non van den houtvester.
No. 66.
43e Jaargang.
1905.
Binnenlandsche berichten
neisje.
d e e I i g!
iieiSHSï
HAVENDIENST.
Maandag
20 Maart.1
Teleplijonnummer 10.
Moon m Isijvospel-
Gemeentebestuur.
ttmeert V i> k
feuilleton.
VII DE M1LLIDEHEN.
snef Sctll. ImüphM
es Jüork JtaUUii,
p. ons. NIEUW
alle Winkeliers,
brikant, Groning&n
tvoorw. als volgt,
nten.
aten.
f f80 in contanten.
contanten.
;e met gouden Ketting
contanten.
0 in contanten,
ontanten.
contanten,
6 in contanten,
of f 5 n contanten,
of f 3 in contanten,
verkiezing,
n Vorken, n. verkiez.
naar verkiezing,
-toten van 50—35
©O, t S3©, f 3O0,
jes met 512 prachtige
franco op aanvrage
,'dt bij bestelling van
1 ontvangt gratis een
gbaar tot 15 Mei 1905
33. VAM" DA Mi
erverkoopers gevraagd.
STE, de VOOR
an alle bestaande
SAJET.
KSaiNQS SAJET
LABSNOBS,
Walstraat.
IN, Houtkade, vraagt
ste Poeder-Cacac bx hart
d. fijne geur, delicieuse
matigheid des dranks.
Cacao-harfen=45 oent.
tent 1 kop Cacao.
H. Confisenrs, Banket-
ers enz.
alius Mattenklodt,
Calverstvaat 103.
en-ÏÏIddelburg v.v.
IN (R e m i a e:) v.K'
■srMagsn) 5.50.
t: v.m. 7.55, 9.8»
1. 12.80, 1.15, 2.-—
i. 5.50, 7.—, 7.50
Rö(c. Zoilrasrkt
15. 6.20. 8.40, 10.15,
i. 1.20, 2.05, 2.60,
.55.7,05, 7.55,8.45.
vm 6-6 20 7—*
30 10— 10 20 1040
2— 12 30 1-* 1 25'
i 55 4 20 5- 6 15
0.
iluis: vm 6 10 6 8"
15 9 50 10 10 10 30
0, Nm 12 10 12 45
8 10 8 40 4 05 4 35
p.— S 80.
©PS»
VLISSINfiStHE C0URAIT.
Prijs per drie maanden 'J 1.30. franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgaver
F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187-
M
ADVERTENTIËN: van 1-4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing deraelfde
advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groote letters
en eliché's naar plaatsruimte.
Yerschjjnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen.
Abonnements-Advertentiën op zeer voordeelige voorwaarden.
Hlf* zij die ziek met het vol
gend kwartaal (1 April) op ons
Wad akonneeren, ontvangen de
lot dien datnm verschonende
aouiniers GRATIS.
HINDERWET,
om vergunning tot het oprich
ten eener inrichting tot verwerken
van bloed en afvallen.
Burg. en Weth. van Vlissingen
gelet op art. 6 en 7 der Hinderwet
geven bij dezen kennis
dat bij hen is ingekomen een ver-
,ek van den directeur der stoomvaart-
pij „ZEELAND", om vergun
tot'het oprichten en in werking
eener inrichting tot het ver-
verken van bloed en afvallen in eene
localiteit van de bestaande exportslagerij
tea noorden van de Buitenhaven alhier,
kadastraal bekend onder sectie C
no. 1044
dat dit verzoek met de bijlagen ge
durende veertien dagen te beginnen
met Vrijdag den 17 Maart 1905 op de
gemeente secretarie ter visie zal gelegd
worden en dat den 31 Maart 1905, ten
raadhuize des namiddags ten 2 ure ge
legenheid zal gegeven worden om be
swaren tegen het oprichten dier in
richting in te brengen, terwijl geduren
de drie dagen voor dat tijdstip ter
i-secretarie van de terzake in
schrifturen kennis kan worden
Vlissingen, 17 Maart 1905.
Burg. en Weth. voornoemd,
A. LOOIS, L.B.
De Secretaris,
WITTEYEEN.
DRANKWET.
Burg. en Weth. van Vlissingen
gelet op art. 12 der Drankwet
doen te weten
dat bij hen is ingekomen een verzoek
(in afschrift) gericht aan Gedeputeerde
Staten dezer provincie van A. W.
SMITS, om eene vergunning tot ver
koop van sterken drank in 't klein uit
sluitend aan logeergasten in perceel
1152, gelegen aan den Koningsweg
dat vanaf heden gedurende veertien
bgen, schriftelijke bezwaren tegen het
I eventueel verleenen der gevraagde ver
gunning kunnen worden ingebracht bij
Bewerkt door AMO.
57.)
,»Ik was daar wel bezorgd over, maar
®'JB macht over mijn schoonzuster
Wikte niet ver genoeg om haar die
T«re wandelingen te beletten. Zij volgde
d haar eigen wil." Die laatste woor-
sprak hij aarzelend uit, alsof hij
"'echts ongaarne iets minder goeds van
e overledene wilde uiten, en voegde er
l08 bij„Bovendien kon ik niet ver-
lachten, dat iemand zoo slecht zou zijn."
™J deze woorden sprong George op,
neigde met de vuist en wilde spreken,
I?. zonder een woord te zeggen, zakte
'J op de bank neer.
Bo verdediger zeide nu „Er wordt
z®gd, dat tussehen u en uw Bohoon-
ister geen goede verstandhouding be-
ond,"
Aze meènïng is niet geheel juist",
W0(>tdde Mol nik lachend, „ik heb mijn
Burgemeester en Wethouders voo:
noemd.
Vlissingen, 17 Maart 1905.
Burg. en Weth. voornoemd,
A. LOOIS, L.B.
De Secretaris,
WITTEYEEN.
II (Slot.)
De man van gezag, van wien wij
aan het slot van ons eerste artikel
•aken, is niemand minder dan mr.
M. W. F. Treub, hoogleeraar in de
staathuishoudkunde te Amsterdam, die
onlangs in eene redevoering in de Twee
de Kamer aantoonde, dat men zou han
delen in strijd met de allereerste eischen
van billijkheid op het gebied van be
lastingrecht, door vermeerdering van
den drankaccijns of vermeerdering van
de belasting op allerlei levensbenodigd
heden.
De regeering had medegedeeld negen
millioen noodig te hebben. Hiérvan zijn
echter twee inillioen bestemd voor de
bijzondere scholen. Het betoog van mr,
Treub had dan ook alleen betrekking
op de overige zeven millioen, die zou
den moeten dienen voor sociale her
vormingen.
Deze som meent de hoogleeraar zon
der moeite te kunnen vinden door pro
gressie in het successierecht en door
hervorming van de zoogenaamde ge
splitste inkomstenbelasting (vermogens-
en bedrijfsbelastingen).
Het is ontegenzeggelijk waar, dat de
successiebelasting de billijkste en de
minst ongaarne opgebrachte van (alle
belastingen is, omdat zij in den regel
althans alleen wordt betaald indien
men iets verkrijgt.
Er zijn uitzonderingen maar die wil
de heer Treub juist in de eerste plaats
wegnemen, door in de rechte lijn eene
algemeene vrijstelling aan te nemen
voor erfdeelen beneden f 500 welke
vrijstelling moet worden verhoogd met
f 500 voor elk jaar dat de erfgenaam
in de rechte lijn jonger is dan 21 jaar
zoodat, wanneer een kind van een jaar
in de rechte lijn f 11000 erft, niets
behoeft te worden betaald.
De reden ligt geheel voor de hand.
Wanneer eeD der ouders sterft en er
blijft een jong kind over, dan heeft dat
schoonzuster altijd goed mogen leiden
nog kind zijnde had zij wel een afkeer
van mij, doch ik heb dat toegeschreven
aan jaloerschheid. Later is dat uitgesle
ten, en wij gingen goed met elkaar om
het beste bewijs daarvoor is wel, dat
zij, tijdens ons verblijf op den Godeherg,
als lid van ons gezin leefde."
„Ge waart met het aanstaande hu
welijk van uw schoonzuster niet inge
nomen f"
Met een spottend lachje haalde Melnik
de schouders op. „Ik beschouwde de
geheele geschiedenis aanvankelijk als
kinderspel, dat men onopgemerkt moest
laten voorbij gaan alleen wees ik mijn
overleden schoonmoeder soms op het
ongepaste van den omgang met de hout
vestersfamilie, echter zonder eenig ge
volg. Toen Gertrude mij dezen zomer
tijdens ons verblijf op den Godeberg
verklaarde, dat zij met toestemming van
haar moeder met George Eltester ver
loofd was, nam ik de zaak voor het
eerst als ernst op, en daarover zijn toen
wel onaangenaamheden voorgevallen."
„Wasdie verloving niet naar uw zin
„Hoe kon dat zijn De zoon van den
houtvester wa3 geen passende partij voor
de jonkvrouw Von Kauffel, en mijnheer
kind er feitelijk geen voordeel van,
wanneer het een klein_erfdeel ontvangt.
Bovendien wenscht de hoogleeraar het
voorbeeld van Engeland te volgen door,
onder de noodige waarborgen, gelegen
heid te geven om de hoogere bedragen
van het successierecht in eenige jaar-
lijksche termijnen af te doen.
Met deze maatregelen bestaat er vol
gens den hoogleeraar geen bezwaar in
om zelfs in de rechte lijn eene pro
gressie in te voeren, loopende van zes
tiende percent tot vier en een half
percent, waardoor de belasting, die in
deze lijn thans f 3.400.000 opbrengt,
nog f 800.000 meer zal opbrengen.
Natuurlijk wil de hoogleeraar eene
sterkere progressie invoeren voor de
zijlinie en in geval van vererving door
verdere bloedverwanten en vreemden.
Het zou ons gemakkelijk vallen, te
bewijzen dat men ook bij vererving in
de zijlinie niet altoos in waarheid rijker
wordt, zoodat men ook in dit geval
uitzonderingen zal moeten maken. Pro
fessor Treub maakt die niet, maar wil
de zaak zóó regelen, dat voor broeders
en zusters en voor een groot aantal van
hen die vallen in de hoogere klassen,
de druk bij kleinere erfenissen minder
zal zijn dan tegenwoordigwat niet
wegneemt dat door de progressie ge
makkelijk f 1.750.000 meer kan worden
verkregen en alzoo in het geheel twee
en een half millioen.
De overige 4ys millioen zouden moe
ten komen uit vermogen en bedrijf,
waarbij de hoogleeraar uitgaat van de
naar onze meening zeer juiste stelling,
dat men den kleinen boer, evenmin als
den kleinen middenstand in de steden,
zwaar mag belasten, maar dat het toch
eene onbillijkheid is geweest om den
landbouw op zoodanige wijze te ont
heffen, dat allerlei groote landbouwers
en groote land- en tuinbouwonderne
mingen niets in de belasting behoeven
bij te dragen. Immers, er volgt zonne
klaar uit, dat anderen voor hen moeten
betalen.
Eveneens is het een zeer groot be
zwaar, dat de onroerende vermogens
zooveel beneden de werkelijkheid wor
den getroffen als onder de tegenwoor
dige regeling het geval is.
Eenige jaren geleden heeft een spe
ciaal deskundige voorgerekend, dat al
leen door de wegneming van deze on
billijkheden de opbrengst der belasting
Bauer, haar voogd, dacht er juist over
zooals mijn vrouw en ik. Hij zou haar
nooit zijn toestemming gegeven hebben."
„Maar over twee jaar zou de jonk
vrouw meerderjarig geworden zijn dan
had zij die toestemming niet meer
noodig gehad", zei de verdediger.
Had hij gehoopt hiermee Melnik in
het nauw te brengen, dan had hij zich
vergist, want dezo antwoordde toestem
mend „En zij zou zoo gehandeld heb
ben, wanneer Eltester door zijn eerlooze
handelingen haar niet tot audere inzich
ten had gebracht."
„Ellendige lasteraarriep de be
klaagde.
De president gelastte hem te zwijgen.
Melnik keek hem aan met een minach
tend lachje en zeide verder, dat hij en
zijn schoonzuster niet-onderteekende
brieven hadden ontvangen, waarin beiden
werden gewaarschuwd. Hij was daarop
naar Berlijn gereisd, had daar van een
verlaten meisje van den beklaagde brie
ven verkregen, die George als een zeer
slecht mensch deden kennen, en deze
papieren had hij Gertrude in handen
met 60 kan worden verhoogd.
Wanneer nu voor het vermogen een
percentage wordt aangenomen, waardoor
de laagste klassen minder betalen dan
tegenwoordig' en de allerhoogste klassen
slechts een weinig meer, dan brengt
deze belasting toch nog ruim drie
millioen meer op.
Wat de bedrijfsbelasting betreft wordt
in het stelsel van den heer Treub een
percentage aangenomen, waardoor alle
aangeslagenen, die een inkomen hebben
van minder dan zes duizend gulden,
eenigszins worden verlicht. Alleen die
daarboven gaan betalen meer, en toch
brengt deze belasting dan nog ander
half millioen meer op.
En deze uitkomst, de hoogleeraar
in wien velen onzen toekomstigen mi
nister van financiën zien heeft het
met het bovenstaande juist tot zeven
millioen gebracht, wordt verkregen bij
eene uiterst matige progressie en bij
eene belastingheffing, waarvan, naar de
1 meening van den heer Treub, niemand
zal kunnen beweren dat zij overschrijdt
I hetgeen men van de directe belastingen
I kan vragen.
De hoogleeraar heeft hiernaast nog
eene andere berekening gesteld, uit
gaande van de meening dat men zou
willen blijven bij de onrechtmatigheid
van den landbouw geheel vrij te laten
en de inkomsten uit onroerend vermo
gen zoo laag aan te slaan als thans,
en komt dan zelfs tot eene stijging van
opbrengst met bijna acht millioen.
Dat deze cijfers en berekeningen, al
kan men ze dan ook niet controleeren,
heel wat meer aandacht en belangstel
ling verdienen, dan die waarop wij in
ons eerste artikel wezen, meenen wij
te kunnen beweren, zonder voor veel
tegenspraak beducht te behoeven te zijn.
Aan de uitvoerbaarheid der financieele
plannen van den heer Treub valt niet
te twijfelen, al kan men in sommige
onderdeelen met hem in gevoelen ver
schillen.
De bedoeling van den hoogleeraar
was vooral om aan te toonen dat men,
om sociale maatregelen te nemen, geen
verhooging van invoerrechten behoeft
en dat het evenmin noodig is om de
kosten dier sociale maatregelen te doen
dragen door hen te wier behoeve die
maatregelen worden genomen.
Alweder kon George zich niet be
dwingen.
„Het is alles gelogen riep hij. „Toon
die brieven, als ge kunt!"
„Ge weet zeer goed, dat mijn diep
beleedigde schoonzuster in haar veront
waardiging zoo onverstandig is geweest
die te verbranden," antwoordde Melnik,
zonder den beklaagde met een blik te
verwaardigen. „Maar wat zij deed, be
wijst genoeg, dat zij het handschrift als
echt erkende. Ik ben ook niet alleen
bij die vrouw geweestmijnheer Bauer
was daar ook bij."
„Hoe heet die dame en waar woont
zij Ik verzoek haar getuigenis te hoo-
ren", zeide de verdediger. „Het ver
wondert mij, dat zij bij het voorloopig
onderzoek niet in verhoor is genomen."
De gezworenen gingen naar de raad
kamer doch bij hun terugkeeren in de
gerechtzaal deelde de president mede,
dat het hooren van die vrouw niet poodig
werd geacht voor het behandelen van
deze aanklacht.
Het verhoor van Melnik werd nu
voortgezet hij herhaalde nauwkeurig
hetzelfde, wat hij reeds bij het voor
loopig onderzoek had verklaard. Eerst
toen hij sprak over het vissehen in het
Obermeer, vroeg de verdediger „Hoe
zijl ge zoo op de gedachte gekomen, dat
Lotsverbetering personeel posterijen
en telegrafie.
Uit het afdeelingsonderzoek der
Tweede Kamer van het wetsontwerp tot
verhooging van hoofdstuk IX (water
staat) der Staatsbegrooting voor 1905,
blijkt, dat vrij algemeen werd toege
juicht, dat eindelijk de positie van het
personeel der posterijen on telegrafie
eens afzonderlijk onder de oogen zal
worden gezien en zal worden nagegaan,
welke verbetering daarin alsnog in bil
lijkheid behoort te worden aangebracht.
De indiening van het wetsontwerp
werd door sommigen vooral ook daarom
met ingenomenheid begroet, omdat h.i.
de staat als werkgever ten aanzien van
de bezoldiging den particulieren werk
gever ten voorbeeld behoort te kunnen
zijn.
Sommige leden hadden bezwaar tegen
de uitdrukking dat tot dusverre jaarlijks
begunstiging plaats vond nu van de
eene, dan van de andere categorie van
personeel. Zij achtten deze uitdrukking
ten eenenmale onjuist, omdat bij het
toekennen van lotsverbetering aan amb
tenaren en beambten van begunstiging
zeker geen sprake mag zijn en er ten
aanzien van het hierbedoelde personeel
van begunstiging ook niet is gebleken.
Verscheidene leden wezen er op, dat
de thans voorgestelde regeling meer is
en ook meer moet zijn dan wat sommige
belanghebbenden hebben genoemd :„eene
tegemoetkoming" van eene regeling,
die den Staat op eene jaarlijksche uit.
gave van meer dan f 600.000 zal komen
te staan, mag inderdaad worden ver
wacht, dat zij voor een zeer geruimen
tijd in ieder opzicht afdoende zal zijn.
Gevraagd werd, of de verdeeling van
het personeel niet op meer eenvoudigen
voet zou kunnen plaats vinden. Met de
werkelijkheid en de practijk schijnt zij
thans weinig verband te houden. Als
voorbeeld wees men op de 3 categorieën
van beambten assistenten, hoofdbestel
lers en conducteurs. Zouden deze drie
rangen niet tot éen kunnen worden
samengesmolten, die zou kunnen zijn
de hoogste rang, waartoe de groep van
het lagere beambten-personeel zou kun
nen opklimmen werd gevraagd.
"Waarom, werd door verscheidene
leden verder gevraagd worden ook niet
de hoogere ambtenaren en beambten
aldus tot ééne groep samengevoegd, dat
men bij de posterijen en de telegrafie
zou kunnen opklimmen, na de noodige
examens te hebben afgelegd on de
noodige radicalen te hebben verkregen,
van klerk tot de hoogere, wellioht tot
de hoogste rangen.
In dit verband werd van versohillende
uw schoonzuster daar misschien den dood
had gevonden?"
„Omdat zij daar dikwijls heen wan
delde en omdat daar een schildpadden
naald is gevonden, die haar toebehoorde."
„Dacht ge toen aan een ongeluk of
aan zelfmoord
„Wat ik dacht, doet niet ter zake",
antwoordde Melnik met een veelbetee-
kenenden blik op den beklaagde. „Ove
rigens werd mijn vermoeden bevestigd
door het vinden van het horloge. Ik
begreep, dat mijn schoonzuster dood
moest zijnanders zou zij wel thuis
gekomen zijn."
„Integendeel, zij wilde niet bij haar
familie terugkeerenriep George.
Melnik sloeg daar geen acht op, maar
verhaalde met bewogen stem van de
weeklachten zijner vrouw en van haar
ontsteltenis bij het zien van het akelig
verminkte lijk van haar zuster. „Ik
vrees, dat zij dien slag niet zal te boven
komen. Ik heb haar in een geheel
andere omgeving moeten brengen en zij
kon ook niet hier verschijnen om getui
genis af te leggen." Hij hield op en
liet het hoofd op de borst rusten.
W<y. dt w ',-v '^«h,