g as Mjfren
ESTED1NG
0ntvanie.n..^ ïMMlilim
No." 237.
43e Jaargang.
1805.
Maandag
an 16 October 1905,
9 October.
Bi toe telt behoort een Mjvoepel.
G emee rite bestuur.
Mmttrt V ijl Ai
FEUILLETON.
ViijjfyxlK (onrast
met §111. Zosdajtsbtad,
Binnenlandschg berichten.
ftiinwi jMM
Muüpk $loeml<ziaj|.
li
Teleplioonnummer 10.
jen van linnen-
en Goederen, niet
ing van Wollen
sn van Lakensclie
[tukkenten be-
het Militair Hos-
Vlissingen, voor
ik van 1 Januari
en met 31 I)e-
910.
A. BOTTINU.
LUIBUIS?
HE H1TE3D1EHST.
3T3H-SCH3U3B.
"lOO liJ* I\
_^_»0O Ul'Mnr,
4:5
J' t
8:.i
L O
54
6b
8
60
i>
7 O
i-i
2
If)
1?,
VLISSlieS€HE COIRUVT
Prijs per drie maanden 1=30, 'föaaoo pes- posi jr 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever
F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187-
an het Militatr Hospitaa[
n, daartoe gemachtigd
ig van het Departement
d. 27 September 1905
N 132, bericht, dat op'
ADVERTENTIES-, van 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie wordt de prijs slechts twee maal berekend. Groote letters
en cliché's naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen.
Abonnements-Advertentiën op zeer voordeelige voorwaarden.
12 WE, eene
n gehouden voor
tingen omtrent soort en
ideren, zoomede inhoud
irden, enz., kunnen wor-
in het Hospitaal, op het
Chef.
Jhef van het Hospitaal,
ZIEGELER.
HINDERWET.
Verzoek tot het verkrijgen eener
definitieve vergunning tot het
in werking brengen eener
kalkblusscherij.
Burgemeester en Wethouders van
Ylissingen
gezien de artt. 6, 7 en 12 der Hin
derwet
geven bij deze kennis
dat bij hen is ingekomen een verzoek
ran M. P. KIEVITS en A. CALJÉ
albier, om eene definitieve vergunning
voor het hébben eener kalkblusscherij
waarbij hen bij wijze van proef voor-
loopig vergunning werd verleend tot 1
Juli 1905 en zulks in perceel K 140,
aan de Paardenstraat
dat dit verzoek met de bijlagen ge
durende viertien dagen, te beginnen met
Vrijdag 6 October 1905 op de Gemeente
secretarie ter visie zal gelegd worden
en dat den 20 October a.s. ten Raad-
huize, des namiddags ten 2 ure gelegen
heid zal gegeven worden om bezwaren
tegen het oprichten dier inrichting in
te brengen, terwijl gedurende 3 dagen
voor dat tijdstip ter Gemeente-Secretarie
van de ter zake ingekomen schrifturen
kennis kan worden genomen.
Vlissingen, 6 October 1905.
Burg. en Weth. voornoemd,
VAN DOORN VAN KOUDEKERKS.
De Secretaris,
WITTEVEEN.
lik beste BLAUWE
'HEM, zonder zie
hikt voor winterprovisie,
reerend. Neemt proef!
ibevelend,
ingeii-Mlddelbnrg v.v.
NGEN (Remise:) v.m.
c werkdagen) 5.50.
t: v.m. 7.55, 9.30, 11.—,
.0, 1.15, 2.—, 2j45, 3,30,
7._ 7.50, 8.40, 9.30,
.BURG (n. Zeilmarkt
5.15*, 6.20*. 8.40,10.15,
55, 1.20, 2.05, 2.50, 3.35,
7.05, 7.55, 8.45, 9.35,
n rijden slechts tot de
en: vm. 6.6.20, 7,
9 30, 10.—, 10.20, 10.40,
12.—, 12.30,1.—*, 1.25*,
5, 3 55, 4.25, 4.50, 6.10,
8.20.
ensluis: vm. 6,10, 6.30,
9.15, 9.50, 10.10, 10.30,
1.50. Nm. 12.10, 12.45,
>0*, 3.10, 3.40, 4.10, 4.35,
7.25, 8—, 8.30.
Ten vallen Zondags uit.
r 1905.
jks.
b) nm. 3,23 en 6,10 e)
25 a) nm. 3,50 en 6,40.
5 nm. 1,55 a) en 4,45.
i) b) nm. 3,23 en 6,10 c) f)
0 minuten na het vertrek
iskerke n. Neuzen vm. 8,30
Borssele en Neuzen ten
20 minuten wachten,
aar Breskena, Borssele en
m met- 14 Sep4 ere
„Er zat in 't ge
Een vogel op het dorrend rijs
Al keek hij vale velden over,
Hij floot op de oude, blijde wijs
Al kraakten de uitgebloeide twijgen,
Hij voelde dat bij vleugels had,
En 'k zag hem vroolijk opwaarts stijgen,
Toen 't rijsje brak, waarop hij zat."
Inderdaad een schoone dichterlijke
gelijkenisoud, want we vonden ze in
een jaarboekje van 1866 maar daarom
toch zeker niet verouderd of waardeloos.
Men kan in die oude boekjes, waarin
we zoo gaarne snuffelen, soms zoo heel
'eel moois vinden moois waarmede de
nieuwere letterkunde niet hoog weg-
>t, maar dat door deze toch zeer
overtroffen wordt.
Door GRACE RICHMOND.
Vertaald uit 't Engelseh door T.
«Julius", zeide Mrs. Jack, vanuit de
van de bibliotheek.
«Wat antwoordde Julius, afgetrok-
zonder op te kijken van den brief
""n hij bezig was te schrijven. Beschre-
,e& kladjes ervan lagen overal om hem
tleeE zijn gezicht was verhit.
«Jack en ik gaan van avond naar de
™ad. De meid is in de keuken. Ik heb
JU even uitgestuurd om een bood-
™ap te doen, maar ze zal binnen een
Rr minuten terug zijn. Billy slaapt in
6 kinderkamer, hij zal niet wakker
Wden. Maar als je soms uit wil gaan,
Je c'an eersl dat Mary en de
eid alle twee thuis zijn, wil je
niet graag dat Billy alleen thuis
is, met één van de meisjes."
„Hm", stemde Juiius toe, nog zonder
opkijken. Zijn zuster kwam de kamer
door, legde een gehandschoende hand op
zijn hoofd, pakte met de andere zijn
kin en dwong hem zoo vriendelijk haar
al zijne belangstelling te geven.
„Hoor je wat ik zeg", vroeg ze
dringend.
„Ja, ik ben niet van plan uit te gaan,
voor de keukenmeid en de kindermeid
en de politieagent van de keukenmeid
en de brievenbesteller van de kinder
meid thuis zijn. Zal ik zorgen dat ze in
een kring buiten de deur van de kin
derkamer gaan zitten
„Wij zullen om kwart voor 11 thuis
zijn," beloofde Mrs. Jack, haastig naar
de deur loopend, in antwoord op een
dringend roepen uit de vestibule. Een
vreeselijke windvlaag sloeg de deur dicht,
woedde door de gang en zoog de ver
scheidene kladjes van Julius' brief mee
van den lessenaar. Hij stond ongeduldig
op. Op hetzelfde oogenblik rende Mrs.
Jack weer binnen.
„'t Stormt hevig", zei ze, terwijl ze
nog een extra omslagdoek uit de kast
in de gang meesleepte, en weer terug
rende.
Het boek der natuur begint weder
grootsche en aangrijpende tooneelen voor
ons te ontrollen. We zijn wel genood
zaakt er onze aandacht aan te schenken,
zij het dan ook met gemengde gewaar
wordingen want, de kalme rust is
verbroken en de vernielende vlagen
hebben ons reeds hare ruwe kracht
doen gevoelen.
O, die vergankelijkheid, en wat ko
men hare teekenen ons altijd als een
dief in den nacht 1 j
„'t Wordt zoo mooi geel buiten er
komt zooveel poëzie in de natuur -
schreef een medewerker van een tijd-
schrijft aan zijn redacteur zal ik u
daarover eens iets zenden
„Niet noodig, schreef de man terug,
ik houd zoo niet van poëzie, en dan,
't is gelukkig nog zoo heel herfstachtig
niet." Een paar dagen later seinde hij
„'t Weer veranderd, zend maar". Maar
de ander sohreef heel kalm terug: „'k
Heb een emmer koud water over mij
gekregen en alle poëzie is weggespoeld,
'k Zal maar wachten tot de kachel
brandt."
Niets te gevoelen voor de poëzie der
natuur, voor de poëzie van den herfst
ik
Het gele najaarslover is er, en de
storm heeft het al half vernield. Een
stem heeft gesproken, die ontzag af
dwingt. Wij zien een langzaam, maar
zeker verval, een sloopingsprooes, dat
van dag tot dag zich ontwikkelt. Wel
licht dat voor een enkele maal nog eens
een schoone dag aanbreekt, zooals de
oase zich vertoont te midden der woes
tenij en dan niet weer vóór de Mei
maand lacht.
Het gele najaarslover is er met zijn
dorrend rijs. Zonderling, niet waar, van
dien vogel die er op zat, en, alsof al
dat verval hem niet deerde, op de oude,
blijde wijze, zijn liedje floot Maar
Ada Nore, de dichteres, geeft er ons
immers een bevredigende verklaring
van. De uitgebloeide twijgen kraakten
onder het geringe gewicht van het
diertje zóó broos waren ze Maar, och,
de vogel voelde dat hij vleugels had,
en, toen eindelijk het rijsje brak waarop
hij gezeten was, toen zag men hem
vroolijk opwaarts stijgen.
Zullen wjj ook vroolijk het hart om
hoog heffen, als het schoone gebouw
der natuur rondom ons in puin stort
Zullen wij ook vleugels hebben, als de
ruwe vlagen des levens om ons heen
gieren P Zullen wij opwaarts stijgen als
het sneeuwkleed van den' levenswinter
over ons wordt uitgespreid
De boden zijn gekomen, die jaarlijks
ons komen zeggen dat het met den
zomer gedaan is.
't Valt niet te ontkennen, dat ze dit
maal met den exprestrein de reis heb
ben gemaakt en wel wat hals over kop
het portier hebben verlaten.
Of ze bedoeld hebben er ons in 't
vriendelijke aan te herinneren, dat het
altijd goed is, een beetje te rekenen op
de ongehoopte en ongewenschte dingen
Nu, dat mag wel, tegenover ons, kin
deren van een eeuw, die voor nadenken
en kalm overleg niet al te veel plaats
laat. De boden zijn gekomen en, we
hebben het reeds opgemerkt, ze zullen
ons hoogstens nog eens een enkelen
dag gunnen, nu en dan, die ons her
innert aan de lentebloesems en de weelde
van den zomer en heenwijst naar de
eerste lentevreugd van een volgend tijd
perk, als wij dat aanschouwen mogen.
Zeker, de eene menseh is meer dich
terlijk aangelegd dan de ander en de
een is ook veel meer dan de ander vat
baar voor indrukken, voor de indruk
ken van de verschijnselen der natuur
en van de stemmen die uit de natuur
spreken. Maar wanneer nog ee is zulk
een heerlijke dag mag aanbreken, dan
valt het toch niet moeilijk om licht te
zien, ook in de schemering van den
herfst. Die dagen vormen als het ware
een schat en wij weten dat men met
schatten zeer spaarzaam meet zijn en
ze in waarde houden. Wij kunnen er
niets van missen en daarom moeten wij
ze ten volle genieten en waardeeren
genieten in dankbare, genieten ook in
hoopvolle stemming.
Van zulk een stemming schijnt de
dichterlijke gelijkenis van Ada Nore
ons te spreken.
De vogel zag ook wel dat het na
jaarslover geel was hij voelde wel den
killen adem van den scherpen wind
bij ondervond het wel dat de voorraad
schuur minder dan voorheen gevuld
was en hij bespeurde wel dat zijn zit
plaats weinig zekerheid aanbood. Doch,
al bood het landschap niet meer het
verrukkelijk aanzicht van den zomer,
al overzag hij vale velden, die de zor-
„Wij zouden niet uitgaan, als het niet
was omdat de Stetherby's altijd zoo
Weer een slag met de deur, een
nieuwe warrelwind om de lessenaar, en
Julius verscheurde zijn laatste klad in
kleine stukjes en wierp het bij de andere
losse blaren die in een hoek waren
gewaaid. Hij slenterde naar het raam,
schoof de zware gordijnen op zijde, en
staarde naar buiten.
„'t Is bijna nacht", zei hij in gedach
ten. „Het is een wonder dat Bud zoo
moedig is om naar de stad te gaan in
zulk een storm. Ik merk nu, dat ik er
niet erg omgeef om naar de meisjes
Meridith te gaan. 't Zal me benieuwen
of er iets nieuws is om te lezen."
Hij keerde zich om, keek ontevreden
de planken na, sloeg twee of drie boe
ken open en een aantal Magazines,
stapelde ze mismoedig weer in een
afgekeurde hoop op den lessenaar op,
en kuierde weer naar het raam toe.
Twee donkere figuren, die door de
sneeuw waadden, wuifden tegen hem en
hij liep haastig naar de voordeur, „Stil,
jongens, jullie moeten smachten naar
eene beweging in de vrije lucht", riep
hij, terwijl gelijk met zijn vrienden eene
snijdende windvlaag en een berg sneeuw
gen teekenden van den aanstaanden
winter, hij toonde zich dankbaar voor
het goede en waardeerde het tegen
woordige door zijn lied te doen hooren
op de oude blijde wijs.
Het waren maar uitgebloeide twijgen
waarop hij zat en zij kraakten als de
wind over de vale velden streek. En
toen de storm kwam opzetten, toen
brak het teere rijsje en dreigde den
vogel te doen neerstorten. Maar, het
lied verstomde niet. Hij had al lang
gevoeld dat dit oogenblik zou aanbre
ken j maar dan ook, dat hij vleugels
had. Krak Maar de vleugels klep
pen juichend en hij verheft zich zingend
in het eindelooze ruim.
Ja, schoone herfst, gij zijt ons een
heerlijk beeld en gij wekt menige
schoone en goede gedachten bij ons op 1
Dat het ook ons ga, als de gevederde
zanger in het gele najaarslover
Be tien opcenten.
Bij het afdeelingsonderzoek van de
Staatsbegrooting zou volgens het
„Hbl." zijn gebleken, dat een meer
derheid voor de tijdelijke belasting
voorstellen van minister De Meester (de
tien opcenten op bedrijfs- en vermogens
belasting) vermoedelijk we! is verzekerd,
doch dat de meerderheid zeer klein zal
wezen. "Waarschijnlijk zal de linkerzijde
met inbegrip van de sociaal-demoeraten
vóór, de rechterzijde tegen stemmen.
De katholieke partij en de landsdefenne.
Een spoedig aan de orde stellen van
een wetsontwerp tot wijziging van de
bestaande militiewet acht het „Centrum"
te verwachten en het blad vraagtZal
een dergelijk ontwerp ons brengen
„vermindering van financieele en per
soonlijke lasten P", iets wat uit de Troon
rede, meent het, niet is op te maken,
Maar hoe dit zij, het militaire vraag
stuk zal opnieuw aan de orde worden
gesteld en dit geeft aanleiding om an
dermaal de aandacht voor de defensie
paragraaf van het katholiek program te
vragen.
Zeer wenschelijk acht het „Centrum"
het, dat de katholieke partij nu eens
ronduit zegt, wat zij in zake de lands-
defensie kan en wil doen.
„Steunden wij op een vast omlijnd en
scherp geformuleerd plan, wij zouden
in dit opzicht heel wat sterker staan
naar binnen vloog.
„Kom doe je jas aan en ga mee",
commandeerden de gasten, zich afschud
dend en stampend in de gang, terwijl ze
naar de kachel gingen, om hun hand
schoenen uit te trekken en hun bevroren
vingers te warmen.
„Wat, in dezen sneeuwstorm
„Sneeuwstorm P dat beteekent niets,
't is een prachtige avond. Wat heb je
aan je vacantie als je altijd bjj het vuur
zit en de meisjes Meridith zullen ons
niet ontvangen zonder jou."
„Ga mee, je bent er nog niet geweest."
„Dat is waar", antwoordde Tom Stard.
„Sally zeiGa Julius Braighton halen,
anders mag je niet blijven", en nu zijn
we er, kom maak voort."
„Jullie zullen moeten wachten tot ik
het brood in den oven heb gezet", zei
Julius, de trap oploopend zonder zich
te haasten.
De twee bij het vuur juichten.
Julius keek ernstig „en tot ik
Baby zijn drankje ingegeven heb voor
het hoesten", vervolgde hij. „Ik heb de
zorg er voor, ik moet de klok opwinden,
het fornuis vullen, kijken of al de ven
sters gesloten zijn, het nachtlicht op-
in de badkamer
dan nu het geval iswij zouden met
meer gerustheid een komend wetsvoor
stel kunnen tegemoet treden en met
meer nadruk kunnen eischen, dat met
de dezerzijds geformuleerde wenschen
werd rekening gehouden. Maar boven
dien, ook voor een latere regeering, uit
de meerderheid van de rechterzijde voort
gekomen, zou een dergelijk plan steun
geven bij de verdere afwikkeling van
dit vraagstuk.
„Thans zullen wij, zonder juist te
weten wat wij wèl en wat wij niet willen,
weer geroepen worden om de vorming
onzer levende strijdkrachten te helpen
regelen. Niet steunende op vastgestelde
beginselen, ontbreken ons de gegevens
om met beslistheid te zeggen in hoe
verre wij met eventueele voorstellen
kunnen medegaan en waar de grens
van het voor ons aannemelijke wordt
overschreden. Wij staan hier inderdaad
voor een verzuim. En nu rijst de vraag,
of aan dit te kort niet voor een deei
kan worden tegemoetgekomen door meer
deskundigen naar de Kamer af te vaar
digen. Het kan tooh den verdienstelijken
katholieken militairen volksvertegen
woordiger niet anders dan aangenaam
zijn, zich bij de vervulling van zijn
zware taak een jeugdige kracht te zien
toegevoegd."
Op deze gronden pleit het „Centrum"
voor een militair afgevaardigde op den
thans vacant geworden zetel voor Breda,
De lichting 1904.
De minister van binnenl. zaken heeft
aan H.M. de Koningin aangeboden een
staat, samengesteld uit de tabellarische
verslagen omtrent den afloop van de
lichting der nationale militie van 1904,
welke door de Commissarissen van H.M.
in de provinciën aan zijn departement
zijn ingezonden.
Bij Hr. Ms. besluit van 21 November
1903 (Staatsblad no. 281) werd de hoe
grootheid van vermelde lichting bepaald
op 17,500 man, waarvan 12,300 man
ter volledige oefening en 5200 man tot
korte oefening in te lijven. Tan even-
bedoelde 12,300 man werden er 522
voor den dienst ter zee bestemd.
Het aantal ingeschrevenen, waarnaar
bij dat besluit volgens art. 2 der militie-
wet 1901 het aandeel van elke pro
vincie in de lichting is bepaald, bedroeg
49,405 tegen 47,159 in 1903. Het cijfer
dar lichting stond derhalve tot dat dei-
ingeschrevenen als 1 2823.
Bij de militie te land en bij de zee
militie zijn ingelijfd 17,444 man. Onder
dezen zijn niet begrepen 2606 man, die
na hunne inlijving, bij herkeuring in
gevolge art. 100 van bovenaangehaalde
wet voor den dienst zijn afgekeurd,
Er ontbreken alzoo 56 man wegens de
redenen, aangeduid in kolom 47.
„Kom, haast je een beetje 1"
„Zien hoe de temperatuur is in de
kinderkamer de thermometer aan
leggen en zijn stem stierf weg deor
den afstand, nog bijzonderheden opsom
mend. Een deur sloeg ergens dicht
toen nog een andere. Spoedig daarna
riep hij over de balustrade„Hebben
jullie witte vesten aan
„Ja, maak toch voort."
Julius kleedde zich met grooter haast
dan zijne houding tegenover zijn vrien
den vermoeden deed. Hij verscheen
spoedig weer, en zag er buitengewoon
netjes uit.
„Is het brood al in den oven spotten
de gasten.
„O, neen, ik zal daar de keukenmeid
over spreken." Hij verdween in de eet
kamer en men hoorde hem iets vorderen
omtrent verscheidene onbekende zaken
en mensohen toeroepen, die niet schenen
te antwoorden. In den kortst mogelijken
tijd kwam hij weer in de gang terug.
„Als we geweten hadden dat je „het
hoofd van het huisgezin was"
„Dat ben ik", zei Julius plechtig.
Ik kan noch de keukenmeid, noch
Mary vinden".
Wordt wrwlyd,}