Maandag
HOOG SPEL,
No. a 07.
43e Jaargang.
1905.
CEfit psr DBS.
e Prijzen.
den worden op
en, gespgkerde
Vloerzeilen en
Cl. KORTING
bestaande lage
ÏHTING
en Massage
aat, No. 39,
ireiUTHiekeriog
JCilj
ON GEN
8 Mei,
jjjte Courant Moor! sea lpetsel.
Gem eenteb est uur.
J Yan de Woerd, Adrianus Johannes,
loteling der gemeente Ierseke, lichting
11900, dag en plaats van opkomst 21 Au-
gustus 1905, Middelburg,
I Van het Regiment Genietro pen
AMD1EHSÏ
FEUILLETON.
i8->
VltobfKkt Comit
De maatschappelijke verschijnselen.
Ktt Wil ZndifjtUl
(i P«wi IMfilii,
1.3<U.-37uf.-55Mf.
SORTEERING.
DE KERK,
STE, de VOQB
an alle bestaande
SAJET.
HEBINOS SAJET gil
LAERNOES, jfc
Wal straat.
i^ek
Ianu6ele behandeling
ateverkrommingen en
ingen-
ig voor Bheumatische
Spierverlamming enz.
landeling op Medisch
9»
Qtra-venliage.
tASSABS, S.
VOORBEELDEN van
m Winstuitkeringen
en, z{jn gratis te ba-
ent
ÜCIEER,
aven) ts Yllsain^en.
VLmiNGSCIE OlllAiVT.
Prijs per drie maasden 1.30» Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever
F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187.
ADVERTENTIËN: van 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groote letters
en cliché's naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen.
Telepli aounummer 10.
Abonnements-Advertentiën op zeer voordeelige voorwaarden.
NATIONALE MILITIE.
Oproeping van verlofgangers tot den
werkeljken dienst.
De Burgemeester van "Vlissingen
flezien de circulaire van den Commis-
Isaris der Koningin in dit gewest van den
|jj Maart 1905, A no. 727, 3e afd. M. S,
ROEPT BIJ DEZE OP TOT DEN
WERKELIJKEN DIENST
1 ondervolgende in deze gemeente wo-
jnde verlofgangers van de lichtingen
|l9Q0 en 1902
|Van het Kegiment G nietioepen
Lute Johannes, Van den Eroeke Hen-
lirik, lotelingen der gemeente Vliss:ngen,
I lichting 1900, dag en plaats van opkomst
|10 Juli 1905, Utrecht.
Van het korps Pontonniers
But Willem, loteling der gemeente Vlis-
I singen, lichting 1900, dag en plaats van
I opkomst 21 Augustus 1905, Dordrecht.
IVan het 3e Regiment Infanterie:
Born, Petrus Josephus Johannes, De-,
I sloover Josephus Albert, Winkster Bart
I Oornelis, Baljé Barend Oornelis, Kamer-
Imsns Adrianus Joseph, Poelman Oornelis
[Johannes Leendert, Öiager Jacques Anton,
[steketee Johannis, Scheepers Johannes,
I Berting Oornelis Lodevuus, Wielemaker
I Pieter, Keersemaker Bartholomeus Johan-
I nes, Van Wijk Arij, lotelingen der ge-
meen te Vlissingen, Van So'hij ndel Hendrikus,
[loteling der gemeente O. en W.-Souburg,
lichting 1900, dag en plaats van opkomst
hl Augustus 1905, Vlissingen.
I Van hst 4e Regiment Infanterie
Bonte Frans,loteling der gemeente Leiden,
lichting 1900, dag en plaats van opkomst
II September 1905, Leiden.
Van het 5e Regiment Icfantvr e
De Vries Jacob, loteling der gemeente
I Havelte, lichting 1900, dag en plaats van
opkomst 4 September 1905, Ameisfoort.
Van het korps Pontonniers
Van Offenbeek Elias, loteling der ge-
meerite Vlissingen, Kramer Evert, loteling
der gemeente Amsterdam, lichting 1902,
[dag en plaate van opkomst 13 Juni 1905,
j Dordi echt.
Beenhouwer Jacobus, loteling der ge-
meerite Vlissingen, lichting 1902, dag en
;s van opkomst 20 Juni 1905, Utrecht.
Van het 3e Regiment Veldartillerie:
Tabbernee Philippus Jacobus, loteling
lor gemeente Vlissingen, Van Gemst Jo-
H. TIMMERMAN, ftbOtTOCtf! K SfS If
len-Middelbarg v.r.
ËN (R e m i s e:) v.ni.
fsrköagsn) 5.50. -
t: v.m. 7 55, 9.S0,
2!. 12.30, 1.15, 2.—,
5.-, 6.50, 7 7.50,
RG (d, Z e 11 m g r k t
.15, 6.20. 8.40, 10.15,
5, 1.20. 2.05, 2.50,
>.55, 7.05, 7.55, 8 4b.
mmimn.
VE3 6— 6 20 1—
30 10— 10 20 1040
12— 12 30 1 125'
55 4 25 4 50 6 10
20.
isluis: vm 6 10 6 30
15 9 50 10 10 10 30
>0. Nm 12 10 12 45
310 3 40 4)0 4 35
7 95 9 po,
VSliSB göMSfSs pjh
En hoe kwam hij zelf aan de twijfel-
achtige eer, door dien man zoo aange
klampt te worden Had Riimmel hem
slechts voor den mal gehouden en dacht
hij nu de dames eens aan het lachen te
oaken door een opgesmukt verhaal van
zijii avontuur met dien kinderlijk een-
TOudigen studioos En behoorde mis
schien de barones Von Ellerich tot die
dames Had zij misschien ook schik in
die pikante babbelpraatjes, welke Rüm
Bel als gezellig prater overal rondbab-
belde
Natuurlijk van Elvira had de
boosaardige zwetser geen eigenlijk kwaad
weten te vertellen. Dit deed Frederik
«enigszins goed maar toch bleef hij in
een verbitterde stemming. Hij voelde
vermoeidheid in al zijn ledematen en
akelige leegte in zijn binnenste,
hannes Adrianus, loteling der gemeente
Rotterdam, lichting 1902, dag en plaats
van opkomst 24 Juli 1905, Breda.
Van het Regiment Grenadiers
en Jagers
Van Noppen Oornelis Daniël, loteling
der gemeente Vlissingen, Satter Hendrik
Oornelis, loteling der gemeente Dordrecht,
lichting 1902, dag en plaats van opkomst
8 Augustus 1905, 's-Gravenhage.
Van het 3e Begins ent Infanterie
Van Beers Pieter Adriaan, van Rose-
velt Francois Robert, Van der Hout Jo
hannes, Van Wijk Dirk Jacobus, De Roo
Oornelis Martinus, De Kam Bernardus,
Maas Oornelis, Berting Johannes Francies,
lotelingen der gemeente Vlissingen, lich
ting 1902, dag en plaats van opkomst 25
Juli 1905, Vlissingen.
Schets Johannes, Bossehaart Nicolaas,
Sohier Oornelis, Rikmans Willem Oornelis,
De Ridder Job, Bosselaar Leen, lotelingen
der gemeente Vlissingen, Pelle Willem
Abraham, loteling der gemeente Ierseke,
lichting 1902, dag en plaats van opkomst
25 Juli 1905, Middelburg.
Van het Regiment Genietroepen
Praag Pieter Adriaan, loteling der ge
meente Alblasserdam, liobting 1903, dag
en plaats vajj opkomst 20 Juli 1905,
Utrecht."
GELAST:
den voormelden verlofgangers zich te dien
einde, voorzien van hunne kleeding en
voorwerpen van uitrusting, alsmede van
hun, voor vertrek afgeteekenden verlofpas,
elk op den voor hem bepaalden datum,
vöói' de3 namiddags te 4 uur, in boven
gemelde plaatsen van opkomst, recht
streeks bij hun korps aan te melden
EN GEEFT KENNIS
dat, voor het geval zij door ziekte of
andere redenen buiten staat mochten zijn
om op te komen, zij daarvan kunnen doen
blijken, door op den dag voor de opkomst
bepaald, een op ongezegeld papier geschre
ven geneeskundig getuigschrift of een an
der bewijs of verklaring ter gemeente se
cretarie over te leggen, zullende de zieken,
die niet op den bepaalden tijd onder de
wapenen komen, te dezer zake niet voor
diligent worden gehouden, maar verplicht
zijn, zich na hunne herstelling bij hun
korps te vervoegen, teneinde daarbij in
den wapenhandel te worden geoefend,
wordende zij, voor zooveel Doodig, er op
gewezen, dat, zoo zij in gebreke blijven
aan deze oproeping te voldoen, zij volgens
art. 133 der militiewet 1901 als deserteur
zullen worden behandeld.
Vlissingen, den 8 Mei 1905.
De Burgemeester voornoemd,
VAN EOORN VAN KOUDEKERKE.
BRANDWEER.
Oefeningen met de Brandspuiten.
De Opperbrandmeester te Vlissingen
brengt ter kennis van de pijpvoer-
ders en iuzetters der handbrandspuiten
alhier, dat de oefening in de behande
ling der spuiten, bepaald bij art. 439
der algemeene verordening van politie,
voort.
Wat wilde hij hier eigenlijk P Was
hier dan wel een plaats voor hem
Maar hij had immers menschenkennis
willen opdoenEn was hij dan niet
rijker geworden aan belangrijke erva
ringen
Hij sloop langs de wanden voort door
verscheidene vertrekken. Overal dezelfde
heete, verstikkende lucht, dezelfde op
gesmukte dames en met ridderorden
getooide heeren. Er werd gelachen en
gespot, bij limonade en ijs werd menige
goede naam beklad. Hier werd over de
politiek gesproken, ginds over geld en
beurszaken en dit alles werd verbonden
door zekere harmonie, die hij niet kon
begrijpen, maar die hem toch weinig
goeds deed vermoeden. Hij voelde, dat
hij hier op vijandelijken bodem stond,
hoe zwak zijn zucht naar het goede
stond tegenover dit gezelschap. Hij haalde
veel vrijer adem, toen hij in eene kleine
kamer kwam, waar de lucht koeler en
het licht niet zoo helder was. Hoe hij
daar gekomen was, wist hij eigenlijk zelf
niet. Hij had een portière opengetrokken
en was opeens uit het gewoel, op een
rustig plekje. Hij was alleen 1 Onder de
omlaaggetrokken gaslampen stonden
zal plaats hebben op Maandag 22 Mei
a. s. met die van de spuiten A en B
en op Woensdag den 24sten dier maand
met die van de spuiten C en D
dat zij zich tot dat einde op de voor
hun bestemde dagen, telkens des na
middags ten 5.45 uur, zullen moeten
bevinden aan het brandspuithuis D,
staande aan het z.g. Prinsenboschje
dat bij ongunstige weersgesteldheid
op die dagen des namiddags tusschen
4 en 5 uur een roode vlag van den
stadstoren zal worden uitgestoken ten
teeken van uitstel tot den volgenden
dag en hetzelfde uur.
Vlissingen, den 8 Mei 1905.
De Opperbrandmeester voornoemd,
D. KRIJG.
Htm ontstaan
en hunne gevolgen*
II.
De verschijnselen waarvan wij in ons
eerste opstel spraken, die onophoudelijk
in de samenleving voorbomen en óe
maatschappij als het ware beheerschen,
schijnen wel alle daaruit voort te sprui
ten, dat de mensch een wezen is met
vele behoeften en met een zucht om
aan die behoeften te voldoen. De mensch
streeft niet alleen naar de dingen die
noodig zijn tot onderhoud van het leven,
want daartoe is hij vérplichtmaar
veel meer naar het bezit van een aantal
zaken tot veraangenaming van het leven
of tot beter bereiking van eenig levens
doel en dit streven hangt meestal ge
heel samen met zijn standpunt van
beschaving. Vandaar dat hij de be
schaafde volken het leven langzamer
hand zeer samengesteld is geworden.
Wat de mensch tot bevrediging zijner
behoefte op rechtmatige wijze verkre
gen heeft, dat wil zeggen op eene
wijze door de wetten waaronder hij
leeft toegelaten, wordt door diezelfde
wet beschermd. Tusschen de zaak en
den mensch ontstaat door de werking
der wet een innig verband. De mensch
krijgt van die zaak het bezit of den
eigendom, wat in dit geval woorden
van gelijke beteekenis zijn en zulks
met het recht, in het algemeen, van
vrije beschikking. Van daar dat wij
spreken van privaat ofbjzonder
bezit.
In verband hiermede hoort men vaak
spreken van bezittende klassen.
eenige speeltafels, ginds in de vensternis
een sofa. Vermoeid als een nagejaagd
stuk wild nam hij daarop plaats.
Van links en van rechts troffen ge
luiden uit het gezelschap zijn oor nog,
daar de beide ingangen van dit ver
trek slechts waren afgesloten door dicht-
hangende fluweelen portières, maar,
Goddank, hij behoefde toch niemand te
zien.
Hij liet het hoofd achterover op de
sofa rusten en onwillekeurig sloot hij de
oogen. Het was reeds laathij was niet
gewoon zoo lang op te blijven en dan
al die drukte en dat gewoel
Half ingedommeld luisterde hij naar
het verwarde geluid der vele stemmen
in zijn nabijheid. Soms klonk het hem
in het oor als het bruisen eener zee of
het geraas van een storm in de verte,
soms ook als het dreunen van een groot
stoomwerktuig of als do zware ademha
ling van een monsterachtig dier
misschien wel van ,,'t gouden kalf",
waarover mijnheer Von Rümmel had
gesproken. Het kwam al nader en wilde
zich nu op zijn borst te rusten leggen.
Benauwd sloeg hij de armen uit om het
kalf af te weren en opende de oogen
"Wat? Daar was hij bijna ingeslapen I
In 't algemeen wordt hiermede bedoeld'
dat in zekere lagen der samenleving
de menschen alle veel meer dan het
noodzakelijke bezitten, in tegenoverstel
ling van andere lagen, en dat daardoor
zekere klassen van menschen over de
andere een zeker overwicht hebben.
Geheel juist is die beschouwing niet
maar zeker is het, dat juist het hoofd
doel der economie is, er naar te streven
dat er zooveel mogelijk menschen zijn,
die, in verband met hunne bijzondere
omstandigheden, in staat zijn om zich
zelf en de hunnen op zelfstandige wijze
te voorzien van het noodige tot onder-
houd van het gezonde lichaam en het
behoud der noodzakelijke arbeidskrach
ten. Men noemt dit met een eigenaar
dig woord het normaal peil van wel
stand. Voor het gezonde maatschappelijk
leven is het echter noodig dat velen
zich hoven dat peil kunnen verheffen.
Ja, indien dit niet zoo ware, indien er
geene eigenlijk gezegde bezitters in den
ruimen zin van het woord bestonden,
dan zouden zelfs zeer weinigen het
normaal peil van welstand bereiken
omdat dan niets in het groot zou wor
den voortgebracht. Dit echter zal ons
later bezig houden.
De noodzakel jke erkenning van bezit
of eigendom is eerst langzamerhand
ontstaan. Oorspronkeljk nam men wat
men krijgen kon, wat een ander nog
niet in zjn macht had gebracht, of
niet zelf wist te beschermen. Toen
heerschte nog het recht van den sterkste.
Bj het ontstaan der staten, ja zelfs bj
het vormen der eerste volksgemeen
schappen, kwam daardoor in do plaats
bescherming vanwege de gestelde over
heid, en ofschoon die bescherming in
den aanvang gebrekkig was en in som
mige staten zeer lang hoogst gebrekkig
gebleven is, het eigendomsrecht was toch
als een noodzakeljk beginsel erkend.
Men zag duideljk dat orde en welvaart
er door bevorderd werden. Bovendien
is de eigendom een prikkel tot ver
meerdering der voortbrenging. Zoodra
men niet meer zeker was van het on
gestoord bezit en behoud der vruchten
van eigen arbeid of van eigen onder
neming, zou de lust om meer te doen dan
het noodzakel jke verflauwen. Het pri
vaat bezit afschaffen in den letterljken
zin van het woord, wil dan ook wel-
Hoe dom Dan kon hj toch veel liever
naar bed gaan
Hj wilde opstaan, doch zjn armen
en beonen voelden loodzwaar. En die
rust was zoo heerljk Nog slechts vjf
minuten op de sofa Hj zou wel op
passen, dat hj niet weer sliep en daar
slapende werd gevonden. Zjn geest was
weer wakker, zjn geest was weer vol
komen in orde. Duideljk hoorde hj de
stemmen in de aangrenzende kamer
drie of vier heeren praatten met elkaar.
Nu sprak er een alleenhj kon de
woorden verataan.
„De Argentjnsche leening, zeg ik,
biedt een zeer schoone gelegenheid tot
het beleggen van Duitsch kapitaal. Deze
staat is bjzonder rjk aan natunrljke
hulpbronnen, waarvan men tot heden
geen part j heeft getrokken dat land
gaat een tjdperk van ontwikkeling en
van grooten bloei tegemoet
Het stemgeluid ging in gefluister over,
andere stemmen klonken weder, het
gesprek werd weer algemeen en ging
over in een onduideljk gemompel, dat
op Schwerdtner een slaapwekkende
werking uitoefende. Tevergeefs verzette
hj zich daartegen. Zjn oogen vielen
weer dicht voor hj het bemerkte. Hj
licht niemand. "Wel willen sommigen
het meer beperken of op andere wjze
het eigendomsrecht regelen.
Wj kunnen veilig aannemen dat bj
het meerendeel der menschen het ar
beidsvermogen hen ongeveer in staat
stelt van de door dien arbeid verkregen
vruchten te voorzien in de behoeften
van het oogenblik.
Anderen evenwel kunnen hesparen.
Doen zj dat werkeljk, dan noemt
men dat bespaardekapitaal of ver
mogen. De eigenschap van het kapitaal
is, dat het tot verkrjging van nieuwe
of meerdere vruchten of inkomsten kan
worden aangewend. Elk kapitaal, groot
of klein, kan ditmaan of een kapitaal
klein of groot moet worden genoemd
hangt van omstandigheden af. In een
tjd als de onze, waarin de waarde van
het geld gering is, dat wil zeggen dat
zeer veel noodig is om eenige vruchten
van beteekenis te bekomen, mag men
aannemen dat het groot kapitaalbezit
meer beperkt is dan voorheen. In eco-
nomisohen zin is dit zoowel een voor
als een nadeel. De bezitter van een
matig fortuin is min of meer verplicht
om het tot een nuttig gebruik aan te
wenden. Want wanneer hj dit naliet,
dan zou het hoogstwaarsohjnljk lang
zamerhand weder voor hem verloren
gaan. Van hem kan men dus verwach
ten dat hj krachtig meewerkt aan do
voortbrenging van nieuwe vruchten,
door zelf de eene of andere onderne
ming te drjven of zjne bezittingen in
de ondernemingen, van anderen te be-
leggen.Maar hoe grooter de fortuinen zjn
of worden, hoe minder die noodzakel jk-
heid bestaat. De bezitters ervan zjn
immers niet genoodzaakt zich in te
spannen, om voldoende vruchten van
hunne bezittingen te trekken en die
voortdurend in stand te houden. Meestal
valt het hun niet moeiljk, ze lang
zamerhand nog te vermeerderen. Door
het zeer groote kapitaalbezit wordt een
aanzienljk deel van het nationaal ver
mogen aan de maatschappeljke voort
brenging onttrokken, waaruit de econo
mie de les put, dat d i t kapitaalbezit
niet door staats- of maatschappeljke
instellingen opzetteljk moet worden
begunstigd.
Het privaatbezit vormt alzoo den
hoorde weer het stampen en snuiven
van een stoomwerktuig, van een loco
motief, die onvermoeid de wagens voort
trok. Hj zat uren in den voortsnellenden
coupé, maar hj kon toch niet inslui
meren. Hj luisterde naar de twee
reizigers, die met hem in denzelfden
coupé zaten. Ja, hj hoorde den een zeer
duideljk
Daar werd plotseling zjn verstand
heider h j besefte dat dit reizen in den
spoorwaggon de herinnering was aan
iets, dat vroeger was voorgevallen hj
wist nu ook, hoe het was afgeloopen
hj zag het slachtoffer der bloedige mis
daad en meende de stem van den
moordenaar te hooren.
Met geweldige inspanning opende hj
de oogen. Hj wist niet, waar hj was
maar de stem van den moordenaar
klonk hem duideljk in de ooren.
„Daaris demoordenaar, hiernaast!
was de gedachte, die hem bliksemsnel
door het hoofd vloog.
Hj sprong op en snelde naar de deur.
Op dat oogenblik klonken er weer
verschillende stemmen door elkaar, zoo
dat de ééne niet te herkennen was.
Wordt vervolgd.)