aanduidingen te oordeelen 2o. omdat wij meenen, dat de politieke strijd om laag getrokken wordt, wanneer, door het op den voorgrond stellen der be- noemingsquaestie, het eigenbelang van velen geprikkeld wordt. Dit sluit natuurlijk niet uit, dat bij tastbare stelselmatige partijdigheid de publieke opinie ook hier haar woord heeft te spreken en de volksvertegen woordiging haar critiek te oefenen. Vooral wanneer het geldt benoemingen voor een dusdanig ambt, dat de partij digheid niet slechts personen, maar ook de zaak zelve schaadt. En hetvrij-anti-rev. blad vervolgt dan Wij denken hier b.v. aan de benoe mingen in zake de kinderwetten, Waar over, naar ons voorkomt, straks in de Kamer een vraag om opheldering niet zal kunnen uitblijven. Te meer waar de liberale pers, bij monde van het „Hbl." partijdigheid op dit stuk verdedigd heeft met het argument, dat „vrijzinnige" opvoeders doordat zij niet door hun geloofsovertuiging gedrongen zijn propa ganda te maken voor hunne godsdien stige denkbeelden altijd iets „vóór hebben" op niet-vrijzinnige. Doch de instemming, die nu de „Maas bode" van ons vraagt, kunnen wij niet geven. Het blijkt uit haar lijst zelve, dat in de Kamers van Toezicht nagenoeg uit sluitend zijn benoemd kantonrechters en ontvangers en inspecteurs der registratie, d.w.z. mannen, die door hun ambt als vanzelf aangewezen waren, en dan ook ten deele door de wet zelve als voor benoeming het eerst iu aanmerking komend zijn aangeduid. Het komt ons voor, dat de minister hierbij op geen richting gelet heeft. De keus was schraal. En lang niet onmogelijk is het, dat onder de benoembaren het per centage liberalen even groot of nog grooter was dan onder de benoem den. De functie van het lidmaatschap van zulk een Kamer van Toezicht is trouwens een bij uitstek technische. Het Befensie-vrasgstuk. De „Arnh. Ot." is ten zeerste teleur gesteld door de „officieele tekstverkla ring der min of meer geheimzinnige alinea in de Troonrede over de Amster- damsche linie", welke de minister van oorlog thans tan beste gaf in de me morie van antwoord. Onderzocht zou worden, volgens de Troonrede, hoe „zonder verzwaring van lasten" die linie zou kunnen „voltooid wordeu binnen den kortsten tijd, waarin zulks in verband met technische eischen kan plaats hebben." Deed het woord „voltooid" reeds vreezen, dat ook weder de minister Staal zou blijken zieh niet te kunnen losmaken van den geheel verouderden grondslag van ons zooge naamd geconcentreerd defensiestelsel en dus blijven voortgaan met in onze doode weermiddelen millioenen te steken,welke beter besteed werden aan onze levende strijdkrachten en ook zoo noodig zijn voor tal van andere dringende behoeften, de memorie van antwoord is een vol strekte ontnuchtering voor hen, die, ondanks dat woord „voltooid", nog niet geheel de hoop hadden verloren, dat het met 't geld wegwerpen in dien on- dempbaren millioenenput, welke de Amsterdamsehe stelling heet, nu einde lijk eens uit zou zijn. Want in plaats daarvan, worden wij nu in het stelsel van Generaal Staal nog steviger aan die linie vastgeklonken en wordt zelfs de kans afgesneden, dat vóór de zooge naamde „voltooiing", zoogenaamd, want wanneer kan in onzen tijd van uitvindingen van telkens weder nieuwe vernielingsmiddelen en van steeds zich wijzigende inzichten op strategisch ge bied, er van een voltooide stelling sprake wezen eindelijk toch eens met die millioenenverspilling zou worden opge houden. De minister blijft dus als een axioma beschouwen de bewering, dat de stelling van Amsterdam „voldoende waarborg" is voor onze onafhankelijkheid. De „Arnh. Ct." acht haar als waarborg van nul en geener waarde. Is dit nu de weg vraagt zij om te komen tot de bezuiniging op de oorlogsuitga ven, welke een der punten was in het oampromis-program van 21 Jan. 1.1 Barste Kamer. De bijeenroeping van de Eerste Kamer der Staten-Generaal wordt tegen de eerste week van D. cember verwacht, o. a. voor het afdeelingsonderzoek van de Indische begrooting en ter beschik king op het verzoek van haren commies griffier, mr. Romeijn, om, in verband met zijne benoeming tot secretaris van het woningcollege, ontheven te worden van zijne betrekking. Door de benoeming van mr. Schepel tot rechter te Utrecht is nu ook het commies-griffierschap bij de Tweede Kamer vacant. Als oudste naar rang van benoeming was de heer Schepel le commies-griffier. Opvolger prof. mr. M. W. F- Treub. In de gisteren gehouden vergadering van den Raad werden voor een opvol ger van mr. Treub ais gewoon hoog leeraar in de Staathuishoudkunde en de Statistiek aan de Gemeentelijke Uni versiteit uitgebracht bij eerste stemming 12 stemmen op dr. O. A. Verrijn Stuart, 6 stemmen op mr. D. Van Blom, 8 stemmen op dr. D. Van Embden, ter wijl 2 stemmen blanco waren. De tweede stemming had tot uitslag dr. Verrijn Stuart 11 stemmen, dr. Van Embden 13 stemmen en mr.- Van Blom 4 stem men. De derde stemming bezorgde dr. D. van Embden met 16 stemmen de meerderheid, terwijl dr. Verrijn Stuart 11 stemmen op zich vereenigde en 1 stem in blanco werd uitgebracht. Dr. D. Van Embden is dus gekozen, buiten de aanbeveling om. Ongevallenverzekering. De Kamer van Arbeid voor het Ilan- dels-Crediet- en Verzekeringswezen te Amsterdam heeft tot den minister van Landbouw, Nijverheid en Handel het verzoek gericht, de verplichte onge vallenverzekering uit te breiden tot de personen, die in de pakhuizen van den groothandel werkzaam zijn. Dezen staan aan dezelfde gevaren bloot als de werklieden van de veemen, in art. 10 sub. 15 der Ongevallenwet genoemdde verzekeringspliehtigheid wordt echter beoordeeld naar het bedrijf, door den patroon uitgeoefend, en nu is wei het bedrijf van een veem in de Ongevallenwet opgenomen, doch niet het bedrijf van een groothandelaar. De Kamer van Arbeid spreekt den wensch uit, dat bij eea wijziging van art. 10 der Ongevallen in deze leemte worde voorzien. Aan het verslag van het verhandelde in de zes en twintigste jaarlijksche al gemeene vergadering, henevens rekening en verantwoording 1904/05 der Konin klijke vereeniging van gepensionneerde onderofficieren en minderen van het Nederlandsche leger (onderstand aan militairen, gepensionneerd vóór de wet van 1877 en aan hunne weduwen), ontleenen wij Het aantal hulpbehoevende leden van de vereeniging, aan wie gedurende het boekjaar bijslag werd verleend, bedraagt 40 van de le en 112 van de 2e cate gorie. Die der le categorie ontvingen elk f120, die der 2e categorie elk f 90. Op 19 Februari 1905 bleven totaal 150 hulpbehoevende leden ter verzorging over. Tezamen werd hen f15,627 uit betaald. De onderstand aan 159 hulpbehoe vende weduwen van leden waarvan 109 tot de le en 50 tot de 2e klasse behooren, bedroeg over gemeld hoek jaar f7785. De weduwen der le klasse ontvingen elk f 60, die der 2e klasse ieder f 50 bijstand. Aan leden en weduwen werden nog uitgekeerd aan gratificatiën f 630. Met een feestgave van f 10 vormen deze sommen het niet onaanzienlijk bedrag van f24.052. Trekken wij hiervan af de subsidie van f 10,000 vanwege het departement van oorlog verleend, dan rest nog f 14,052, die na aftrek van f 1769 gekweekte rente, bijeengebracht zijn door de offervaardigheid van het Nederlandsche volk, waarvan door on derofficieren, korporaals en minderen f2844. Men meldt aan de „N. R. Ct." Voor dit jaar is de zeehondenvangst door de gebroeders Van der Klooster te Burghsluis in de Zeeuwsche wateren weder geëindigd dit jaar werden er in het geheel gevangen 73 stuks, waar van er 8 levend naar België en 4 levend naar Frankrijk en 1 levend naar Hol land werden verzonden, terwijl er 34 vrouwelijke en 26 mannelijke werden gedood voor het ontvangen van de premie, welke voor een vrouwelijk dier f 3 en voor een mannelijk exemplaar f 2.50 bedraagt. Het vorige jaar werden er in het geheel 28 stuks levend ver zonden, terwijl er 81 werden gedood. In 1903 werden er 26 levend verzon- den, terwijl 71 vrouwelijke en 60 manne- lijke werden gedood, alzoo te zamen gevangen 157 stuks. Ook hier dus achteruitgang. De gebroeders Van der Klooster hebben zich reeds van kindsbeen af op de vangst dezer dieren toegelegd en er is een tijd geweest, dat dit het eenige werk was wat zij deden er is evenwel reactie ingetreden en nu gaan zij er slechts op uit als de gelegenheid tot de vangst geschikt wordt geacht, of wel wanneer geen betere gelegenheid tot verdienen bestaat. De voorouders van de gebroeders Van der Klooster be oefenden reeds jaren het bedrijfaf komstig uit Friesland, waar zij de vangst hadden geleerd, achtten zij de Zeeuw sche stroomen meer geschikt terrein voor het bedrijf. Voorheen hadden zij dan veel grooter afnemers in het buiten land van levende zeehonden een der grootste was de hoer F. Bartels te Kreiensen in Duitschland, die er meer malen 25 stuks te gelijk importeerde, en waarvoor zij dan f 10 per stuk ont vingen, vrij geleverd te Dordrecht. Voor de vangst, die uitsluitend met netten geschiedt, wordt gebruikt een zoogenaamde Blazer, bemand met drie koppen, waarvan er Bteeds één op blijft, als de anderen hun geluk gaan beproe ven. De zeehonden liggen het liefst op den rand van de, op sommige plaatsen meer dan een meter boven den water spiegel zich vrij steil verheffende banken, zich in de zon te koesteren. Reeds van verre weet het geoefende oog der jagers uit den grauwwitten klomp der zand bank de rustende zeehonden te her kennen. Op ongeveer 1000 M. afstand der bank verlaten de beide jagers in een sloepje voorzichtig hun vaartuig hunne netten voeren zij mede, leggen deze op circa 300 M. van de zeehonden ten anker en laten deze dan met den stroom mede drijven, zoodanig door de jarenervaring daarin geoefend, dat hot net langs de bank komt te liggen. Wan trouwend van aard verheffen de zee honden hun plompe lichamen bij het zien drijven der netten, laten zich snel en handig van den steilen rand der zandbank glijden, maar komen terecht en raken verward in de netten. Het vele schieten op de zeehonden, na het instellen in Mei 1900 van de premiën op het dooden heeft bijna een einde gemaakt aan dit bedrijf, dat door genoemde broeders wordt uitgeoefend op Ooater en Wester-Sehelde, van de Willemstad tot aan de monden van genoemde zeearmen voor hen valt het ongetwijfeld te bejammeren, dat het niet meer een loonend werk is, maar de botvisschers zien met genoegen jaar op jaar het getal sterk verminderen of de Zeeuwsche stroomen uittrekken naar de meer in zee gelegen zandbanken, daar het zonder twijfel hieraan te danken is, dat hunne vangsten voortdurend beter woiMenalgemeen bekend is het dat het vooral de bot is waarop de zeehonden bij uitstek belust zijn. In elk geval blijkt evenwel nog, dat de zeehonden jagers van Burghsluis nog wel steeds bereid zullen zijn levende dieren te leveren, wat de gewone personen, die voor de premie uitgaan, niet kunnen, omdat zij de dieren moeten dooden met het geweer alleen jongere exemplaren laten zich weieens levend vangen, maar voor de vangst van levende volwassen exemplaren is de ervaring noodig van hen, die als echte robbenjagers reeds jaren in de practijk waren. Vlissingen, iSO Nov. „Vlissing's Mannenkoor". Het eerste concert van „Vlissing's Mannenkoor" in dezen winter gisteren avond in de schouwburgzaal Stofkoper, werd weder door een groot aantal belang stellenden bijgewoond. Al was het pro gramma niet zoo rijk in afwisseling, als we wel eens van dit koor hebben aangehoord, toch wist het door een ge paste keuze van koren en liederen een programma af te werken, dat tot het einde met onverdeelde aandacht en waardeering werd gevolgd. De secretaris van „Vlissing's Mannenkoor", de heer Th. H. Ph. Hoste, die weer zoo vrien delijk was geweest eenige toelichtingen bij het programma te schrijven, had als hoofdnummer aangekondigd„Floris de Vijfde op het slot te Muiden", van Joh. Verhulst. Dit werk, dat we als slot te hooren kregen, kon ons niet geheel bevredigen. Zonder te kort te willen doen aan de gaven van den dichter en de groote verdiensten van den componist, moeten we toch bekennen dat het als een frag ment ongetwijfeld waarde heeft, doch als een geheel te arm is aan inhoud en beweging. Door en door tragisch, één kreet, nu van hoon, dan van deernis, van wraak, van krijgsrumoerniets meer. Was Floris dan ook niet een held, die kon lijden voor zijn volk Het koor zong dit nummer met veel vuur en goede voordacht. De steun van een orehest, hoe bescheiden ook, ware ons hier zeer welkom geweest. Als solist trad in dit werk op de heer W. Sprengers, tenor te Beverwijk. Het lied is blijkbaar een genre, waarin deze zanger zich het gemakkelijkst beweegt. Van de liederen (waarom geen enkel Hollandsch lied beviel ons „Du bist die Ruh" van Rückert, zeer goed. Hierin toonde de heer Sprengers, dat hij in alle nuanceeringen meester is van zijn stem. In sommige passages was het geluid niet helder en niet altijd even vol, vooral niet in de hoogere tonen. In Floris de Vijfde bemerkten we een minder juiste, althans eenigszins vreemde uitspraak van sommige woorden en de stemming met het koor kon beter geweest zijn. Overigens hebben we dezen solist met genoegen aangehoord en valt zijn een voudige voordracht en ongekunstelde manier van zingen te lovende bege leiding was hiermede in overeenstem ming. Van de liederen, die op ééne uitzon dering na door het koor a capella wer den gezongen, moeten we afzonderlijk vermelden: „Canticum Simeoiis" van Gjve t Dorreuhotn, DA ia jiu I

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1905 | | pagina 1