Dinsdag 10 October. No. 238 43e Jaargang. 1905. Gemeentebestuur. Binnenlandscke berichten. FEUILLETON'. VLISSI Prijs pei drie maanden 1.80= ïïaaso pe» posi 1.50, Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zieh bij alle Boek handelaren Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187- E COURANT ADVERTENTÏËNvan 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts twee maal berekend. Groote letter» en cliché's naar plaatsruimte. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen. Telephaonnummer 10. Abonnements-Advertentiën op zeer voordeelige voorwaarden. NATIONALE MILITIE. Tweede kennisgeving voor de loting van de Nationale Militie. Burgemeester en Wethouders van Vlissingenj gelet op art. 26 en volgende der militiewet 1901 j brengen ter kennis van belangheb- benden dat de loting der in dit jaar voor de militie ingeschrevenen in deze gemeente zal plaats hebben ten Raadhuize op Vrjjdag 13 October 1906, des voor middags ten 10 ure dat gedurende vijf dagen, te rekenen van den dag, waarop de loting heeft plaats gehad, tegen de wijze waarop zij is geschied, bij Gedeputeerde Staten bezwaren kunnen worden ingebracht door belanghebbende lotelingen of door hun vader of voogd dat de bezwaren moeten worden in gediend door middel van een door de noodige bewijsstukken gestaafd verzoek schrift op ongezegeld papier, ondertee kend door hem die ze inbrengt, welk verzoekschrift bij den Burgemeester moet worden overgebracht tegen bewijs van ontvang dat op de navolgende dagen, telkens des voormiddags van 10 tot 1 ure, ten Raadhuize zitting zal worden gehouden tot het opmaken van de getuigschrif ten ter bekoming van vrijstelling wegens broederdienst, bedoeld in art. 53 der militiewet 1901, als op Maandag den 16 October 1905 voor hen wier geslachtsnaam begint met de letters A tot en met G op Dinsdag den 17 October 1905, idem als voren met de letters H tot en met R op Woensdag den 18 October 1905, idem als voren met de letters S tot en met 'L dat zij, die op zoodanige vrijstelling aanspraak maken, op gemelden tijd ten Raadhuize zullen moeten verschijnen, vergezeld van twee bij den Burgemeester bekende meerderjarige ingezetenen, terwijl op broederdienst reclameerenden zullen moeten medebrengen de bewijzen van geboorte van her zeiven en de nog in leven zijnde broeders, benevens het paspoort of ander bewijs van ontslag, of een uittrekksel uit het stamboek, of een bewijs van werkelijken dienst van den broeder of de broeders, op wiens of wier dienst zij hunne reclame gronden. En is hiervan afkon liging geschied, waar het behoort, den 9 Oct. 1905. Burg. en Weth. voornoemd, VAN DOORN VAN KOUDEKERKE. De Secretaris, WITTEVEEN. Door GRACE RICHMOND. Vertaald uit 't Engelsch door T. 2-) „Mijn grap omtrent het brood is hartverscheurende noodzakelijkheid ge worden. Ik kan niet uitgaan totdat zij terugkomen. „Dat kan je ook niet" „Billy slaapt in de kinderkamer. Twee meiden en twee loopjongens worden verondersteld in de keuken te zijn. Ze zijn er niet. Bud en Jack zijn voor het een of ander naar de stad gegaan, ze komen om kwart voor 11 thuis. Van mijn uitgangetje kan dus niets komen tot ik de zorg voor Billy over kan geven." De gasten vertrokken, vervloe kingen slakend, en Julius dubbelzinnige beloften afpersend, dat hij bij de Meri- dith's zou komen als 't mogelijk was, onverschillig op welk uur. 't Ongelooflijke waar Men schrijft onder bovenstaand motto uit 's Gravenhage aan „De Tijd" „Daar is heel wat te doen geweest over het feit, dat mr. Veegens, niet minister zijnde, toch de vergadering(en) van den ministerraad zou hebben bij gewoond. Daarvoor was dan trouwens nog een zeer aanneembare verontschul diging te geven. Als aanstaand lid van bet kabinet moest mr. Veegens immers van den beginne af op de hoogte zijn van de „faits et gestes" van zijn collega's Wat zegt men evenwel van het veel ernstiger feit, dat iemand, die volgens de eigen getuigenis van den minister- woordvoerder niets met het kabinet te maken heeft, toch vergaderingen van den ministerraad bijwoont Die iemand is mr. Goeman Borgesius Van dezen nl. valt te constateeren, dat hij minstens tweemaal dergelijke hoog gewichtige bijeenkomst met zijn tegenwoordigheid heeft vereerd. Men zal van officieele of officieuse zijde komen aandragen met het bekende „van a tot z onwaar". Doch daarom voegen wij er maar dadelijk bij, dat het niet waren vergaderingen van den mi nisterraad volgens de wet en in 't de partement van justitie, maar vergade ringen in particuliere woning van de negen ministers met mr. Goeman Bor gesius. „Dat men het maar tegenspreke, als men durft Tot meerdere opmerkingen geeft dit schrijven aanleiding, zegt „De Tijd". Ie. Wij hebben het in mr. Veegens gelaakt, dat hij vóór zijn benoeming tot minister den ministerraad heeft bijgewoond. Dat de geachte berichtgever hier eene verzachtende omstandigheid pleit en voor deze fout „een zeer aan neembare verontschuldiging" meent te ontdekken, staat aan hem, mits hij toe geve, dat het werkelijk een fout is. 2e. Het gaat volstrekt niet aan, de „bijeenkomst", waarbij mr. Borgesius tweemaal tegenwoordig was, daarmede op ééne lijn te stellen. Het feit zelf, dat de vergaderingen niet in het de partement van justitie gehouden zijn, belet ons om bedoelde „bijeenkomst" met stelligheid een ministerraad te noe men. 3e. Toch is dit bèricbt niet zonder beteekenis, in zooverre hieruit blijkt, dat de uitspraak van den beer De Mees ter, dat het kabinet niemand naast, voor of achter zich heeft, niet uitsluit, dat het, zooals van zekere zijde reeds ge ïnsinueerd werd, iemand boven zich kan hebben. Is de mededeeling van onzen bericht gever juist en hieraan mogen wij niet twijfelen dan bestaat er tusscben den lieer Borgesius en het werk zijner handen en nauwere betrekking dan men uit de verklaringen van den premier zou moeten afleiden. Wij gaan hierbij natuurlijk uit van de veronderstelling de berichtgever spreekt immers van „ministers" en niet van toekomstige ministers dat de bedoelde vergaderingen na de kabinets formatie gehouden zijn. De heer mr. M. baron Mackay heeft zijn benoeming tot lid van de Eerste Kamer voor Gelderland niet aanvaard. „Dat is mooi", zei Julius tot zichzelf, in zijn avondkleeren voor 't vuur in de gang zittend,'n beleedigende uitdrukking op zijn gezicht. „Ik verlangde niet om uit te g in, tot ik merkte dat ik niet kon. Nu zou ik liever aan een orkaan het hoofd bieden dan thuis blijven. Wat in de wereld is er toeh met die meisjes gebeurd Hij ondernam nog eens een omgang door het huis, luid roepend. Het eenig en oogenblikkelijke gevolg hiervan was een lustig geweeklaag uit de kinderka mer. „Nu heb ik het gedaan", was de ontboezeming van het ontevreden slacht offer. Behoedzaam opende hg de deur van de kinderkamer en gluurde naar binnen. Billy zat op in bed, de zijden van zijne krib met zijn beide dikk handjes schuddend en de lucht vervul lend met dat krachtige gehuil, waartoe een kind van veertien maanden in staat is. Op het oogenblik dat hij Julius zig, sloeg hij met zijn vuistjes op de omr s- tering van zijn wieg en verdubbelde zijn ijverzucht. „Wil, laat het dak op het huis," zei zijn oom, hem uit zijn dekens nemende. „Kom dan maar hier, als je wilt. Hei, blijf van mijn das af, en laat mijn kraag met rust, schreeuw- Hat nieuwa ministerie. In „le Oourrier Europeen" schrijft mr. H. Louis Israels een artikel over het Kabinet-De Meester. Hij vermoedt, dat de Unie-liberalen en de vrijz.-democraten zich steeds en ger zullen aaneensluiten en de kern vormen der regeeringsmeerderheid dat de oud-liberalen een welwillende hou ding zullen aannemen mits het Kabinet van te veel staatssocialisme zich ont- houde, en ook met de grondwetsherzie ning zullen meegaan dat de sociaal democraten wel hoog zullen opgeven van hun onafhankelijkheid, maar toch, uit vrees voor terugkeer der conserva tieven onder jhr. de Savornin Lobman, zoo lang mogelijk het ministerie zullen steunen. Naar het „Vad." verneemt, zal de naam van het ministerie van water staat, handel en nijverheid, gewijzigd worden inministerie van waterstaat en verkeerswezen. Een Volksleger. De „Militaire Gids" schrijft „Bepalingen zullen worden ontworpen betreffende vooroefeningen der jeugd, teneinde de mogelijkheid te openen om op den duur, door een verkorting van den diensttijd onder de wapenen, te geraken tot verhooging van het militie contingent, geleidelijk voerende tot weerbaarheid van het volk." Van het gedeelte der Troonrede, aan 's lands weerbaarheid gewijd, is dit ongetwijfeld het belangrijkste, belangrijk niet zoozeer om hetgeen het in het vooruitzicht stelt als wel om hetgeen het niet belooft. Wie den strijd der meeningen gevolgd heeft zal beseffen, dat we ons door deze korte mededeeling diep teleurgesteld gevoelen. En wanneer niet een paar woorden meer waren gezegd, men zou het recht hebben te meenen dat de, in deze Troonrede geteekende gedragslijn van den minister van oorlog gedurende het tijdperk dat we tegemoet gaan, uit sluitend bestaan zal in het gaande hou den der zaak. Bepalingen te ontwerpen betreffende de vooroefening der jeugd, is toch niet de taak van het departement van oorlog. Bovendien die bepalingen het wordt er bij gezegd en ten rechte zullen eerst op den duur kunnen leiden tot verkorting van den diensttijd onder de wapenenden eerste-oefentijd dus. Op den duur d. w. z. na heel lan gen t ij d. Wij stellen hier met volle overtuiging tegenover dat nu reeds de eerste oefentijd kan bekort worden en het contingent belangrijk verhoogd. Het uitstel van den minister duidt voor i afstel. Er is één lichtpunt in de zinsnede en wel dat zij den minister doet kennen als een voorstander van het eenheidsstelsel, maar veel licht schenkt bet nietwaar toch deze minister er blijkbaar van afziet zelf het contingent op te voeren, b 1 ij f t het gevaar dat de mannen van het tweeledig stelsel hun denkbeelden zullen verwezenlijken, een gevaar, dat toeneemt als zon- der dat het beginsel van a 1- gemeenen dienstplicht in de wet wordt opgenomen gelden worden besteed aan de weer- baarmaking der jeugd. Op zich zelf is bet iets zeer wensche- lijks en noodzakelijks, maar zonder ge vaar is het eerst als de zekerheid be staat dat de voltooiing der voorop leiding voor allen (die geschikt zijn) in bet leger zal plaats vinden. Wie mocht twijfelen aan dit gevaar bedenke boe bijvoorbeeld volksweer baarheid bij velen zij 't dan ook volkomen ten onrechte de meening ia het leven riep, dat zij beoogde een krijgsmacht te scheppen naast het leger, Men moet wel geheel vreemdeling zijn in de geschiedenis van onze krijgs macht om niet te 'weten, dat aldoor strijd is gevoerd tusschen de twee rich tingen eenheidsleger en tweeledig stelsel. Er zijn aldoor mannen geweest die op velerlei gronden pleitten voor een klein leger met daarnaast een groote volkswapening en anderen die van die volkswapening niets wilden weten, maar toch te bedeesd waren om het geheele volk in het leger op te nemen. De minister die dezen strijd beëindigt zal een werk van blijvende waarde in het leven roepen. Daarvoor echter is noodig het beginsel van algemeenen dienst plicht in de wet op te nemen, kan het niet anders, dan op de wijze zooals door de Staatscommissie is voorgesteld bij voorkeur echter door allen tot ge- lij kwaardigen oefentijd te verplichten en het, uit de militie getrokken, kader tot langer verblijf onder de wapenen. De tegenwoordige minister van oorlog heeft blijkbaar dezen strijd zelf niet willen beslissen, want al doet hij zich kennen als voorstander van een eenheidsstelsel dit bindt zijn opvolgers niet. We ge voelen ons diep teleurgesteld als een zoo krachtige figuur de zaak niet aan durft, van wie mogen we dan verwachten dat hij met stalen greep de hoornen zal vatten die deze Hollandsche koe ons voorhoudt. Yan een volksleger zal onder dezen minister geen sprake zijn, wel zal het beroepskader de wensch naar een ge borgde burgerbetrekking na zooveel jaar dienst, vermoedelijk bevredigd zien. Al stemt dit tot dankbaarheid, bet doet toch de vraag rijzenwat zal de minister doen om bet militiekader te ver beteren, om ons een militiekader te schenken, dat de plaats kan innemen zooveel mogelijk van het beroeps kader Wat zal de minister doen om het begrip dienstp licht scherp te doen uitkomen? De vrijwilligheid handhaven bij reserve- en militiekader? En aldus ieder jaar de bezwaren doen stijgen om tot gezonder opvatting van plicht te komen Moeten we duB met diepe teleurstelling uitspreken, dat deze minister niet de man wil zijn die ons uit de moeras zal leiden wat aangaat onze levende strijd krachten, er is dan toch hoop. dat hij voor onze doode weermiddelen krachtig zal opkomen. De stelling van Amsterdam zal voltooid worden, althans er wordt gepeinsd over middelen door een voorziening" zegt de Troonrede om zoo snel als de techniek dit toelaat de fortenbouwerjj te doen afloopen. Al krijgen we dan niet een weerbaar volk we zullen een stelling van Amsterdam zien voltooien. Inderdaad iets begeerlijks voor een volk dat zich maar niet weer baar wil maken.... een stelling dat geeft den onweerbare moed. De Troonrede leert ons dus dat, waar de beide helften onzer weerkracht door dezen bewindsman in zeer onvoltooiden toestand van zijn voorganger zijn over genomen de levende en de doode weermiddelen, waar dus twee zaken om voltooiing riepen, de minister aan de doode weermiddelen voorrang schonk. De tijd der fortenbouwera staat aan te breken, het tijdperk van ijzer en cement, van pantsersehild en koepel en opgewogen moei die glorie van het doode, het verstijfde en onbeweeg'lijke, opgewogen moet zij worden door eenige magere bepalingen betreffende de voor oefeningen der jeugd. Of er zoo even wicht zal zijn leelijk. Wat in de wereld moet ik nu doen Hij draaide het licht op en ging in zijn zuster's schommelstoel zitten met Billy op zijn schoot, terwijl het vage idee om het jonge mensch weer in slaap te wiegen door zijn brein vloog. Maar Billy wilde niets van den schommelstoel weten. Julius wees hem de figuren op de muren een aardige sorteering van historische Bcènes uit Moeder de Gans, op de laatste en meest artistieke manier. Billy versmaadde ze en legde zich er op toe om Julius' zorgvuldig gescheiden haar door elkaar te halen. „Zullen we naar beneden gaan?" vroeg Julius be leefd. Billy schreeuwde. Julius liep den trap af, Billy's roze teentjes staken uit zijn rozekleurige flanellen nachtjapon. Zijn moeder zou door verrukking afge leid worden bij het gezicht ervan. Julius ging weer voor het groote vuur in de gang zitten en pookte het lustig op. Billy stak er machinaal zijn bloote voetjes naar toe, terwijl hij met zijn dikke vingertjes in Juliu's boord woelde. „Nu," riep de in het nauw gebrachte jonge man, „dat gaat te ver, ik zal je bier op den grond zetten en onderwijl ga ik naar boven om een kamerjapon aan te trekken. Als we toch een avond samen moeten doorbrengen kunnen we dat ook wel in behoorlijk toilet doen, Toen bij terug kwam door de nog altijd verlaten keuken had hjj een geel gestreepte japon aan en een paar muilen. Hij had zijn boord en das uit gedaan en had een witroze wollen de kentje bij zich van Billy's wieg. „Ik denk dat wanneer Bud ineens onverwacht binnenkwam," murmeldehij terwijl bij zijn neefje in de deken rolde als een Indiaansche „papoose", en hem overeind zette, „'t goed zou zijn haar te laten blijken hoe zorgvuldig ik bet wurm inpak, dat het geen kou zal vatten. Op het oogenblik dat hij op het kleedje gelegd werd, wrong Billy zich uit de deken los. „Heel goed", zei Julius gelaten, „ik zal 't je niet moeilijk maken. Maar wanneer je oud genoeg zal zijn om in onze roeiclub te komen, zal je moeten zorgen dat je zoo'n kamerjapon aandoet, onder het afkoelen." De telefoonbei ging over. „Hallo zei Julius, in antwoord. „Wat Ik versta je nietNeen, ik begrijp er niets van. Ja, hier woont de familie Eliot. Pardon De minister van marine heeft, na bekomen machtiging van H. M. de Koningin, ingetrokken het door de vorige regeering aanhangig gemaakte voorstel tot verhooging van de begroo- tiug van marine voor dit jaar, in hoofd zaak beoogende een reorganisatie van het korps mariniers. De zaak Toering. Het „Utr. Dagbl." zegt het niet eens te zijn met „Het Nieuws van den Dag" dat de zaak Toering eenvoudig met een interpellatie in de Tweede Kamer kan volstaan. Men stelle, zoo schrijft het „U. D." zich niet te veel voor van een inter pellatie. De gewone gang is deze een der Kamerleden stelt vragen, de mi nister zegt zoo veel of zoo weinig als ja, spel het als je blieft. De storm maakt alles onverstaanbaar. Ja wat o neen neen, ik kan niet weg, Sally, 't Spijt me vreeselijk, maar mijn zuster is nog niet thuis, en ik ben alleen O dank je maar ik denk dat het te laat zal worden goeden dag 1" Teruggekomen ging hij op het haard kleedje staan, en verstrooid naar zijn neefje ziende, dat vroolijk heen en weer buitelde, uitte bij maar een gewichtige syllabe „Foei Billy keek op, zag zijn oom's sombere oogen en klokte verleidelijk. Er werd geen notitie van hem genomen. Hij kraaide. Er kwam geen antwoord. Hij kroop naar den onderkant van de kamer japon, schoof de vouwen op zijde, en probeerde zieh aan Julius' zwart be- kleede beenen op te trekken, om in deze geïmproviseerde tent te staan. Julius kwam zijn poging tegemoet, en zijn lippen ontspanden zich flauw, toen zijn neefje een voldaan geknor liet hoo- ren vanuit zijn schuilplaats. Wordt vervolyd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1905 | | pagina 1