NG Zaterdag HOOG SPEL. 13 Mei. en Uitrent No. 112. 43e Jaargang. 1905. Binnenlandsche berichten. FEUILLETON. rck'sche onbons INKT It Qulna",' AMD1ERST Gemeentebestuur» De komende stembusstrijd. Pailelljk ingaande 1I Toor mannen, SINGEN. ag 13 Mel, ii de Groote Zaal van ee, Groote Markt. r J. E. VAN DEE ravenhage. Concentratie Debat gewenscht. HET BESTUUR. aehrift van den kon. j im. Hofrad Dr. Harlesa, hebben >0 jaren i! tegen hoesten, heesch- I der ademings-organen j bewezen. ssöling van warme en by zonder aanbevelens- 3 gebruiken, e pakjes i 25 cent. •krijgbaar. ntaardlge Wljn^ eging van Alkohol" d en Koortswerend. smaak en opwekkend, te bevelen voor zieken rstellenden. vflesch 2.50. 1-35 der „Lama Qulna" and an Koloniën: ren SO, Rotterdam. joodspersoneel HOLLANDSCHE en DSWEZEN wordt be- ztj zich knnnen bij ds .Onderlinge ing van ,E i g e n gd te 'a-Gravenhage, iehtlnger, te bekomen L CIE E E, Bps- i.) gen-Middelburg v.v. EN (Remit s:) v.m. WMfedagaa) 5.50. - t: V.K. '7.55, 9.30, ni. 12.30, 1.15, 2.—, 5.-, 5.50, 7.- 7.50, JRG(a, Z 11 m a r k t 5.15, 6.20. 8.40, 10.15, 85. 1.20, 2.05, 2.50, 5.55, 7.05, 7.55, 8.45. 5. 3vm 6— 6 20 7— 80 10— 10 20 1040 12— 12 30 1-* 125* 855 4 25 4 50 6 10 20. csïuia: vm 6 10 6 30 15 9 50 10 10 10 S0 50. Nm 12 10 12 45 310 3 40 4 30 4 35 7 SS o— 8 S". m vtólï» uifc Prijs per drie maanden f 1.30. Franco per post 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187- ADVEETENTIËN: van 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts twee maal berekend. Groote letters en cliché's naar plaatsruimte. Ycrsckynt dagelyks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen. Teleplidonnummer 10. Aboimcments-Advertentiën op zeer voordeelige voorwaarden. BEDRIJFSBELASTING. Afkondiging van een kohier der bedrijfs belasting, dienst 1904/1905. De Burgemeester van Vlissingen maakt bekend dat op heden bij hem ontvangen en n den Rijksontvanger is gezonden, let door den directeur der directe be lastingen te Middelburg executoir ver- de kohier no. 9, wegens de bedrijfs belasting, dienst 1904/1905 de daarop voorkomende belasting schuldigen worden uitgenoodigd om lmnne aanslagen op den bepaalden tijd aan te zuiveren, ook ter voorkoming n vervolgingen en herinnert dat de bezwaarschriften binnen zes weken na heden bebooren te worden ingediend. En is hiervan afkondiging geschied, waar het behoort, den 12 Mei 1905. De Burgemeester voornoemd, TAN DOORN VAN KOUDEKERKE. Loodswezen. De Tweede Kamer bewoog zich gis teren heel den dag, bij wijze van ont- ianning, op de neutrale zóne. Minister illis had een nieuwe pensioenwet voor loodspersoneel te verdedigen. Een iankbare taak, want deze nuttige men ichen krijgen met dit ontwerp een ver diende positieverbetering en ook zijn er vele kiezers onder hen. Wellicht deze laatste omstandigheid niet ireemd aan den vloed van amendemen ten, die bewees, dat geen antithese zoo ichei'p kan zijn of er is altijd nog iets boogers dat vereent. De politiek-tegen- natuurl jkste combinaties onderteekenden een klein dozijn amendementen, oin nog neer te vragen dan het ontwerp reeds Minister Ellis roeide echter krach tegen den stroom op en steviger ooit stond hij op de parlementaire beenen. Den eenen eiscb na den ande wees hij - en meest goed gear gumenteerd af, onverschillig of Lu- dan wel Schaper er mee kwam aandragen. Hoe noodig dat pal-staan was, bleek wel het sterkst uit den eisch van den Staalman om het ontwerp terug werkende kracht te geven voor alle gepensioneerden onder de weinig ge ukkige wet van 1892, die op haar leurt weer alle betrokkennen bij de oude wet van 1859 omvatte. Het ontwerp ran 1905 zou dus een kleine halve teuw moeten terugwerken. Dat ware inderdaad absurd geweest. Elke latere ■e wet in vollen omvang en con- «quentie in terugwerking te brengen, zou een even dankbaar als onver- 23.) En nu Wel was hij geen man n verfijnde manieren, doch zijn pas lende huldebewijzen hadden toch hun «igenaardige waarde en waren niet zon- aantrekkelij kheid. Mist gij iemand vroeg Elvira, at Snoward herhaalde malen zijn blik loekend over de personen aan de tafel had laten gaan. ,0, neen ik dacht toevallig aan tón heer Schwerdtner, geloof ik. Set deed mij leed hem in uw tegen woordigheid te zien." „Waarom „Ik vind het neuswijs van zoo'n 'choolmeester, zich bij u, barones, in te tóngen. Waarover spreekt men toch met zoo'n ongmensch In Elvira's oogen flikkerde vroolijke 'fot bij het hooren van deze vraag. antwoordelijk werk zijn. Minder veel- eischend, ofschoon principieel niet min der bedenkelijk was een geslaagde -poging van de oommissie van rap porteurs om alle na 1 Jan. 1902 gepen- sionneerde loodsen onder de gunstiger bepalingen der nieuwe wet te brengen. De strekking was te aanvaarden. In 1901 is een strenge keuring van het gezichtsvermogen gehouden, welke voor vele loodsen een onverwachte pension- neering, dus een achteruitgang van be- teekenis beduidde. Voor dezen bedoelde het amendement een douceurtje te zijn. Maar wat hadden nu alle andere ge- pensionneerden hiermee uitstaan Wij meenen, dat de Kamer beter bestand bleek tegen de verleiding om een mooie rol te spelen. Op gronden van billijk heid en humaniteit is zoo heel veel te eischen, waarvan de vervulling voor de financieele consequenties dient te wijken. Minister Ellis deed dan ook verstandig, de Kamer alleen voor nagenoeg alle amendementen verantwoordelijk te laten, ook van die, welke hij niet persé wilde afwijzen. Het resultaat was, dat, op de enkele vermelde uitzondering na, de Kamer voor die verantwoordelijkheid bedankte en zonder hoofdelijke stem ming het ontwerp aannam. Minister Ellis had een goeden, zijn besten dag, aldus zegt de Kamerover zichtschrijver van het „Vad". Waarom het Kabinet vallen zal. „Land en Volk" maakt eenige kant- teekeningen bij het artikel van „De Ned." „Constitutioneele betamelijkheid" in ons vorig nummer besproken en meer bijzonder op dat gedeelte, waarin „De Nederlander" de oorzaken aangeeft aan wolke een eventueele val van het Kabinet zou zijn te wijten. „Land en Volk" schrijft Het anti- rev. blad stelt de zaak in een valsch daglicht, door te spreken van het „eventueel" ontbreken van de noodige samenwerking met de Friesch-Christe- lijk Historischen, waar deze partij zich reeds duidelijk heeft uitgesproken in den zin van eigen partijformatie. „De Ned." erkent, dat niet allen, die in 1901 met de „christelijke" coalitie meegingen, zich kunnen ver eenigen met de benoemingen van deze regeeringeen verklaring die van die zijde geuit, niet zonder belang is. Als 't van liberale zijde werd beweerd, heette dit tot hiertoe laster en onwaar heid. In de „misschien door velen afgekeurde fiscale politiek." Kostelijk, dit „mis schien"? Meent „De Ned." soms, dat men als roomsch-katholiek, anti-revo lutionair of christel jk-historisch persé vóór de tariefwet-Harte of voor een soortgelj ke protectionistische wet moet zijn Er zijn inderdaad tal van cleri- calen, die als de beste liberaal, voor ons land het vrijhandelsstelsel een le vensvoorwaarde achten. Dankbaar zijn wij voor de verklaring van een zoo gezaghebbend blad der regeeringscoalitie als „De Ned.," dat ook aan dit „kostelijk" kabinet „tal van onvolmaaktheden" eigen zijn een zeker eenvoudige waarheid, die echter velen ter rechterzijde tot dusver niet konden of wilden verstaan. En dan verzwijgt het blad enkele zeer gewichtige oorzaken. Gelooft het niet, dat een overwinning der linkerzijde voor een groot deel zal zijn toe te schrijven aan de hittere teleurstelling, die deze regeering beeft gewekt bij vele oprecht-geloovigen, door haar kunstig partij-geknutsel, en Rome en Dordt beurtelings te helieven, en dat déardoor tal van kerkelijtgezinden weêr als van ouds onder de vrijzinnige vaan zullen optrekken En waarom gewaagt het blad pok niet even van den drang bij de vrijzinnigen om zich te vereenigen, ten einde tegenover de clericale coalitie een sterke liberale concentratie te plaatsen, met het doel te ontkomen aan wat zij een ramp voor ons vaderland achten Zouden die laatste twee omstandigheden zelfs niet meer bijdragen tot een eventueele vrij- j zinnige overwinning dan de door „De j Nederlander" zoo voorzichtig getormu- leerde oorzaken Ds verrekening. Onder dit opschrift lezen wij in de „Ned." Het „Utr. Dbld." zegt, dat, als de linkerzijde in Juni wint, behoort te worden gewaakt, dat de stap der lager- onderwijsnovelle „niet door meerdere worde gevolgd", en voorts „de finan cieele ongelijkheid, die thans ten nadeele der openbare school is geschapen", be hoort te worden gecorrigeerd, m. a. w., wat dit laatste aangaat, de riikiiuAkeerin- gen ook aan de gemeenten behooren te worden verhoogd. Tegen dit laatste zal wel geen enkel voorstander van het bijzonder onderwijs als zoodanig bezwaar hebben. Het is een louter financieele quaestie, rakende de interne verhouding' van twee publieke kassen. Wanneer de financiers der lin kerzijde het inderdaad over hun fiscaal geweten kunnen krijgen, zonder afwach ting van het rapport der staatscommissie luk raak in de verhouding van rijks- en gemeente-financiën in te grijpen, dan zal ja misschien van rechts financieele bedenking geopperd worden, maar dan zal niemand daarin zien aanranding van het bijzonder onderwijs, of zelfs maar, op grond van aan de schoolquaestie ontleende redenen, eenig bezwaar maken. Toen in 1897 de rijksuitkeeringen aan de gemeenten werden verhoogd, is het in geen enkel rcchtsch hoofd opge komen te zeggendat is benadeeling van het bijzonder onderwijs gij randt den grondslag der pacificatie aan. Wanneer straks de staatscommissie mocht adviseeren tot nieuwe verhooging, zal wederom geen enkel rechtsch mau daarin schending van het bijzonder- onderwjsbelang zien, zelfs al mocht die „Nu, ik heb genoeg geleerd om veel te weten, waarvan anderen zelfs niet droomen. „Laat mijnheer Schwerdtner zijn wijsheid ten beste geven in de leerka mer, daar wordt hij voor betaald", zei Snoward minachtend. „In ieder geval schijnt hij me nog al aanmatigend te wezen. Ik ken die lieden. Zij gelooven met hun schoolwijsheid iedereen terecht te kunnen wijzen, maar in het practische leven zijn ze zelden bruikbaar. En van dezen jongen man heeft uw papa mij verteld, dat hij hem heeft laten studee- ren en hem eigenlijk gemaakt heeft tot den man, dien hij nu is. Het paste hem dan wel, meer bescheiden op te treden, dan ik van hem bemerkt heb. „Heeft hij dan geen recht om gevoel van eigenwaarde te bezitten, omdat hij- arm is vroeg Elvira. „Ah zeide Snoward lachend, terwijl hij dreigend den wijsvinger ophief. „Maakt dit hem belangwekkend in de oogen eener door weelde verwende jonge dame Waarschijnlijk zou hij er zich niet weinig op laten voorstaan, als hij wist, dat hij zulk een warme verdedig ster heeft." EWira trok minachtend den neus op nieuwe verhooging vér uitgaan hoven wat thans de bijzondere-schoolbesturen méér krijgen. Een dergelijk verzet zou aan de rechterzijde zelfs de grootste dwaasheid toeschijnen. Maar is, op den keper beschouwd, eigenlijk niet precies even dwaas het verzet dat thans tegen den „aftrek" rees een verzet dat gemotiveerd werd met het belang der openbare school en de gelijkheid van behandeling der beide soort scholen tegenover het Rijk Zou een dusdanig motief als nu de linkerzijde inspireerde, niet in juist ge lijke mate verzet moeten wekken bij rechts tegen elke op zich zelf staande vermeerdering van de rijksuitkeeringen aan de gemeenten, waar immers in zulk een vermeerdering, nu er geen speciale „potjes" zijn, even goed een verhooging van de onderwijsbijdrage als een andere nieuwe toelage kau worden gezien Kan wie de zaak nu eens van deze zijde onbevangen beziet, nog niet een open oog krijgen voor het standpunt waarop zich de rechterzijde stelde Hst Verbond der Edelen. De Haagsche „Residentiebode" (kath.) schrijft„Iedere vergelijking gaat manlr" beweerden de ouden. Dat dit niet zoo keelemaal onjuist gezien was, heeft de heer Zelvelder, de voorzitter der meeting tegen de School wetnovelle Zondagmiddag in het „Ge bouw" te 's Graveuhage gehouden, moe ten ondervinden. Alvorens de aangerechte motie werd aangenomen gaf de heer Zelvelder deze ontboezeming ten beste„Laat deze dag, de dag zijn van een modern verbond der edelen en laten wij van hier heen gaan met de overtuiging dat voor de voorstanders van de openbare school thans de strijd eerst begint." „Een verbond der Edelen" dus. Dat zij die zich daarbij aansluiten inder daad den naam van edelen waardig zijn nu ze het ons bescheidenlek zelf mededeelen, zullen we het op hun woord gelooven. Maar toch eenigszins verschillend van dat verbond, hetwelk tot inzet is geworden van den SOjarigen oorlog. En wel voornamelijk hierom wijl dit mo derne verbond in aard en strekking ten eenenmale afwijkt van dat onzer lands- historie. Het oude compromis toch beoogde er tegen op te komen, dat tegen land- genooten dwang werd uitgeoefend om der wille van den godsdienst. Het nieu we compromis daarentegen verzet er zich tegen, dat vrijheid, aan alle on derwijs door de Grondwet gewaarborgd door het naderbij komen tot de rechts gelijkheid, gaat ophouden een doode letter te wezen. Het oude compromis verzette zich tegen achterstelling van sommige Ne derlanders bij anderen. Het nieuwe compromis daarentegen teekent protest aan, wijl men die achterstelling wil ter zijde schuiven. i Of de nieuwe verbonden succes zul len hebben wij weten liet natuurlijk niet. Maar in elk geval mag hun geen geluk gewenscht met den naam, dien zij zich zelf hebben toegedacht. Vant zoo ze tot herdenking van hun ver bond een geuzenpenning doen slaan, laten zij dan bedenken, dat die don penning verzinnebeeldt welken zij aan de bijzondere schooi onthouden willen. j En laten zij daar dan niet de bedel nap op afbeelden, maar liever het koord, waarmede de Alva van het hijzonder onderwijs, waarmede Kappeijne van de Coppello getracht heeft in zijn scherpe resolutie onze school te worgen. j Bij Kon. besluit is aan A. baron Schiminelpenninck van der Oye van de Poll en Nijenbeek, op zijn verzoek, met ingang van 1 Augustus 1905, op de meest eervolle wijze ontslag verleend als Commissaris der Koningin in de provincie Utrecht, met dankbetuiging voor de vele en gewichtige diensten door hem aan den lande bewezen. Op uitnoodiging van de vrijzinnige propagand a-club trad gisterenavond in het Concertgebouw als spreker op prof. mr. M. W. F. Treub, lid van de Tweede Kamer, die een rede hield naar aan leiding' van bovenstaand onderwerp. De Voorzitter der propaganda-olub, de lieer J. G. van Niftrik Jr., opende de vergadering. Hij wees op het ge wicht van den aanstaanden verkiezings strijd. Hij bracht in herinnering de partijdige wetten onder dit ministerie tot stand gekomen, wetten die slechts iu het belang zijn van een gedeelte en niet van het geheele Nederlandsche volk en gaf hierna het woord aan den heer Treub. Prof. Treub verklaarde met buiten gemeen genoegen de uitnoodiging te hebben aangenomen om hier als spreker op te treden. Vooral deed hij dit waar een candidaat van vrijzinnige zijde was gesteld als de heer Snijders, een par tijgenoot van spreker.Een woord voor zijn aanbeveling sluit tevens in een bestrij ding van den candidaat der tegenwoor dige kerkelijke meerderheid. Spreker zeide dat de politiek der anti-revolutionairen onoprecht is eu wij daardoor tot een politiek verderf ge raken. Dit is zeker een groote beschui diging, doch spreker zou deze beschul diging waar maken en hij zeide dat hem dit zeer gemakkelijk valt. Deze beschuldiging slaat niet op do katholieke partij, omdat deze altijd conservatief is geweest. Het laatste sprankje van democratie is in deze partij met het overlijden van dr. Schaep- man verdwenen. De heer Treub vergeleek de demo- I en toonde een hoogmoedig gelaat. „O neen En ge kunt gerust ven, dat ik niet zou aarzelen om mijn heer Schwerdtner binnen de perken terug te wijzen, als daar aanleiding voor mocht komen." „VoortreffelijkZoo uit de hoogte van uw troon hoor is u gaarne spreken." Zij maakte een afwijzend gebaar. „Go spot zeker, of moet ik gelooven, dat ge iemand zijn gunstige financiëele om standigheden als verdienste aanrekent „Wel zeker, als men het goed inzietZichzelf die gunstige omstan digheden te scheppen is een verdienste van menschen met een sterken wil en een flink verstand, en het is eveneens een verdienste, als men in zulke om standigheden weet te blijven, wanneer men zooals u door erfenis er in ge plaatst is. De erbarmljkste menschen zijn de zwakkelingen in hun nijd ligt een erkenning van de macht en de kracht van anderen." Elvira glimlachte verrast. Daar hoorde zij weer iets van Schwerdtners theorie die had ook beweerd, dat een mensch met sterken wil en flink verstand zijn eigen lot schiep, en wie dit niet kon, verdiende door de anderen aehteruitge- schoven te worden. Dat was de moraal der machthebbers en hier was overeenstemming tusschen den philosoof en den koopman, die pochte op zijn bijeengegaarde millioenen. „Neem me niet kwalijk, mr. Snoward 1 Maar als dat zoo was, zou het bezitten van rijkdom alleen reeds het bewijs zijn voor zedelijke sterkte." „O, niet hij de lieden, voor wie geld slechts het middel is om zich de gewone genietingen des levens te verschaffen, en die van hun renten gaan leven, zoo dra zij genoeg bezitten. Voor sterke geesten heeft geld slechts waarde als een middel om macht uit te oefenen. En uit de manier, waarop dit machts middel wordt gebruikt, kan meu zeer nauwkeurig bepalen, of de geldbezitter veel of weinig verstand heeft." „Dat klinkt goed. Nu begin ik u te begrijpen." En nu beschouwde Elvira den mil- lionair uit een nieuw oogpunt. Zij maakte zich een verwijt over haar voorbarig oordeel over dezen man en meende nu te begrijpen, waarom hij soms lachte over zijn talrijke handelsvrienden, die zich optooiden met gekochte ridderorden en nieuwe adellijke titels. „En toch hebt go straks gesproken van een troon, dien ik met recht in neem?" vroeg zij toen plotseling. „Den troon der schoonheid, die ook eeu onbedwingbare macht uitoefent", antwoordde hij snel. „Beleen maar ge rust, barones, dat ge u op dien troon gevoeltIn dit geval zou bescheidenheid juist jdolheid zijn. Eu zooals de eerste voorwaarde voor de macht van het geld is, dat men weet, hoever die macht strekt, zoo moet men ook de macht van zijn eigen persoonljkheid kennen, om het zelfbewustzijn te kunnen bezitten, dat wj noodig hebben om met ons leven verzoend te zijn." Elvira begreep deze woorden niet geheel, maar toch luisterde zij met on verholen belangstelling. Uitzijn woordoa sprak kracht, kracht, eu dat maakte indruk op haar. Kracht - en een vast karakter juist nu wist zij het die twee had zij in haar omgeving gemist en door dit gebrek waren de mannen, die zij kende, zoo verachteljk in haar oogen. Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1905 | | pagina 1