MAT, Maandag II September. 'sjltliS EB El VLIED. No. 21;}. 43e Jaargang. 1005. Il P. o., DISSS! De maatschappelijke verschijnselen, mmmm. I feuilleton. Binnenlandsclie berichten. WÊÊÊÊM mg. 1UTERSE, IIo- tUM. r a a g d in een sne degelijke r. Brieven lett. del. pddelbarg v.v. Remise:) v.m. Lagen) 5.50. 7.55, 9.30, 11.-, 3.30, 5.—, 7.-, 3 a d h u i sn.m, 0, 9.30. (naar Remise:) ar Zeilmarkt: n.m. 1.20, 2.50, Naar Badhuis: 5.05, 7.05, 8,45, 10.35, 11.15. VlISSINGSCHE COURANT Prijs per drie maanden l03©o i<Vaac© j)e? post 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgev er F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187- ADVERTENTIËN: van 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groote letter» en eliché's naar plaatsruimte. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen. Telephoonnummer 10. Abonnenients-Advertentiën op zeer Toordeelige voorwaarden. en Hun ontstaan hunne gevolgen. (Slot.) Onze beschouwingen loopen met dit hoofdstuk ten einde, daar enkele speciale onderwerpen van maatschappelijk belang en van de daarmede in nauw verband staande regeerkunde, reeds vroeger door ons afzonderlijk werden behandeld. Wat wij tot dusver in deze schetsen behandelden, leert ons in hoofdoorzaak, dat er oorzaken zijn, die de maatschap pelijke welvagrt verhoogen, andere die ze tegenwerken. Het is eene bekende vraag of, onder de laatste, ook het heffen van belas tingen moet gerekend worden. In zeker opzicht is dit echter geen vraag. Er zou stellig van welvaart geen sprake kunnen zijn, wanneer de Staat niet door alle hem ten dienste staande middelen de orde en het recht handhaafde, vei ligheid van persoon en goederen verze kerde, het verkeer bevorderde, enz. Dat alles kost veel, maar nooit te veel, wan neer het verkregen resultaat slechts in verhouding staat tot de besteede som. De belasting die ieder betaalt, anders gezegd het deel dat hij in die kosten bijdraagt, wordt eerst dan te hoog, wanneer de druk ongelijkmatig is, het betaalde iemands draagkracht te boven gaat. Ten deeie kunnen de belastingen een middel zijn tot directe verhooging der welvaart. Immers, hoe meer de Staat doet om door aanleg en subsidi- eering van openbare werken het verkeer te bevorderen, den handel te gerieven, de veiligheid te verzekeren, hoe meer de ondernemingsgeest zich zal ontwik kelen, hoe meer de kapitalen voor de productie zullen worden aangewend, hoe meer arbeidskrachten er dientengevolge noodig zullen zijn en hoe beter betaald ze zullen worden. Uit de belastingen moet ook gevon den worden de rente der leeningen die de Staat sluit bij uitvoering van zeer groote werken, ondernomen in het be lang van nijverheid en handel. Van die leeningen geldt dus hetzelfde wat wij boven omtrent de belastingen opmerk ten, Hetzelfde geldt van hetgeen de Staat uitgeeft tot voorkoming van ar moede, zooais alle kosten van pensioen verzekeringen, ziekteverzekeringen en alle andere dergelijke instellingen, wel 6.—, 6.20, 7.—, 10.20, 10.40, i.30,1.—*, 1.25*, [4.25, 4.50, 6.10, vm. 6,10, 6.30, 50, 10.10, 10.30, i. 12.10, 12.45, 3.40, 4.10, 4,35, 8.30. Zondags uit. 3CB3LQS. 3,23 en 6,10 c) 3,50 en 6,40. 15 a) en 4,45. [3,23 en 6,10 e)f) na het vertrek |Neuzen vm. 8,30 en Neuzen ten ten wachten, ens, Borsaale eu 14 Sapiezabeïv Naar het Duitsch. 35.) „Ik ben immers zoo vermetel geweest io mijn vriend te beleedigen met ver moedens te opperen, aan welker on- houdbaarheid ik zelf geen oogenblik 'wijfelde." Erich von Wilden zag hem verach- I Wijk aan. „Spaar uwe woorden, Bialdrup. lïeeut gij dan dat ik niet hoorde, hoe I ie kommerzienrath uw stilzwijgen afge licht heeft. Gij hebt zoo even, wel niet |ait scherts en om den tijd te verdrijven, IJw vriend daar een bedrieger van den 1 Yon Humming genoemd, denk ik. es er van overtuigd, dat het van nu jttn mijn levenstaak zal zijn, om te weten, hoe het bedrog heeft plaats gehad; p zal er niet voor terugdeinzen hem te pmaakeren, die niet voor een sluip- p»ord terugdeinst, als het geldt zijne ke ondernomen worden in het belang van hen, welke in dienst van anderen arbeiden. De ongelijkmatige druk der belas tingen, voorbeen een zeer groot econo misch bezwaar, wordt in lateren tijd met vrucht bestreden door de toepas sing van juistere stelsels van heffing. Als beproefde beginselen, waarop echter nog veel moet worden voortge bouwd, worden tegenwoordig aange merkt 1. De belastingheffing moet zooveel mogelijk geschieden met toepassing eener matige progressie, zoodat hethoo- gere inkomen niet alleen naar even redigheid, maar ook betrekkelijk meer betaalt dan het lagere. Dat de progressie matig moet zijn beteekent, dat nimmer uit bet oog mag worden verloren, dat het grootere in komen eene natuurlijke vermeerdering van behoeften met zich breDgtdat de lagere inkomens ten deeie genoten wor den door de meer weelderige levens wijze die een gevolg is van de hoogere, en dat de progressie nooit zóó hoog mag werden opgevoerd, dat de meer gegoeden eindigen met te leven over eenkomstig hun staat en stand, waar door de lage klassen noodwendig zouden worden gedrukt. 2. De belastingheffing mag in geen geval het vrije-ruil-verkeer belemme ren, anders dan om redenen van over wegend maatschappelijk belang, zooals b.v. bij de drankbelasting. De billijk- ste belasting is die, welke den inge zetene heiast wanneer zijn vermogens toestand verbetert. Een voorbeeld daar van geeft, in het algemeen en dus met de noodige uitzonderingen en behoudens de noodige vrijstellingen, de successie belasting, waarvan de heffing zeer nauw samenhangt met het vraagstuk van het Staatserfrecht. liet successierecht onderscheidt zich ook hierin van andere heffingen, dat de gewone bezwaren welke, niet zonder grond, tegen het progressieve stelsel, althans tegen de al te consequente toe passing ervan, worden geopperd, voor deze belasting niet gelden. Hoe meer men verkrijgt hoe meer de vermogens toestand verbetert en hoe hooger per centage men dus van het verkregene aan den staat kan betalen. Een gewichtige vraag is het ook of snelle aanwas van bevolking eene oor zaak van armoede en dus van vermin dering der algemeene welvaart is. Ernstige nasporingen hebben bewezen dat deze vraag zonder bezwaar ontken nend kan worden beantwoord. Wij kunnen daaromtrent hier slechts het een en ander aanstippen maar er is ook heel weinig nadenken toe noodig om te begrijpen dat de armoede niet gelegen is in het aantal menschen, maar in de omstandigheden, dat vele onder hen geen arbeid kunnen vinden, of niet in voldoende mate, tegen een prijs, waarvoor zij zich het noodige kunnen verschaffen. Armoede is dus niets anders dan gebrek aan ruilvermogen. Wanneer er armoede heerscht, dan bestaat er een wanverhouding tussehen het aantal menschen en hun gezamenlijks voort brengende kracht. Neemt de bevolking toe, dan moet ook de voortbrenging toenemende middelen van bestaan moeten zich uitbreiden, en dat het aan tal geboorten eene oorzaak zou wezen dat die uitbreiding niet de toeneming van die geboorten geen gelijken tred houdt, wordt door de feiten niet be wezen en zelfs eerder weersproken. Een arm land met een geringe bevolking is geen zeldzaamheidhet omgekeerde evenmin. Dat vermindering van het aantal ge boorten vermindering van armoede ten gevolge zou hebben is een absoluut on bewezen stelling. Voor eene uitspraak in dien geest bevat de sociale economie duistere geheimen te bewaren". En nu wendde hij zich met hoog opgericht hoofd van den man af, wien hij op aarde het gloeiendst haatte, den man, die zijne jongelingsjaren verbitterd, Amata's levensgeluk had willen vernietigen en voor zijne arme moeder, die jaren lang dit monster eene trouwe echtgenoot was geweest, slechts vernederingen over had gehad „Neem u in acht", zeide hij slechts, maar de toon, waarop deze weinige woorden gesproken werden, was toch geschikt om ernstige bezorgdheid in de ziel van den kommerzienrath te wekken. „Pas jij zelf maar op!" antwoordde deze schijnbaar rustig. „En durf je het minste tegen mij ondernemen, dan maar het is waar, ik kan mij wreken, je moeder blijft mij als een geeselroede over." Daarbij lachte hij satanisch. „Maar wat wil dan toch die ellendige knaap, de zoon van den verval scher wil hij mij in mijn eer aantasten welnu, oog om oog, tand om tand 1 Als dat gebeurt zal ik evenzoo handelen met de eer van mijnheer je vader, die zoo allerliefst zich zeiven een verblijf hier namaals heeft bezorgd. Ik kan het, mijn ventje, ja, ik kan dat 1* En nu liep hij in zijne geen enkele aanwyzing. Vele uitnemende gelearden hebben zich met het vraagstolder bevolking uit een oogpunt van economisch belang bezig gehouden en zelfs bepaalde stelsels ontworpen. De waarde dier zoogenaam de bevolkingstheoriën is echter uiter aard gering. Zij komen in den regel neer op het aanprijzen van zekere mid delen om de zeer snelle aangroeiing der bevolking te stuiten maar zij bewijzen niet wat inderdaad bewezen moest worden om de verkondigde theoriën als juist te erkennen. Het is de taak der sociale economie en van de regeerkunde, die haar regelen voortdurend in gezonde toepassing be hoort te brengen, om de toeneming van welvaart en van de middelen van be staan, de toeneming der productieve kracht van land en volk, gelijken tred te doen houden met de toeneming der getalsterkte van dat volk, niet om de laatste, door welke middelen dan ook, tegen te gaan of te belemmeren. handen wrijvend naar zijn schrijftafel en nam daar uit eene geheime lade eene oude portefeuille. Hij smakte wel gevallig met zijn dikke lippen toen hij ze met bijna teedere blikken opende en er een geel geworden papier uit nam. „Daar, lees, mijn zoontje 1" heet hij hem honend toe en hield het boekje met beide handen vast, alsof hij vreesde dat Erich zou trachten het hem te ontnemen, dicht voor de oogen van zijn stiefzoon. En deze las, las met inspanning van al zijn geestkracht, want in vele plaatsen vreesde hij zijn verstand te zullen ver liezen, las tot het einde de vreeselijke, onteerende schuldbekentenis zijns va ders. En hoe verder hij kwam in deze vreeselijke lectuur, des te grooter sche - nen zijne oogen en des te bleeker werd zijne kleur, tot hij ten laatste, met de handen tegen zijn kloppend hoofd ge drukt, als verpletterd op een stoel nederzonk. „Ja, dat is een vreeselijk wapen", kreunde hij „Gij hebt gelijk, mijn heer de kommerzienrath, ik kan niets tegen u beginnen deze bekentenis God weet op welke duivelsche wijze gij ze afgeperst hebt levert de gansche familie van den ongelukkige op genade Ministerie van landbouw, nijverheid en handel. De „St. Ct." van gisteren avond be vat een Kon. besluit van den 7 Sept. 1905, waarbij is goedgevonden en ver staan I. met ingang van 1 Sept. in te stel- len een departement van algemeen bestuur, dat den naam zal dragen van ministerie van landbouw, nijverheid en handel II. aan het hoofd van dat departement de zorg op te dragen voor de uitvoe ring van a. de wetten en koninklijke beslui ten, die thans behandeld worden bij de afdeeling „landbouw" en „handel en nijverheid" van het departement van waterstaat, handel en nijverheid, en voor welker uitvoering de zorg thans bij het hoofd van dat departement berust; b. de wetten en koninlijke besluiten, die thans behandeld worden bij de af deeling „arbeid" van het departement van binnenlandsche zaken en voor wel ker uitvoering de zorg thans bij het hoofd van dat departement berust c. de verdere bestuurshandelingen, die verband houden met de onder a of b bedoelde wetten of koninklijke be sluiten een en ander voor zooveel noodig onder voorbehoud van wettelijke voor ziening en in elk geval met dien ver stande, dat de zorg voor de uitvoering niet op het hoofd van het departement van landbouw, nijverheid en handel overgaat, zoolang die uitvoering door een wet of een algemeenen maatregel van bestuur aan het hoofd van een ander departement van algemeen bestuur is opgedragen en dat de zorg voor de uitvoering van de begrootingswetten voor de dienstjaren 1-904 en 1905, voor zoover deze betrekking hebben op de aangelegenheden, die thans behandeld worden bij de afdeelingen „landbouw," „handel en nijverheid" en „arbeid" voornoemd, voorloopig blijft berusten bij het thans daarmede belaste depar tement III. te bepalen, dat de naam van het ministerie van waterstaat, handel en nijverheid met ingang van den dag, waarop die naam in de wetten, waarin hij voorkomt, door een anderen mocht worden vervangen, op gelijke wijze zal zijn veranderd als dit in die wetten mocht geschieden. Voorts is bij Koninklijk besluit van 7 September 1905, met ingang van 9 September 1905, benoemd tot minister van landbouw, nijverheid en handel, mr. J. D. Veegens, lid van den raad van toezicht op de spoorwegdiensten. Chr.- Historischs partij. Over het ook door ons overgenomen verslag van den Amsterdamschen cor of ongenade in uwe handen." Daarna zich verwijderende als een waanzinnige steeds de handen tegen de slapen gedrukt, vloog hij voorwaarts, naar buiten hy wilde de aangren zende kamer door, daar voelde hij zich eensklaps bij de panden van zijn jas tegengehouden de lakei van don kom merzienrath was het, die op vertrouwe lijken voet met zijn heer stond. „Ik ben hier niet gekomen om den luistervink te spelen", zeide hij, terwijl hy zijn bleek, gladgeschoren gezicht in deugd zame plooien trok, „een heer die zoo even per extra gelegenheid uit P. ge komen is, naar het schijnt een oude, uitgedroogde bureaucraat, wenscht u te spreken. Gy ziet dus, jongeheer, ik wilde niet luisteren, maar toch belette mij dit niet alles te hooren. Hm, hm, een rare kerel, die kommerzienrath kon heel wat van hem vertellen moet heel anders met hem omgesprongen worden. Maar, het komt er niet op aan, eenmaal slaat ook zijn uurtje daarvan wil ik evenwel niet spreken veront rust u maar niet, jongeheer, over dat gele papiertje, dat u zoo'n schrik aan jaagt. Daarmede zal hij u geen kwaad durven doen, zoo waar ik Johann Nie- respondent der „N. Ct." van het ver loop der algemeene vergadering van de Christelijk-historische partij schrijft de „Ned." Daar dit verslag vermoedelijk heden- a vond de overige pers rondgaat, maken wij er ook hier melding van, met de toevoeging evenwel, dat het verschil lende besliste onjuistheden bevat. Zoo is omtrent de houding tegenover de nieuw opgetreden Eegeering niets besloten. Die houding maakte een punt, van, trouwens korte gedachtenwisseling uit, doch reeds terstond werd door den Voorzitter meegedeeld, dat van het ne men van een besluit geen sprake kon zijn Een der aanwezigen, de heer v. Koetsveld, maakte de opmerking, dat de partij geen oppositie quand même mocht voeren, en dat zij, wanneer de aanhangige sociale ontwerpen mochten worden afgedaan, deze behoorde te steunen, maar pleitte overigens voor een zeer gereserveerde houding en voor het niets door de vingers zien in het nieuwe Kabinet. Dit is de spreker dien de correspondent bedoelen moet, daar anders weinig over de nieuwe Regee ring is gezegd. Ook van een besluit tot „handhaving der coalitie" is geen sprake geweest. Er is over die quaestie zelfs geheel niet gesproken. Wel in 't algemeen over de verhouding tot sommige andere par tpen, met name de Eriesche Christ, historischen. Het verslag gaat dus mank niet alleen aan indiscretie maar ook, voor een belangrijk deel, aan fantasie. Statistiek van in uit en doorvoer in Nederland over kot jaar 1934. Door het ministerie van financiën is de in- en uitvoerstatistiek over 1904 uitgegeven. De volgende cijfers zijn er aan ontleend De algemeene invoer is van 81.688 millioen KG., ter waarde van f22773/,, millioen, in 1908 tot 32,980 millioen KG., ter waarde van f24191/., millioen, in 1904 gestegen; uitvoer van 22,220l/3 millioen KG., ter waarde van f1951 millioen, tot 23,834 millioen KG,, ter waarde van f19851/,, millioen. Tot de artikelen, die voornamelijk tot de vermeerdering van invoer bijge dragen hebben, behooren ertsen tot een hoeveelheid van 446 millioen KG., hout tot een hoeveelheid van ruim 331 millioen KG., steenkolen bijna 682 millioen KG., petroleum 56 millioen KG., suiker ruim 68 millioen KG., steen 13973 millioen KG. Daarentegen werd belangrijk minder ingevoerd aan granenmet uitzondering van tarwe katoen, koffie en vooral onbewerkte en bewerkte metalen. Bovenstaande cijfers hebben betrekking op den algemeenen invoer. Uit de nadere specificatie blijkt echter, dat een groot deel van dien vermeerderden invoer op rekening van het doorvervoer moet gebracht worden. meijer heet en" hij grinnikte hierbij zachtkens in zichzelven „van al de geheimen van den kommerzienrath weet." j Terwijl hier op het kasteel een fa- i miliedrama aangevangen werd, waarvan i het einde nog in het geheel niet te voor zien was, volgde op den Eümmingsburg den eenen dag op den anderen zonder dat er iets bijzonders gebeurde. De ritmeester had, zooals hij reeds meer malen gezegd had, aan zijn neef opge dragen de familiebibliotheek in orde te brengen hij zelf was te lang militair geweest om zich veel om geleerdheid te bekommeren en had dus ook de gansehe rijke verzameling, bijna het eenige dat hij uit het nieuwe naar het oude slot overgebracht had, rustig in de kisten en koffers gelaten, waarin zij vervoerd was geworden. Nu verheugde hij zich echter hartelijk, toen Kurt vol ijveren opmerkzaamheid dagelijks meer en meer orde bracht in de kostbare werken. Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1905 | | pagina 1