fill I DiM
Dinsdag
21 November.
43e Jaargang.
FEUILLETON.
Ho, 274
Spreken is zilver en
zwijgen is goud."
Binnenlandsclie berichten,
1905.
vlinsimschf: coiirut
Prijs per drie maanden L8& jfVaaeo pei' posi 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert, zich tij alle Boek
handelaren Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever
F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187-
ADVERTENTIËN: van 14 regels ƒ0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie wordt de prijs slechts tweern aal berekend. Groote letters
en cliehé's naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelyks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen.
Telepïiaomiummer 10.
Abonnements-Advcrtentiën op zeer voordeelige voorwaarden.
De „Midd. Ct," is zij het ook
zijdelings nog niet uitgepraat over
het feit dat het bericht betreffende de
plannen voor de oprichting van een
nieuwe stoomvaartdienst in de pers de
ronde heeft gedaan. Zij meent dat deze
voorbarigheid de totstandkoming van
de plannen ernstig kan schaden. Men
móet geen slapende honden wakker
maken, zegt zij.
„"Wie niet begrijpt dat voor alge-
meene belangen de bijzondere moeten
wijken wie zijn oogen sluit voor de
dringende noodzakelijkheid om op zijn
tijd te zwijgen of zich eenige opoffe
ring te getroosten wie maar dat
is weer de egoistische zijde van de
kwestie eenvoudig op oogenblik-
kelijk winstbejag belust is en niet
vooruit ziet dat eenig wachten hem
dubbel profijt kan bezorgen die is
voor de samenleving geen knip voor
zijn neus waard. Hij kent de waarde
niet van het „spreken is zilver en
zwijgen is goud." Dit uitmuntend
spreekwoord, heet het verder, mocht
op geen enkel couranten bureau ont
breken het zou de voorzichtigheid
in de hand werken."
Dat is de theorie die men in de
St. Pieterstraat teMiddelburg verkondigt,
Maar nu de practijk.
Men weet dat zeer serieuse plannen
hebben bestaan betrekkelijk een groot-
sche exploitatie van onze badplaats.
Zeer breedvoerig is hierover gediscus
sieerd. In een geheime zitting van
den gemeenteraad werden de plannen
besproken, doch den leden van dat col
lege geheimhouding opgedragen.
De „Midd. Ct." maakte van deze in
een geheime zitting besproken quaestie
toch melding.
Omdat zij iets wat geheim moest
worden gebonden, openbaar maakte, hin
derde dat niet. Had een ander blad het
gedaan dan zou het geheeten hebben
„Spreken is zilver en zwijgen is goud.
Wij hebben destijds wel degelijk op
verzoek van die plannen geen melding
gemaakt, omdat voorbarige publiciteit
ons ten zeerste werd ontraden.
Nog een ander punt.
Enkele maanden geleden werd te
Middelburg een persoon aangehouden
in verband met den diefstal van het
schilderij van Frans Hals.
Der pers was verzocht geen rucht
baarheid hieraan te geven.
De .Midd. Ct." stoorde zich niet aan
door K. D. VAN OLDEPADE.
14.)
„Nu, meneer, ik zal dan maar met
u hopen 1 Het is anders meer dan erg 1
Wel te rusten, hoor I"
Koermond ging naar de bakkerij om
al het meel, waarop hij eerst zuinig
meende te zijn, te verbakken. Morgen
zou hij het brood een halven eent goed
kooper geven dan aan de fabriek.
En "Willem de Duivel
Wel, als alle Duivels zoo gerust
kunnen slapen als hij deed, dan is heel
het verhaal van de gevallen engelen
een sprookje.
Willem de Duivel sliep zoo gerust,
als iemand met een goed geweten maar
slapen kan. En te midden van al die
akeligheid droomde hij zelfs van de hem
onbekende Mina Abeling. Hij zag haar
dit verzoek en publiceerde een heel
relaas over deze zaak, waardoor het
onderzoek van politie en justitie ten
zeerste belemmerd werd.
Toen behoefden de algemeene belan
gen niet voor de bijzondere te wijken,
want wederom de „Midd. Ct." publi
ceerde deze bijzonderheden, dat hindert
niets.
"Wanneer ooit, dan was zeker in dat
geval „spreken zilver en zwijgen goud"
geweest.
Doch wij herhalen toen was het niet
noodig „dat men zijn oogen sloot voor
de dringende noodzakelijkheid om op
zijn tijd te zwijgen of zich eenige op
offering te getroosten", dat was natuur
lijk wel dringend noodzakelijk geweest
als een ander blad „het onderzoek van
justitie en politie had belemmerd door
openbaarmaking te doen van feiten die
men, in het belang der goede zaak,
veel beter had gedaan voorloopig te
verzwijgen."
Ook in dat geval hebben wij gezwe
gen waar wij hadden kunnen spreken.
Wij willen nog een staaltje geven
van de theorie en de practijk der
Midd. Ct."
Kort vóór het aftreden van den heer
Yan Woelderen als directeur van de
Zeeland" meldde de „Midd. Ct." dat
de „Zeeland" weldra door de Staats
spoorwegen zou worden overgenomen.
De heer Van Weelderen noemde dat
praatje geheel uit de lucht gegrepen
en het is gebleken dat dit ook werke
lijk het geval was.
Ook toen was zeer zeker „spreken
zilver en zwijgen goud geweest." Doch
alweer hetzelfde verschijnselhet waB
de „Midd. Ct." die het meldde, ergo
was het bezwaar van voorbarige publi
citeit vervallen. Dat is alleen op andere
bladen van toepassing.
Laten wij eindigen met een andere
zeer bekende quaestie of neenwij
vinden het beter het hierbij te laten.
Wij hebben genoegzaam aangetoond
dat: „wie eenvoudig op oogenblikkelijk
„winstbejag belust is en niet vooruit
„ziet dat eenig wachten hem dubbel
„profijt kan bezorgen, voor de samen
leving geen knip voor zijn
„waard is."
De drie door ons genoemde gevallen
leeren dat telkens „ter wille van een
goede zaak het zwijgen beter was te
achten geweest dan het spreken."
Wantlo. is van de badplaats-ex-
ploitatie-plannen, helaas, niets terecht
in zijn droom zoo mooi, zoo schoon
als zijne lieve advocaat, mevrouw
Pectorale
Maar, maar ze had eene nacht
muts op en een slaapjak aan, en dreef in
haar vaders groote, witte slaapmuts met
blauwe rauden door de wolkeu. Zij zelve
werd al kleiner eu kleiner, de muts al
grooter en grooter. De witte wollen
pluim breidde zich naar alle zijden uit
ze onderschepte het licht en maakte het
al donkerder en donkerder. Toen werd
Willem wakker en droomde niet meer.
gekomen 2o. betrekkelijk den diefstal
van het schilderij van Frans Hals tast
nog steeds in het duister en 80.
,e „Zeeland" tot op het huidige
oogenblik nog niet door de Staatsspoor
wegen overgenomen,
Wij mogen dus in dce gevallen niet
eens goed ingelicht zijn geweest
want wij meldden geen dezer berichten
„het verstandige publiek heeft nu
gelegenheid daarover anders en beter
oordeelen."
standkoming
De „Midd. Ct." zal dus zelf moeten
beamen dat het Zaterdag door haar
verkondigde idéé bij hare redactie aller
minst consequent wordt doorgevoerd.
Trouwens waar zou het heen moeten
als dat wel het geval was,
Dagelijks blijkt dat alle bladen er
zich voor beijveren om iets te kunnen
melden wat een ander nog niet weet.
De vorige week zagen wij dat nog,
toen een groot Hollandsch blad een
bericht opnam over een vergadering
van ambtenaren van de Rijksverzeke
ringsbank, hoewel de ambtenaren zelf
besloten hadden in het belang van
de goede zaak nog niets publiek te
maken.
Het is er juist om te doen om elkaar
vóór te zijn, elkaar een vlieg te kun-
l afvangen. Dit moge men bejam-
ren doch waar dat nu eenmaal zoo
is moet men zich niet wrevelig toonen
als men wel eens achter het net vischt,
Men doet het best zich daarin maar
te schikken, want hier immers vooral
geldt„vandaag gij, morgen ik."
Nederland en België.
De
IV.
Mina Abeling wil geene Duivelin'en
Willem Horsebreeker wil een
schaapskop worden.
Wat zou zekere Nicolaas, die om
streeks het jaar 325 bisschop van Myra,
in Kiein-Azië was, lachen als hij zag,
dat men op hondorden uren afstand in
het kleine Nederland op zijn geboortedag
zulk een feest te zijner eere aanrichtte.
Misschien ook dat hij niet lachen zou,
maar eeuigszins verstoord uitroepen
„Wie ter wereld heeft het toch in zijn
hoofd gekregen om mij, gezeten op een
wit paard, in den nacht tusschen den
5den en éden December, over de daken
„Nieuwe Ct." bespreekt de be
door de „Petit Bleu" op touw
om zich te vergewissen, van de
meeningen over een nauwere aansluiting
tusschen Nederland en België en komt
daarbij tot deze slotsom
Wachten wij den afloop af van de
taak die de heer Baie zich heeft gesteld
en de conclusies die hij uit zijn onder
zoek trekt. Zal uit zijn serie artikelen
en uit de deelneming van verscheidene
personen van beteekenis aan de bespre
king die hij uitlokte, een positief, op
politieke en economische belangen ge
grond plan van aaneensluiting voort
spruiten, dat in de parlementen kan
worden bepleit en door de regeeringen
eerst elk afzonderlijk, dan gezamenlijk
in overweging genomen Dat is de
hoofdvraag. Zoo ja, dan is de verhou
ding tusBchen de twee volken tegen-
der huizen te laten rijden Hoe is men
er toe gekomen mij tot éen persoon te
maken met den ouden Q-ermaansehen
koning der goden, Odin geheeten, die
op zijn wit achtbeenig paard Sleipner
door de lucht holde P Neen, neen, dat
ben ik niet 1"
Doch als hij dan zag met welk ont-
stuimig verlangen de Nederlandsche
I jeugd dien avond en dien dag tegemoet
ziet, als hij zag met welke van geluk
stralende oogjes het kleine volkje zingt
van
.Sinterklaas, Gods heilig man,
Doe uwen besten tabbaard an,
Rijd er mee naar Spanje,
Breng appelen van Oranje,
Geef den kleinen kind'ren wat,
En laat de grooten loopen
Dat ze schoenen en kousen koopen",
zie, ik wed dat hij dan vrede zou hebben
met de heele geschiedenis en den feest
vierenden kleinen zou toeroepen „Ge
niet, blijde jeugd het leven, want uwe
lente is zoo kort
Maar hebt ge wel opgemerkt dat het
kleine volkje Sinterklaas vraagt of hij
asjeblief, de grooten wil laten loopen om
schoenen en kousen te koopen
Nu, de goede Heilige laat hen dan
ook loopen, maar kan niet verhin
woordig welwillend genoeg om aan zulk
voorbereiding en eventueele tot
geen onoverkomelijk be
letsel in den weg te leggen. Zijn echter
de belangen te betwistbaar, te weinig
klaar voor beide volken aan den dag
tredend, te moeilijk te definieeren, dan
is de intensiteit van het verwantschaps
gevoel, zooals wij dat thans waar
nemen, stellig te zwak om ondanks alle
bezwaren de twee volken en als gevolg
de twee staten, van elkanders goede
buren tot elkanders bondgenooten te
maken.
Ook „Land en Yolk" wijdt een ar
tikel aan deze zaak en komt tot de
volgende beschouwing
Zou nu een defensief verbond met
België èn de kansen op waarborg van
onze neutraliteit èn die op het nalaten
van een aanval op onze onafhankelijk
heid verbeteren P
Ziedaar wat naar onze overtuiging, bij
bevestigende beantwoording, van een
bedenkelijk optimisme zou getuigen.
België, verbonden met Nederland
Nederland, verbonden met België, zijn
meenen wij, in internationaal op
zicht geen haar beter aan toe dan ge
scheiden. Deze landen liggen tusschen
Duitschland en Engeland, tusschen
Frankrijk en Duitschland, als stoot-
blokken. Men kan over de kwade kansen
die wij in een min of meer algemeenen
Europeeschen oorlog loopen, bezwaarlijk
uitweiden, vooral omdat men geen de
minste zekerheid heeft of de naaste
oorlog van de toekomst een zee - of een
landkrijg wezen zal.
Doch men make zich geen illusies.
In een min of meer algemeenen Euro
peesehen oorlog zullen de groote mogend
heden in twee kampen verdeeld zijn.
Wie meenen mocht, dat zij zich dan lang
'zullen bedenken over de neutralitiet van
kleine rijken als Nederland en België,
zelfs indien deze respectabele legertj
op de been kunnen brengen, stelt zich
0. i. de zaken te gunstig voor.
Indien het belang van de groote
mogendheden dat medebrengt, zullen zij
de kleine rijken eenvoudig verplichten
partij te kiezen.
En in dat geval zou, vreezen wij
ook Nederland te kiezen hebben elke
alliantie met België ten spijt.
Bevolkingsstatistiek.
Aan de statistiek van den loop der
bevolking in Nederland over 1904, die
thans door het centraal bereau voor de
statistiek in het LXIIe nummer van
zijn „bijdragen" is in het licht gezon
den, wordt het volgende cntleend
Op het einde van 1904 bedroeg de
bevolking van ons land 5,509,659 zielen,
waarvan 49,6 pet. mannen en 50,4 pet.
vrouwen. Bij beide geslachten was de
toeneming evenals in vorige jaren on
geveer gelijk en bedroeg in 1904 1,45
pet. Door meerdere geboorte dan sterfte
zou de toeneming 1,55 pet. geweest
zijn, zoodat 1/10 pet. afneming werd
waargenomen, door meer vertrek dan
vestiging. In de gemeenten met meer
dan 20,000 inwoners bedroeg de totale
toeneming 1J9 pet. waarvan 1,50 pet.
door meer geboorte dan sterfte en 0.29
pet. door vestigingsoverschot.
In de gemeenten met 20,000 en min
der inwoners was de totale toeneming
1,25 pet., welke het resultaat was
van 1,58 pet. toeneming wegens ge
boorte-overschot en 0,33 pet. wegens
meer vertrek dan vestiging. Nog altijd
wordt dus nog het platteland ontvolkt,
om de bevolking der groote gemeenten
te versterken. Intussehen wordt dit
verschijnsel minder en blijkt uit de cij
fers voor 1904, dat naast enkele snel
zich uitbreidende groote gemeenten
er andere zijn waar de toeneming zeer
gering is, zoodat zij in toenemingsper
centage ver beneden dat van het rijk
blijven. Ook Amsterdams bevolking
nam in geringere mate toe dan die van
het rijk, terwijl bij Haarlem een abso
lute teruggang viel waar te nemen
Het aantal levend geborenen, dat in
totaal 171,495 bedroeg (in de verhou
ding van 100 meisjes tegen 105,20 jon
gens) was in verhouding tot de bevol
king 31,1 per 1000 inwoners, weder
kleiner dan het voorgaande jaar en wel
0,5 pet. Met betrekking tot de leven
loos aangegevenen, in 1904, 7287, ver
dient opmerking, dat zoo bij wettig als
onecht geborenen het aantal levenloozen
dalende is in de laatste 3 vijfjarige
perioden bedroeg het resp. 44,3 43,3
en 40,5 per 1000 geborenen bij de wet
tig geborenen en 79,9, 82,7 en 73,1 bij
de onwettig geborenen.
Van het totaal aantal geborenen wa
ren in 1904 2,22 pet. onwettig; bij de
levend aangegevenen 2,13 pet. en bij da
levenloos aangegeven 4,25 pet.
Onder de geboorten waren in 1904
2120 wettige en 29 onwettige tweeling
geboorten en 24 drielinggeboorten, alia
wettig. Van de 100 tweelinggeboorten
waren in 83,5 gevallen beide kinderen
van het mannelijk geslacht, in 28,4
gevallen beide kinderen van het vrouwe
lijk geslacht en in 38,1 gevallen beide
kinderen van verschillend geslacht. Van
100 tweelingen waren 87,0 pet. beide
kinderen levend, 8 pet. één kind levend
en één kind dood en 5,1 pot. beide
kinderen dood.
De afneming van het aantal huwen
den,die zich in 1902eninl903vertoonde,
hield, hoewel gering, ook in 1904 aan.
Per 100 mannen huwden in 1901 15,59,
in 1902 15,04, in 1903 14,71 en in
1904 14,70. Bij de vrouwen -waren die
cijfers resp. 15,25, 14,95, 14,54 en 14,54.
U.'.t de cijfers der huwenden naar den
burgerlijken staat blijkt nog, dat bij de
gesloten huwelijken, het aantal, waarbij
beide echtgenooten voor het eerst hu
wen, relatief gruoter wordt, terwijl
daartegenover staat een daling der an
dere cijfers, vooral bij huwelijken,waarbij
een der huwenden voor het eerst huwt.
deren dat de jonge heeren en jongejuf
frouwen, die al sinds jaar en dag niet
meer aan den over de daken paard-
rijdenden bisschop gelooven, en die nu
over heel andere dingen denken, ja, niet
zelden het bruidegoms-pak in den maak
doen of het bruidskleed naaien, Sinter
klaasje onder elkander spelen Wat al
vergassingen worden er op dien avond
bereid Wat al pakpapier Wat al bind
touw Wat al lak Wat al kleinigheden
naast voorwerpen van groote waarde
somsWat al geheimzinnig lachende
gezichtjes^ wat al langs de straten dra
vende bestellers en pakkendragers
Inderdaad, de patroon der zakkendragers,
want dat is Sint Nicolaas werkelijk,
geeft zijnen beschermelingen op die dagen
handen vol werk I
Ook in de woonkamer van dokter
Pectorale is men druk aan het inpakken I
Vooreerst de kinderen, die vanavond
met papa rondgereden zijn en nu vroeg
naar bed gingen om morgenochtend
vroeg wakker te zijn en dan te zien
wat Sinterklaas in en naast de schoenen
gebracht heeftJa, de kinderen eerst.
En dan Wel raad eens wie er
vanmiddag in Moerhaven gekomen is P
De heer Abeling en MinaDe beer
Abeling, weet u, is zooveel als een oom
van mevrouw dokter en Mina, de on
deugende Mina, die daar op dat eenzame
en afgelegen Hamelhorst haar tijd niet
beter weet te besteden dan om allerlei
grappen te verzinnen, die ze bij gele
genheid, dat ze te Moerhaven komt
logeeren, zal uithalen, is hare nicht, Op
het oogenblik zijn ze met den dokter
uit. Wel kwam de heer Abeling nu
juist niet om bet Sinterklaasfeest te
vieren, alleen. Die koren-geschiedenis
was nog niet geheel uit de wereld. Hij
had daar te Hamelhorst zooveel vreemde
dingen van gehoord, dat hij besloten
was eens naar Moerhaven te gaan en
daar te onderzoeken, wat er van de zaak
toch aan was. Bij zijn neef, den dokter,
kon hij zeker wel de noodige inlich
tingen krijgen.
Mevrouw was thuis gebleven om de
verrassingen voor hare kinderen in te
pakken. Doch toen ze hiermede klaar
was begon ze ook nog aan andere. Oom
Jan Abeling, nicht Mina en eindelijk
haar man, ieder kreeg zijn beurt.
Wordt vervolgd.)