Een feest zonder beteekenis No. 287. 42e Jaargang. 1904. Maandag 5 December. Bp® Courant V 9)i de FEUILLETON. Yitoiipdt (mat mei (MIL MspfeW jticttwc JMtMii, Binnenlandsche berichten. ƒ1.30, f.-375«»f.-55|i.ijw. Gemeentebestuur. VLISSINSCIE COURANT Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50. Afzonderlijke nummers 5 eent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187. i ADYERTENTIËKvan 14 regels ƒ0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groote letters en cliché's naar plaatsruimte. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen. T e e p lio irn u m in e r 10. Ahonnements-Advertentiën op zeer Toordeelige voorwaarden. DRANKWET. Verzoek om een logements-vergunning. Burg. en Weth. van Vlissingen gelet op art. 12 der Drankwet van den 12en October 1904; doen te weten dat bij Gedeputeerde Staten dezer pro vincie is ingekomen een verzoekschrift van N. J. DE VEY te Vlissingen om vergunning tot verkoop van sterken drank in het klein uitsluitend aan lo geergasten in perceel MM 161 aan de Kanaalstraat dat vanaf heden gedurende veertien dagen, schriftelijke bezwaren tegen het eventueel verleenen der gevraagde ver gunning kunnen worden ingebracht bij Burgemeester en "Wethouders voor noemd. Vlissingen, 3 December 1904. Burg. en Weth. van Vlissingen, VAN DOORN VAN KOUDEKERKE. De Secretaris, WITTEVEEN. DRANKWET. Verzoek om verlof tot verkoop van alcoholhoudenden drank andere dan sterken drank. Burg. en Weth. van Vlissingen gelet op art. 37 der Drankwet van den 12 October 1904 doen te weten dat bij hen is inge komen een verzoekschrift van J. M. ARDEWIJN, weduwe van C. OPBER GEN, om verlof tot den verkoop van alcoholhoudenden drank andere dan sterken drank in perceel D 142 aan de Breewaterstraat dat vanaf heden gedurende veertien dagen schriftelijke bezwaren tegen het eventueel verleenen van het gevraagde verlof kunnen worden ingebracht bij Burgemeester en Wethouders voor noemd. Vlissingen, 3 December 1904. Burg. en Weth. van Vlissingen, VAN DOORN VAN KOUDEKERKE. De Secretaris, WITTEVEEN. DRANKWET. Burg. en Weth. van Vlissingen brengen ter algemeene kennis dat ingevolge de bepalingen dei- Drankwet van 12 October 1904, het verkoopen per glas van dranken, die niet zijn sterken drank (alzoo van wijn, bier, enz. zoowel als van melk, limonade en dergelijke), tenzij voor bewerkt door AMO. 40.) In een gesticht wilde hij haar niet brengen voor die paar jaar, die zij nog te leven had. Meer hoorde hij niet uit den mond van den kastelein of hij er mee tevre den was of niet, hij inoest er genoegen mee nemen. Na de koffie ging hij in zijn kamer, las, schreef eenige brieven en verliet bij de invallende duisternis bet huis. Hij richtte zijn schreden naar het slot en werd aan het voorportaal door een bediende -ontvangen. „Ik wensch den heer Golinski te spreken zeide hij. De bediende, wien de voorname heer ontzag inboezemde, verzocht hem binnen ta komen, geleidde hem in een net in gerichte kamer en vroeg, wien hij inoest aandienen. „Mijn naam ia nu zeg maar dat die is houder van eene zoogenaamde tappers vergunning na 31 December 1905 slechts zal geoorloofd zijn aan hen die daartoe op hunne aanvraag van Burgemeester en Wethouders verlof hebben verkregen dat zoodanig verlof kan worden verleend a. voor verkoop van alcoholhouden den, anderen dan sterken drank b. voor verkoop uitsluitend voor al coholvrijen drank terwijl in een verleend verlof als bedoeld onder a. de bevoegdheid tot den verkoop van alcoholvrijen drank is inbegrepen dat allen die thans zoodanige dranken verkoopen en daarmede na 31 Decem ber 1905 wenschen voort te gaan daar toe reeds thans, uiterlijk vóór 1 Januari e. k. een verzoek om ver lof moeten indienen dat betrokkenen derhalve met nadruk worden aangemaand om voor. 1 Januari 1905 bij ongezegeld adres het verzoek en verlof tot Burgemeester en Wethouders te richten. Vlissingen, 3 December 1904. Burg. en Weth. voornoemd, YAN DOORN VAN KOUDEKERKE. De Secretaris, WITTEVEEN. „Als men 't wel beschouwt, wat be- teekent dat dan toch allemaal waar berust het opwaar is het eigenlijk goed voor Die deze vragen laat hooren is waar schijnlijk geen overtuigd voorstander van het Sint-Nicolaasfeest. Misschien is het wel eenpessimist, dien wij hier hooren spreken Wij zouden op die vragen misschien 't best kunnen antwoorden, met te herinneren aan zeker woord van de Génestet„Hij redeneert niet, hij die bidt." Men moet niet bij alles redeneeren anders komt men in het geval van den man, die van alle rivieren de bron wilde weten en toen ontdekte dat er waren, die haar oorsprong nemen in een moddersloot Maar die rivieren zeiven waren er toch volstrekt niet minder helder om. Onze vriend, die weten wil waarop dat alles berust, en zich de moeite wil geven het te onderzoeken, zal tot zijn verbazing te weten komen, dat het heele zaakje nergens op berust. Een het een oude bekende is." De bediende ging heen en na een korte poos hoorde men zware voetstap pen in de gang. De heer des huizes verscheen op den drempel der verlichte kamer en het volle licht viel op zijn „Golinski!" riep de bezoeker met de grootste opgewondenheid. „Vollmar klonk het van de lippen des anderen, die bijna geloofde een spook te zien. De makkers uit het tuehthus te R. hadden elkaar herkend. Hoe waren de toestanden voor hen veranderd sedert hunne scheiding. Vollmar verbrak het eerst het stilzwijgen. „Ge schijnt fortuin te hebben ge maakt," zei hij. „Uw geheele omgeving getuigt van rijkdom. Reken er op, dat ik over onze vroegere kennismaking zal zwijgen. Ik ben ook gelukkig ge weest ik heb een goede betrekking gevonden en een onverwachte erfenis gekregen dus ge hebt niets te vreezen. „Daar heb ik geen oogenblik aan gedachtantwoordde Golinski, die nu eerst van zijn verbazing was bekomen. „Wees welkom, waarde vriend Hij stak Vollmar de hand toe en stukje geschiedenis en een stukje le gende, vermengd met een goede portie gebruik of gewoonte, langzamerhand in zwang gekomen en langzamerhand ge wijzigd, ziedaar de oorsprong van ons bovenste beste Sint Nicolaasfeest. Of wij daar dan zoo hoog mee weg- loopen Of we geen klein beetje ook Omdat het nergens op berust Mis schien wel. In elk geval om het echt kinderlijk karakter ervan, het lieflijke, om de totale afwezigheid van nutteloos geredeneer over principes en nog wat. Het gaat als bij ingeving. Men behoeft er niet al te veel bij te denken en zij, die het minst denken, zijn stellig het gelukkigst. Men zegt„onze kinderen worden eigenlijk al te wijs voor zulke dingen. Wij zouden kunnen antwoorden wie heeft ze dan zoo wijs gemaakt En wij zouden er wel willen bijvoegenwan neer ze nog niet al te wijs zijn, zorgt dan dat ze het vooreerst niet worden Houdt onze kinderfeesten in eere, on verzwakt en onveranderd. Mannen en vrouwen, met een gezond lichaam niet alleen, maar ook met een gezonden geest, zijn kinderen geweest. Zij denken er nog vaak aan met blijde herinnering, soms wel eens met een soort van blijmoedig heimwee, hoe zalig het was, een kind te zijn. Maar, een kind te wezen, dat beteekentte leven in een wereld van illusies, in een eigen geschapen tooverland, waarin de werke lijkheid nog een ondergeschikte rol ver vult en de onvervalschte melk der natuur nagenoeg het eenige voedsel is. In dat tooverland der kinderlijke rein- onsehuldige verbeelding, regeert nu deze, dan gene despoot. Ze volgen elkaar op of jagen elkaar van den troon, en de meeste ervan komen periodiek terug, om .opnieuw zitting te nemen. En zóó staat het kinderleven dan nu weer in het teeken van Sint-Nicolaas een zeer helder sterrenbeeld aan den hemel van het jeugdige leven. Wij bidden u, maakt de kinderen toch niet te wijs, en ontneemt hun dien schoonen sterrenhemel niet. Leert ze niet te vroeg redeneeren en denken over den oorsprong en de beteekenis der dingenmaar iaat ze de dingen nemen en zien zooals ze zijn, zoo schoon als ze zijn, zoo rein en onschuldig en geheimzinnig, vol kleuren en grillige noodigde hem tot plaatsnemen op de sofa. Daarop schelde hij en beval den bediende wijn te brengen. Toen de Bourgogne in de glazen parelde, gaven zij elkaar verslag van hun wedervaren. Nadat Golinski openhartig aan Vollmar verteld had, hoe hij het riddergoed in ei gendom had gekregen, verdween bij den laatste alle vermoeden van een misdaad ten opzichte van 't verdwijnen van graaf Max. Hij verklaarde Golinski nu, dat de reden van zijn reis naar Drakenstein eigenlijk was om het spoor van den jongen graaf te zoeken. „Dus ge blijft zeker voor eenigen tijd hier?" vroeg Golinski. „Het spreekt van zelf, dat ge dien tijd mijn gast zijt." „Ik heb reeds in de dorpsherberg mijn intrek genomen," antwoordde Vollmar. Golinski riep den bediende en gaf hem beval de bagage van den heer uit de herberg te halen en op het slot te brengen. Toen bracht hij Vollmar bij Esther. De jonge vrouw was verheugd een vriend van haar man te leeren kennen. Weldra werd zij zoo geboeid door zijn onderhoudend en leerrijk ge sprek, dat zij zich veel goeds voorspelde van zijn invloed op haar man, wiens figuren, als ze zich voordoen aan het kinderoog. De vader of de moeder, die zegt „ik maak mijn kinderen zulke dwaas heden niet wijs", en dus het kind geeft wat men noemt een realistische opvoe ding, bedenkt niet, dat juist de illusie van het kindertijdperk het kind staalt tegen den lateren levensstrijd, waarin gedachte aan de blijde, zorglooze jeugd en de nawerking van wat men zou kunnen noemen de aanwending van natuurbaden, menige ontgoocheling min der bitter, menige aanraking met de ruwe werkelijkheid minder hard zal doen zijn. Maar bovendien, zien wij niet allen gaarne onze kinderen innig gelukkig En, wat maakt hen gelukkig Toch zeker niet wat de levensrijpheid van ons, ouderen, als zoodanig erkent Is het al niet hard genoeg, hoe noodzake lijk dan ook, dat, naarmate onze lente vordert, als het ware een gordijn voor ons oog wordt opgerold een gordijn, waarachter de werkelijkheid verscholen ligt, die nu stukje voor beetje te voor schijn treedt, om, tegelijkertijd, telkens een stukje weg te nemen van de schoone illusiën, waarin we tot nog toe ver toefden Langzamerhand wordt het waas verscheurd, gaat het licht op en zien we de wereld en de menschen zooals ze zijn maar leeren dan tevens, dat ze ook anders zijn, dan ze ons toe schenen. De kleuren verbleeken het opgaande licht is heel wat minder glans rijk dan het ondergaande. Ginds, heel in de verte, klept het klokje, dat noopt om afscheid te nemen van het speel goed en te gaan leeren en arbeiden. Nog eens, dat is alles zeer goed en het is zeer noodzakelijkmaar daarom maakt het niet gelukkiger. En dus, kan het leven niet zoo mooi wezen als hot mooie sprookje aan moeders schoot, laat het mooie sprookje dan maar heel lang worden verteld. Dat is een eisch van ware kinderliefde en gij, moeders, vooral, zult ons be grijpen als wij in dien zin u toeroepen „hebt uwe kinderen maar lang lief Er gaat een éénige bekoring uit van dit feest. En, zal men dan zeggen „het heeft geen beteekenis, geen doel Maar dan heeft het ook geen beteeke nis en geen doel, om de waarheid te leeren, het goede te prediken in schoone goed humeur in den laatsten tijd veel te wenschen overliet. Ook Leopold was spoedig met den nieuwen huisgenoot ingenomen en nam levendig deel aan het gesprek, dat zich gedurende den avondmaaltijd ontspon en daarna werd voortgezet. Alleen Golinski was er niet bij met zijn hoofd. Vollmar bemerkte, dat hij verstrooid en onrustig was. Bij alles wat hij deed of sprak, toonde hij koortsachtige gejaagdheid, soms wist hij niet, wat hij even te voren gezegd had. Vollmar dacht onwillekeurig aan de dame met haai zwarte, schitterende oogen, waarvan de waardin gesproken had. Zouden Golinski's gedachten bij haar vertoeven? Het vielhem op, dat haar naam niet door zijn vrouw genoemd werd, terwijl zij toch zulk een druk verkeer met haar onderhielden. Vollmar besloot zijn oogen goed te zullen gebruiken om achter het geheim te komen, dat hier moest. XH. Dienzelfden avond zat in de villa Dora Burghausen in haar comfortabel ingericht boudoir tegenover Reiohenau, De vertrouwelijke toon van vroeger, vormen, die niet doen vermoeden, dat men waarheden verkondigen wil. Maar dan heeft het ook geen beteekenis om blijde harten te maken, om wel te doen en in weldoen voor te gaan, om het matte oog te doen tintelen en een blijden lach te tooveren op het bleeke gelaat. Of zou dit feest ook niet spreken van blijden maken en zegen versprei den, en licht te tooveren waar zelden een zonnestraal valt Voor ons zijn het geesten des goeds, die geheimzinnige, legendarische wezens, die in Decembernachten het luchtruim doorklieven, om van daaruit binnen te dringen in de kinderwereld. En, of ze nu al of niet te paard rijden, dat willen we liefst in het mid den laten niet zoozeer omdat we geen illusie willen verstoren, als wel omdat ze ons meer doen denken, aan een liefelijk gelaat, gedragen door engelen vleugelen. Decoraties. In antwoord op de aanmerkingen, in de secties der Tweede Kamer gemaakt over het veelvuldig verleenen van deco raties, verklaart minister Harte, dat de verjaardag der Koningin een geschikte gelegenheid is om door het verleenen van ridderorden de verdiensten te er kennen van personen, welke zich niet door een enkele in het oog vallende daad, maar door voortdurende ijverige plichtsbetrachting hebben onderscheiden. De minister is wel bereid jaarlijks, alleen voor de Kamerleden, een lijst over te leggen van vreemdelingen in de Nederlandsche orden benoemd. Tegen publicatie van zoodanige onderscheidin gen in de „Staatscourant" bestaat be zwaar, omdat decoraties aan buiten landers niet zelden verleend worden uit overwegingen van internationale hoffe lijkheid, die het publiek niet kan be- oordeelen. Openbaarmaking van deze benoemingen zou licht aanleiding kunnen geven tot oefening van onjuiste critiek in de dagbladen, waardoor het beoogd® doel, het betoonen van eene hoffe lijkheid zou worden gemist. Mr. Van Diggelen. De nadere verklaring, der Overijsei se he Statenclub „afgedwongen door de ontkenningen en uitvluchten van den beschuldigde en door de tegenwerpingen van een deel der pers, waarin aan de heersohte niet meer tusschen hen. Er had een verkoeling tusschen hen plaats gegrepen. Opeens sprong de bankier van zijn zetel op. „Dat is dus het einde!" sprak hij met gedempte stem. „Nadat ik alles, alles voor je heb opgeofferd, vermogen, eer en positie, nadat ik door mijn vlucht der justitie vat op me heb ge geven, omdat ik een groot kapitaal meenam, dat aan mijn schuldeischers toebehoorde, nadat ik mijn gezin aan vertwijfeling heb ten prooi gelaten, du het te gronde is gericht, na dat alles, verraadt ge mij, zet je hart op een ander en pijnigt mij door je koelheid, terwijl je mijn liefde veracht 1" Dora lachte minachtend. „Daarvoor zijn geen bewijzen", antwoordde zij kalm. „Zing toch niet altijd hetzelfde liedje, dat wordt op den duur vervelend." Reiehenau's gelaat werd donkerrood. „En dat waag je mij te zeggen!" riep hij uit. „Wil je bewijzen hebben Ik kan ze bij dozijnen geven." W&rdt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1904 | | pagina 1