torloj 4 October. Toen Elisabeth naar huis ging. Dinsdag rertentiën E R Binnenlandsche berichten. 42e Jaargang. 1904. BE8EÏR anten Kolff. jrskade, verzteinj Poürant," Telephoonnummer 10. Gemeentebestuur. FEUILLETON. IN O. 234. MEER. I&r om da Vioe- en, Fabrieken Csfé'a, Druk- irs enz stofvrij pr vloeren met reer per jaar ia i cp alle hout- op Vloerzeilen fe resultaten. LH. Doctoren, |eaten. 1.10. C. BENIEST braai-Agenten ii DE HAAS, Imsterdam na, CHOCOLADE pr Tas, EAU DE jOPPERS, enewoud, H 27. HAM. veelt zich aan tot 'ste-Hypo- irspancirg.) iar voor Her- ire ziekten rtJe per fl 2.50. AM. vole st'eaten die weg, daar Ha«- fiemiddsi is. Het den bekend ge- rammen, 0. o Lang, ^AGSCH U ravanhags ban Kapitalen bij nte, Weduwen- ring enz., tegen an worden gaarne at BEKER Jzn. GR-T U 3 maanden of loet. .USTSATIE b j - 10 pagina's met houdenden tekst, rden, voor slechts :eft van niet min- follo bladzQden iRDE. d en Japan jzondere aan- oor een keur door talrijke (bonnjerd, meld» m Uitgever vaa VIISS1»GS€BE COURAST Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187. ADVERTENTIËNvan 14 regels ƒ0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groote letters en cliclié's naar plaatsruimte. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen. Abonnements-Advertentiën op zeer voox-deelige voorwaarden. NATIONALE MILITIE. Eerste kennisgeving voor de loting van de Nationale Militie. Burgemeester en Wethouders van Vlissingen gelet op art. 26 en volgende der militiewet 1901 brengen ter kennis van belang hebbenden dat de loting der in dit jaar voor de militie ingeschrevenen in deze gemeente zal plaats hebben ten Raadhuize op Vrijdag 28 October 1904, des voor- middags ten 10 ure dat gedurende vijf dagen, te rekenen van den dag. waarop de ioting heeft plaats gehad, tegen de wijze waarop zij is geschied, bij Gedeputeerde Staten bezwaren kunnen worden ingebracht door belanghebbende lotelingen of door hun vader of voogd dat de bezwaren moeten worden in gediend door middel van een door de noodige bowijsstukken gestaafd verzoek schrift op ongezegeld papier, onder teekend door hem die ze inbrengt, welk verzoekschrift bij den Burgemeester moet wordeu overgebracht tegen bewijs van ontvang dat op de navolgende dagen, telkens des voormiddags van 10 tot 1 ure, ten Raadhuize zitting zal worden gehouden tot bet opmaken van de getuigschriften ter bekoming van vrijstelling wegens broederdienst, bedoeld in art. 53 der militiewet 1901, als op Maandag den 31 October 1904 voor ben wier geslachtsnaam begint met de letters A tot en met G op Dinsdag den 1 November 1904, idem als voren met de letters H tot en met R op Woensdag den 2 November 1904, idem als voren met de letters S tot en mot Z dat zij, die op zoodanige vrijstelling aanspraak maken, op gemelden tijd ten Raadhuize zullen moeten verschijnen, vergezeld van twee bij den burgemeester bekende meerderjarige ingezetenen, terwijl op broederdienst reclameerenden zullen moeten medebrengen de bewijzen van geboorte van hen zeiven en de nog in leven zijnde broeders, benevens het paspoort of ander bewijs van ontslag, of een uittreksel uit het stamboek, of een bewijs van werkelijken dienst van den broeder of de broeders, op wiens of wier dienst zij hunne reclame gronden. En is hiervan afkondiging geschied waar het behoort, den 3 October 1904. Burg. en Wetb. voornoemd, TAN DOORN VAN KOUDEKERKE. De Secretaris, WIT TEYEEN. door Ethel Roland. hen geschiedenis die tragisch had kunnen eindigen. (Uit het Engelsch vertaald door T.) 2-) „O, Robert, ik weet wel, dat ik ei genlijk niet gaan moest, maar, o, ik verlang er zoo naar „Ja, kindje," zei hij weer zachtjes, „en je zal ook gaan." 't Jonge vrouwtje drukte zich tegen hem aan en bedekte zijn wangen met haar kussen en tranen. „O, Robert, wat ben je toch goed en edelmoedig,"" fluisterde ze, „nu ik zal gaan, maar ik zal niet lang weg blij ven, en als ik weer terugkom, zal ik mijn best doen de beste vrouw op de wereld te zijn." Zoo werd 't dan vastgesteld. De kleine koifer die bijna nog nooit gebruikt was, werd ingepakt voor de lange reis naar Het Koninklijk echtpaar is Zater dagochtend met een specialen trein naar Krakow vertrokken, waar de vorstelijke personen des avonds half negen am- veerden. Per rijtuig werd vervolgens naar het landgoed „Dobbin" gereden, waar zij des avonds half tien in goeden welstand aankwamen. Nadat door een com misie uit de Tweede Kamer bet Adres van Antwoord op de Troonrede was aangeboden, heeft Hare Majesteit de Koningin bet vol gende geantwoord Mijne Heer en. „Het is mij een vol doening van U de verzekering te ont vangen, dat de Tweede Kamer der Staten-Generaal naar haar beste krachten hoopt te beantwoorden aan mijn ver trouwen in haar voortvarendheid en haar toewijding aan de belangen voor het vaderland. Ik verzoek U aan de Kamer mijnen dank te betuigen voor baar Adres van Antwoord. Moge Gods zegen rusten op haar werk zaamheden," Eerste Kamer. De Eerste Kamer is tot hervatting van hare werkzaamheden bijeengeroe pen tegen Dinsdag 11 October. In die bijeenkomst zal vermoedelijk terstond de Drankwet in openbare behandeling worden genomen. De Eerste Kamer grondwettig? Mr. C. de Wilde Jr. betwist in een vlugschrift „De grondwettigheid dei- Eerste Kamer in verband met de Over- ijselsche kwestie". Na een ontbinding, betoogt schrijver, moet de ontbonden Kamer op nieuw geconstitueerd worden. Tegenover de leer, dat de Kamers een niet te onder breken bestaan hebben, stelt mr. de Wilde de letter der grondwet. Deze schrijft, dat na ontbinding last moet worden gegeven tot bet verkiezen van „nieuwe Kamers (niet van nieuwe Ka merleden) en het daarna samen komen der „nieuw verkozen" Kamers. Boven dien Als inderdaad de volksvertegen woordiging een onaantastbaar bestaan had, dan moest zij ook na de ontbin ding nog werkzaam kunnen zijn. Dus waar de Grondwet bij overlijden of abdicatie des Konings, bijeenkomst dei- Kamers zonder voorafgaande oproeping voorschrijft, zouden de oude ontbonden Kamers indien bet geval zich ua een ontbinding voordeed niettemin nog mogen vergaderen. Maar dat ook de Grondwet in een ontbinding- ziet een onderbreken van het bestaan van het ontbonden college, blijkt uit het feit, dat zij in het boven bedoelde geval Londen. „Ben je er nu wel zeker van dat je er niet ouderwetsch of kaal uit zal zien?" vroeg Robert angstig, want trotsch was een van zijn sterkste karaktereigen schappen. „O, neen, een modeplaat zullen ze niet verwachten uit de wildernis," ant woordde ze vroolijk, „en dan, Alice zal me wel helpen me wat op te knappen." Terwijl ze bezig was haar koffer in te pakken, trok ze onder de band een roze avondjapon aan, sloeg haar waaier open, en keek koket over den rand naar hem. „Waarom vraag je me niet om een dans," zei ze. Gehoorzaam in baar rol blijvend, sloeg hij zijn arm om haar middel en floot een levendige polka, hij deed haar vroolijk door de kamer draaien. Elisabeth bad als het ware een gedaan teverwisseling ondergaan. Hij keek naar het blozend roze gekleurde meisje in zijn armen en vroeg zich af of zij de zelfde vrouw kou zijn met haar sombere oogen, die hem opgewacht had toon hij thuiskwam van zijn werk. De groote nacht hield het huisje in zijn kluisters gevangen en de wind die opstak, huilde onder den lagen, dakrand, voorziet door de bepaling, dat deze buitengewone bijeenkomst der Kamers niet mogelijk is, juist voor ontbonden Kamers. „Deze buitengewone zitting zegt de Grondwet wordt op den vijfden dag van bet overlijden of na den afstand geopend", maar „zijn de Kamers ont bonden, dan vangt deze termijn aan van den afloop der nieuwe verkiezingen." Na een ontbinding meent mr. De Wilde moet er dus een nieuwe Kamer worden samengesteld en dat is eerst dan geschied, wanneer de ver kiezingen zijn afgeloopen voor het dooi de Grondwet geëischte getal leden voor elke Kamer. Eerder heeft de geheele Volksvertegenwoordiging geen grond- ittig bestaan, bestaat zij dus niet. In het hier aanwezige geval „is er geen Eerste Kamer samengesteld". De Grondwet immers eischt, dat elk der provinciën ieder voor baar nauwkeurig aangewezen deel aan de samenstelling der Eerste Kamer moet medewerken. Zoo beeft Overijsel 3 leden te kiezen. Voor samenstelling der Eerste Kamer wordt dus verondersteld vertegenwoor diging ook door Overijsel. Zonder ver tegenwoordiging van Overijsel bestaat de Eerste Kamer dus niet. Van gewone vacaturen is hier geen sprake, omdat een vacature beduidt eeu opengevallen plaats in een reeds bestaand, samengesteld college na een ontbinding echter moet zoo'n college eerst op nieuw worden samengesteld en dat ia in bet bewuste geval nog niet geschied. Welnu zegt mr. de Wilde al ben ik het geheel eens met mr. Olivier, dat het „bedenkelijk" is, de opening der Kamers te „verschuiven tot den onbestemden tijd dat, na eene ontbin ding, de nieuwe verkiezingen „afgeloo pen" zijn", het staat er voor eenmaal, de Grondwet zelf zegt het, en nog wel voor een urgent gevalderhalve zon der dat nieuwe verkiezingen afgeloopen zijn (ook in Overijsel) is er na de ont binding geen Eerste Kamer." De last in art. 33 der Grondwet tot verkiezing van nieuwe Kamers binnen 40 dagen na het ontbindingsbesluit, behoeft niet te worden opgevat als een fatale termijn voor den afloop der ver kiezingen, maar kan eenvoudig be schouwd worden als een aanvangster- mijn binnen 40 dagen moet met de verkiezingen worden aangevangen. De Kroon had krachtens de Grondwet en ook krachtens de bekende artt. 177 Kieswet en 66 Prov. Wet, alsnog den Commissaris der Provincie tot buiten gewone bijeenroeping der Overijselsche Staten moeten machtigen. Een noodwet kan den toestand niet zuiveren, omdat de Eerste Kamer ont breekt. „Een ongrondwettige Eerste Kamer is, grondwettig geen Eerste Kamer, en kan, ook met een wettige Tweede Kamer te zamen, toch nooit vormen „de Staten-Generaal". Voor stellen door een dergelijke ongrondwet- gelijk een ziel kermt, die buiten het Paradijs is gesloten, maar dezen keer hoorde Elizabeth 'tniet. Robert hoorde 't. „Hoe zal 't zijn, als zij weg is kreunde eén stem in zijn hart. Vroeg in den morgen reden ze over de heuvels naar de naastbijzijnde stad, die aan de spoorbaan lag. 't Was een prachtige dag, de hemel was zoo blauw als ko renbloemen, de sneeuwkristallen kaat sten de zonnestralen in hun glinsterende vlakken terug, 't iuadomen was een wellust voor de longen. Zelfs Elizabeth gevoelde het bekoorlijke ervan, hoewel ze van Connemara afscheid nam. „Ja, zei ze, ik geloof wel dat die witte uitgestrektheid mooier is dan de mist en de vuilheid van mijn geboorte' plaats, maar toch, leve de mist en de morsigheid Robert lachte fijntjes. In zijn hart was een wanhopig gevoel van iets te verliezen. Toen ze aan bet station kwa men, hoorden ze tot hun spijt, dat de trein twee uur te laat zou zijn. 't Af scheid te verlengen door twee uur droe vig wachten, was meer dan bij verdra gen kon, daarbij wachtten hem dringende zaken op de boerderij. Elizabeth raadde zijn gedachten. tige Volksvertegenwoordiging kunnen nooit kracht van wet hebben, kunnen door den rechter niet worden toege past, want al hesft deze den inhoud der wet buiten beoordeeling te laten, niet ook den wetsvorm. Eerst als de ontbrekende Eerste Ka merleden verkozen zijn is de nieuwe Kamer geconstitueerd en grondwettig. Eerst dan bestaan (grondwettig) de Staten-Generaal. Eerst dan kan ook eenig voorstel van wet door de Staten- Generaal worden aangenomen." De „N. Ct." is het in het geheel niet eens met de stellingen van den heer De Wilde en meent dat van een on grondwettige Eerste Kamer in bet ge heel geen sprake is, welke meening zij nader toelicht. Afloop dor lichting voor do Militie in 1903. De „St-.-Ot." bevat een staat met op gaven, betrekking hebbende op de lich ting voor de nationale militie in het jaar 1903. Aan het hierbij gevoegd rapport van den minister van binnen landsche zaken aan H. M. de Koningin is het volgende ontleend Bij besluit van 19 Nov. 1902 werd de hoegrootheid van vermelde lichting bepaald op 17,500 man, van wie 12,300 man ter volledige oefening en 5200 man tot korte oefening in te lijven. Van even- bedoelde 12,300 man werden er 515 voor den dienst ter zee bestemd. Het aantal ingeschrevenen, waarnaar bij dat besluit volgens art. 2 der Militie wet 1901 het aandeel van elke provincie in de lichting is bepaald bedroeg 47,159 tegen 47,612 in 1902. Het cijfer der lichting stond derhalve tot dat der inge schrevenen als 1 2,694. Bij de militie te land en bij de zee militie zijn ingelijfd 17,452 man. Onder dezen zijn niet begrepen 2130 man, die na hunne inlijving bij her keuring voor den dienst zijn afgekeurd. Er ontbreken alzoo 48 man. Het tekort bedroeg in 1899 9 op 46,285, in 1900 13 op 44,746, in 1901 13 op 46,198 en in 1902 39 op 47,612 ingeschrevenen, waarnaar het aandeel van elke provincie in de lichtingen van genoemde jaren werd bepaald. Bij de zeemilitie werden 515 man ingelijfd, mitsdien het aantal aangewezen bij art. 1 van het Kon. besluit van 19 Nov. 1902. Van de lotelingen, die voor inlijving ter volledige oefening in aanmerking kwamen en een der beroepen, bedoeld in art. 137 der Militiewet 1901, uitoefen den, hebben 1022 zich overeenkomstig art. 138 dier wet voor de zeemilitie aangemeld of doen opgeven. Vermits door don min. van marine aangenomen werd, dat ten gevolge van afkeuring, niet opkomen enz. 33 pCt. van de opgegevenen afviel, kon worden gerekend op het beschikbaar zijn voor inlijving bij de zeemilitie van 685 man. „Robert," zei ze, „je moet niet wach ten. Heusch, ik heb 't liever niet. 't Zou voor ons beiden akelig zijn en je hebt nog zooveel te doen in 't huis." Ze sprak nooit van „thuis."'t Had hem dikwijls pijn gedaan. „Goed vrouwtje, als je 't wilt, maar 't is beter dat ik dan voor ik wegga aan je familie telegrafeer." „Robert als 't jou hetzelfde is, wou ik 't liever zelf doen, 't zal deu tijd verdrijven, en ik wil mijn best doen om een aardig telegram te zenden." „Goed," zei hij, „en hier is een briefje dat ik gisterenavond schreef. Ik kon niet slapen. Lees 't maar onderweg, Nu goede reis, liefste, heb 't maar pret tig, en wees vroolijk. Adieu." Hij kuste haar met trillende lippen en keerde zich toen vlug om, klom haastig in de dog- kar en reed weg, zonder eenmaal om te zien. Elizabeth staarde hem na, en 't was of er wat van de opgewektheid van haar gezicht verdween. Ze stampte ou tevreden met haar voetje op den drem pel van de stationsdeur. „Er is eigen lijk niets prettigs aan om zonder Robert te gaan," daeht ze en keek toen nieuws gierig naar het briefje in haar hand. „Ik zal het nu maar lezen," besloot ze. „Hij De evenredige verdeeling over de provinciën is geschied naar den maatstaf, aangegeven in art. 3 van meergenoemd besluit van 19 Nov. 1902. Uit hoofde van gemis van de gevor derde minimum-lengte werd aan 618 mi- litieplichtigen vrijstelling verleend. Ten aanzien van 8 hunner geschiedde dit bij herkeuring. Om evenvermelde reden werden er voor de lichtingen van 1899 1902 respectievelijk 696, 635, 647 en 650 vrijgesteld. Wegens ziekelijke gesteldheid of ge breken werden voor de lichting van 1903 6614 militiepliohtigeu van den dienst vrijgesteld of daarvoor ongeschikt verklaard. Van dezen waren er 2122 reeds inge lijfd en had hunne afkeuring plaats ter gelegenheid van herkeuring ingevolge laatstgenoemd wetsartikel. Het aantal vrijgestelden, ongeschikt verklaarden en afgekeurden bedroeg in 1899—1902 achtereenvolgens 4196, 4350, 4662 en 4550. Van de lichting van 1903 werd aan 7732 militiepliohtigen vrijstelling ver leend wegens eigen militairen dienst, wegens broederdienst in persoon of bij plaatsvervanging volbracht of op grond van art. 50 der Militiewet 1901. Het aantal vrijgestelden om eene van deze redenen bedroeg in 18991902 achtereenvolgens 11,179, 10,774, 10,965 eu 10,954. Het gezamenlijk aantal der om ver schillende redenen vrijgestelde militie- plichtigen van de lichting van 1903 met bijvoeging van hen, die van dienst zijn uitgesloten (95) of tusschentijds zijn overleden (34) was 15,093. In 1899 1902 beliep het resp. 21,273 20,794, 21,476 en 21,298. Aan 141 militiepliohtigen, behooreude tot de lichting van 1903, is op grond van de eerste zinsnede van art. 113 der Militiewet 1901 voor één jaar ontheffing van den werkelijken dienst verleend. De derde zinsnede van dat artikel werd op 22 militiepliohtigen van die lichting toegepast. In verband met de vierde zinsnede had dit bovendien plaats ten aanzien van 113 militiepliohtigen, onder welke 5 behoorende tot de zeemilitie. Staatsbsgrooting vosr 1904. Een wetsontwerp is ingediend tot verhooging der begrooting van binnen landsche zaken voor 1904 met f 56.000. Hieronder is f 50.000 om tegemoet koming te verleenen aan gemeenten in de kosten voor haar lager onderwijs. Het zijn die gemeenten, welke door het niet voldoen aan den eisch gesteld in het 4e lid van art. 45 der wet op hot lager onderwijs, het recht op de in dat artikel bedoelde rijksbijdrage verloren deden gaan. Niet minder dan 90 ge meenten werden door deze bepaling getroffen. Voorts wordt f 6000 gevraagd o. a. zei niet dat 't niet mocht." Ze ging de wachtkamer binnen en ging op oen van de harde banken zitten. Er was nog slechts een persoon in de kamer, een magere, doch krachtige uitziende Iersche vrouw. Elisabeth brak 't briefje open en las „Een paar woorden aan mijn vrouw tje, om haar goede reis te wenschen en om haar te zeggen hoeveel ik van haar houd en nog iets anders dat ik nu wil zeggen, nu ik 't helder inzie, 't Is me klaar geworden dat ik niet goed heb gedaan door je hier in deze eenzame plaats te brengen. Ik heb mijn jeugd op het land doorgebracht en ik houd van buiten zijn. 't Schijnt mij, dat er geen vrijer, gelukkiger leven is dan hier op 't land, 't werlielijk eenzame land. Ik wist dat wij ons veel ontberingen zouden moeten getroosten, natuurlijk, maar ik vreesde die niet, en jij die wat van mijn geestdrift overnam, was bereid mij ta volgen. „Ik weigerde dan ook het vriendelijke aanbod van je Oom Ilenri. De verstik kende kantoorlucht en de strijd om 't bestaan van de menschen winden mij op. Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1904 | | pagina 1