boden
Donderdag
17 Augustus.
'i LIVENS ES EN VIDEO.
No. 192.
43e Jaargang.
1905.
HiYESDIEfiST.
Van week tot week.
FEUILLETON.
Binnenlandsclie berichten.
IDIEiST
I I"-
C
t
[O
aardige Wi]n\
\g van Alkohol"
n Koortswerend.
aak en opwekkend,
ivelen voor zieken
i lenden.
2seh f 2.5Q.
1.35
„Lama Quiaa"
1 Koloniën
Rotterdam.
r een flinke
uitenshui3, te b
SCHALK, Langs j
gen.
nette
o o n.
„Hotel Albion".
I-Middelburg t.t.
Remise:) v.m,
rkdagen) 5.50.
7.55, 9.30, 11.-,
3.30, 5.—, 7.-,
n Badhuis: n.m.
7.50, 9.30.
G (naar Remise:)
Naar Zeilmarkt:
45, n.m. 1.20, 2.50,
- Naar B adhuia:
35, 5.05, 7.05, 8,45,
av. 10.35, 11.15.
vm. 6.6.20, 7.
10.—, 10.20, 10.40,
12.30,1.—*, 1.25*,
35, 4.25, 4.50, 6.10,
is: Tm. 6,10, 6.30,
9.50, 10.10, 10.30,
Nm. 12.10, 12.45,
.10, 3.40, 4.10, 4.35,
8.—, 8.30.
allen Zondags uit.
2R-SC9ELDS.
•05.
nm. 3,23 en 6,10 c)
nm. 3,50 en 6,40.
1,55 a) en 4,45.
nm. 3,23 en 6,10 c) f)
tiuten na het vertrek
re n. Keuzen vm. 8,30
ssele en Neuzen ten
ninuten wachten,
ireskens, Borsaelö eu
sast li
VLISSIMSCiE (OlllANT.
Prijs per drie maaadea 1=30. Dranoo pet poet 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever
F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187-
ADVERTENTIËN: van 1-4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie wordt de prijs slechts twee maal berekend. Groote letters
en cüché's naar plaatsruimte.
Versclijjnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen.
Teleplioonnummer 10.
Abonneinents-Advertentiën op zeer voordeclige voorwaarden.
Terwijl de Japanners de Russen ver
drijven uit de laatste posten, die zij
nog op het eiland Sachaiin bezet houden,
en terwijl zij op het eiland zelf duide
lijke bewijzen geven, dat zij het als hun
toekomstig eigendom beschouwen en
niet van plan zijn heen te gaan (trou
wens, wie zou hen weer kunnen ver
drijven worden de vredesonderhan
delingen in het Amerikaansche Ports
mouth voortgezet.
Hoe lang zullen ze nog voortgezet
worden f Dat de conferentie, wanneer
Japan niets toegeeft, mislukken zal,
komt ons wel waarschijnlijk voor. De
Bussen vinden de voorwaarden buiten
gewoon hardmaar wanneer men ze
aandachtig beschouwt, moet men zich
daaromtrent op een ander standpunt
stellen. De Japanners hebben datgene
gevraagd waarom zij den oorlog be
gonnen zijn. Wat de vijftienhonderd of
twee duizend millioen gulden voor ver
goeding van oorlogskosten bedraagt, het
wil ons voorkomen dat de Japanners
wel genoodzaakt zullen zijn om
die te vragen. Het is van algemeene
bekendheid, dat de Fransche mil-
liarden na 1870 den economischen toe
stand van Duitschland niet verbeterd
hebben. Het bezit van veel geld maakt
een volk niet rijker, omdat het er zijn
bronnen van inkomst niet door verhoogd,
zijn productievermogen niet door toege
nomen ziet. Maar in ieder proces most
de verliezende party de kosten betalen
en Japan is niet rijk genoeg voor het
doen van cadeaux. 't Is mogelijk dat de
Russen wat zullen pingelen maar de
eigenlijke zaak verandert daarmee toch
niet.
Wat Sachaiin en het protectoraat over
Korea betreft,het laatste omvat natuur
lijk alleen de erkenning daarvan
hierom is werkelijk de oorlog be
gonnen, en hetzelfde kan van de meeste
andere punten gezegd worden. Dat
Rusland zijn Chineesoh pachtgebied (aan
China) teruggeven moet, is vrij natuur
lijk. Wat dan verder met het schier
eiland Liao Tong gebeuren zal is een
zaak tusschen China en Japan. De ont
ruiming van geheel Mantschourije en
de aldaar verkregen privilegiën zou
misschien in andere omstandigheden niet
gevraagd zijn geworden maar de loop
der zaak rechtvaardigt zulks toch. Rus
land behoudt er het reeht van vrijen
in welke aangelegenheid China
Naar het Duitsch.
14.)
,Ik stak mijne beide handen naar hem
U1'i een ontzettende kreet ontsnapte
aan zijne lippen hij staarde mij aan
een blik, dien ik mijn gansche
leven niet vergeten zal, ijlde den trap
af en verdween. Ik heb hem nooit
wedergezien"
Een oogenblik hield zij op in haar ver
baal, omdat die oude herinneringen haar
'e machtig werden en ging toen weder
treurig voort„Eerst eenige uren later
begreep ik hem, toen ik mijzei ve gezien
bad en teruggedeinsd was voor de af
schuwelijke caricatuur, die mij in den
8Plegel tegengrijnsde. En toch gevoelde
het in mijn hart dat, als hem het
'°t getroffen had en niet mij, ik bij hem
en om de goede kern het
zou vergeten hebben.—
natuurlijk gekend is of gekend zal wor
den. Een deel van den met toestemming
van China door Mantschourije aangeleg-
den spoorweg blijft aan Rusland, ter
wijl het overige aan Japan komt, waar
toe natuurlijk alweer China's toestem
ming noodig is. Het overige betreft vrij
wel bijzaken.
Bijna ongelooflijk schijnt het bericht
dat in Ruslands antwoord op de eischen
te kennen gegeven wordt dat het niet
overwonnen is, dat het .(sic) den vrede
niet noodig heeft en dat het dien ook
niet heeft gevraagd. Alleen het laatste
is waar. Men schijnt in zekere kringen
wel met blindheid geslagen te wezen.
Wil men dan met alle geweld geplaatst
worden in een toestand, waarin het
vragen om vrede noodzakelijk ge
worden is
Men wil, en wij voor ons zijn daar
van ook ten stelligste overtuigd, dat de
Japansehe maarschalk Oyama geheel
gereed is voor de uitvoering van zijn
aanvalsplan, voor het geval dat de
onderhandelingen mislukken. Wanneer,
trouwens, zijn de Japanners niet gereed
Maar indien dit uiterste inderdaad moet
geschieden, dan zullen de gevraagde
vredesvoorwaarden er geheel anders uit
zien, dan de tegenwoordige door vrien
delijke bemiddeling aangebodene,en dan
niet door het aannemen van de nu
gestelde eischen daalt Rusland af tot
den rang van mogendheid der tweede
klasse.
Volkomen juist achten wij de woorden
van de altijd ernstige en degelijke
Parijsche „Temps" dat de vrede Rus
land niet verzwakken zal, wanneer het
in de lessen van de nederlaag de kost
bare kiemen van zijn wedergeboorte
vindt.
De eeuwigdurende moeilijkheden tus
schen de Engelschen en de Ieren flik
keren weer eens op, naar aanleiding
van de bekende en nu sedert eeDigen
tijd in werking zijnde lersche landwet,
die ten doel had den stand der pachters
in een stand van eigengeërfden te her
scheppen. Aangezien de staat de koop
som voorschiet, is daarvoor veel geld
noodigmaar bij de raming heeft de
regeering zich zoo deerlijk misrekend,
dat nu reeds voor een bedrag van na
genoeg vijf-en-twintig millioen pond
sterling aan overdrachten op afdoening
wachten.
Wel heeft de regeering hierin trachten
te voorzien door de uitgifte van schuld
brieven, maar de grondeigenaars waren
„In den beginne dacht ik van verdriet
te zullen wegkwijnen, maar vend geluk
kig troost in Gods woord. Was ik steeds
geloovig geweest, nu was ik het nog
meer dan vroeger. Bovendien had ik
zoovele plichten te vervullen, dat mij
bijna geen uur overschoot om aan mijn
smart te denken.
„Zoo volgden de dagen, weken en
maanden op elkander en werden jaren.
Daar hoorde ik eensklaps dat Johannes
Block zich in de naburige stad W. had
nedergezet en daar met de eenige dochter
van een rijken apotheker gehuwd was.
Toen gevoelde ik, mijn kind, weder de
oude smart herleven. De tijd beeft on-
dertussohen niet stil gestaan, want Jo
hannes en ik zijn beiden oud eu grijs
geworden, maar onze levensloop was
zeer verschillend. Ik heb mijne ouders
en zes broeders en zusters overleefd,-was
de opvoedster van den jongsten broeder,
heb geslaafd en gearbeid, maar ben
steeds tevreden gebleven.JohaDnes Block
vond echter geen geluk in zijn huwelijk
zijne trotsche vrouw maakt er hem da
gelijks een verwijt van, dat hij haar om
haar geld getrouwd heeft en is boven
dien soms maanden lang bedlegerig. Van
de zeven kinderen, die zij hem gaf, was
daar tegen en ook de Ieren zijn ontevre
den, omdat zij, bij eventueeie wets
wijziging,hunnerzijds voorziening vragen
op punten waaromtrent de wet blijkt
niet goed te werken. De zaak blijft dus
voorioopig zooals zij is en waarschijnlijk
kan men van de tegenwoordige regee
ring geen voorstel meer verwachten.
Het parlement is naar huis en als het
voorjaar in het land is zullen de tus
schen tijdsche verkiezingen aan het leven
van het tegenwoordig bewind wel een
einde hebben gemaakt.
In zooverre als onze koloniale ver
wikkelingen tot de buitenlandsche zaken
kunnen gerekend worden, mogen wij
hier ook wel een woord wijden aan de
gebeurtenissen op het schoone Celebes,
een der parelen van ons Oost-Indisch
bezit, maar een wel wat verwaarloosde
parel. Vermoedelijk is ook hier de tijd
niet ver meer verwijderd, dat onze zon
derlinge, tweeslachtige verhouding tot
sommige deelen van den Indiaohen
archipel gewijzigd, en, met behoud van
het specifiek inlandsche, ons gezag,
thans een schijngezag, in een werkelijk
gezag overgaat.
Rekening houdende met de eigenaar
dige begrippen der Maleiers, was het,
zooals men weet, de taak der expeditie
den Radja van Boni op te sporen en
te trachten in handen te krijgen de
zoogenaamde rijkssieraden of regalia,
welke door Je bevoïüiiig beschouwd
worden als de zinnebeelden der vorste
lijke machtkostbare voorwerpen, aan
sommige waarvan wonderlegenden ver
bonden zijn.
Bij de Indische volken brengt het
gebruik mede wij hebben dat in
Noord-Sumatra zoo vaak gezien dat,
wanneer een buitenlandsche vijand met
succes tegen hen optreedt, het hoofd
met de rijkssieraden uitwijkt en de
bevolking, voor zoover ze niet weerbaar
is, wegtrekt. Komt men dan tot geene
resultaten, krijgt men de bevolking niet
terug en de hoofden niet in handen of
in onderwerping, dan beschouwen de
inlanders zich niet als overwonnen en
verkrijgt men geen? resultaten. Men
moet ten slotte vertrekken eu blijft
even ver van zijn doel als bij den aan
vang.
Bekend is hoe de rijksbestierder, een
soort van rijkskanselier, die aan het
hoofd van den rijksraad staat, met den
radja overhoop lag. Hieraan is dan ook
vermoedelijk de inlevering der rijks
sieraden toe te schrijvenwelke ten
gevolge heeft dat de radja, al kan hij
elders nog kwaad genoeg stoken, in
zijn eigen land voor het tegenwoordige
niet langer wordt erkend.
Het blijkt nu, dat men den toestand
daar te lande slechts weinig heeft ge- j
kend. De radja was in zijn eigen land
niet geëerd en de expeditie, die niet
zonder bezorgdheid was te gemoet ge
zien, en waarvoor vrij groote aanstalten
werden gemaakt, heeft zoo goed als niets
te beteekenen gehad.
Laat ons hopen dat de regeering
thans weder niet in de fout van na
1860 zal vervallen, maar met vaste hand
de teugels van het bewind zal houden,
na Boni en wellicht ook andere staten
van Celebes aan ons rechtstreeksch ge
zag te hebben onderworpen.
er geen die hem genoegen schonk de
beide jongsten zijn met ellendige ge
breken behept en dus
Hier hield Hannohen onwillekeurig
op, na een biik door het venster ge
worpen te hebben. „Kijk eens, barones
je", zeide zij medelijdend, „daar wordt
juist de arme, blinde jonge freule van
het slot naar de pastorie gebracht. O, zij
is een engel, die lieve Amata voegde
zij er bij en wisehte zich de tranen uit
de oogen. „Mag ik mij ongelukkig
noemen als ik mijn lot met het hare
vergelijk Bedenk eens, wat het is blind
te zijn. Liever wil ik over de fernietigde
droomen mijner jeugd weenen, dau in
een eeuwigen nacht te leven."
Toen Wanda den naam van Amata
hoorde, klemden zich hare lippen dicht
op elkander. „Spreek mij toch niet over
de lieden van het slotgij weet hoe wij
over hen denken. Eu al moet ik toegeven
dat Amata beklagenswaardig is, zij be
hoort toch tot die menschen op het slot,
die ik nu eenmaal nooit ophouden zal
te haten."
„Maar vanwaar die eeuwigdurende
haat en vijandschap
„Yan waar?" In de trotsche oogen
van Wanda brandde een toornige gloed.
Hst nieuwe Kabinet.
Het heeft Harer Majesteit de Konin
gin behaagd, bij besluit van 14 Augus
tus 1905 no. 46, met ingang van 15
Augustus 1905:
lo. op het daartoe door hem gedaan
verzoek, den heer mr. J. J. I. Harte
van Tecklenburg, eervol ontslag te ver-
leenen als minister van financiën, met
dankbetuiging voor de vele en gewich
tige diensten, door hem aan Hare Ma
jesteit en aan den lande bewezen
2o. te benoemen tot minister van
financiën, den heer mr. Th. de Meester,
oud-administrateur van de Generale
Thesaurie bij het departement van finan
ciën, vice-president van den raad van
Nederlandsch-Indië
alsmede, bij besluit van 15 Augustus
1905 no. 27 z.
lo. met ingang van 17 Augustus
1905, op het daartoe door hen gedaan
verzoek, een eervol ontslag te verleenen
aan de heeren
mr. J. A. Loeff, als minister van
justitie
dr. A. Kuyper, als minister van bin-
nenlandsche zaken
vice-admiraal A. G. Ellis, als minister
van marine, onder eervolle ontheffing
van het beheer van het departement
van buitenlandsche zaken, ad interim
Minister van Staat, J. W. Bergansius,
adjudant in buitengewonen dienst van
Hare Majesteit, als minister van oorlog
mr. J. C. de Marez Oyena, als mi
nister van waterstaat, handel en nijver
heid
A. W. P. Idenburg, als minister van
koloniën,
met dankbetuiging voor de vele en
gewichtige diensten, door hen aan Hare
Majesteit en aan den lande bewezen
2o. te benoemen, met ingang van 17
Augustus 1905
„Kan het mij onverschillig zijn een
trotschen parvenu te zien heeraohen,
waar slechts een Riimming gehoorzaam
heid mocht eischen
Zij haalde diep adem en om den jeug
digen mond plooide zich plotseling een
zachte glimlach.
„Mijn God", zeide zij spottend. „Hoe
kan ik toch zoo sentimenteel zijn Waar
om rakelen wij die leelijke oude ge
schiedenis weder op het was beter naar
uwe herinneringen te luisteren, juffrouw
Hannohen. Kom, gij moet mij daarvan
nog eens wat verhalen."
De oude vrijster gevoelde zich gevleid,
stond op en zeide„Eerst zal ik voor
ons beiden een lekker kopje koffie zetten.
Wij leven hier eenvoudig en gebruiken
ons middagmaal als gij ontbijt. Ik zal
er nog een paar wafels bij bakken, maar
dan moet gij mij beloven van avond
hier te blijven, als ge ten minste wilt
dat ik u nog iets van mijn jeugd ver
halen zal,"
Dat verhaal scheen wel belang wek
kend te zijn, want het was reeds negen
uren toen het jonge meisje weder den
weg naar huis ondernam. De donker
begon reeds te vallen maar toch zag zij
spoedig twee mannen, die voor haar
tot minister van buitenlandsche zaken
den heer jhr. mr. D. A. W. van Tets
van Goudriaan, Harer Majesteits buiten
gewoon gezant en gevolmachtigd minis
ter te Berlijn
tot minister van justitie, den heer
mr. E. E. van Raalte, Rijksadvocaat eu
lid van de Tweede Kamer der Stateu-
Generaal
tot minister van binnenlandsche zaken
den heer mr. P. Rink, lid van de
Tweed Kamer der Staten-Generaal
tot minister van marine, den kapitein
ter zee W. J. Cohen Stuart
tot minister van oorlog, den generaal-
majoor H. P. Staal, sous chef van den
generalen staf
tot minister van waterstaat, handel
en nijverheid, den hoogleeraar J. Kraus,
reotor-magnificus van de Technische
Hoogeschool
tot minister van koloniën den heer
mr. D. Pook, lid van de Tweede Ka
mer der Staten Generaal en lid van
Gedeputeerde Staten in de provincie
Zuid-Holland.
Het „Handelsbl." wijdt reeds een
hoofdartikel aan het nieuwe ministerie.
Dat zegt het de crisis niet
vroeger is geëindigd, is een gevolg van
den zeer bij zonderen staatkundigen toe
stand, door de jongste verkiezingen in
het leven geroepen. Trouwens over 't
algemeen pleegt de samenstelling van
ministeries hier te lande niet zeer snel
te gaan. In 1888, toen bij de eerste
verkiezing na de grondwetsherziening
de liberalen in de minderheid waren
gekomen, duurde het ook bijna 6 weken
alvorens het kabinet-Mackay in het
leven trad. In 1891 ging de Kamer
weder naar links, maar verschenen eerst
op 21 Augustus de benoemingen van
nieuwe ministers in de Staatscourant.
En nu 4 jaren geleden, na de besliste
overwinning van de verbonden christe
lijke partijen, was 1 Augustus reeds in
het land, eer de samenstelling van het
kabinet-Kuyper officieel bekend werd
De voornaamste leden van het kabinet
teekenen het als geavanceerd, maar geen
van hen is sterk op den voorgrond ge
treden. Blijkbaar is er dan ook bij de
samenstelling naar gestreefd alle aan
leiding te vermijden, die op grond van
het staatkundig verleden der ministers
een personenstrijd kon uitlokken.
Aan het slot zijner beschouwing zegt
het blad
In den regel is het gewenscht, dat de
leiders der richting, die aan het bewind
komen de verantwoordelijkheid zelf aan
vaarden, omdat anders de regeerkracht
allicht van de Kamer en niet gelijk
behoort van de regeering uitgaat.
Onder de omstandigheden waarin ons
land thans verkeert, schijnt echter de
thans gekozen oplossing de voorkeur te
verdienen. En het genoemde gevaar,
dat de leiding uit de Kamer zou moeten
komen, wordt zeer getemperd, nu van
het ministerie overigens kan worden
uitgingen en onder het maken van hevige
gebaren met elkander in twist schenen
te zyn. Zij had een scherp oog en her
kende dus dadelijk in den grootsten den
Kommerziënrath. De kleinere en meer
gezette man was klaarblijkelijk een
vriend van dezen, die sedert eenige
maanden op het kasteel logeerde. Men
zeide dat het een Deen was, met name
de heer Willms Bialdrup. Daar Wanda
sneller ging dan zij, zou zij hen onge
twijfeld voorbijgegaan en door hen be
merkt zijn geworden, te meer daar de
weg hier zeer smal wasdit wilde zij
echter niet, en daarom wendde zij zich
snel besloten om en koos een weinig
begaan voetpad, dat haar ook echter
naar haar doel voerde
Op den Riimmingsburgkonintusschen
haar lang wegblijven geen bezorgdheid
verwekken de ritmeester en de gou
vernante waren genoegzaam aan hare
buitensporigheden gewend, maar des
niettegenstaande had laatstgenoemde na
afloop van het avondmaal besloten het
aan haar zorg toevertrouwde meisje
tegemoet te gaan. Waar zij haar vinden
zou, wist zij heel goed.
Wordt ver»