nors,
terij.
Donderdag
26 October.
KEflS,
De Tweeilfifzastem.
föT 252,
43e Jaargang.
!905o
mg
)ERS!
Pdtrolfüai
EN:
ye,
Van week tot week.
FEUILLETON.
Rinnenlandsciie berichten.
ens-
EL,
li.
YLINSIYYSdlE COIIRANT.
Prijs pet drie maanden 1.80. ftaneo fpet ,-posi; 1.50.
Afzondeilijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alïe Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever
F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187-
ADVERTENTIËN: vaa 14 regels ƒ0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie wordt de prijs slechts tiwemaal berekend. Groote letters
en cliché's naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen.
iel.
anders voor
jhels dan de
AAN."
BIJLEVEL2,
IET AIL.
a flink rabat.
7erre nergens
gratis pro-
ttesten.
LE,
(Sfcop-Watch)
waarde. De
ocht het tegen
te bezorgen.
evrouw ZON-
467, alhier,
dag 25 dezer,
iddag.
1EHSI
.delbnrg v.v.
mise:)^ v.rn.
an) 5.50.
>5, 9.30, 11.-,
2'45, 3.30,
50, 8A0, 9.30,
Zeilmarkt
20*. 8.40, 10.15,
\05, 2.50, 3.35,
55, 8.45, 9.35,
slechts tot de
FJBÏENST.
6.20, 7.-,
10.20, 10.40,
30,1.—*, 1.25*,
25, 4.50, 6.10,
m. 6,10, 6.30,
1, 10.10, 10.30,
12.10, 12.45,
40, 4.10, 4.35,
8.30.
Zondags uit.
ÏCfHUlS.
3,23 en 6,10 c)
3,50 en 6,40.
a) en 4,45.
',23 en 6,10 c)f)
na het vertrek
leuzen vm. 8,30
en Neuzen ten
:n wachten,
ns, Borssele en
14 Septeai'oet I
Telepluonnummer 10.
Abonnements-Advertentiën op zeer voordeelige voorwaarden.
Sedert den brief van den Oostenrijk-
jehen keizer, als koning van Hongarije,
tan generaal Fejervary, den Hongaar- j
ichen president-minister, is de quaestie
(asschen den monarch en zijn naar
onafhankelijkheid dorstend land eene
nieuwe phase ingetreden. Het kabinet
is opnieuw gehandhaafd en er schijnt
hoop te bestaan dat ten slotte eenige
leden der liberale partij de zijde der
regeering kiezen. Hierdoor zou er weer
een regeeringsmeerderheid en dus een
tonstitutioneel bewind in Hongarije zijn
maar wij begrijpen niet al te best
waarop de bedoelde hoop zich grondt.
Hoe dit zij, werkelijk schijnt men het
nu toch eens met een meer uitgebreid
kiesrecht te willen probeeren en wel
met toepassing van het stelsel van
capaciteitskiezers, een heel mooi stelsel
yoor een ontwikkeld volk, maar in 't
niet voor een volk als het Hon-
waarvan de" helft lezen noch
schrijven kan. De uitbreiding zal dan
ook wel betrekkelijk gering wezen en
hoogstwaarschijnlijk op de verdeeling
der partijen niet van overwegenden in
vloed zijn. De kiesrecht quaestie kan
tijd de aandacht afleiden van
de hoofden warm maakt, maar
niets meer dan dat, en na verloop
yan tijd zullen de militaire en andere
hangende quaesties met vernieuwde
kracht naar voren treden.
Hoogstvermoedelijk zal de kritieke
toestand der Oostenrijksche monarchie
ook wel van invloed wezen op het ver
bond tussehen dit rijk, het Duitsche
rijk en Italië. Oostenrijk zal niet kun
nen voldoen aan de verplichting die
het op zich genomen heeft, om het
leger in overeenstemming te houden
met de militaire krachten der bondge-
nooten. Oostenrijk en Italië kunnen
bovendien moeilijk vrienden zijn daar
voor is tussehen die twee wel wat veel
gebeurd en bovendien is er nog genoeg
dat het eigenlijke Oostenrijk van Italië
vervreemd houdt. Italië heeft er veel
meer belang bij, één lijn te trekken
met Frankrijk en Engeland en er gaan
dan ook reeds stemmen in dien geest op.
Komt het eens tot eene ontbinding
van den driebond, dan staat Duitsch-
land zoo volkomen geïsoleerd, dat het
inderdaad een vrij treurige positie zal
innemen in het Europeesche statenstel-
»el, dat zich meer en meer van de
spreuk vervreemdt „in ons isolement
ligt onze kracht."
Wat de DuitschFranschEngelsche
quaestie betreft, beginnen er nu ook
stemmen op te gaan, die den Engel-
schen minister van buitenlandscbe zaken
willen doen vallen als zoenoffer voor
den bijna uitgebroken oorlog. Bijna,
zeggen wij, omdat, hoe meer bijzonder
heden er aan den dag komen, hoe meer
het blijkt dat het Duitsche rijk, althans
zeker Pruisen, op een oorlog was voor
bereid. Het behoeft volstrekt geen ver
wondering te baren, als men verneemt,
dat de officieren van het Duitsche leger
reeds werden ingelicht omtrent den
weg naar Frankrijk, dien de troepen
zouden te volgen hebben. Het Duitsche
leger is altijd klaarvoor een leger
een voortreffelijke eigenschap. De Duit
sche generale staf is trouwens van alles
op de hoogte. Toen, zoovele jaren ge
leden, in ons land koning Willem III
in de troonrede aankondigde dat een
wetsontwerp tot droogmaking van een
gedeelte der Zuiderzee aan de Staten-
Generaal zou worden aangeboden, be
stonden er eenigen tijd later Duitsche
kaartjes van de Zuiderzee en de voor
genomen droogmaking, uit een militair
oogpunt vervaardigd.
Duitschland blijft dan ook altijd een zeer
gevaarlijk nabuur, niet omdat de regee
ring bijzonder oorlogzuchtig zou wezen
maar omdat het minder dan andere
staten tegen een oorlog behoeft op te
zien.Soldaatje spelen is steeds gevaarlijk
Wij hebbon 't altijd wel voorspeld het
NoorBche koningschap gaat er zoo glad
niet in en wel degelijk i« de zaak uit-
geloopen op een voorstel om het volk
ook in deze aangelegenheid uitspraak te
laten doen. Nu wil de regeering daar
voorloopig wel niet aan, maar als het
werkelijk op een plebesciet uitloopt,
dan zal zij zich om het koningschap
niet warm maken. Men kan natuurlijk
eerlijk de overtuiging zijn toegedaan,
dat het constitutioneele koningschap
voor zeker land onder zekere bepaalde
omstandigheden beter is als een repu
bliek, maar dan moet men niet aan
komen met zulke zotte argumenten als
wij er reeds eene vernamen, namelijk
dat het koningschap minder gevaar voor
oorlog zou opleveren dan de republiek.
Door de geschiedenis wordt dit althans
niet geleerd. Yele republieken hebben
herhaaldelijk oorlog gevoerd. De repu
bliek der Yereenigde Nederlanden wist
11.)
Hare stem werd bijna onhoorbaar,
maar de graaf zag dat een gloeiend rood
kaar gelaat overdekte en hare oogen van
sen zonderling vuur glinsterden. „Wilt
gij het doen, Yivian zeide zij, terwijl
zij van haar rustbed oprees en een
oogenblik rechtop voor hem stond.
Maar zij was te zwak en wankelde,
zoodat de graaf haar in zijne armen
er ook van mee te praten maar wij zoch
ten den oorlog dan toch hoel wat minder
dan de ons omringende staten, vooral
die staten, waar de wil van een opper
machtig gebieder als wet gold. De ge
schiedenis leert integendeel dat de vol
ken hoe langer hoe meer het econo-
nomisch belang van den vrede gaan
inzien en dat, hoe meer de stem van
het volk zich in publieke aangelegen
heden doet hooren, hoe meer er eene
strooming in de richting naar den vrede
valt waar te nemen.
Een rijksbestuur, door het volk ge
kozen, dat de uitvoerende macht heeft,
en waarvan de president en de vice-pre
sident door het Storthing benoemd zijn,
zou in Noorwegen naar alle waarschijn
lijkheid geen slecht figuur maken.
Wat in 1903 in Nederland mislukte,
schijnt in het groote Rusland thans wel
degelijk te zullen gelukken. Een mach
tig verbond, dat alle ambtenaren en
werklieden in dienst Ier spoorwegen
schijnt te zullen omvatten, zal het reus
achtig raderwerk vau het even reus
achtig, maar vermolmd gebouw der
Russische maatschappij doen stilstaan
een toestand dien men zich noch in zijn
i wezen, noch in zijne gevolgen, volkomen
duidelijk kan voorstellen. Als straks
ook de lijn tussehen de beide hoofd-
steden stil ligt, dan weet men van dat
oogenblik af niet meer wat gebeuren
kan. Weten de stakers, de staatkundige
verlangens die zij koesteren, volkomen
duidelijk kenbaar te Uiaken en alai
men er niet in den dienst met plaats
vervangend personeel te hervatten, wat
in Rusland bijna ondenkbaar is, dan
kon de huidige toestand nog wel eens
onverwacht het voorspel van groote ge-
1 beurtenissen worden. Wij willen intus
j schen hopen, dat het onvermijdelijk
j nadeel aan dien toestand verbonden, het
diep geschokte land, dat onder tal van
rampen zucht, niet al te zeer moge
drukken en een middel moge worden
gevonden om eindelijk de wenschen van
het volk te doen samengaan met het
behoud van den bestaanden regeerings-
vorm, welker opheffing onder de be
staande omstandigheden, "plotseling en
onvoorbereid, voor Rusland geen zegen
zou zijn en alleen het gevolg zou kun
nen wezen van die geweldige revolu
tionnaire beroering, die nog altijd velen
vreezen en, in dit half barbaarsehe
land, als het ware de verschrikkingen
der hel over het menschdom zou uit
storten.
„Zeg mij", vroeg hij angstig, „wat u
ia dezen toestand gebracht heeft."
„Voer mij slechts van hierant
woordde zij met denzelfden wilden blik.
„Ik zal u overal brengen, waar gij
wilt, liefste", hernam de graaf op sus-
senden toon. „Wjj zullen onze vroolijke
gasten wegzenden en niemand dan Gre
ville bij ons houden.
„Neen, ook hij moet gaan, niemand
mag big ven. Laat mij met u alleen zijn,
alleen met u. Zeg spoedig ja, Yivian
„Het is weder eene gril van u, Ara-
belle, maar hetzij zooals ge wenscht",
zeide lord Deloraine teeder.
„Zou het mogelijk zijn, dat gij mij
ooit minder beminnen kunt dan nu
vroeg de gravin, treurig en starende in
zijn schoon gelaat, met oogen die in al
hun koortsigen gloed toch de pijnlijke
uitdrukking hadden van een gewond
dier.
„Minder dan nu herhaalde de graaf,
glimlachende. „Maar, lieve, wat is dat
nu voor een vraag De vraag is slechts
of ik u meer zou kunnen beminnen
ik geloof niet, dat ik het zou kunnen.
Is mevrouw nu tevreden
Op dat oogenblik kwam plotseling
eene gedachte op in haar bijna krank
zinnig brein.
„Zal ik op die liefde vertrouwen en
hem alles vertellen P Neen, ik durf niet
ik ben bang hem te verliezen."
„O, Yivian!" riep zij woest, „wat
zou ik doen als ik uwe liefde verloor
Toen de graaf haar aankeek, zag hij
weder in hare oogen den angstigen,
pijnlijken blik van vroeger en voelde
j hij hare gestalte beven.
„Gij hebt de koorts, liefste, en weet
daarom niet wat gij zegt. Ik zal dadelijk
om een dokter zenden."
„O, neen, verlaat mij niet", zeide de
gravin, terwijl zij smeekend de handen
naar hem uitstrekte. „Ga niet, Vivian,
smeek ik u. Hij zal ons van elkander
scheiden, wees er zeker van."
„Wie zal dat, liefste vroeg de graaf
angstig, omdat hij vreesde dat zij ijlde,
„Sir Hildebrand", mompelde zij, „laat
hem weggaan. Ik ben bang voor hem,
o, Vivian, zend hem dadelijk weg!
„Het schoone hoofd zonk op zijn borst
maar ditmaal viel zij niet in zwijm. Het
was een soort van gevoelloosheid, waarin
zij verkeerde, en haar zachtkens neder-
leggende, riep lord Vivian Rosette om
bij haar te blijven en ging toen heen
om een boodschap te zenden naar den
geneesheer.
De ziekte van lady Deloraine bood
een geschikt voorwendsel aan om de
Kerstfeesten te eindigen, waarop de
gasten vertrokken, terwijl zij met leed
wezen een plaats verlieten, waar de
schoone en bevallige jeugdige gravin,
die zij allen bewonderden, zoo gevaarlijk
ziek lag.
Die ziekte duurde echter slechts enkele
i dagen en gedurende al dien tijd verliet
Ds opcenten op vermogens- en
bedrijfsbelasting.
Het „Yad." zegt, dat de bezwaren
van de „Arnh. Ct." tegen het tien-
opcenten-plan van den minister van
financiën zeker niet zonder beteekenis
zijn, maar de meening, dat zij zwaarder
dienen te wegen dan de argumenten
vóór mr. De Meester's plan, kan het
onmogelijk deelen.
Tegen opcenten, op welke belasting
ook, schrijft het blad, bestaan gegronde
grieven. Elke belasting, menschenwerk
immers, heeft haar fouten. Verhooging
der belasting, die met herziening ge
paard gaat, kan die fouten verkleinen
opcenten echter, die wèl verhooging,
maar niet herziening beduiden, ver
kleinen niet slechts de fouten niet,
maar vermenigvuldigen ze proeentsge-
wijs, naar gelang van het opoentental.
Bij progressieve belastingen bovendien
verstoren zij den graad der progressie.
De kracht van deze bezwaren onder
schatten wij niet. Doch, waar het hier
een beslist tijdelijke heffing geldt, waar
schuwen wij tegen overschatting.
De vraag, die hier te beantwoorden
valt, is deze zijn de bezwaren grooter
dan die tegen a. een andere dekking
van het tekort, b. geen dekking van
het tekort
Een andere dekking van het tekort
zou kunnen zijn: een dekking ten volle
door opcenten op de vermogens- en
bedrijfsbelasting, die dan ten getale van
veertig zouden te heffen zijn.
Deze oplossing zal natuurlijk de
Arnhemsche niet bepleitenzij is, bij
ons weten, ook nog door niemand voor
gestaan.
Zij zou ook kunnen bestaan in een
dekking geheel of ten deele door middel
van andere belastingen.
Geheel nieuwe belastingen zouden
dit natuurlijk niet kunnen zijn. Die
stampt men in zóó korten tijd niet uit
den grond.
Opeentenof soortgelijke verhooging
op indirecte belastingen die, afge
zien van nog meer practische bezwaren,
het zwaarst zouden drukken op de
kleine beurzen, zouden ook het Arn
hemsche blad als tegenstander vinden.
En het betoonde zich evenmin een
voorstander van opcenten op andere
directe belastingen. Het zal met ons
van oordeel zijn, dat thans aan opcen
ten noch op het personeel, noch op de
grondbelasting, noch op de successie
belasting, kan worden gedacht. De be
zwaren daartegen uiteen te zetten, is
overbodig, zoolang deze opcenten nog
geen verdediger gevonden hebben. Rest
geen dekking van het tekort.
De „Arnh. Ct." heeft gevraagd, of
de minister er een aannemelijken grond
voor weet aan te voeren, dat het jaar
1906 wèl kan worden ingegaan met een
tekort op de begrooting van 3 y, millioen,
maar niet van 4ya millioen. Naar aan
leiding daarvan schrijft het „Yad."
Men doet verkeerd, een dekking van
één millioen als een peulschil te be
schouwen. Bovendien het is in de
Millioenenrede duidelijk uiteengezet
is hier feitelijk een dekking van ander
half millioen in aantocht. Dat hiervan
een half millioen eerst later binnenkomt,
is van enkel financieel-administratief,
niet van zakelijke beteekenis.
En men doet goed, niet te vergeten,
dat we hier niet staan voor een tijdelijk,
maar voor een, als niet alle teekenen
bedriegen, blijvend tekort met sterke
groei-tendenzen.
Geld voor die ongedekte uitgaven
moet er zijn. Brengen de gewone mid
delen het niet te voorschijn, dan moeten
schatkistbiljetten en -promessen te baat
worden genomen, dan moet m. a. w.
vlottende schuld worden aangegaan.
Die schuld echter kan niet voortdu
rend blijven „vlotten". Eens komt het
oogenblik, dat zij moet worden gecon
solideerd, dat een nieuwe leening moet
worden aangegaan.
Laat men nu, naar den wensch der
„Arnh. Ct.", het tekort ongedekt van
het eerste tot het laatste cijfer, dan
zullen wij over eenige jaren destemeer
moeten leenen. En wie zal nu beweren,
dat het bedrag van zulk een leening ons
geheel koud kan laten
De keuze staat dus tussehen een groo
tere en een kleinere leening over eenigen
tijd.
Wij voor ons geven de voorkeur aan
een zoo gering mogelijke uitbreiding
der Nederlandsche Staatsschuld, en mede
hierom aan het opeenten-voorstel van
den minister van financiën, dat hiervoor
zorgen zal.
Het „Centrum" deelt mede, dat met
spoedbehandeling bij den Raad van
State aanhangig is gemaakt een re-
geeringsvoorstel tot wijziging van art.
65 der Drankwet.
Naar wordt gemeld zullen de be
noemingen van de voorzitters en leden
der voogdijraden, bedoeld bij de weldra
in te voeren kinderwetten, te wachten
zijn voor de benoemingen van het perso
neel bij de tuchtscholen en kan de
samenstelling dier voogdijraden zeer
binnenkort worden tegemoet gezien.
de graaf geen oogenblik haar zijde.
Daarom had sir Hildebrand, die ge
bleven was, geen gelegenheid hem te
spreken, maar hij wist nu de reden
waarom de gravin zoo ongesteld was.
Op den avond van den dag, dat Eglan
tine weder volkomen hersteld was,
bezocht lord Vivian zijn vriend in de
bibliotheek. Hij zag bleek van vermoeie
nis en den doorgestanen angat, maar zijn
gelaat vertoonde een peinzende uit
drukking.
„Ik ben", zeide hij, terwijl hij zich
in een stoel neervlijde, „een droevig
gastheer voor u geweest, maar ik kon
mijn lieveling niet verlaten."
„O, bekommer u daar niet over",
zeide Greville. „Zij is nu, naar ik hoor,
beter, niet waar P"
„Veel beter, maar ik moet u bekennen,
dat ik gaarne zou weten wat er omgaat
in het gemoed van mijn vrouw. Er is
iets dat haar ongelukkig maakt, maar
wat het is, is mij een raadsel. In vlagen
van ijlhoofdigheid zegt zij wel eens iets
maar dat is natuurlijk alles onzin."
Greville zweeg en wist niet wat hij
zeggen zou.
„Hoe innig bemint zij mij", ging de
graaf voort. „Weet ge wel, dat zij zelfs
Ds nood dor gemeenten,
Ter voorziening iu den geldelijkea
nood der gemeenten wil de „N. Arnh.
Ct." eene gemeentelijke grondbelasting
met een belasting op de meerwaarde
van onroerende goederen.
Het blad gaat uit van de stelling,
dat de gemeentekas niet enkel indirect
maar rechtstreeks voordeel behoort te
trekken uit al hetgeen door het ge
meentebestuur wordt verricht voor de
welvaart der gemeente. De daaruit voort
in vlagen van ijlhoofdigheid, nooit wilde
dat men het fluweelen bandje van haar
hals verwijderde. Zij werd bijna krank
zinnig als men het beproefde en dat
was nu alleen omdat ik haar gaarne
met dat sieraad zag.
Garville keek hem ter sluik aan. Hij
had gehoord van de vlek op den hals
van Eglantine, en dat daardoor alleen
de zusters uit elkander te herkennen
waren en nu was zijn vermoeden meer
dan ooit versterkt en vermeerderd.
Hij gevoelde zich verontwaardigd over
het booze bedrog, waarvan zijn neef het
slachtoffer was en vol afschuw over de
gedachte, die hij niet van zich kon
verwijderen, dat zij hare tweelingzuster
had vermoord om hem tot echtgenoot
te krijgen, besloot hij den graaf zijn
verschrikkelijke gedachten mede te
deelen.
Dit kon echter op het oogenblik niet
gebeuren, terwijl de graaf nog zoo uit
geput was door vermoeienis en angst.
Maar binnen weinige dagen deed zich
deze gelegenheid voor. Eglantine was
weder veel beter en bewoog zieh als
weleer in hare eigene vertrekken.
Wordt vervolg d.)