[ipsa
Dinsdag
11 October.
FEUILLETON.
jne reisgezellin.
mi
MEN
r.
NDERH
[EEL.
JNo. ^40.
42e Jaargang.
1904.
G eni een tehes tuur.
3000.
kende,
iVER-
kPPIJ
chaaf-
aelijke
n aan-
richte
an het
lluAUllW
n
Dm,"
rden op
rekt bij
S Cn
jekan.
VlISSINGSCHE COURANT.
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever
F. VAN DE VELDE Jr.. Kleine Markt. I. 187.
ADVERTENTIËNvan 14 regels 0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie wordt de prijs slechts twee maal berekend. Groote letters
en cliché's naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelyks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen.
Telephoonnummer 10,
Abonnements-Advertentiën op zeer voordeelige voorwaarden.
BEDRIJFSBELASTING.
Afkondiging van een kohier no. 4 der
Bedrijfsbelasting, dienst 1904/1905.
De Burgemeester van Vlissingen
maakt bekend
dat op heden bij hem ontvangen en
aan den Rijksontvanger is gezonden,
het door den Directeur der directe
belastingen te Middelburg executoir
verklaarde kohier no. 6 wegens de
bedrijfsbelasting, dienst 1904/1905
de daarop voorkomende belasting
schuldigen worden uitgenoodigd om
hunne aanslagen op den bepaalden tijd
aan te zuiveren, ook ter voorkoming
van vervolgingen
en herinnert
dat de bezwaarschriften binnen zes
weken na heden behooren te worden
ingediend.
En is hiervan afkondiging geschied,
waar het behoort, den 10 Oct. 1904.
De Burgemeester voornomd,
VAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
De Ovsrijselsche quaes tie.
Thans is bij de Tweede Kamer in
gekomen het door de regeering in uit
zicht gestelde wetsontwerp, waarvan de
beide artikelen aldus luiden
Artikel 1. De Staten van Overijsel
verkiezen, binnen dertig dagen na het
in werking treden van deze wet, drie
leden van de Eerste Kamer der Staten-
Generaal.
Artikel 2. Deze wet treedt in wer
king met den dag harer afkondiging.
De minister van binnenlandsche zaken
betoogt in de memorie van Toelichting
allereerst, dat noch de Grondwet, noch
eenige andere wet voorschrijft, hoe in
het bekende geval de samenstelling der
Eerste Kamer met artikel 82 der Grond
wet in overeenstemming kan worden
gebracht.
Daarmede motiveert de minister zijn
meening, dat deze quaestie langs wet-
telyken weg moet worden opgelost.
Vervolgens zet de minister het stand
punt uiteen, waarop hij oordeelt, dat
de regeering zich bij de indiening van
dit voorstel moest plaatsen.
De verkiezing van leden der Eerste
Kamer is een verplichting in het rijks
belang op de Provinciale Staten gelegd.
De vervulling van deze verplichting is
niet aan het goeddunken der Staten
overgelaten, maar Grondwet, Kieswet
en Provinciale wet schrijven regelen
voor, ook wat tijd en termijnbepaling
betreft.
Worden Provinciale Staten nu geroe
pen tot een verkiezing, noodzakelijk
Naar het Amerikaansch.
1-)
Het was een koude Februarinacht,
oen nacht waarin het voor ieder, die
geen onderkomen had, te vreezen stond,
dat hij op den weg zou neerzijgen, om
nimmer weder op te staan.
„Wat is de stoom toch een groot
voorrecht," zeide een dikke, oude heer,
die in den hoek van een coupé gedoken
zat. „Wind en weder kunnen hem niet
schaden. Geen paard van vleesch en
Moed zou tegen zulk eene koude, als
Wij heden nacht hebben, bestand zijn
hot ijzeren paard jaagt echter steeds
voort, hetzij de thermometer op vries-
of op kookpunt staat."
Op dit oogenblik trad de conducteur
den waggon binnen.
„Uwe kaartjes, heeren, als 't u be
lieft," zeide hij.
5,Wat is het verschrikkelijk koud,"
geworden door een ontbinding der Ka
mer, dan wordt de dag voor de benoe
ming steeds bepaald in den last, die
ingevolge art. 73 der Grondwet daartoe
van den Koning uitgaat.
Uitvoerig betoogt de minister hierna,
dat deze last steeds is opgevat als strek
kende niet om den plicht of de be
voegdheid der Staten tot het kiezen te
fundeeren, noch ook om hun een ter
mijn van 40 dagen voor die keuze te
verleenen, maar wel om één eenigen
bepaalden dag vast te stellen, waarop
zij bij ontbinding dien plicht hebben
te vervulien.De termijn van veertig dagen
strekt om de Kroon te binden, niet om
aan de Staten een ruimer tijd voor hun
keuze te verzekeren. De bepaling van
art. 117, 2de lid der Kieswet kan hier
aan niet derogeeren, daar niet dit ar
tikel de interpretatie van art. 73 der
Grondwet, maar omgekeerd art. 73 der
Grondwet de interpretatie van dit artikel
beheerscht.
De tegenwerping dat in casu de Staten
van Overijsel ingevolge art. 75 der
Provinciale wet op 3 Augustus jl. niet
konden, omdat ten.slotte niet de x/j 1
der leden meer tegenwoordig was, mist
kracht. Er waren aanvankelijk niet
minder dan 46 leden tegenwoordig, de
vergadering heeft een wettig besluit
genomen in zake een ingediend voor
stel en de vergadering is daarna „be-
schlussunfahig" gemaaktniet door een
oorzaak van buiten, maar door een op
zettelijke handeling van 23 leden, die
door heen te gaan uit de vergadering
deze beneden haar quorum brachten.
De minister zet vervolgens uiteen,
dat geen uitweg bestond dan de thans
aangeboden wettelijke regeling om de
quaestie tot oplossing te brengen. De
Commissaris der Koningin kon de ver
gadering niet verdagen de Kroon kon
niet te tweeden male den last, als in
art. 73 bedoeld, uitvaardigen j wijziging
van het ontbindingsbesluit was niet ge-
geoorloofd van toepassing van art 129
(juneto 128) der Provinciale wet kon
hier geen sprake zijn terwijl ook art. 66
der Provinciale wet geen uitweg bood.
De regeering' zou zich aan bedenke
lijke gevolgen blootstellen, zoodra zij,
zonder door de wet daartoe gemachtigd
te zijn, zou willen voorzien in de leem
te, door niet-opvolging van den krach
tens art. 73 gegeven last teweeggebracht.
De dag voor een verkiezing moet vast
staan, en de bepaling ervan kan niet
van de wisselvalligheid van niet gecer
tificeerde voornemens afhankelijk wor
den gesteld. Die dagbepaling komt aan
de Kroon, niet aan de Staten, en nog
veel minder aan een minderheid van
de Statenleden toe. En toch daarop zou
in casu feitelijk de toepassing van art.
66 der Provinciale wet neerkomen. Niet
de Kroon zou gelasten dat de Staten
de keuze op dien of dien dag hebben
te doen, maar zeker aantal Statenleden
zouden langs indirecten weg aan de
Kroon feitelijk voorschrijven, welken
conducteur, merkte ik op, terwijl ik
met verkleumde vingers in den zak van
mijn jas naar mijn kaartje zocht.
„Ja, ja, het is verbazend koud sir,"
luidde het antwoord. „Verleden jaar in
den nacht van twee Februari hadden
wij ook zulk een koude. Tom Blakeslee,
den hoofdconducteur, bevroren beide
voeten, en eene vrouw, die met haar
kind van Chicago kwam en aan het
station Blinn uitstapte, hield nog slechts
een lijkje in de armen.
„Was het kind doodgevroren
Ja wel, het was doodgevrorende
arme moeder besefte het echter niet en
dacht dat het kind sliep. „Mijn kindis
verstijfd van koude," zeide zij, „doch
als wij maar eerst te huis zijn, zal het
wel spoedig weder warm worden." Het
was toon juist zulk een nacht als nu.
Hardvvick, waar wij juist stilhielden,
was een vrij aanzienlijke stad, meteen
prachtig station en helder brandende
gaslantaarns en de gewone leegloopers
op het perron, die met de handen in
de zakken en een sigaar in den mond
stonden rond te kijken.
Onze waggon was een der laatsten
van den langen trein. Een enkele pas
sagier kwam ons gezelschap vermeerde
dag de Kroon te kiezen had. Dit nu
ware niet alleen in strijd met de be
voegdheid in art. 73 der Grondwet aan
de Kroon gegeven, maar zou bovendien
van de Kroon vergen,dat zij met haar ge
zag praktijken sanctioneerde en aan
moedigde, die o.rn. in het „Weekblad
voor de 'burgerlijke administratie" (no.
2878), dat geheel buiten de politiek
staat, als „nalatigheid in de uitvoering
van Grondwet en wet" gequalificeerd
zijn. Dusdoende zou de Kroon een op
zettelijke verhindering van de uitvoe
ring van haar last, en alzoo een „res
mali exempli", als regelenden factor in
haar beslissing doen geldeniets wat
met de waardigheid der Kroon niet te
rijmen ware, en feitelijk het bepaalde
in art. 73 der Grondwet van effect zou
berooven.
Hieruit volgt intusschen geenszins,
dat indien uit wat hoofde ook, de last
die krachtens art. 73 der Grondwet is
uitgevaardigd, haar volle uitwerking
voor de samenstelling der Staten-Gene-
raal dierf, redres uitgesloten zou zijn.
"Veeleer onderstelt art. 140 der Kieswet
ten opzichte van de Tweede Kamer die
mogelijkheid, en wijst door wettelijk
voorschrift aan langs welken weg als
dan redres te zoeken is. De wet kan
alzoo bepalen, en zo bepaalt feitelijk,
zonder aan art. 73 te derogeren, hoe in
zulk een geval bij keuze voor de Tweede
Kamer te handelen zij, desnoods met
overschrijding van den termijn van 40
dagen.
De minister besluit zijn toelichting
met te wijzen op den eisch van art. 82
der Grondwet. De Eerste Kamer moet
om op haar complete getalsterkte te zijn,
50 leden tellen en de Regeering achtte
zich niet gerechtigd, de voldoening aan
deze bepaling over te laten aan wat
anderen al dan niet doen mochten. Wel
bestaat de mogelijkheid, dat de Staten
van Overijsel in hun vergadering van
November er eigener autoriteit toe
overgaan, om drie leden te benoemen
en alsdan zou niet de regeering, maar
de Eerste Kamer, als ten deze souve-
rein, zelf te beslissen hebben, of zij
eventueel aldus gekozen leden zal toe
laten.
De Regeering van haar zijde achtte
inmiddels niet te mogen stilzitten, en
heeft uit dien hoofde harerzijds het
initiatief genomen, om, zooveel van
haar afhing, op korten termijn de wet
telijke voorziening, die ontbrak, te be
vorderen. Bij wet handelt de Kroon
in gemeen overleg met de Staten-Gene
raai, iets, waarop, bij al wat met de
samenstelling der volksvertegenwoordi
ging in verband staat, prijs is te stellen.
Art. 140 der Kieswet toont, dat art.
73 der Grondwet, naar de opvattirfji;
van den wetgever, dit niet belet. Bij
wet een vasten regel te stellen, hoe in
al zulke gevallen te voorzien, zou zijn
het stellen van premie op nalatigheid
in plichtsbetrachting maar dit belet
niet om voor een bepaald geval wette-
ren. Het was een slanke jonge dame,
die in een grooten, grijzen omslagdoek
gehuld was en een netten reishoed van
grijs castoor op het hoofd droeg. Zij
scheen een weinig verlegen te zijn, even
als iemand die niet aan reizen gewoon
is, en zette zich, na een oogenblik be
sluiteloos in de coupé rondgekeken te
hebben, dicht bij de deur neder.
„Neem mij niet kwalijk, mejuffrouw,"
zeide ik, „maar zou het niet beter zijn,
dat gij wat dichter bij de kachel gingt
zitten
Het is den lezer waarschjnljk bekend
dat de spoorwegwaggons in de Veree-
nigde Staten door middel van deuren
en kleine bruggen met elkander in ver
binding staan, zoodat de conducteur ge
makkei jk van den eenen waggon in den
anderen kan overgaan. Bovendien zijn
ze elk van een kachel en voor het geval
dat een der passagiers dorst krjgt, van
eene waterleiding voorzien.
De jonge dame stond weder op, scheen
zich een oogenblik te bedenken en volgde
eindeljk mijn raad.
„Gaat deze trein tot Bays water?"
vroeg zj daarop met eene welluidende
stem, die mijn gehoor aangenaam aan-
ljke voorziening te scheppen. Immers
zulk een speciale wet gaat niet uit van
een ongeoorloofde onderstelling, maar
van een feitelijk gegeven, en verleent
geen vrijbrief voor de toekomst.
De regeering meent erop te mogen
rekenen, dat dit wetsontwerp door de
beide Kamers met spoed zal worden
afgedaan, opdat binnen den kortst mo
gelijken tjd de leemte in de samen
stelling der Eerste Kamer worde aan
gevuld.
Een nieuwe Staatspartij.
Naar gemeld wordt hebben eenige
heeren uit verschillende deelen des lands
zich vereenigd om pogingen in het werk
te stellen tot het vormen van een Na-
tionaal-bistorische party, waarvan het
beginsel-program binnenkort zal worden
bekend gemaakt. Tot hen die zich bereid
verklaard hebben mede te werken tot
oprichting van deze partij behooren uit
onze provincie de heeren jhr. mr. W.
H. Hoeufft, jhr. mr. W. H. Snouck Hur-
gronje en J. A. Zip, allen te Middelburg.
Eet lager onderwijs ontwerp
De „Arnh. Ct." schryft iu antwoord
op het ook door ons medegedeeld artikel
van „de Ned." onder meer
Niet wj zijn 't die tot den ouden,
noodlottigen sckoolstrjd weder opwek
ken, inaar 't is dr. Kuyper en zyn aan
hang, die in strjd met „de pacificatie"
van 1889, welke naar de woorden van
niemand minder dan mr. do Savornin
Lohman „een einde" maakte „aan den
schoolstrjd, voorzoover die op politiek
gebied wordt gevoerd," en met mis
kenning van letter en geest der grond
wet, hun ideaal willen verwezenlijken,
volgens hetwelk het bijzonder onderwjs
regel, het openbaar uitzondering moet
worden.
VerderOns dunkt, als er hier
iemand is die zich aan „scheeve voor
stellingen" schuldig' maakt, dan is 't „de
Nederlander" die ons geheel teil on
rechte verwjt nog op het „verouderde
standpunt van een 25 jaar geleden" te
staan. Uitdrukkeljk is door ons erkend,
dat helaas! „in Nederland de beweging
ten gunste van de bjzondere school
niet meer te keeren is," maar tevens
zyn wj overtuigd dat dit alleen en
uiisluitend het werk is der kerkelyke
dry vers, die er maar al te goed in ge
slaagd zijn een deel van ons volk op
te zweepen legen een schoolstelsel, dat
in de Noord-Amerikaansche Unie alle
richtingen en partyen bevredigt, ook
die welke niet minder godvruchtig en
kerkelyk zyn dan zy die in Nederland
zich-zelven „Christenen" noemen - en
dat in de groote Republiek door de
overgroote meerderheid der burgers be
schouwd wordt als het eenig mogeljke
in een land met kerkelyk gemengde
bevolking, geëerd wordt zelfs als een
nationale instelling. Onlangs nog deed
een Duitscher, Karl Knortz, die ge
„Ja. Kan ik u misschien ook van
dienst zyn
„Neen, dank u. Ten minste niet voor
wy te Bays water aankomen."
„Het duurt nog drie uur voor wy
daar arriveeren."
„Houdt de trein onderweg nog stil
„Alleen te Exmouth."
De jonge dame zuchtte als werd haar
een steen van het hart genomen en
dook daarop in de kussens terug. By
het schynsel der lamp kon ik nu dui-
deljk het gelaat van mjne reisgezellin
zien. Het was een lief kind, want oogen-
sckijnlyk telde zy hoogstens zestien
zomers, met groote, blauwe oogen, goud
blond haar, dat glad naar achteren was
gestreken en een kleinen mond, die
levendig aan een half ontloken roos
herinnerde.
„Gj wordt te Bayswater waarschjn
ljk door familie of kennissen afgehaald?"
vroeg ik na eenigen tjd.
„Neen, air, ik ga daar naar een kost
school."
„Dan komt gj wel op een ongelegen
tjd aan Óen uur in den morgen."
„O, dat maakt niets uit," antwoordde
het jonge meisje lachend. „Ik ga dade
lijk naar het schoolgebouw."
durende 40 jaren in de Unie woonde
en geruimen tjd bj het onderwjs
werkzaam was, eene studie in 't licht
zien over „de Amerikaansche volks
school," waarin hj o.a. schrjft
„De volksschool is het nationale
heiligdom van den Amerikaan. lij moge
in 't algemeen nog zoo vroom zyn en
zóó bereidwillig in de zak tasten, als
hem voor de verspreiding van het
christendom offers gevraagd worden,
toch bestrydt hj met allo kracht elke
beweging om de school onder kerke-
ljken invloed te brengen."
Zou nu „de Nederlander" werkeljk
verlangen dat wj gelooven zouden aau
een spontane vrees van de Nederlandsehe
christenen, dat hun zieleheil bedreigd
wordt door de algemeene volksschool
zonder godsdienstonderricht 1 Evenmin
ak de vrome Amerikanen zouden zij
daarvoor beducht zjn, indien niet hunne
geestelyke voorgangers en dweepzieke
demagogen den schoolstrjd, die feiteljk
niets anders is dan een godsdienststr jd,
moedwillig hadden aangeblazen. Die
toeleg is in ons land maar al te goed
gelukt, en als er in dezen sprake is
van „berouw," dan mogen zj dat wel
gevoelen, "die aan hunne dweepzucht den
landsvrede en de nationale eenheid
hebben ten offer gebracht. Dit is geen
„legende," maar een diep treurige
waarheid, welke, zoo ze nog een bewjs
van noode had, door het voorbeeld der
Amerikaansche volksschool in 't helder
ste licht gesteld wordt.
Christen-iemaeralêa.
Do „Standaard" geeft een verklaring
van het feit, dat op den Christen-demo-
cratisehen landdag de poging van de
heeren Van Munster c. s., om onder
Christelyke vlag een socialistische groep
te vormen, mislukt is.
Dit kwam, zegt het blad hier
vandaan, dat zich in dezen kring tweeër
lei element tydeljk vereenigd had."
„Eenerzjds zy, die hoezeer met hart
en ziel antirevolutionair, vrees koester
den, dat de coalitie op te eenzijdige
wjs de meer behoudende denkbeelden
sterken zou. En anderzjds diegenen, die,
gewonnen voor socialistische denkbeel
den, aan deze in de antirevolutionaire
partj ingang willen verschaffen.
Beider samengaan onder den naam
„Christen-democraat" ware daarom on
zuiver, omdat voor den één do nadruk
nog op Christen, voor den ander alleen
op democraat viel.
Dat de laatsten bj Troelstra c. s.
thuis hooren, is duidelijk. De oersten
daarentegen niet. Zelfs zou, indien der
eersten critiek een zakeljk karakter had
gedragen en uitgeoefend ware op een
broederljke manier, deze critiek te
waardeeren zju geweest. Het is toch
voor elke partij nuttig, zoo gradueel ver
schil van denkwjze zich uitspreekt.
Juist aan deze voorwaarde werd niet
voldaanHe polemiek waarmee men
Onze sneltrein rolde steeds voort met
den geregelden slag van zjn jzeron pols
en de snuivende ademhaling van zju
reuzenlong.
Plotseling gilde de stoomfluit en be
gon de trein langzaam te gaan.
„Wj kunnen toch nog niet te Exmouth
zjn," dacht ik, „of ik moet geslapen
hebben."
Ik keek op mjn horloge. Het was pas
half twaalf en ik wist dat wj niet eer
der dan een paar minuten na midder
nacht Exmouth konden bereiken. Ik
veegde de vorstbloemen van het raampje
en keek naar buiten.
Wj stonden stil voor een klein ver
laten station, midden tusschen bosscheu
gelegen.
„Is dit Exmouth vroeg mjue aan
vallige reisgenoote.
„Neen, doch ik weet niet hoe deze
plaats heet. Het is een kleine onbedui-
dende halte."
i „Houdt de trein bj al zulke stations
j stil?"
„O, neen in den regel ten minste
niet. Er moet een bjzondere reden voor
bestaan. Gj hebt het zeker kouduwe
stem beeft."
{>Yordt vervolgd