Vrijda
No. 249.
42e Jaargang.
1904.
ilijke ''nep
ing,
nteii.
FEU,
ordeei
in adres
fit
rongen
isasï
g
21 October.
Gemeentebestuur.
Binnenlandsclie berichten.
FEUILLETON.
ents,
Ier smakelijke
loorten bieden
e dagen.
sr W. B. Witts.
Ijs 5 Vette
irkens of
ten, R!J-
ilijke Ar-
pa'ao a instelt.
SCHIFFER.
Jkende maakt
bekend, dat
P. MOENS,
JIDENIERS-
'AREN, TA
BTELWERK,
heeft over-
zich derhalve
zijner geachte
blijft op den-
Irlappen f 1.20
f 0.80
[edigheid.
SÖHORN-
I f 8.50.
fonnenbrug.
el besle
ter ter Wereld !a
■val in de fa-
vraagt Mevr.
idig mogelijk
iGG Co.
.delburg v.r.
miac:) v.ro.
|n) 5.50. -■
7 55, 9.80,
1.15, 2—,
}0, 7.—, 7.50,
9 i 1 rn a r k t
*40, 10.15,
2.05, 2 50,
5, 7.55,8.45.
SÜDIENST.
6 20 7
10 20 1040
80 1 1 25-
0 5- 6 15
is 6 10 6 30
10 10 10 30
1210 12 4,5
0 4 05 4 35
8 SP.
ZosSaf» Vit;
VLISNIIÏKSUIE COURANT.
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 eent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren Postdirecteuren of rechtstreeks bij den U i t g e v e r
F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187.
ADVERTENTIËN: van 14 regels ƒ0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groots letters
en cliché's naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen.
Telephooiinummer 10.
Abonnements-Advertentiën op zeer voordeelige voorwaarden.
BEKENDMAKING.
I Verkiezing van Leden der Kamer van
Koophandel en Fabrieken.
Burgemeester en Wethouders van
I Vlissingen
gelet op art. 10 van het Koninklijk
Besluit van den 4 Mei 1896, (Staatsbl.
[no. 76)
maken bekend
dat op Maandag den 21 November
11904, van des middags 12 tot des na
middags 2 ure, in een der benedenzalen
van het Raadhuis gelegenheid zal ge-
1 geven worden tot het inleveren der stem-
briefjes voor het verkiezen van leden
j der Kamer van Koophandel en Fabrie
ken alhier, ter voorziening in de ver-
vulling der plaatsen van de leden die
op 1 Januari 1905 aan de beurt van
aftreding zijn, n.l. de heeren A. E,
DUDOK VAN HEEL, J. G. VAN
NIFTRIK, A. H. POLAK en JOS.
j VAN RAALTE.
Vlissingen, den 20 Oct. 1904.
Burg. en Weth. voorn.,
VAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
De Secretaris,
"VVITTEVEEN.
BEDRIJFSBELASTING.
Afkondiging van een kohier der Be
drijfsbelasting, dienst 1904/1905.
De Burgemeester van Vlissingen
maakt bekend
dat op heden bij hem ontvangen en
aan den Rijks Ontvanger is gezonden,
liet door den Directeur der Directe
Belastingen te Middelburg executoir
verklaarde kohier no. 5 wegens de Be-
I drijfsbelasting, dienst 1904/1905;
de daarop voorkomende belasting-
schuldigen worden uitgenoodigd om
I hunne aanslagen op den bepaalden tijd
aan te zuiveren, ook ter voorkoming van
vervolgingen
en herinnert»;
dat de bezwaarschriften binnen zes
I weken na heden behooren te worden
ingediend.
En is hiervan afkondiging geschied,
waar het behoort, den 20 Oct. 1904.
De Burgemeester voorn.,
VAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
Ds Drankwet.
De opmerking is gemaakt dat de
voordracht van de ministers van binnen-
landsche zaken en van justitie voor het
Koninklijk besluit, waarbij is bepaald
t de wet van 12 October tot her
I ziening van de drankwet op 15 October
ia werking treedt, dateert van 11 Oc
tober en men heeft dit bevreemdend
bewerkt door AMO.
3.)
„Vreeseljker dan de jaren, die ik in
het tuchthuis heb doorgebracht, waren
deze drie maanden vol van smart. En
ik heb het gedaan. Ik nam in het ge
heim deel aan een gewaagde speculatie,
liet geld dat ik moest storten voor een
mogelijk verlies, nam ik uit de kas van
mijn patroon. Het waren verscheidene
duizenden thalers, waarmede ik het
tienvoud hoopte te winnen. In een toe
stand, die aan waanzin grensde ging ik
den volgenden dag na hoe de zaak liep,
Waarin ik deelgenomen had.
Daarbj pijnigde mj de vrees, dat
alles door een toeval ontdekt mocht
worden. Het scheen mj toe of mijn
patroon sedert eenigen tijd niet meer
zoo vriendeljk en niet meer met my
sprak dan wegens zaken noodig was. Op
een morgen ontving ik het bericht, dat
uitzichten voor mijn onderneming
gevonden. In kringen, bekend met den
gang van zaken aan de departements-
bureaux wordt het feit als volgt ver
klaard.
Dit verschil in data heeft niets be
vreemdends. De datum van een wet
kan met machtiging van de Koningin
in een Koninkljk besluit a posteriori
worden ingevuld.
Zoodra een wet door H. M. is j
teekend, wordt meermalen telegraphisek
daarvan kennis gegeven aan het kabinet
der Koningin. Is zoo de dateering van
de wet hekend, dan weet men, tenge
volge van de goede orde van zaken by
Hr. Ms. kabinet, wanneer de wet terug
te verwachten is en kan het departement
van justitie, wetende dus op welken
dag de wet in het „Staatsblad" zal
komen, ook vooruit berekenen, welk
nummer het „Staatsblad" zal dragen.
De hecle zaak is eenvoudig, en eene,
die meer voorkomt.
Tariefwst.
De Kamer van arbeid voor de wol
industrie te Tilburg heeft een adres tot
de Tweede Kamer gericht, waarin zij
verklaart
dat zy met groote ingenomenheid
kennis genomen heeft van het ontwerp-
Tariefwet, en alhoewel zy gaarne gezien
jud dat jet in uitzicht gestelde recht
op meel behouden ware en geen bezwaar
zou gehad hebben tegen een matig recht
op enkele graansoorten, zy toch dit
ontwerp èn in het belang der wolindu
strie èn in het belang van het geheele
land gaarne zal aangenomen zien. Onder
meer andere redenen meent zy er op
te mogen wijzen
a. dat de fiscale rechten (rechten op
artikelen die hier niet gewonnen worden)
geheel zullen ten goede komen aan do
werklieden, terwijl de meer gegoeden
door grooter koopkracht niet onbelang
rijk zullen bydragen tot de opbrengst
dier rechten. En waar van verschillende
zijden wordt toegegeven, dat de middelen
voor verdere sociale wetten niet aan
wezig en zeer moeilijk op andere wijze
te verkrijgen zijn, wegen by haar te
genover deze belasting de voordeelen
zwaarder
b. dat de beschermende rechten (in
dien men by deze geringe verhooging
van beschermende rechten mag spreken)
in het belang der wol-industrie zullen
zyn.
De wollen artikelen zullen door de
heffing van 10 percent invoerrechten
volgens adressant in het binnenland niet
duurder worden en meer nog dan thans
zal de wolindustrie in staat zyn buiten
de grenzen te concurreeren.
Voorts zegt adressant, dat wat een
voordeel is voor de industrie, ook het
geheele land ten goede komt. Door de
uitbreiding der industrie zullen de werk
lieden gebaat zyn. Ook de middenstand,
die nu genoodzaakt is, daar hier bijna
alles ingevoerd wordt, maar steeds als
winkelier op te treden, zoodat er te veel
gunstiger waren dan te voren, dat er
reeds een aanzienlijke winst bepaald was.
Ik had de keus hiermede tevreden te
zyn en dé zaak af te sluiten of verder
mijn geluk te beproeven. Een oogenblik
aarzelde ik, toen koos ik het laatste.
In de vreugde van mijn hart en dronken
van geluk schreef ik aan haar, voor
wie ik mijn eer en bestaan op het spel
had gezet. Ik meldde haar, dat een
groote speculatie mij gedeeltelijk gelukt
was en beloofde binnen acht dagen aan
haar voeten een groot vermogen neer
te leggen, waarover zy tevreden zou zyn.
Dezen brief vertrouwde Ik toe aan
een dienstmeisje in het huis van den
bankier, dat ons reeds meermalen van
dienst was geweest by onze briefwisse
ling. Drie dagen later tuimelde ik uit
mijn hemel van geluk neder in de ont
zettende werkelijkheid. Door een plot-
selingen omkeer der koersen verloor ik
niet alleen mijn winst, maar bovendien
nog vijfduizend thaler van het gestorte
geld. Een kogel maar door het hart
Dat was myn eerste gedachte, toen ik
die verschrikkelijke tijding vernam. Ik
dacht aan haar, die mij verleid had,
aan mijne moeder, wier hart zou breken
als zij haar lieveling als dief gebrand-
handelaren zyn dezen zouden zich dan
toeleggen op vele der kleine industrieën,
die in het buitenland bloeien. En wat
waar is voor de wolindustrie, geldt ook,
volgens adressant, voor andere indu
strieën.
Tenslotte het aangevoerde samenvat
tende zegt adressant
„Waar het werkman en patroon goed
gaat, waar de arbeid beloond wordt,
zal een nijver volk bydragen tot voor
uitgang van het land terwijl, wanneer
andere landen hunne grenzen gesloten
houden en hier alles goedkoop binnen
komt, wel is waar de loonen lager
kunnen zyn, daar het leven goedkoop
is, maar ook lager zullen zyn door het
grooter aanbod van werkkrachten, dus
voor enkele uitsluitend exportindustriën
gunstig, voor enkele importeurs voor-
deelig, maar het volk in zyn geheel
zal werk zoeken en niet vinden en lang
zaam maar zeker zal het ten bate van
enkelen verarmen."
Als gevolg dezer overwegingen ver
zoekt adressant de Tweede Kamer het
ontwerp-Tariefwet onverzwakt aan te
nemen.
Het onderzoek naar het vaderschap.
De „N. Ct." is van oordeel, dat men
met de door het ontwerp gegeven ver
deeling van den bewijslast vrede moet
hebben, wanneer men de actie tot onder
stand tegen den vermoedelyken ver
wekker wil. Niet omdat zy theoretisch
afdoende waarborgen geeft, maar omdat
zij, naar haar meening, in een materie
waar volledig bewijs nooit te leveren
is, althans vexatie en toewijzing van
een ongegronden eisch practisch vrijwel
geheel voorkomt.
Moeilijker valt het haar te berusten
in de wyze, waarop het bewys geleverd
zal worden en op bepaalde middelen recht
gedaan.
Het bewys door getuigen, zoo schrijft
het blad, is onbeperkt toegelaten. Is dit
evenwel voldoende Nog altijd is ons
burgerlijk proces beklemd in de positief-
wettelyke bewystheoried. w. z. de
rechter mag zich niet een overtuging
vormen zonder bepaalde middelen, en
hij moet zyn overtuiging vestigen over
eenkomstig bewijsmiddelen in voorge
schreven hoeveelheid en hoedanigheid
geprocudeerd. Door in dit opzicht alles,
zooveel mogelijk, by het oude te laten
vertoont het ontwerp een ernstige leemte.
Men hebbe, aan het departement van
justitie, den moed om in te zien, dat,
zoo ergens dan hier, het aan banden
leggen van 's rechters oordeel uit den
booze is. Getuigenbewys is toegelaten
wat zal het baten waar omtrent tal van
hoogst gewichtige feiten (zoowel ten
nadeele als ten gunste van den ver
weerder men denke b.v. aan de nieuw-
malthusiaansehe praktijken) alleen de
moeder getuigenis geven kan, zoolang
„de verklaring van een enkelen getuige,
zonder eenig ander middel vaii bewys,
in regten geen geloof verdient" (art.
merkt zag. Het werd my hoe langer
hoe duidelijker, dat het beste zou zyn,
my door den dood aan de schande te
onttrekken. Ik zat aan myn lessenaar
en staaroogend in een kasboek, dacht
ik over myn voornemen na. Daar hoorde
ik een gedruisch achter my en omziende
zag ik myn patroon achter my staan.
Met een eigenaardig lachje, dat myn
bloed deed stollen, verzocht hy my heel
beleefd om den sleutel van de kas, hy
wilde den stand der geldmiddelen eens
nagaan.
„U wordt plotseling bleek, u siddert",
zeide hy. „Myn waarde heer hebt u
my soms een gowichtige mededeeling
te doen. Ik bid u, ga in myn afzonder
lijk kantoor. Dat nazien heeft geen haast,
dat kan ik na Uwe mededeeling' nog
wel doen of ook nalaten."
Ik volgde hem werkelijk in het kleine
vertrek ik bekende hem de verduiste
ring, zonder in het minst te trachten
iets te vergoelijken alleen smeekte ik
om verschooning wegens mijne arme
moeder. Toen ik mijne bekentenis ge
daan had haalde de bankier een papier
uit zyn brieventasch en hield mij dat
voor. Ik herkende myn brief, dien ik
voor drie dagen aan mijn boozen geest
1942 B. W.). "Wel zal het (reeds door
de nog niet in werking getreden wet
van 1901 gewijzigde) artikel 1951 B.
W. aldus gewijzigd worden, dat bloed
en aanverwanten, dienstboden en bedien
den nooli als getuigen gewraakt zullen
kunnen worden, noch zich als zoodanig
zullen kunnen verschoonen. Maar ge
handhaafd blijft het voorschrift, dat op
onbeëedigd getuigenis geen recht mag
worden gedaan (art. 1048 B. W.) is
het niet" onzedelijk, veel onzedelyker
dan het Napoleontische voorschrift,
waardoor een natuurlijk kind tegen zyn
vermoedelyken verwekker aanspraak op
levensonderhoud mist, om een moeder
te stellen voor de keuze tusschen mein
eed en het afleggen eener verklaring
die haar zelf wellicht met schande bedekt,
..maar in elk geval haar kind van zyn
onmisbaarste bestaansmiddelen zal be-
rooven Een behoorlijk regeling dat
wil vrywel zeggen afschaffing van
den gerechtelijken eed is van dit Ka
binet niet te verwachten wij weten het
en zullen berusten. Maar geeft de hier
behandelde rechtsstof niet meer dan zoo
menig andere, voor partieele herziening
voldoenden grond Een moeder, geroe
pen om te getuigen tusschen haar kind
en den man, dien zy als haar verleider
beschuldigt, kan niet onbevangen zijn
en toch is juist haar verklaring in do
eerste plaats onmisbaar. Wat is een
voudiger dan te laten recht doen op
haar onbeëedigde verklaring, waarbij
de beantwoording der vraag; „waarheid
of leugen" niet van het naleven van
een vorm, maar van de menschenkennis
en de levenservaring van den rechter
afhankelijk wordt gesteld
Dat het bedrag der uit te keeren
gelden voor levensonderhoud en opvoe
ding zal worden bepaald overeenkomstig
de behoeften van het kind en het inko
men van den verweerder, geeft, zegt
het blad by een groote mate van vrijheid
om ieder geval op zichzelf te beoordea
len, den rechter, een bruikbaar richt
snoer. Niet gevolgd is het voorbeeld
van het Duitsche wetboek en het ont
werp Gort van der Linden, volgens welke
bepaaldelijk rekening moet worden ge
houden met hetgeen, overeenkomstig
de stand zijner moeder, door het belaag
en de behoeften van het kind gevorderd
wordt. In dit ontwerp zijn, meent de
„N. Ct." die woorden overbodig waar
slechts een actie tegen den verwekker,
niet tegen den „vader" gegeven wordt,
spreekt het naar haar oordeel vanzelf,
dat een natuurlyk kind geen andere
standeischen dan die zijner moeder
hebben kan.
Atjeh.
De correspondent van de „N. R. Ct."
te Batavia seinde gisteren
Een troep, die tot dekking diende
van de wegwerkers aan den Gajoe-weg,
werd op zijn terugtocht naar het bivak
te Teupin Blang Mané door een bende
van ruim 50 man met den klewang
aangevallen.
geschreven had.
„Ik had mij veroorloofd dezen brief
aan uw aanstaande bruid afhandig te
maken!" zeide hij op snijdenden toon,
„daar ik bij mijn geliefde niet gaarne
zulke brieven vond. Ik vraag U om
verschooning."
De laatste woorden hoorde ik slechts
flauw meer het bloed vloog mij naar
het hoofd, een zee van licht flikkerde
mij voor de oogen en bewusteloos
zonk ik op het tapijt neer. Toen ik tot
bewustzijn kwam stond een rechterlijk
beambte voor mij. Ik herhaalde mijne
bekentenis. Gedurende mijne voorloopige
hechtenis stierf mijne moeder. Nn was
mij alles onverschillig. Toen men mij
tot vier jaar tuchthuisstraf veroordeelde
bekroop mij zoo waar een gevoel van
bevrediging daar was ik misschien
niet de ellendigste onder de ellendigen I"
ïheodoor had geëindigd, hij nam
een lange teug van zijn bier en zei
toen „Nn zullen wij niet meer over
mij sprekendat zijn afgedane zaken
vertel nu eens hoe jij er ingekomen
bent. Vertrouwen voorvertrouwen."
„Dat spreekt van zelf, maar van mij
is niet veel te vertellen het is de oude
geschiedenis. Ik ben de zoon van een
De luitenant Scheuer,de fuselier Storm
en een inlandsch fuselier sneuvelden.
Twee geweren en een karabijn worden
vermist. De verliezen van den vijand
zijn onbekend.
Het blad teekent hierbij aan
Er wordt van het Boven-Samalan-
gansche uit een groote weg aangelegd
naar de Gajoelanden, die Peusangan
van Noord naar Zuid doorsnijdt. Aan
dit werk zijn geregeld een 1000-tal
Atjehers bezig. Die arbeiders moeten
beschermd worden, te meer, daar de
bevolking niet erg met het aanleggen
van den weg is ingenomen, misschien
t wel voornamelijk omdat de mannen ge-
dwongen worden aan dien arbeid deel
I te nemen. Zeker is het, dat na den
j aanvang van dit werk de vijandelijke
aetie ernstig is toegenomen.
In het begin was een bivak betrokken
in het Boven-Samalangansche, onder den
len luitenant Watrin, met het doel de
werkzaamheden in het eerste vak loo-
pende tot Teupin-Blang-Mané aan de
Peusangan-rivier, die door middel van
een schroefpaalbrug moet worden over
brugd, te dekken.
Dit eerste baanvak zal nu gereed zijn
gekomen en naarmate een grooter ge
deelte van den weg gereed komt, moeten
natuurlijk ook de bivaks, die dagelijks
de noodige dekking leveren, verplaatst
worden. Om die reden zal er nu een
bivak te Teupin betrokken zijn. Die
steeds regelmatig op hetzelfde uur en
langs denzelfden weg, uitrukkende en
thuiskomende kleine troepenafdeelingen
vormen voor een actieven vijand een
goed doel om te overvallen en dit ge
schiedt meestal bij het huiswaarts
keeren, omdat dan de troep door den
arbeid van den geheelen dag minder
oplettend is.
Zoo zal het ook hier weer gegaan zijn,
waarbij behalve de overige verliezen de
dood te betreuren valt van den le luit.
J. M. Schener (een neef van den be
kenden kolonel van dien naam), die
eerst sedert 18 Augustus 1900 officier
was. Uit het feit, dat ook een karabijn
verloren ging, moet worden opgemaakt,
dat de dekking niet alleen uit infanterie
bestond, maar dat daarbij marechausaées
waren ingedeeld. Het terrein schijnt
daar zoo bedekt te zijn, dat een bende
van een vijftig man als in het onder
havige geval, voor men op tegenweer
bedacht is, zich reeds met den klewang
door den troep heeft heengeslagen om
inet medeneming van eenige geweren,
waarom het vooral te doen is, weer
te verdwijnen.
De weg naar de Gajoe-landen schijnt
een waar reuzenwerk te worden. Groote
stukken berg en rots moeten worden
opgeruimd en ravijnen worden aange
vuld. Men rekent er dan ook op, dat
nog wel een tweetal jaren zal moeten
verloopen eer die geheele route klaar
is. Blijft de vijand even actief als in
den laatsten tijd, dan kan dit ons nog
menig offer kosten.
welgestelden bouwmeester, diejongstierf
en mijn moeder met vier kinderen in
goede omstandigheden achterliet. Mijn
moeder had op den duur niet veel smaak
in haar weduwstaat en zag naar een
tweeden levensgezel uit. Omdat zjj geld
had, had zij ook de keus. De keus viel
op een vriend uit haar jeugd, een vrij
bemiddeld houthandelaar. Hij nam de
vrouw en haar geld en wist met beide
„klaar te spelen." Toen hij met dat
klaarspelen gereed was, stierf hij,
ik was toen veertien jaar oud en kon
heel goed begrijpen, dat men zonder
geld een rechte schooier is. Men had
mij bij een slotenmaker in de leer ge
daan en daar ik niet ongeschikt was,
stond ik bij myn patroon zeer in de
gunst. Waar iets bijzonders te doen viel,
zond hij mij heen en dat was nooit in zijn
nadeel. Op zekeren dag ik was sedert
den dood van mjjn tweeden vader vijf
jaar ouder geworden moest ik een
slot veranderen bij een zonderling, die
als zeer rijk bekend stond. Terwijl ik
arbeidde, stond de knorrige gierigaard
bij mij en hield mij aanhoudend in het
oog. Dat prikkelde mij.
Torctt verooL/d.l