Maandag
27 Februari.
k m van den houtvester.
met lil. Zondagsblad
SKOK
No. 48.
43e Jaargang.
1905.
AMD1EIST
iffw Copt Moorl een t) po
FEUILLETON.
Binnenlandsche berichten.
ats-Loterij.
lenTODij.
tbode.
isÉod@;
HAVENDIENST.
Telepluonnummer 10.
Schaduwbeelden uit de
samenleving-.
n
JkittKtrt V if
VUssUfsdit (unit
a Jtiaw jftisM,
fl.3ÖJ.-37tsf.-55p.ii*.
UR ta Middelbües
EN verkrijgbaar zijn
Trekking der Eerste
Maart a. s.
3ETOQN."
mde belast zich als
t het uitvoeren van
Nette bediening.
FREMiS.
voor Loop- en
rlr.
VAN MEERDER.
hek, te Ter Neuzen,
eene nette
brief of in persoon.
)NT, Badhuisstraat
iekte der tegenwoor-
^ogelijk eene
jSÜÈsii
maai gebied, verbe-
grondstoffen, garan
ao
nda san den inhovii
elass© em const-
at. bonbons variési
en-Middelburg v.v.
N (Remise:) v.ta.
srkëagen) 5.50. -
t: v.m. 7.55, 9.80,
1. 12.80, 1.15, 2.—
.-,5.50,7.-», 7 50,
19 <n. Z <5 i 1 m s r k t
15, 6.20. 8.40, 10.! 5,
1.20, 2.05. 2.50,
.55,7,05, 7.55,8.45.
vm 6— 6 20 7-—
0 10™ 10 20 10 40
2— 12 30 1-* 1 25°
55 4 20 5- 6 15
0.
lluia: vm 6 10 6 80
5 9 50 10 10 10 80
0. Nm 12 10 12 45
8 10 8 40 4 05 4 85
f 85 8— 8 80.
vs'.ler. Zoriidr*
-5GHELGE.
IMG,
tari 1905.
»0a) b) BH. 8 23c)
15a) 3 50
0 25 am. 1 55!)
50b) ara. 3 28c)
het vsrtie» va
7 50
S 30
gslan w Sauzen £M
minuten wachten.
Breakers, Boraa*'»*
i seiusakt,
■an l 55
nebt».
VUSSIYKSIIIE C0ITRANT
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zieli bij alle Boek
handelaren Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever
F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187-
ADVERTENTIËN: van 14 regels ƒ0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie wordt de prijs slechts twee maal berekend. Groote letters
en cliehé's naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen.
Abonnements-Advertentiën op zeer voordeelige voorwaarden.
Misbruik van persoonlijke vrijheid,
herhaalde verstoring van rust en aan
randing der veiligheid, een geest van
ontevredenheid en verzet, die wij zoo
vaak, vooral bij de volksklassen aan
treffen, stellen wij dit in aansluiting
met het gezegde aan het slot van ons
eerste opstel niet geheel op rekening
van hen die er deel van uitmaken.
Integendeel zijn wij overtuigd, dat de
schuld in hoofdzaak elders ligt en dat
nog voortdurend te weinig gelet wordt
op de bijzondere behoeften van hen die
in bijzondere omstandigheden verkeeren.
Wij zijn op den goeden wegmaar,
o, het gaat zoo langzaam En zij die
minder op de hoogte zijn van de wer
king onzer Staatsmachine, gaat het na
tuurlijk veel te langzaam. Men is ge
neigd dat langzaam werken aan onver
schilligheid toe te schrijven.
Gelukkig wordt meer en meer inge
zien, hoe noodzakelijk de tot stand-
koming is eener volledige sociale wet
geving, dat wil zeggen, van wetten in
het bijzonder belang der arbeidende
klassen gemaakt. Ten deele zijn wij
daarin wel geslaagd, maar het voor
naamste moet nog gedaan worden.
Maar ook in andere richting kan, en
waarschijnlijk met niet minder vrucht,
warden gewerkt.
Wij voor ons zouden liefst van onder
op willenbeginnen en, meer opzettelijk,
den eerbied voor het gezag aan de
jeugd willen inprenten. Niet dat wij
den onderwijzer in dit opzicht in het
algemeen van nalatigheid zouden willen
beschuldigenverre van daarWij
zouden alleen bij alle onderwijs, nog
meer en meer opzettelijk op den voor
grond willen stellen, dat in de jeugd
de toekomst van een volgend geslacht
reeds ten deele verscholen ligt, zooals
in het algemeen in het verleden het
iedea ligt, en in het nu wat worden zal.
Wij zouden er nog meer opzettelijk
naar willen handelen, dat de tijd door
luitengewone verschijnselen wordt ge
kenmerkt en dat het letten op de teeke-
Bewerkt door AMO.
39.)
Op eens spitste de hond echter de
ooren, stond langzaam op en plotseling
''oog hij onder luid geblaf een smal
langs, dat op de houtvesterswoning
■Dorn bleef echter rustig zitten. „Koest
Diana. Wat scheelt dat beest mom-
ipelde hij slaperig.
«Hij De woorden bestierven
lom op de lippenplotseling stond hij
W 'an de bank, nam de pijp uit den
fflond en de muts van het hoofd en keek
jaet verwondering naar iemand, die hij
tt het gezicht kreeg.
Terwijl Diana vroolijk om haar heen
'prong, trad een mooi slank gebouwd
•"oieje van middelbare grootte te voor
rijn, Zij bad een eenvoudige donker-
ë'ljze japon aan met zwarte garneering
c® manteltje van dezelfde stof, zwarte
nen van den tijd, een hoofdzaak is bij
alle opvoeding.
De lagere school is de plaats dei-
volksopvoeding bij uitnemendheid en
daar behooren die eenvoudigheid en
die gemoedelijke en tevens blijmoedige
ernst thuis, die het jeugdig hart zoo
weldadig aandoen en waarvan men zegt
maar het is men die het zegt
dat zij langzamerhand verhuizen naar
de rommelkamer der oudheid.
Men mag ons in dit opzicht eenigs-
zins ouderwetsch vinden, de betuiging
moet ons toch van het hart, dat naar
onze meening in de lagere school veel
geleerd wordt dat voor menigeen bloot
ballast is op den levensweg.
Dit klemt te meer, wanneer men
bedenkt dat stellig voor de meeste kin
deren ongeveer op twaalfjarigen leeftijd,
bij het verlaten der lagere school,
alle onderwijs eindigt.
Bij de inrichting van het lager on
derwijs schiet er waarlijk niet veel tijd
over dm wat meer werk te maken van
hetgeen hart en gemoed behoeven, om
gestaald te zijn, wanneer reeds op zeer
jeugdigen leeftijd de strijd om het bestaan
aanvangt, een strijd waarin het jeugdig
lid der maatschappij zich zeer spoedig
geplaatst zal zien te midden van elemen
ten, aan de eenmaal bestaande samen
stelling en inrichting dier maatschappij
min of meer vijandig.
Wij weten zeer goed, en erkennen
bij deze volmondig, om aan de waarheid
hulde te doen, dat menig onderwijzer
met zijn tijd en zijn krachten uitnemend
weet te woekeren in het belang van
de toekomst der kleinen. Aan ben ligt
het zeker niet, dat we veel meer zoo
genaamde knappe, anders gezegd veel
wetende kinderen hebben, dan lieve en
verstandigekinderen eigenlijk, bij wie
de natuur niet tot baar recht is ge
komen.
Zij die hunne opzettelijke studie van
deze en dergelijke onderwerpen maken,
zij zelfs die er alleen maar levendig
belang in stellen en letten op hetgeen
zij ongezocht zien en hooren, zullen
ons toegeven, dat het bij het jeugdig
geslacht maar al te vaak ontbreekt aan
gezonde begrippen omtrent de maat
schappij waarin het leeft, omtrent de
verschijnselen waardoor zij gekenmerkt
wordt, de wanbegrippen die er in
heerschen en de ondeugden die haar
ondermijnen. De waarheid is eigenlijk,
laarsjes en grijze glacé-handschoenen
zij droeg een parasol en had een tame
lijk zwaar handkoffertje bij zich. Een
breedgerande hoed van wit stroo bedekte
haar hoofd en verborg ook haar gelaat,
daar ze zich voorover boog om de wilde
vreugdebetooningen van den hond af te
weren.
„Diana, goede Diana, ken je mij nog
zei ze halfluid, en de houtvester meende
nog nooit een meer welluidende stem
gehoord te hebben. „Dat doet me plei-
zier, maar hou je nu rustig, dan kan ik
den menschen ook een beurt geven."
Zij streelde den hond en deze liep nu
naar den houtvester, alsof hij aan dezen
de komst van eene welkome gast wilde
aankondigen.
Het meisje richtte nu het hoofd op
en Dorn zag een mooi gezichtje met
ronde kin, een kleinen mond met witte
tanden en een stomp neusje, dat over
moedig in de wereld uitstak. Onder het
grootendeels met krullend blond haar be
dekte voorhoofd glinsterden een paar
oogen, welker kleur niet zoo gemakke
lijk was te bepalen nu eens schitterden
ze groenachtig dan weer schenen ze grijs
en soms ook wel zwart te zijn.
„Sohrik niet, mijnheer," sprak zij
dat veelal ongezonde begrippen omtrent
dat alles het kind om zoo te zeggen
met den paplepel worden ingegoten. Die
gezonde begrippen kunnen ook .wel
spelende geleerd worden, en, dit staat
vast, zal het kind eens een goed lid
der burgerlijke samenleving zijn, dan
is weten, vooral in een tijd als de onze,
wel onmisbaar doch veel meer onmis
baar is een goed besef van plichten en
een goed begrip van rechten. Een kind
dat bijzonder goed kan rekenen is
daarotn nog geen vriend van orde, al
zou men het zoo zeggen, en dit kan
men op verschillend gebied met meer
of minder recht toepassen,
j Eens zal de tijd aanbreken, waarin
1 het kind, tot man of vrouw gerijpt,
zelfstandig zal optreden in eenig be
drijf, in het gezin, in den Staat, in de
kerk. Het zal dus eenmaal geroepen
j worden om anderen te leiden en te
beheerschen, om zich te wijden aan de
taak der opvoeding, om Staatsburger
lijke rechten en plichten uit te oefe
nen, enz.
Maar zelfstandigheid kan gevaarlijk
zijn en, zal zij niet tot schade zijner
omgeving verstrekken, van de zijnen,
van de taak tot welke hij geroepen of
de zaak over welke hij gesteld is, zal zij
in waarheid eenige beteokenis hebben,
dan is noodig een innig besef van het
noodzakelijke der wederkeerige vrijheid,
een duidelijk vrijheidsbegrip, een hoog
gevoel voor recht en rechtvaardigheid,
van eerbied voor hetgeen wettig boven
ons is gesteld, van ridderlijkheid tegen
over het zwakkere, van eerbied tegen
over het eerbiedwaardigedan moet
het gemoed zeer diep doordrongen zijn
van een gevoel voor de noodzakelijk
heid van orde, rust, veiligheid en van de
beoefening van alle burgerlijke deugden.
Men zal ten minste niet kunnen be
weren dat dit alles als ballast kan
worden aangemerkt. Integendeel, nog
meer dan weten en kennen, zeker veel
meer dan bloot weten en kennen,
zal het een goede lading kunnen zijn
voor menig broos huikje op de o zoo
woelige zee van het in onze dagen zoo
fel bewogen maatschappelijk leven.
Mr. Lobman contra prof. Bolland.
In een ingezonden stuk in „Het Vad."
antwoordt de heer Lobman op den Open
Dorn met een schalkachtig lachje aan.
„Ik ben geen booze boschheks, maar een
kind van fatsoenlijke ouders
„Die Eltester heeten," viel de hout
vester in, terwijl hij haar de hand toe
stak. „Wat een verrassing Ik heet u
hartelijk welkom, juffrouw 1"
„Ge hebt het geraden, of lieverDiana
heeft het u verraden," antwoordde zij
vroolijk, terwijl ze de aangeboden hand
drukte„maar kunt ge ook zeggen, wie
van de tweelingen ik ben p"
De houtvester zette weer zoo'n be
dremmeld gezicht, dat zij slechts met
moeite haar lachen kon bedwingen, en
antwoordde op goed geluk „Juffrouw
Constance
Misgeraden riep zij vroolij k uit.
„ik ben Serafine."
„Ik meende, ik dacht... omdat..."
„Omdat men u Constance heeft voor
gesteld als ernstig en bedachtzaam, en
mij als een wilde spring-in-'t veld, en
daarom zon Constance hier beter op
baar plaats zijn."
De houtvester loos.de een diepen zucht.
„Ach ja, wij zijn hier allen treurig ge
stemd en hebben daar wel reden toe."
„Daarom ben ik juist hier gekomen
ik zal mijn best doen, om mijn arme
brief van prof. Bolland, dat hij, wegens
den toon, waarop deze schreef, niet met
hem in discussie kan treden. Wel richt
mr. Lobman zich intusschen tot de re
dactie van „Het Vad." en verzoekt deze
aan prof. Bolland den raad over te hren
gen, dat, alvorens in toorn te ontsteken
men beter doet, cons precies na te gaan,
of daartoe wel oorzaak is. Mr. Lobman
zegt dan, dat in zijne rede noch van
prof. Bolland, noch van hoogleeraren
in of buiten Nederland sprake was,
maar van het groote publiek, dat van
de wetenschap niets moet hebben, indien
de voordeelen, die zij afwerpt, niet tast
baar zijn. „Welke philosophic aldus
eindigt mr. Lobman „thans als mid
del van propaganda dienst moet doen
onder de massa, die er niet veel meer
van kent dan haar naam, is, voor wie
met het tegenwoordige politieke leven
onzer natie bekend is, dunkt mij, geen
geheim.
Statistiek van het armwezen over 1902.
Vanwege het Centraal Bureau voor
de Statistiek is verschenen de eerste
jaargang der statistiek van het arm
wezen, waarin een overzicht wordt ge
geven van de bedeeling door de ge
meentebesturen en de verschillende
soorten van instellingen van weldadig
heid, en waarin de uitkomsten zijn
verzameld van de werkzaamheid der
commissiën of vereenigingen, die ge
durende den winter uitdeelingen doen
van levensmiddelen en brandstof, der
genootschappen tot ondersteuning van
behoeftige kraamvrouwen, der godshui
zen, ziekenhuzen en de instellingen
tot werkverschaffing aan behoeftigen.
De wijzigingen, welke de statistiek van
het armwezen in de laatste jaren heeft
ondergaan, worden in het voorbericht
door den directeur uiteengezet, terwijl
er tevens voor wordt gewaarschuwd
dat de cijfers nopens het aantal bedeelden
niet betrouwbaar kunnen worden geacht
waarschijnlijk moet dit worden geweten
eenerzijds aan de dikwerf gebrekkige
administratie der armbesturen, waar
tusschen weinig samenwerking bestaat,
anderzijds aan het nagenoeg geheel
ontbreken in ons land van plaatselijke
centrale bedeelden-registers, waardoor
de statistiek een onbekend doch zeker
aanzienlijk aantal dubbeltellingen bevat,
nl. van personen in hetzelfde jaar door
meer dan eene instelling van weldadig
heid of door dezelfde instelling meer
dan eenmaal in hetzelfde jaar bedeeld.
Zoodat en dit wórdt bij het raad
plegen en gebruikmaken van bedeelings-
cijfers meermalen vergeten de cijfers
der bedeelden en die betreffende den
verleenden onderstand geen juisten
maatstaf kunnen opleveren voor eene
beoordeeling van de bestaande armoede.
„Het is" aldus vervolgt het voor-
moeder in haar bekommering te troosten,
en op te richten. Waar is zij toch
Bij de laatste woorden klonk haar
stem niet zoo vroolijk, doch verried
warme belangstelling, zoodat Dorn zeer
goed opmerkte, dat haar uiterlijke vroo
lij kheid volstrekt niet overeenstemde
met het gevoel, dat in haar binnenste
heerschte.
„Uw moeder is naar Eutin," ant
woordde hij, zonder zijn oog van haar
te kunnen afwenden.
„Bij mijn armen broeder vroeg
Serafine snel en ter sluiks wischte zij een
traan weg.
„Neen, nog altijd wordt niemand bij
hem toegelaten. Ze is weer opgeroepen
vooreen van die verwenschte verhooren,
waarmee de rechter ons plaagtzij is
reeds in den voormiddag heeDgegaan,
maar ik denk, dat ze met den laatsten
trein wel zal terugkeeren."
„Dan zal ik zoo vrij zijn, intusschen
mijn koffertje te bezorgen. Mijn overige
bagage zal van het station hier bezorgd
wórden", zeide het meisje en zij richtte
hare schreden naar het woonhuis.
Dorn verschrikte. „Vergeef mij mijn
onbeleefdheid," sprak hij en ondanks
haar tegenstribbelen nam hij haar kof-
bericht ongetwijfeld te betreuren
dat nog zoovele instellingen van wel
dadigheid blijken niet voldoende te zijn
doordrongen van het groote belang,
aan eene nauwkeurige bestudeering van
het maatschappelijk ziekteverschijnsel
der armoede verbonden. Aan maatschap
pelijke verbetering moet kennis der
maatschappelijke verschijnselen vooraf
gaan. Het is daarom te hopen, dat het
aantal der kerkelijke en bijzondere
armbesturen, welke aan de statistiek in
haren nieuwen vorm bereid zijn mede
te werken in volgende jaargangen
dezer statistiek moge blijken toenemende
te zijn, en dat met name, tot tijd en
wijle de invoering van een centraal
bedeelden-register voor iedere gemeente
de bedoelde statistiek moge; zuiveren,
van de groote fouten, waarmede zij
thans behept blijft, instellingen, welke
voor zich zelve nog geen nominatieve
bedeelden-registers bijhouden, spoedig
daartoe zullen overgaan, opdat althans
dubbeltellingen bij dezelfde instelling
vermeden kunnen worden.
Doch ook al ware de statistiek van
het armwezen van bovengenoemde fouten
gezuiverd, dan nog zou bij het gebruik
harer cjjfers nimmer uit het oog mogen
worden verloren, dat zij, en dan nog
slechts met betrekking tot de georga
niseerde armenzorg, slechts kan aange
ven eensdeels, hoeveel personen bedee
ling ontvingen, niet hoeveel behoeftigen
er zijn, en anderdeels, tot welk bedrag
er is gegeven, niet welke sommen er
werkelijk noodig zijn tot leniging van
den nood, m. a. w. dat de statistische
gegevens betreffende het armwezen
slechts kunnen vormen een statistiek
der openbare weldadigheid, nimmer eene
van de armoede in Nederland.
In het eerste hoofdstuk der inleiding,
welke is bewerkt door mr. G. L. de
Vries Fey ens, adjunct-commies bij het
Centraal Bureau voor de Statistiek,
worden in een historisch overzicht kor-
telijk de bedeelingscijfers geresumeerd
betreffende de laatste helft der vorige
eeuw. Aan de hand der armverslagen
wordt aangetoond dat het aantal be
deelden van 520,901 in 1854 is gedaald
tot 222,269 in 1903, d. i. van 16 pet.
op 4.2 pet. van de bevolking, terwijl
de onderstandsgelden stegen van f 10.48
op f 36.30 per bedeelde.
Het tweede hoofdstuk bevat de ge
gevens betreffende het jaar 1902. Na
beschouwingen omtrent de eigenlijke
bedeeling door elk der soorten van in
stellingen afzonderlijk, volgt een samen
vatting der uitkomsten, waaraan enkele
cijfers mogen worden ontleend- In totaal
werden in 1902 bedeeld 225,725 per
sonen, d. i. 4.2 pet. der bevolkingvan
elke 100 bedeelden waren 67 hoofden
van gezinnen, 4 andere gezinsleden en
29 eenloöpendepersonen. Aanonderstand
werd uitgegeven f 8,151,395, d.i. f 36.20
fertje en droeg het de trap op. In het
voorhuis opende hij de deur van haar
moeders kamer, liet Serafine binnen en
volgde haar op den voet.
Zij trad snel naar het midden der
kamer, nam den hoed van het hoofd,
legde dien op tafel en trok haar hand
schoenen uit. Met een enkele blik scheen
zij haar omgeving in haar geheugen te
willen prenten, terwijl zij met welbe
hagen den geur der bloeiende planten
inademde. „Wat heerlijk is de lucht
hier," fluisterde zij, „hoe prettig is het,
weer in het bosch en weer thuis te zjjn."
Haar blik viel op een spiegel en
daarin zag zij den houtvester, die ver
legen achter haar stond en niets beters
te doen wist dan opmerkzaam naar de
mooie lokken in haar hals te kijken.
„Neem mij niet kwalijk ik vergat
geheel, dat ik niet meer thuis ben al
staat hier alles nog op de oude plaats,
zoo is hier toch veel veranderd."
„O, vergeet dat juist wel, daar zult
ge mij veel genoegen mee doen," ant
woordde hij levendig.
Wordt vervolgd),