Dinsdag
27 September.
42e Jaargang.
1904
Teleplioonnummer 10.
Gem eentebestuur.
bekendmaking.
Kleinhandel in Sterken Drank.
FEUILLETON.
IVO. 2SZÖ.
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever
F. VAN DE VELDE Jr.. Kleine Markt. I. 187.
ADVERTENTIËNvan 14 regels ƒ0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groote letters
en cliché's naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen.
Abonnements-Advertentiën op zeer voordeelige voorwaarden.
«sröSST" /y die zich met het vol-
gende hwartaal, aanvan
gende X October a s., op de „Vlis-
jlugsehe Courant" abonneeren,
ontvangen de van heden tot ge-
peeinden datnm verschijnende
nummers gratis.
Sluiting der Baden.
Burgetheeater en Wethouders van
Vlissingen;
brengen ter algemeene kennis
dat de sluiting der baden aan de
Badplaats dezer gemeente is bepaald op
30 September e. k., des namiddags
ten 4 ure.
yiissingen, den 24 September 1904.
Burg. ep Wefh, voornoemd,
van doorn van koudekerke,
De Secretaris,
witteveen,
Venoek om vergunning tot verkoop
van sterken drank in 't klein.
Burg. en Weth. van Ylissingen
gelet op art. 5 der wet van 28 Juni
1881 (Staatsblad no. 97), zooals die is
gewijzigd bij de wetten van 23 April
1884 (Staatsblad no. 54), 16 April 1885
(Staatsblad no. 78), 15 April 1886
(Staatsblad no. 64) en 27 April 1901
(Staatsblad no. 85.)
doen te weten
dat bij hen is ingekomen een ver
zoekschrift van ONNO BORGMAN, te
Vlissingen, om vergunning den verkoop
van sterken drank in 't klein, in per
ceel wijk K 64, aan de Rommelkade
te mogen voortzetten.
Vlissingen, den 26 September 1904.
Burg. en Weth. voornoemd,
VAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
De Secretaris,
WITTEVEEN.
BRANDWEER.
Ter inzage liggen van het inschrij-
vings-i'egister voor de Brandweer.
Burgemeester en Wethouders van
Vlissingen
gelet op art. 408 der Algemeene
Verordening van Politie voor deze ge
meente
maken hekend
dat het inschrijvingsregister voor de
brandweer van de mannelijke ingezete
nen, die op den eersten Januari van
het loopende jaar hun 36e.lovensjaar
zijn ingetreden en zij die sedert de laatst
gehouden inschrijving in de gemeente
zijn komen wonen en hun 35e levens
jaar hebben volbracht, doch hun 56e
Vrij bewerkt door M. J. K.
nog niet hebben bereikt, ter Secretarie
dezer gemeente (bureau bevolking) ter
inzage ligt tot en met den 30en dezer
maand
dat zij, die beweren, dat hun leeftijd
niet overeenkomt met dipn op het re
gister vermeld, verplicht zjn gedurende
de ter visie ligging daarvan bewijs over
te leggen, terwijl bij niet voldoening
daaraan, ter beoordeeling van Burge
meester en Wethouders, die inschrijving
voor geldig zal worden gehouden en
gehandhaafd
dat het register den laatsten dag van
deze maand wordt gesloten en daarna
geen reclames meer worden aangenomen.
Vlissingen, den 24 September 1904.
Burg. en Weth. voornoemd,
TAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
De Secretaris,
WITTEVEEN.
Het weder-antwoord van H, M, de
Koningin op het adres van de Eerste
Kamer der Staten-Generaal, ter beant
woording van de Troonrede, luidt als
volgt
„Mijne HeerenIk verzoek U aan
de Eerste Kamer der Staten-Generaal
mijnen dank over te brengen voor haar
Adres van Antwoord.
Het is mij aangenaam van U de ver
zekering te vernemen, dat mijn ver
trouwen op Uwe voortvarendheid en
uwe toewijding aan de belangen van
het Vaderland bij de vervulling van
Uwe taak op den hoogsten prijs is ge
steld.
Ik hoop zeer, dat Gods zegen op
Uwe werkzaamheden moge rusten."
Eerste Kamer.
Naar aanleiding van de vaststelling
van den rooster van aftreding der Eerste
Kamerleden, in 1907, 1910 en 1913,
herinnert het „Sociaal Weekblad" aan
art. 146 der kieswet, luidende
„Bij ontbinding der Eerste Kamer
begint de rooster van aftreding telkens
opnieuw te werken over twee jaren, te
beginnen met den eerstvolgenden der
den Dinsdag in September."
„Wij kunnen schrijft het „S. W."
hieruit met den besten wil van de
wereld niets anders lezen, dan dat bij
een ontbinding, die plaats heeft in Juli
1904, de eerste aftreding moet geschie
den na twee jaar, te beginnen met den
derden Dinsdag in September 1904, d.i.
dus in 1906 en niet in 1907."
i. Het blad stelt daarop de bedoeling
van art. 146 in het licht, welke is in
elk geval te voorkomen, dat bij ont
binding het laatst aftredende derde
gedeelte der nieuwe Kamer langer zou
zitten dan negen jaar. Het herinnert
eraan, dat art. 146 der kieswet van
'96 woordelijk is overgenomen van art.
56.)
Telegrafische aanvragen in Chicago j
leverden geen nieuws op zij beves
tigden slechts wat Eugenie reeds wist.
Wat zou er toch met Richard gebeurd
zijn i
Onverbiddelijk naderde de dag van
liet huwelijk,- waarvoor alles in gereed
heid werd gebracht.
Eugenie stelde zich aan als een wan
hopige. Zij had geschreid en gebeden,
in een aanval van wilde vertwijfeling
was zij voor haar vader op de knieën
gevallen en had hem bezworen, haar
toch niet over te leveren aan dien vree
slijken man. De handelsraad had toen
gedaan, wat hij doen kon. Hij had zijn
halfbroeder laten ontbieden, het was
tusschen hen tot een heftige verklaring
gekomen, Waldmann had den Ameri
kaan niet gespaard, nu zijn speculaties
gelukt waren en hij inderdaad weer een
rijk man was daarbij mocht hij den
Amerikaan niet lijden. Maar Arthur
White had de beschuldigingen van
Waldmann bedaard aangehoord, de
schouders opgehaald en koel gezegd, dat
hij van geen verder uitstel van het hu
welijk wilde hooren. De handelsraad
kon kiezen tussehen Eugenie's huwelijk
en eene uitkeering van de erfenis, die
hem door -onpartijdige rechters wel zou
worden toegekend.
Het noodlot scheen dus de plannen
van den Amerikaan in vervulling te
doen gaan, waardoor de gelieven voor
altijd van hun levensgeluk zouden moe
ten afstand doen. Eugenie had nog hoop
op een of andere onverwachte gebeur
tenis om haar te redden, doch met
eiken dag nam nu haar doffe wanhoop
toe. Ten laatste deed zij niets dan beven,
zij keek in het rond als een waanzinnige.
Doch waar de nood het hoogst is.
daar is de hulp het meest nabij. Op een
avond, na een heftig gesprek met Ar
thur White, kwam Rosa zichtbaar ont
steld de kamer binnen.
115 der kieswet van 1850 en dat het
tweede lid van heide artikelen, bepalen
de dat bij ontbinding der Tweede Kamer
de leden aftreden 3 jaar na den eerst-
volgendep derden Dinsdag in September,
gepast werd na de ontbinding van
1894. Het ontbindjngsbesluit van 1894
was van 2Q Maart, de verkiezingen
waren op 10 en 24 April, de nieuwe
Kamer kwam bijeen op 16 Mei 1894.
En zij is afgetreden in 1897.
Het komt ons voor, zegt de „N. Ct.",
dat het „S. W." gelijk heeft en dat
de rooster zal moeten worden herzien.
De woorden van art. 146 zijn duidelijk
de rooster van aftreding begint te wer
ken over twee jaar, te beginnen met
den derden Dinsdag van September
volgende niet op de samenstelling van
den rooster, maar op de ontbinding.
Dit wordt nog duidelijker wanneer
men bedenkt, dat het geval 4oh had
kunnen voordoep,datde Staten-Generaal,
dus ook de nieuwe Eerste Kamer,
vroeger waren opgeroepen, ja zelfs in
geval van art, 102 der Grondwet hadden
moeten bijeenkomen zander oproeping
vóór de opening der zitting van Dins
dag jl.
Grondwetsherziening.
Verschenen is het Voorloopig Verslag
der Tweede Kamer omtrent het voorstel
van wet van de heeren Dvucker c.s.,
strekkende tot het in overweging nemen
van veranderingen in het derde en
vierde hoofdstuk der Grondwet.
Hieruit blijkt, dat met de indiening
van dit voorstel, alsmede met dat van
den heer Troelstra c. s. door een der
leden instemming werd betuigd. De
gronden, die andere leden voor zoo
ver zij zich hierover uitlieten daar
van weerhielden, waren van verschil
lenden aard.
Het voorstel-Troelstra c.s., om dé
Eerste Kamer af te schaffen, „als zijnde
een ondemocratisch en nutteloos ele
ment in onze staatsregeling", vond bij
slechts één lid bijval. De overige leden
wenschten de Eerste Kamer te behouden.
Waar deze voorstellers verder het
referendum wenschten in te voeren, ter
vervanging van de Eerste Kamer, vond
men geen aanleiding daarop diep in te
gaan. Sommigen waren intusschen van
meening, dat, afgescheiden van het
voorstel-Troelstra c.s., voor invoering
van een referendum wel veel te zeggen
is. Anderen achtten het referendum
niet overeen te brengen met de con-
stitutioneele monarchio.
Tegen het voorstel-Drucker c.s. werd
ingebracht, dat, werd het aangenomen,
de Eerste Kamer zou worden een kopie
van de Tweede, zooals ook is betoogd
in de Memorie van Toelichting van
den heer Troelstra c.s.
Sommige leden konden zich wel ver
eenigen met de grondwettelijke belet
selen legen toekenning van kiesrecht
aan vrouwen, anderen konden zich met
dat gevoelen niet vereenigen en meen
den, dat de vrouwen behoorden ver
schoond te worden van kiesrecht, dat
een plicht is.
Terwijl enkelen van oordeel waren,
dat invoering van een stelsel van even
redige vertegenwoordiging naar de be
staande Grondwet niet geoorloofd is,
betoogden anderen, dat het zeer wel
mogelijk is, met inachtneming van de
voorschriften der Grondwet, zoodanig
stelsel in te voeren, hetzij naar het
beginsel van proportioneeie, hetzij naar
dat van personeele vertegenwoordiging.
Anderen oordeelden, dat het denk
beeld van evenredige vertegenwoordi
ging nog te weinig een vasten vorm
heeft aangenomen, maar dat, indien
besloten wordt tot invoering van alge
meen kiesrecht, invoering van een stel
sel van evenredige vertegenwoordiging
noodig is ten einde onderdrukking van
minderheden te voorkomen.
Koninklijk bezoek aan Amsterdam.
Dat het Koninklijk bezoek aan de
hoofdstad altijd op prijs gesteld wordt,
bleek Zaterdag weer uit het vroolijke
gewapper der vlaggen en uit de aan
gename, opgewekte bedrijvigheid die
allerwege viel op te merken.
Om 3.56 reed Zaterdagmiddag de
Koninklijke trein het Centraal-station
binnen en waren even te voren 51
saluutschoten afgeschoten, ten teeken
dat de trein op Amsterdamsch grond
gebied was gekomen.
Als naar gewoonte waren op het
perron slechts weinige autoriteiten aan
wezig, met den burgemeester aan het
hoofd. Het waren enkele hoofdofficieren
van leger, vloot en schutterij, de ka-
merheeren in buitengewonen dienst
baron Tindal en baron Roëll en de
heeren Westerwoudt en Nierstrasz,
vertegenwoordigende de H. IJ. 8. M.
Een kleindochtertje van den heer
VVesterwoudt, jongejuffrouw Scholvinck,
bood de Koningin een ruiker aan, waar
voor II. M. het meisje met een hand
druk en een paar vriendelijke woorden
bedankte.
De burgemeester had inmiddels de
Koningin en den Prins hartelijk welkom
gehèeten in de hoofdstad. En nadat
H. M. zich met de aanwezige heeren
korteljk had onderhouden, ook in de
wachtkamer, waar nog enkele autori
teiten bijeen waren, werd het op het
stationsplein wachtend galarijtuig, met
vier paarden h la Daumont bespannen,
bestogen.
Daar ging een daverend gejuich uit
op de menigte die naar alle zij don op
een eerbiedigen afstand gehouden, in
dichte en dikke gelederen was toege
stroomd. Langzaam ging nu de kleine
stoet langs het Damrak naar het Paleis,
aldoor maar toegejuicht door de men-
schen die met hoeden en petten en
zakdoeken wuifden. De Koningin en
de Prins haddon maar werk om te
groeten. En zoo werd het Paleis bereikt
Daar waren ter begroeting' aanwezig
„Om Godswil, wat is er gebeurd
vroeg Eugenie doodsbleek en een nieuw
onheil verwachtend.
„Hier, hier riep de kamenier buiten
adem.
„Richard, graaf Von Löwenberg," las
Eugenie op het naamkaartje, dat Rosa
haar gegeven had. De letters dansten j
haar voor de oogen. „Wat hj
onmogelijk
„Mijnheer de graaf staat in de voor
kamer en wenscht dringend u nog he
den te spreken," riep de kamenier hij
gend uit.
Eugenie greep zich aan een stoel
vast, om niet te vallen. „WatHij
hij meer kon zij niet uit
brengen.
Een oogenblik later stond Richard
voor haar. Geen wonder dat zij alle
vormen vergat, hem tegemoet snelde en
aan zijn borst een veilige schuilplaats
zocht tegen de dreigende gevaren. Dit
was voorwaar voor beiden een oogenblik
van zaligheid.
HOOFDSTUK XVI.
Acht dagen later bevatten de Ham-
burgsche dagbladen het volgende arti
kel,, dat ia ruimen kring groot opzien
haarde
„Het zal voor onze geachte lezers
zeker geen geheim gebleven zijn, welke
droevige gebeurtenis onlangs heeft plaats
gehad ten huize van een zeer geacht
medeburger. Deze ontving ongeveer een
half jaar geleden bezoek van zijn half
broeder. Dit bezoek had voor hem
groote beteekenis, daar deze halfbroeder
door het vaderljk testament als hoofd
erfgenaam was aangewezen, ofschoon hij
nooit iets van zich had laten hooren.
Het is nu gebleken, dat de handelsraad
W. bijna het slachtoffer is geworden
van een ongehoord bedrog. Aan de
ijverige nasporingen van een alhier
wonend officier, die tot mejuffrouw W,
in teedere betrekking had gestaan, is
het bewjs te danken, dat de werkeljke
halfbroeder van den heer W., het hoofd
der vermaarde firma Harry White
Co., te Chicago, aldaar voor weinige
maanden gestorven is, terwijl zijn zoon
Harry in den vorigen herfst op reis
naar hier, bijna het slachtoffer werd van
een moordaanslag, die zokerl jk van den
bovenbedoelden bedrieger uitging. Wi
kunnen verzekeren, dat hier een wel
overlegd plan bestond, uitgaande van
den bedoelden bedrieger den valschea
de Commissaris der Koningin, mr. Van
Tienhoven, de dame du palais, leden
der hofhouding en enkele hooge mili
taire autoriteiten.
De eerewaekt was in het geweer, de
muziek speelde de volksliederen en de
dichte menschenmassa op den Dam
jubelde, dat het een aard had. Niemand
dacht aan heengaan, want men wist,
dat de Koningin en de Prins op het
balkon zouden komen. Wat dan ook
gebeurde. En toen scheen er aan hét
gejuich geen einde te komen.
Eerst vrj lang nadat de Vorsteljke
personen hun vertrekken hadden opge
zocht, kreeg de Dam weer een tameljk
normaal aanzien.
Gisterenmorgen woonde H. M. ver
gezeld van den Prins de godsdienst
oefening in de Nieuwe kerk bij, waar
een overtalrjk publiek tegenwoordig
was. Vóór de dienst aanving wees ds.
van der Dussen, de voorzitter van kerk-
meesteren, op het misplaatste dat het
publiek gewoonljk meer dezen dienst
3ij woont om te kijken, dan wel om
godsdienstige redenen.
Hare Majesteit was gekleed in 'n
zacht-blauw, met kant belegd costuum,
waarover een gris-perle mantel. Ook
de witte hoed was 'n veer in die. tint
opgemaakt. Prins Hendrik droeg de
schout-bj-nacht uniform. Na het zingen
van Psalm 103, vers 1 „Loof, loof
den Heer, mijn zielmet alle krachten"
iprak de voorganger, ds. J. M. 8neth-
lage, een kort gebed uit, waarin hij
God dankte, dat Hij de Koningin en
den Prins gespaard heeft „voor elkaar,
ons land, ons volk en onze kerk". Daarna
iprak de predikant naar aanleiding van
den Tweeden Brief van Paulus aan de
Corinthen, en wel speciaal over het
middelste gedeelte van het 9de vers in
het zesde hoofdstuk „Als stervenden,
en ziet, wj leven
De tusschenzang bestond uit Gez. 50,
vers 1, en de nazang die staande
door de gemeente werd aangeheven
was Gez. 96 „Hallelujah, eeuwig dank
en eere
Om 11 uur was de dienst die
ook werd bjgewoond door burgemeester
Van Leeuwen reeds afgeloopen. Hij
had niet meer dan een goed uur geduurd.
Belastingveriwoging.
Het „Vaderland" bevat een artikel
vol ironie, dat begint met de aandacht
te vestigen op de weinige st jfhoofdigheid
van minister Harte. Bj hem het eene
financieele plannetje na het andere.
Maar één plan bij fthet tarief van
invoerrecht moet verhoogd. En deze voor
gestelde verzwaring van indirecte lasten
dreigt althans wat haar beginsel betreft
wel beslag te zullen krjgen. Men zou
haar een ondertshoven gekeerde heffing
naar draagkracht kunnen noemen.
Intusschen' heeft mr. Harte's finan
cieele program nog een anderen kant.
Niet slechts voor de werklieden, dia
Arthur White, alias John Muddie, een
verloopen sujet en zjn minnares
Mary Price, de huishoudster van den
echten Arthur White, bj hem in dienst,
tot aan zjn dood op White Cottage."
Wj kunnen alle bjzonderhoden, van
dit familiedrama niet vermelden, doch
bepalen ons tot het volgende
„De vader van den geachten hande
laar W. is tweemaal gehuwd geweest.
Uit zjn eerste huweljk is een zoon
gesproten, de thans overleden heer Ar
thur Waldmann, 'zich noemende White,
in Chicago. Zjn eerste vrouw, die slechts
gedwóngen met hem in het huweljk
was getreden, vluchtte na twee jaren
met haar zoontje naar haar ouders in
Amerika. In vervolg van tijd huwde zj
met haar eersten minnaar en verwis
selde dikwjls met hem van woonplaats.
Tusschen haar en haar trouweloos ver
laten man werden geen betrekkingen
onderhouden, doch zeker moet deze man
haar harteljk bemind hebben, hj be
noemde althans zjn zoon uit het eerste
huweljk tot hoofderfgenaam. Toen de
stiefmoeder van den handelsraad W. op,
sterven lag, gevoelde zj zelfverwjt oter
hare handelwijze."
(8lot volgt 1