22 Mei.
HOOG SPEL.
No. 119.
43e Jaargang.
1905.
Bij ite Courant Moort een Bpooisel.
Gemeentebestuur.
ttMMtrt V o; de
FEUILLETON.
Vlissinjtsctte («trut
met (MIL ZoifefsHtl,
Binnenlandsclie krielden
jfozitik llMikasf.
VLISSIMSCIE
Prijs per drie maanden 1.30» Franco pa? post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever
F. VAN DB VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187.
ADVERTENTIËN: van 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie wordt da prijs slechts twee maal berekend. Groote letters
en cliché's naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen.
Telephaonnummer 10.
Abonncments-Adyertentiün op zeer voordeelige voorwaarden.
DRANKWET.
Burgemeester en Wethouders van
Vlissingen
Gelet op art. 12 der Drankwet
doen te weten dat bij hen is inge-
komen een verzoek van S. MEULDIJK
om vergunning tot den verkoop van
sterken drank in het klein in perceel
II 127, aan de Kanaalstraatdat van
I af heden gedurende veertien dagen
schriftelijke bezwaren tegen het even
tueel verleenen der gevraagde vergun-
ïg kunnen worden ingebracht bij
I Burgemeester en Wethouders voor-
I noemd.
Vlissingen, 19 Mei 1905.
Burg. en Weth. voornoemd,
VAN DOORN VAN KOUDEDERKE.
De Secretaris,
WITTEVEEN,
BRANDWEER.
Oefeningen met de brandspuiten.
De opperbrandmeester te Vlissingen
brengt ter kennis van de pijpvoer-
ers en inzetters der handbrandspuiten
I alhier, dat de oefeniüg in de behande
ling der spuiten, bepaald bij art. 439
[der algemeene verordening van politie,
plaats hebben op Maandag 22 Mei
u. s. met die van de spuiten A en B
op Woensdag den 24sten dier maand
I met die van de spuiten O en D
dat zij zich tot dat einde op de voor
hun bestemde dagen, telkens des na
middags ten 5.45 uur, zullen moeten
beraden aan het brandspuithuis D,
ande aan het z.g. Prinsenboschje
dat bij ongunstige weersgesteldheid
die dagen des namiddags tusschen
li en 5 uur een roode vlag van den
|itadstoren zal worden uitgestoken, ten
eeken van uitstel tot den volgenden
lag en hetzelfde uur.
Vlissingen, den 20 Mei 1905.
De opperbrandmeester voornoemd,
D. KRUG.
-Vaar aanleiding van het
wetsontwerp nopens de
taileits- en Oidofflsracbrw.
i.
Onder de wetsontwerpen, waarmede
'e regeering ons overstelpt tegen den
'jd dat de kiezers over haar beleid
30.)
2ij staken nu de hoofden bij elkaar
11 voerden een lang gesprek doch zoo
Nht spraken zij, dat iemand in de
lfde kamer aanwezig, er nauwelijks
woord van vernomen zou hebben.
Dien avond trof Snoward in het kleine
'hangsalon niemand dan den baron.
man van de klok was hij juist op
'd aangeduide uur gekomen en vol-
!«s de gewoonte der voorname lieden
datte vroeg. Baron Von Ellerich
deen daarover echter zeer verheugd
zfln. Hij geleidde zijn gast al pratende
zïjn schrijfvertrek en wikkelde hem
een levendig gesprek om hem den
[jd te korten.
Natuurlijk kwam dit gesprek weldra
j? «de zaken." Waarover zou men met
™a Amerikaan ook anders spreken
haron ver?.okerdes dat hij veel belang
uitspraak zullen doen, behoort ook dat
tot wettelijke verplichting van werk
lieden om zich en hunne weduwen te
verzekeren tegen de geldelijke gevolgen
van invaliditeit of ouderdom.
De drang naar pensioenverzekering
is, zooals men weet, niet nieuw, en
naar onze meening is hier zuiver sprake
van eene aangelegenheid van socialen
aard. Hoe men de zaak ook beschouwe,
staat het vast dat een aanzienlijk deel
der bevolking, dat genoodzaakt is door
handenarbeid in het onderhoud te voor
zien, in zoodanige exceptioneele ver
houdingen is geplaatst, dat de instellin
gen van Staat en maatschappij te zijnen
aanzien minder gunstig werken, dan
met betrekking tot andere deelen en
lagen der samenleving, en dat er daarom
uitzonderende en aanvullende wetten
moeten zijn, die de uitsluitende bedoe
ling hebben, de gevolgen van de on
gelijkmatige werking dier instellingen
weder op te heffen.
Men moge redeneeren zooveel men
wil over de zedelijke verplichting om
in de jaren van zijn normale kracht
zelf voor zijn toekomst te zorgen j men
moge het afkeuren dat dit feitelijk zeer
weinig geschiedtwij hebben rekening
te houden met het nuchtere feit dat
zelfverzekering, op welke wijze dan ook,
maar zóó dat inderdaad de toekomst
haar dreigend aanzien verliest, den
meesten absoluut onmogelijk is.
Op welk standpunt behoort de Staat
zich nu te plaatsen P O. i. op ditwaar
de ongelijkmatige werking der instel
lingen van Staat en maatschappij ten
nauwste samenhangt met het wezen
van dien Staat, van welks organisatie
die werking een indirect gevolg is,
daar is de Staat zelf niet bij machte
zich zelf op zoodanige wijze te reorga-
niseeren, dat de wanverhouding her
steld wordt, verplicht die ongelijke
werking door directe maatregelen op
te heffen. Niet echter door, met het
ontwerp, de zedelijke verplichting van
zich te verzekeren in een wettelijke om
te zetten. Immers, het is niet onze
verhouding tot den Staat, waardoor die
zedelijke verplichting geboren wordt
maar dan heeft de Staat ook niet het
recht om de verplichting tot verzeke
ring op te leggen en rust veeleer op
hem, wiens, laat het dan zijn nood
zakelijke organisatie, de bron van
het kwaad is, om zelf te verzekeren.
stelde in mr. Snoward's groote plannen,
liet er eenige fijne woorden tusschen
door loopen en vroeg plotseling, alsof
hem dat zoo opeens inviel„Zeg eens,
ik heb van een commissaris der Escomp-
tebank vernomen, dat ge plan hebt om
een vennootschap voor binnenlandsche
scheepvaart op te richten. Ik zou u
door middel van de landsbank daarbij
kunnen van dienst zijn."
„Zeer goed."
„En hoe goed de grondslagen mogen
zijn, als mr. Snoward aan het hoofd van
een onderneming staat, toch heeft
de minister van handel het laatste woord
in deze zaak te spreken. Nu kent ge
den invloed, dien onze bank zou kunnen
laten gelden
Ellerich hield op en keek den Ame
rikaan vragend aan, maar deze begreep
hem nietof wilde hem niet begrijpen.
De baron moest dus duidelijker spreken.
Hij schoof zijn stoel dichter naar mr.
Snoward en besprak nu een zeer goed
overlegde combinatie.
Snoward luisterde bedaard en knikte
slechts nu en dan.
„Juist, juist," zeide hij eindelijk zoo
koel als altijd „als uw naam voorkomt
onder de inteekenaars voor het waar
De thans voorgestelde regeling gaat
hiervan uit, dat het bereiken van den
leeftijd van zeventig jaren', een wettelijk
vermoeden oplevert, dat de geschiktheid
tot werken voor een gedeelte verloren
is. Ia bij het bereiken van dien leeftijd
of wordt daarna de ouderdomswachttijd
vervuld, dan heeft de verzekerde, al is
hij nog in staat door arbeid in zijn
onderhoud te voorzien, aanspraak op
eene ouderdomsrente, welke even hoog
is als de invaliditeitsrente.
Het nadeel dezer regeling is natuur
lijk hierin gelegen, dat de ouderdoms
rente te laat ingaat. Ging zij vroeger
in, dan zou öf de premie hooger, of
de rente lager, ót de bijdrage van het
Rijk grooter moeten zijn. Geen van
driëen wordt door de regeering wen-
schelijk geacht, omdat de voorgestelde
regeling toch reeds geacht wordt een
aanzienlijk offer van de schatkist te
vergen. Plaatste de wetgever zich op
het o. i. eenig juiste standpunt, dat de
staatsplicht bevordering van de gelijk
matige werking der Staats- en maat
schappelijke instellingen eischt, dan zou
de vraag geen vraag wezen. Er zijn
offers waarvoor de Staat niet mag
terugdeinzen. Maar bovendien brengt
het eigenbelang van den Staat en de
geheele staatsidée het innemen van
zoodanig standpunt mede. Hoe minder
armoede, gebrek, lijden, hoe minder de
een op den ander behi.ft te leunen
en te steunen, hoe grooter de algemeene
welvaart is, hoe beter redelijke lasten
door de ingezetenen kunnen worden
opgebracht.
Vergeleken bij andere uitgaven is
zes millioen per jaar voor de verzeke
ring, de rijksbijdrage, een bagatel en
zelve herinnert de regeering, bij de
bepaling van dat bedrag, eraan, dat de
uitgaven uit de publieke kas voor arm
lastigen, door de intevoeren verzekering
zullen verminderen.
Dat het volstrekt niet vaststaat dat
de kosten der verzekering in beginsel
bekooren te worden gebracht ten laste
der verzekerden, is boven reeds aange
toond. De eenige reden waarom bet
ontwerp slechts de helft der premie te
hunne laste brengt, is gelegen in de
onderstelde feitelijke onmogelijkheid om
te betalen. "VVie volgt nu als belang
hebbende bij de verzekering op den
borgfonds, zonder dat ik in werkelijkheid
de ingeschreven som van u heb ont
vangen, dan is ditniet geheel in
orde, maar wij volgen slechts een ge
woonte, die ons lastige formaliteiten doet
vermijden."
Ellerich vertrok zijn gelaat een weinig.
„Ik hoop dat ge geen bedenkingen
maakt. Door mijn vele verbintenissen
en den huidigen stand van de beurs
mogen mij op het oogenblik geen ka
pitalen ter beschikking staan, maar ge
weet toch, dat ik mij verbind met al
mijn onroerende goederen, hier in de
residentie en buiten."
„Maar die hebben evenveel waarde
als uw onderteekening voor het waar
borgfonds, waarvoor de gelden niet zou
den gestort worden."
Ellerich keek ontsteld op. „Wie zegt
dat?"
„De hypotheek-registers", antwoordde
Snoward droogjes.
„Ah ik vrees dat ge toch niet
goed ingelicht
„Ja wel, baron! Neem me niet kwa
lijk, maar ge zult wel begrijpen, dat ik
inlichtingen moest inwinnen omtrent
alle personen, met wie ik in aanraking
kou komen. Onder de ondememingon,
werkman De werkgever, zegt het
ontwerp, en daarom moet hij de andere
helft betalen. Om twee redenen is de
werkgever volgens het ontwerp ook
belanghebbende. Vooreerst omdat de
verzekerde arbeider beter zal werken.
Als die reden opgaat werken ze nu
allen slecht of minder goedMaar het
motief is o.i. niet geheel juist. Het goed
werken hangt van geheel andere fac
toren afvan bekwaamheid, algemeene
moreele opvatting, verhouding tot den
werkgever, enz. Maar die verhouding
verbetert niet door den last, dien de
werkgevers van de verzekerings- en
andere nieuwere staatswetten ondervin
den. Dat bij de ongevallenverzekering
de werkgever de premie betaalt, is heel
wat anders dan in dit gevalmaar de
verhouding is er toch niet door ver
beterd en vele werkgevers haatten al
die nieuwigheden met een hartgrondigen
haat. Wij zeggen niet dat dit goed is,
wij constateeren alleen de feiten.
In de tweede plaats wordt gezegd
dat de werkgever door de verzekering
ontlast zal worden van de moreele ver
plichting om, voor zooverre hij daartoe
in staat is, te zorgen voor den arbeider,
die in zijn dienst invalide of oud is
geworden. Nu gelooven wij niet, dat
de wet er is om iemand van zijn mo
reele verplichtingen te ontheffen doch,
dit daargelaten, zal de regeering ook wel
weten, dat maar zeer weinig werkgevers
zich, in den tegenwoordigen tijd althans,
daartoe verplicht rekenen, maar dat,
waar die verplichting wèl wordt aan
vaard, de onderlinge verhouding ook
verreweg de beste is.
Wij voor ons zouden van meening
zijn dat het de Staat is, die, om boven
reeds ontwikkelde reden, als tweede
belanghebbende behoort te worden aan
gemerkt, indien men meent niet den
koninklijken weg te kunnen of te moeten
volgen, en de geheele verzekering voor
Staatsrekening te nemen.
Tweede Earner.
De Yoorzittev der Tweede Kamer
heeft in de zitting van gisteren, ver
moedelijk de laatste in dit zittingjaar,
de volgende afscheidsrede gehouden
Mijne heeren. Ik sta gereed om deze
vergadering waarschijnlijk voor de laat
ste maal te sluiten.
waarin ge betrokken zijt, staan de voor
naamste twee op het punt van bankroet
te gaan."
Ellerich verbleekte, maar de Ameri
kaan ging kalm voort: „Uw positie aan
het hoofd van de Landsbank kan slechts
dienen om u eenig gewicht te geven
tegenover de buitenwereld, en is een
middel om aan de twee bedoelde on
dernemingen een bedriegelijken glans te
geven. Maar hoe lang zal dat nog kunnen
duren
„Mr. Snoward, ik ik ben verbaasd,
dat ge wat zal ik zeggen zoo
zoo gunstig over
„Duid mij mijn openhartigheid niet
ten kwade, maar ge dwingt mij daar
toe. Toen ge dezen middag bij mij waart,
wilde ik u mijn inzichten nog verzwij
gen doch het is beter, dat wij met
elkaar spreken zonder eenige achter
houdendheid." Snoward stond op en
legde zijn uitgedoofde sigaar in den
aschbeker. „Al is het nog niet algemeen
bekend, toch weet ik door mijn inlich
tingen en door mijn nauwkeurige be
rekeningge zijt geruïneerd, baron 1"
Ellerich wilde spreken, doch onder
eenkrampachtigen glimlach bewogen zijn
lippen zich, zonder eenig geluid voort
Ik kan echter dezen zetel niet verlaten
zonder dank te zeggen voor de vele
blijken van vertrouwen die ik gedurende
mijn presidium van u heb mogen on
dervinden. Ik dank ook den heer griffier
voor den bijstand mij verleend, die mij
een aangename tegemoetkoming was bij
de vervulling mijner taak.
Toen ik voor 4 jaar dezen zetel innam
heb ik den wensck geuit dat deze ver
gadering niet het tooneel mocht worden
van wanordelijkheden, die zich helaas
elders ia sommige parlementen hebben
voorgedaan.
Die wensch is ten volle vervuld. Wij
hebben allen de volledige voldoening,
dat de goede naam in ons parlement
ongerept is gebleven.
Moge mijn opvolger bij zijn heengaan
hetzelfde kunnen getuigen.
Eén wensch is onvervuld gebleven.
De debatten hebben zich niet geken
merkt door de kortheid, die ik menig
maal heb aanbevolen. Aan goeden wil
heeft het blijkbaar niet ontbroken. Maar
de natuur is ook hier weer sterker ge
bleken dan de leer.
Wellicht zou een doelmatige wijziging
van het Reglement van Orde steun,
kunnen bieden om dien wil in een daad
om te zetten.
Meer nog als lid dezer Kamer dan
als president kost het mij moeite van
u afscheid te nemen. Het doet mij leed
dat van alle leden die zitting hadden
toen ik voor ruim 29 jaren hier kwam,
geen enkel thans aanwezig is. Van den
heer Mees zou ik zoo gaarne persoonlijk
afscheid hebben genomen.
Hij behoorde, zoolang zjjn gezondheid
het toeliet, tot de trouwste leden dezer
Kamer. Wanneer hij hier sprak vond
hij altijd een aandachtig gehoor. Ik
ben overtuigd uw aller tolk te zijn als
ik hem toewensch, dat hij nog lange
jaren in gezondheid zal mogen genieten
van zijn otium cum dignitate (Appl.)
En nu, mijne heeren, het ga u allen
welik beveel mij gaarne in uw aller
welwillend aandenken aan. (Luid
applaus).
De heer Röell nam hierop het woord
en zeide, Mijnheer de Voorzitter Mede
naar aanleiding der gevoelvolle woorden,
zooeven door u gesproken, en die zeker
bij ons allen een diepen indruk hebben
achtergelaten, zij het ook mij vergund
een kort woord in het midden te bren
gen. Welke ook de samenstelling der
Kamer zal zijn die op den 3en Dinsdag
in September a.s. zal bijeenkomen, vast
staat, dat zij het voorrecht zal moeten
missen u onder haar leden te tellen en
reeds daarom niet als voorzitter mogen
hebben.
Ik houd mij overtuigd de gevoelens
uit te drukken van beide zijden der
Kamer, wanneer ik u de verzekering-
geef, dat zij in haar onderscheidene
geledingen waardeert uw werkkracht,
te brengen. Zenuwachtig bevend wischte
hij zich het zweet van het voorhoofd.
De Amerikaan trad dicht bij hem en
onbeweeglijk liet hij zijn koude grijze
oogen op den heer des huizes rusten.
„Toch bestaat er nog mogelijkheid
om aan uw zeer begrijpelijke wenschen
tegemoet te komen."
De baron voelde zijn hart verlicht eu
keek den Amerikaan vragend aan, doch
deze antwoordde niet dadelijk.
„Nog is uw naam goed. Zoudt ge
niet denken, dat de mijne hem nog
meer aanzien zou schenken
„Ongetwijfeld", lispelde Ellerich j
„dat zou
Hij durfde niet bekennen, dat dit
juist de weusch was dien hij sedert lang
gekoesterd had.
„Welnu, veroorloof mij dan, aanzoek
te toen om de hand uwer dochter."
Hoe kalm dit ook gezegd werd, de
uitwerking van deze woorden op den
baron was groot. Hij deinsde werkelijk
terug en had eenige oogenblikken noodig
om tot kalm beraad te komen.
„Is dit u ernst stamelde hij.
Wordt ver oo