Donderdag
25 Mei.
HOOG SPEL.
L
No. 122.
43e Jaargang.
1905.
Van week tot week.
Binnenlandsclie berichten»
VLmiNGSCHE COURANT.
Prijs per drie maanden 1„S@„ Franco peg post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever
F. YAN DE YELDE Jr., IUeine Markt, I. 187-
i
AT)VE ETENTIËNvan 14 regels ƒ0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie wordt de prijs slechts twee maal berekend. Groote letters
en cliché's naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen.
Telepïidoiiiniiïimer 10.
Abonnements-Advertentiën op zeer voordeelige voorwaarden.
De geruchten over een nieuwe zwen-
dng in de Russische regeeringskringen
louden aan en zij verbazen ons geens
zins, daar de telkens gedane beloften
toezeggingen feitelijk niet veel meer
dan een bot vieren wanneer de
spanning te sterk werd, om later weer
zoo spoedig mogelijk in te palmen.
Waarlijk, wij gelooven dat bet beeld
van den vlieger hier nog zoo slecht niet
gekozenis.Met de ,8emskySobor",
de gedroomde rijksvertegenwoordiging,
is het geen ernst, en het zal nooit ernst
worden, wanneer de omstandigheden er
niet toe dwingen.
Maar gesteld nu eens, dat de rijks
vertegenwoordiging er komt, wat heeft
het Russische volk dan eigenlijk nog
gewonnen
Zooals men weet bestaat het plan
om tot de vorming van het lichaam
afgevaardigden op te roepen uit de
Semstvo's, de provinciale Land
dagen, waarin de steden, de landelijke
gemeenten en de groote grondbezitters
vertegenwoordigd zijn. De boeren wor
den evenwel meestal door de plaatse
lijke besturen naar hun hand gezet,
waarbij brandewijn en omkooping een
voorname rol spelen. De grondbezitters
hebben bijna overal de meerderheid en
de boeren laten de zaken meestal aan
dit element van den Landdag, het adel
lijke, over. Oppervlakkig gezien zou
men meenen, dat er wel veel goeds van
deze instellingen zou kunnen uitgaan
want zij voeren niet alleen de geweste-
lijke administratie, maar zij kiezen ook
de vrederechters en beraadslagen over
allerlei aangelegenheden in betrekking
tot den landbouw, de industrie, de ar
menzorg, den handel en het verkeer.
Maar met dat alles is het toch de
bureaucraat, die de baas is, en deze
bureaucraat is bier de stadhouder, die
met zijn recht van veto, dat hij namens
den Czaar kan uitoefenen, de genomen
besluiten weer krachteloos kan maken.
Het zijn de bureaucraten die in Rusland
regeeren.
En naar dit model zou de Semsky
o b o r dan worden ingericht, want
de besluiten van dat lichaam zouden
toch, wat de uitvoering betreft, afhanke
lijk zijn van den rijksraad, die weer
het werktuig is van den Czaar en om-
keerd dezen beheerscht.
Overigens is de Semsky Sob or
niets nieuws in de Russische gescbie-
33.)
Hoe wis hij toch zoo ver gekomen
Was het eigenlijk niet onbegrijpelijk,
dat hij in zulk slecht vaarwater was
omen, terwijl hij meende zijn geluk
'e gemoet te varen G-eluk
Maar had hij wel noodig gehad naar
stoffelijk geluk te zoeken
Als erfgenaam van een ouden naam
en een groot vermogen was hij steeds
in aanzien geweest. Toen zijn vrouw
nog leefde hadden zij eenvoudig en toch
'ijk geleefd, toen had hij een aangenaam
familieleven hij was waarlijk gelukkig.
En na den dood- van zijn vrouw had
de baron verstrooiing gezocht in „groote
ondernemingen". Hij had gezien, hoe
het kapitaal allerwegen een macht
ïormde, en zonder zich rekenschap
te geven van zijn beweegredenen, had
tij zich laten meeslepen in den stroom,
tlie ook in adellijke kringen een „nieu
denis, want reeds de Muscovitische
vorsten, die nu en dan leelijk in de
klem zaten, riepen een soort van rijks
vertegenwoordiging bijeen wanneer het
in hun kraam te pas kwam, om ze
weer naar huis te sturen als de wind
gedraaid was.
Hu de Russisch-Japansche oorlog in
voldoende mate de ondeugdelijkheid der
Russische weermacht bewezen heeft,
moeten, om een woord te gebruiken
aan onze nieuwere Hollandsche politieke
geschiedenis ontleend, de afzonderlijke
deelen ervan beter worden ineenge-
schakeld en daarom is ook in Rusland
een ineen Bchakelings-com missie benoemd,
die een wet zal hebben te maken, naar
de aanwijzingen, door den Czaar te
verstrekken. Men ziet, het gaat overal
op dezelfde wijze en men loopt voort
durend van het kastje naar den muur.
Wat de loopende Turksche zorgen
betreft mogen wij uit de ingekomen
berichten wel opmaken, dat op het
eiland van Minos, op Kreta, een ont
redderde toestand blijft heerschen. De
hoofdplaats wordt door de opstandelin
gen bedreigd en het schijnt ons een veeg
teeken toe,dat hunne gelederen blijkbaar
worden gesterkt door overloopers uit
de gelederen van hen die de orde be
waren. De gendarmerie is trouwens
maar acht honderd man sterk, zoodat
1 dit corps spoedig gedund zou wezen.
Wij kunnen ons best voorstellen dat
prins George weg wil en men zal hem
op den duur ook wel niet kunnen
houden maar men schijnt in Engeland
te vreezen dat Italië, als naaste buur
man, dan met de politie zal belast
worden en dit feitelijk op een in bezit
nemen door dat land zou uitloopen.
i Dit alles gaat tamelijk wel buiten
Turkije om, maar in het eigen land is
het natuurlijk anders. Het schijnen nu
vooral weer de Albaneezen te wezen,
die het maar niet kunnen verkroppen
dat den christenen wordt toegestaan wat
vroeger niet geoorloofd was, namelijk
het dragen van wapenen, en nu maken
zij opstand om ontwapening van hun
doodsvijanden te verkrijgen.
Overigens schijnt de groote Heer in
de Macedonische quaestie niet onge
lukkig te hebben gewerkt. Hij moet het
met vorst Ferdinand van Bulgarije een3
geworden zijn in die quaestie, tenge
volge waarvan men voortaan de in
menging der mogendheden zou kunnen
missen. Mocht dit waar zijn, dan zal het
wen tijd" beteekende.
De zaken hadden zulk een gunstigen
loop, dat zijn stoutste verwachtingen
overtroffen werden. Het goud scheen
hem in golven toe te stroomen. Doch
alle gelden, die hem toevloeiden, moesten
opnieuw in zaken worden gestoken. Dat
eischte het verwenschte credietwezen,
waarop het geheele stelsel berustte. Zijn
dagelijks toenemende relatiën vorderden
echter een evenredige toeneming van
kosten. Wegens het verkeer met de
geldvorsten was hij verplicht zijn huis
op gastvrijen voet in te richten.
En zoo was de weelde van zijn huis
voor hem een Hessuskleed geworden,
dat hij niet kon afleggen zonder het
vleesch van zijn lichaam mede af te
scheuren, wat in dit geval betee
kende hij kon die weelde niet vermin
deren, of hij liep gevaar, dat men hem
minder crediet waardig zou achten en
dit zou, aan zijn velerlei „zaken" nadeel
doen. En die zaken kon hij niet ver
minderen in aantal, hij moest telkens
nieuwe verplichtingen aangaan om aan
oudé verplichtingen te kunnen voldoen.
Hij nam geld op, wanneer hij dit
noodig had, hij had de hand in alle
mogelijke oudernemingen, zijn hoofd
de zaak van Macedonië wel niet ten goede
komen, maar wellicht de Bulgaarsche
koningskroon des te meer, en Ferdi
nand denkt misschien dat, als het zoo
ver is, ook de droom van een groot
Bulgarije nog wel eens verwezenlijkt
zal worden.
De sterk concurreerende verhouding
tusschen Duitschland en Frankrijk blijft,
begrijpelijkerwijs, zeer de aandacht trek
ken. De Duitschers doen eensklaps al
wat zij kunnen om te toonen dat Ma
rokko voor hen eensklaps een belangrijk
land geworden is. Duitsche geleerden
gaan er heen om de gesteldheid van
den bodem te onderzoeken en zij trachten
i met hun geld de Franschen een vlieg
af te vangen, bij het opmaken van
hervormingsplannen voor het veelbelo
vende Moorenrijk.
'tls toch wel opmerkelijk dat men
overal zich zelf herzien en zijn buurman
hervormen wil. Jammer dat het eene
al even oprecht is als het andere maar
wanneer er concurrentie gaat komen
bij dat onoprecht gedoe, wordt de zaak
gevaarlijker.
Zoo zijn de Franschen ook bevreesd,
dat hun onaangenaamheden met den
Paus en de tegenwoordige toeschiete
lijkheid van keizer Wilhelm jegens de
katholieken, aan Frankrijk het protec
toraat der katholieke belangen in het
Oosten zal kosten. Hu is het volstrekt
niet om die katholieke belangen, het is
om een zeker overwicht te doen en om
macht en voordeel. Yooral op het stuk
van voordeel zouden de Duitschers den
Franschen zeker te slim af wezen. In
ieder geval is het al zoo ver gekomen
dat de Duitsche pers ontkent, dat Duitsch
land zulk een protectoraat bezit, dat de
vrucht was van verouderde en niet
meer geldige tractaten maar met nieuwe
tractaten zou dat toch zeker eeu ander
geval wezen en als er geen protectoraat
meer bestaat, dan is er in ieder geval
een vacature. De Duitsche pers moge
nu beweren dat Duitschland zulk een
protectoraat niet verlangt, wij zijn op
die verklaring niet volkomen gerust,
maar zien wel degelijk eene concurrentie
om het hoekje gluren, waarvan men
alleen hopen mag, dat zij in vervolg
van tijd geen gevaarlijke verhoudingen
mogen aannemen.
was vervuld met berekeningen. Door zijn
optreden als volbloed arristocraat aan
de spits der geadelde beursmannen,
verkreeg hij eerebetrekkingen en ver
schillende opdrachten, die hem al verder
in den onpeilbaren afgrond meesleurden,
en hij zag geen uitkomst meer. Hij
gaf schitterende feesten, zonder daar zelf
genot van te hebbenbij het opsieren
van zijn nieuwgebouwd paleis wedijverde
hij met de prachtigste gebouwen van
den ouden adel en toch had hij nergens
een plekje, waar hij een enkel uur
zonder zorg kon doorbrengen. Hij had
een loge in alle schouwburgen hij kocht
schilderstukken en beeldhouwwerken,
maar voor de kunst en de kunstenaars
gevoelde hij sinds lang geen belangstel
ling meer. Aan jonge studenten keerde
hij een jaargeld uit, zooals velen zijner
gelijken deden op zijn kosten liet hij
een jong geleerde wetenschappelijke
reizen ondernemen, en hij had nauwe
lijks tijd om behoorlijk acht te slaan op
de opvoeding van zijn jongsten zoon.
En nu was hij aan den rand van den
afgrond gekomen, hij moest alles inspan
nen om op dien rand in evenwicht te
blijven, want terug kon hij niet, en nu
kwam er nog bij, dat hij zijn kinderen
Qnderwijzerspensiaenwetten enz.
De regeering vernam, blijkens haar
memorie van antwoord, met voldoening,
dat ook de Eerste Kamer het voorstel
om de bijzondere onderwijzers van staats
wege te pensionneeren, in ruime mate
bijval vond en zij waardeert het, dat de
weinige leden, die kennelijk dit wets
ontwerp niet zoo onverdeeld konden
toejuichen, geen prineipieele oppositie
wenschen te voeren, maar zich bepaal
den tot een vraag naar den rechtsgrond.
Ha al hetgeen daaromtrent in het
midden werd gebracht, gaat de regeering
thans op die vraag niet meer diep in,
te minder na de afdoende verdediging
welke haar standpunt in het voorloopig
verslag zelve vindt. Zorg te dragen dat
alzijdig onderwijs voor het volk in al
zijn gradatiën aanwezig zij is het
werd reeds in de Tweede Kamer be
toogd een overheidstaak, die zelfs
verre achter de grondwet ligt. Dat de
pensionneering van de bijzondere onder
wijzers aan de verwezelijking van dit
doel bevorderlijk zal zijn, it; naar het
oordeel der regeering duidelijk. En
wanneer het vaststaat dat deze zoo
hoogst belangrijke tak van volksonder
wijs niet weinig gebaat zal worden, dan
is, zegt de regeering, het goed recht
van den maatregel niet aantastbaar.
In de omstandigheid dat de Tweede
Kamer deze ontwerpen zonder hoofde
lijke stemming heeft aangenomen, meent
de regeering het bewijs te zien dat de
bezwaren er tegen te breed zijn uitge
meten.
Uitdrukkelijk wijst zij er op dat de
gelegenheid zich te onttrekken aan de
pensionneering, dit haar volstrekt niet
tot een facultatieve stempelt. Zij zou
dit slechts zijn wanneer dan ook de
verplichting om bijdragen te storten
kwam te vervallen.
Het gevoelen, dat aan de vakonder
wijzers geen plaats in deze regeling kan
worden gegeven, is ook dat der regee
ring. Een regeling te hunnen behoeve
zal later geschieden. Bij de meening dat
de stichting van een afzonderlijk pen
sioenfonds voor de onderwijzers de
voorkeur zou hebben verdiend boven
deelneming in het bestaande fonds kon
de regeering zich niet voetstoots aan
sluiten. Met dit antwoord besluit de
Commissie van Rapporteurs tevens haar
Het „doorjagen" van Ae Qnderwijs-
novelle.
In den jongsten van zijn voortreffe
lijke brieven uit de residentie, dien de
Haagsche correspondent van „De Tijd"
wijdt aan baron Mackay als president,
merkt hij op, dat diens loopbaan als
Kamerlid 18761905 in zekeren
zin parallel loopt met den grooten
van zich had vervreemd. Zijn zoon
jaagde genoegens na, die zeer aan be
denking onderhevig waren, en zag zijn
j vader half als een marskramer over den
schouder aan. Ellerich kon hem niet
eens aanraden zijn inkomen beter te
besturen, want het vermogen, dat de
kinderen van hun moeder hadden geërfd,
1 was ook in ondernemingen gestoken
de rente-uitkeeringen werden voortdu
rend grooter, ze schenen onuitputtelijk,
door valsehe en gemeene kunstgre
pen, waaraan Ellerich met tegenzin
moest meedoen. Als hij zich er tegen
verzette en geen deelhebber wilde blij-
ven, ja, als hij zijn eigen zoon waar-
schuwde dan stortte hij in den af-
1 grond, op welks rand hij nog met in-
spanning van alle krachten wilde staande
blijven.
j Een schrille dissonant, die op het
klavier werd aangeslagen, herinnerde
Ellerich aan het oogenblik van heden.
Ach ja Elvira 1 Die klaagde nog
over verveling in haar leven, terwijl
voor haar vader elk oogenblik een hel
van pijnlijke aandoening beduidde. En
zij zij was het nu, die hem te hulp
kon komen I Langen tijd had hij niet
goed nagedacht over haar toekomst
schoolstrijd zij eindigt er mede, zooals
zij er mee begon.
En hij geeft dan de volgende verge
lijking omtrent het tot stand komen van
de wet-Kappeyne en de wet-Kuyper.
„Het ministerie-Kappeyne van de
Copello trad den 2en Hovember 1877
op. Den 11 en Maart 1878 kwam de
beruchte wet-Kappeyne bij de Kamer
in. Zij ging naar de afdeelingen, die een
Commissie van Rapporteurs benoemden,
uitsluitend uit liberalen bestaande. Reeds
30 April verscheen het voorloopig ver
slag, waaraan twee nota's waren toege
voegd.
„Het antwoord kwam 1 Juni, het
eindverslag 5 Juni en de algemeene be
raadslagingen begonnen 17 Juni. Ik geef
deze datums omdat van liberale zijde
aan de tegenwoordige meerderheid wordt
verweten, dat de behandeling der zooveel
eenvoudiger wet-Kuyper is overhaast.
„Deze nu werd ingediend 15 Juni
1904, het voorloopig verslag verscheen
niet als bij de behandeling der wet-
Kappeyne 6 weken later, maar op 3
Februari of bijna acht maanden na de
indiening. Het was geteakend door een
Commissie van Rapporteurs, waarin
althans één liberaal zitting had, de heer
Ketelaar. Dr. Kuyper was met de be
antwoording vlugger dan de heer Kap-
peyne. Zijn memorie verscheen 27 Feb.
en 22 Maart dus niet 16 maar 23
dagen later begonnen de algemeene
beraadslagingen.
„De beraadslagingen over de groote
wet-Kappeyne, den 17en Juni begonnen,
eindigden 18 Juli, dus een maand later
die óver de schoolwetnovelle-Kuyper
vingen aan 22 Maart en liepen tot 12
April, om, 23 April hervat, voort te
duren tot 5 Mei. Het wetsontwerp-
Kappeyne, 18 Juli door de Tweede
Kamer aangenomen, kwam reeds 7 Au
gustus in behandeling bij de Eerste
Kamer, die het denzelfden dag aannam.
„Wat blijft er nu over van al het
gejammer der liberalen
Ghristea-damooraten ea anti-ravola-
üsanairea.
Onder het hoofd „Welwillend" schrijft
de (anti rev.) „Rotterdammer"
De „Christen-Democraat" staat er
in haar laatste nummer versteld over,
dat in verschillende organen der anti-
revolutionnaire pers, die zich uitspreken
over de scheiding der christen-democra
ten, met „de grootste welwillendheid"
wordt geoordeeld.
Onzesinziens ligtdaarinniets vreemds.
Zoolang de christen-democraten binnen
onze eigen partij eene organisatie wil
den vormen, om de organisatie onzer
partij, speciaal door het stellen van
eigen candidaten, tegen te werken, moest
wel komen die onprettige verhouding,
die telkens in minder aangename woor
den aan den dag trad.
Hu de christen-democraten door van
onze partij afscheid te nemen deze ge
en nu maar neen, zij zou den Ame
rikaan stellig niet nemenhet was
krankzinnig daar een oogenblik aan te
denken.
Ellerich stond langzaam op. Ja, wat
was dat ook geweest, dat hem een uur
geleden in het gesprek met Snoward
zoo tegen de borst had gestuit Op dit
oogenblik was die opwelling van trotsch-
heid, of, beter gezegd, die uiting van
zijn beter ik, geheel verdwenen. Hu hij
twijfelde, hij moest wel twijfelen
of Elvira het aanzoek van den Ameri
kaan zou aannemen, nu gevoelde hij
eerst recht, hoe hij haakte naar zulk
eene oplossing van al de moeilijkheden,
waartegen hij te kampen had.
Intusschen ging Elvira voort met haar
raadselachtige stemming in tonen uit te
drukkeu. Suoward boog zich een weinig
over heur prachtig haar, dat als in
gouden golven haar voorhoofd kroonde.
„Leer met de wereld spelen, zooals
ge dit klavier bespeelt, en ge zult niet
langer te klagen hebben over onbevre
digdheid", zeide hij zacht.
(Wordt vervolgd},.
4