Vrijdag
23 September.
fit ïalÉ
jaargang.
1904.
Binnenlandsche berichten.
FEUILLETON.
Telephoonnummer 10.
1XU.
UlSSIUSfUi: COURANT.
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever
F. VAN DE VELDE Jr.. Kleine Markt, I. 187.
JS,
ADVERTENTIËNvan 14 regels ƒ0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groote letters
en cliché's naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen.
Abonnements-Advertentiën op zeer roordeelige voorwaarden.
ZU die zicli uiet het vol
gende kwartaal, aanvan
gende 1 October a a., op de „Vlis-
ilogsche Courant" abonneeren,
ontvangen de van heden tot ge
noemden datum ver scbynen de
nummers' gratis.
Bij Kon. besluit is tot voorzitter van
de Tweede Kamer der Staten-Generaal
voor het tijdperk der tegenwoordige
zitting benoemd, zijn Excellentie mr.
IE. baron Mackay, minister van staat,
lid van de Tweede Kamer der Staten-
Generaal.
Dg Troonrede.
Verschillende dagbladen bevatten na
tuurlijk beschouwingen over de Troon
rede.
De „N. Rotterd. Ct." vangt een ar
tikel aan met te wijzen op het weinige,
dat tot stand is gekomen van het weid-
sclie, later nog meer uitgebreide werk
program, waarmede het ministerie is
opgetreden. De toon van deze Troonrede
is dan ook heel wat lager gestemd dan
die van de eerste Troonrede onder dit
Kabinet. En wat het aankondigen van
nieuwe voorstellen betreft, is de Dinsdag
uitgesproken rede uiterst sober, terwijl
de beide ontwerpen, die genoemd wor
den regeling der naamlooze vennoot
schappen en Leerplichtwet wel niet
veel kans zullen hebben in dit jaar tot
stand te komen, daar ze pas in bewer
king zijn. Daarentegen zal zeker wel
gezorgd worden, dat de partijwet, die
de begunstiging van de Vrije Univer
siteit beoogt, en welker wederindiening
wordt aangekondigd, tot stand komt.
Na korte bespreking van de andere
paragrafen der Troonrede, waaronder
in 't bijzonder die, betreffende den finan-
cieelen toestand, besluit de „N. Rott.
Ct." aldus
Wij hebben hiermede vrijwel alles
behandeld wat de Troonrede behelst.
"VVat zij niet bevat is een herinnering
aan de ontbinding, die de nieuwe Eer
ste Kamer, bij de opening der zit
ting aanwezig, in het leven riep. Even
min gewaagt zij ervan, dat in die nieuwe
Eerste Kamer een onzer provinciën niet
vertegenwoordigd is, noch zegt zij toe;
dat alsnog gezorgd zal worden, dat de
gelegenheid wordt geopend om aan de
Eerste Kamer haar grondwettelijke sa
menstelling te verzekeren. Waar de
Troonrede hierover zwijgt, zullen de
Staten-Generaal hebben te spreken.
Het „Handelsblad" noemt de Troon
rede zeer mat van toon en zeer karig
in de toezegging van nieuwe zaken.
Het nieuwe zittingjaar is het laatste
van hét vierjarig tijdperk, zoodat tijd
Vrij bewerkt door M. J. K.
53.)
„Bah, dat zijn weer domme woorden,"
zei hij geringschattend. „Kom, zuster,
ga weg van de deur, laat mij binnen,
ik moet uw vader eenige oogenblikken
spreken." Hij zette zijn gelaat in een
dreigende plooi en zag Sabine onheil
spellend aan, doch het meisje sloeg de
oogen niet voor hem neder. Zij keerde
zich nu om en opende de kamerdeur
ten halve, zoodat de Amerikaan door
de kier in de kamer kon zien. „Ziet ge
daar nw werk vroeg zij op snijdenden
toon. „Ook de dood van dezen man
hebt ge op uw geweten."
Zonder eenige deelneming keek Ar
thur White door de kier in de kamer
tond. Qj hek bed der smarten lag de
en lust zullen ontbreken om gewichtige
ontwerpen te behandelen. Het „Hbld."
wijdt eenige afzonderlijke woorden aan
hetgeen omtrent den toestand der nijver
heid in de Troonrede werd gezegd en
brengt dit in verband met hetgeen daar
aan voorafgaat over de uitkomsten van
handel en scheepvaart. Wanneer men
nu bedenkt, dat hooge invoerrechten
een ernstige bedreiging zijn voor han
del en scheepvaart, dan blijkt dat in
dit deel der Troonrede al heel weinig
logica zit.
„Het Vaderland" begint zijn beschou
wing met erop te wijzen, dat in de
Troonrede geen weerklank wordt ge
vonden op hetgeen in de rechtsche pers
verluidde over de „misdadige woeling"
van Overijsel's provinciale vertegenwoor
diging.
Vooral vindt in het „Vad." bespre
king de zinsnede over de nijverheid.
Het blad legt er nadruk op, dat de
herziening van het tarief van invoer
rechten jaar op jaar werd gemotiveerd
maatregel van in hoofdzaak fiscalen
d. Bescherming der binnenlandsche
nijverheid was bijzaak. En thans De
uitlating, dat de buitealandsche mede
dinging rechtmatige verwachtingen heeft
teleurgesteld, werpt een nieuw licht op
de reeds ingediende Tariefwet.
Alleen ware de oprechtheid der han
delspolitiek van dit Kabinet grooter ge
weest, zoo het wat eerder dan in zijn
vierde jaar van die buitenlandsche
mededinging had gerept en van die
rechtmatige verwachtingen. Want als
het naar de wijze van zien der heeren
Harte en ICuyper „rechtmatig" is, te
verwachten, dat concurrentie van over
de grenzen geen nadeel toebrenge aan
onze eigen industrie, dan zijn de brieven
onzer protectionisten wel iets meer dan
twaalf maanden oud.
De „Standaard" prijst het in de Troon
rede, dat zij uiterst sober is in toezeg
gingen. Het weinigje, dat zij aanbiedt,
is toch van groote beteekenis. En dan
wijst het blad op de ouderdonisverzeke-
ring, de wet op de naamlooze vennoot
schappen en de Leerplichtwet.
Overigens is, gelijk we reeds zeiden,
de Troonrede uiterst sober in toezegging
van beteekenende ontwerpen.
Is dit af te keuren Had men voor
het laatste 'zittingjaar van dit vierjarige
Darlementair tijdperk verwacht de aan-
rondiging van een lange reeks ontwer
pen van de wet We kunnen het ons
moeilijk indenken. Immers heeft het
ministerie, dat in 1901 optrad, door
deze Troonrede volkomen beantwoord
de verwachtingen, die het in de
eerste Troonrede van 17 September
1901 in breede trekken ontwikkelde
program heeft opgewekt.
Een opsomming van hetgeen in het
afgeloopen driejarig tijdvak is tot stand
gekomen voert vervolgens „De Stand."
tot de conclusie, dat bij het einde van
het thans aangevangen jaar het ministe
rie van 1901 zal hebben gedaan, wat
oude matroos in een ijlkoorts. Twee
mannen, gewoon gekleed vermoede
lijk oppassers deden hun best om
den onrustigen zieke in bed te houden.
Een derde persoon een dokter naar
het scheen stond met een bezorgd
gezicht in hunne nabijheid.
„Hjj ^al den morgenstond niet bele
ven," zei ze en haalde de deur dicht.
„Hebt ge nu genoeg gezien
De Amerikaan was echter niet bij
zonder getroffen door hetgeen hij hier
gezien had. „Yaarwel, juffer riep hij
Sabine toe, zette den hoed scheef, en
zonder verder naar het meisje om te
zien, verliet hij in goeden luim het huis
in den Rinkenpoel.
Toen Arthur White thuis kwam.
vond hij op zijn schrijftafel een tele
gram liggen, dat hij onverwijld open
brak. Onder het lezen der dépêche
klaarde zijn gelaat aanmerkelijk op, hij
richtte zich in zijn volle lengte op en
zag in het rond als een zegevierend
veldheer.
„Gewonnen," sprak hij tot zichzelf.
„Wel verduiveld, ik dacht niet, dat
alles zoo zou meeloopen. De een komt
in een gekkenhuis, de ander wordt van
nacht door den duivel gehaald en de
het in het program, waarmede het op
trad, heeft toegezegd. En wanneer hier
van bitter weinig is tot stand gekomen,
dan is hiervan de oppositie de schuld.
Vermelding verdient nog de volgende
zinsnede uit het „Standaard"-artikel
Deze Troonrede is een kloek stuk.
Onverbloemd zegt ze waar het op
staat. Zij komt er rond voor uit, dat
de finanoieele toestand van dien aard
dat aanvulling der middelen nood
zakelijk isen waarin die aanvulling
zal bestaan, wordt door de ingediende
Tariefwet aangegeven, terwijl de zin
speling in de Troonrede op de zware
concurrentie, die de buitenlandsche pro
tectie ons aandoet, een pleidooi is voor
het wetsontwerp van minister Harte.
De korte redevoering der Koningin
vindt, volgens „De Ned.," haar oorzaak
in de stapels voordrachten, waaronder
zeer ingrijpende, die nog gereedliggen.
Als het der Kamers mocht gelukken
deze alle in het aanstaande jaar af te
werken, zou men haar reeds mogen ge-
lukwenschen met haar buitengewone,
nooit geziene werkkracht. „De Ned."
spreekt in dit opzicht den volgenden
wensch uit
Laat ons hopen, dat het laatste werk
jaar vruchtbaar zij. Talloos zijn de in
gediende, maar nog onafgedane ontwer
pen. De Kamer kan blijkbaar de re
geering niet bijhouden. Moge zij dit
jaar nog veel van haar achterstand in
halen eventueele halfbewuste obstruc
tiepogingen der uiterste linkerzijde ver
ijdelen en vooral een juiste keus doen
omtrent wat den voorrang verdient.
Alles af te doen, zal wel onmogelijk
zijn. Te zorgen, dat het onafgedane niet
verongelukt, is niet het werk der Kamer,
maar van de kiezers in Juni a.s.
En nu tenslotte de „Maasbode",
die aan de rede deze regelen wijdt
Begrijpen wij de bedoeling der Troon
rede die op dit punt niet zeer om-
chrjjvend is wel, dan zal niet de
Tariefwet verdaagd worden, zooals in
politieke kringen het gerucht geloopen
heeft, maar het ontwerp-I-Iarte ter af
doening worden voorgesteld.
Dat de wet op 't II. O. opnieuw zal
worden ingediend misschien eenigs-
zins gewijzigd, daar van „een" voor
stel gesproken wordt is ons reden
tot ingenomenheid. Moge de oppositie
er nu geene obstructionisch-lange de
batten aan gaan vastknoopon, die na
de reeds gevoerde discussies goeddeels
overbodig en, in de tegenwoordige om
standigheden, nu de tijd dringt, zeker
allerminst van pas zouden zijn.
Met genoegen begroeten wij de a. s,
indiening van de wet op de Arbeids-
pensioenen en de herziening van de
Leerplichtwet, terwijl ook eene betere
rogeling van het instituut der naam
looze vennootschappen door alle bij
handel en bedrijf betrokken klassen
warm zal worden toegejuicht.
De Ridderzaal-
Schrijvende over de openingsplech
tigheid, geeft de Ilaagsche correspondent
van het „Handelsblad" volgenderwijs
den indruk weer dien de oud-Grafe
lijke zaal gisteren óp hem maakte
„Alles werd hier klein en bij zakelijk
haast tegenover die hooge, voorname
wanden en die ontzaglijke houtconstruc
tie daarboven. Daar is niets aan te
doenom dat te veranderen zou men
heel de zaal moeten verkleinen. Zooals
ze nu is en zooals ze naar wij hopen
blijven zal kan niets of niemand
tegen haar majeseit op. Kamerleden,
ministers, dames en heeren alles
gaat onder haar hoog geheven armen
weg. Zelfs de troon, met het overdadig
groote, overbodige, storende baldakijn
daar hoog in de lucht, kan de aandacht
niet blijvend trekken. Telkens weer
voelt en merkt men de aanwezigheid
van een nog grooter personage dan al
die aanwezigen het verleden in sobere
schoonheid oprijzend.
Dat zal altijd zoo blijven en men zal
slechts détails kunnen wijzigen. De
preiidiale estrade b.v. ziet er noodeloos
petieterig uit met die houten hekwerk
jes, kon meer uitkomen dan ze nu doet.
Maar overigens moet iedereen die deze
zaal betreedt, maar berusten in zijn
eigen kleinheid.
Iets was er mooier in de Nieuwe
Kerk dan hier de achtergrond waar
tegen de Koningin toen uitkwam, dat
heldere, rijke deftige koperen hek. Wie
hier nu, in de Ridderzaal, den achter
grond en het verdere toestel van den
Troon beschikt heeft, weten wij niet
wij kunnen niet aannemen dat de
restauratiecommissie, die zoo een fijnen
smaak toonde, die heeft bedisseld
maar behalve de malle overbodigheid
van het groote baldakijn (daarboven
was het soliede dak van het gebouw en
daaronder was notabene nog een klein
baldakijntje aan den zetel van de Ko
ningin) was ook het banale roodflu-
weelen scherm achter de zetels en het
dito behangsel daarachter aan den wand
zeer leelijk. Zoo bijzonder juist is door
de restauratiecommissie de donkergroene
kleur gekozen van de portières voor
de ingangen en zoo goed is door haar
gevoeld dac in deze zaal geen fluweel
derde, die mooie graaf Löwenberg
de fiere vertrouweling van Eugenie
zal nu deu Oceaan niet oversteken en
wel voor immer vergeten, hier terug te
komen.
Arthur White las het telegram nu
nog eens over, scheurde het toen in
duizend kleine stukjes, wierp die in den
brandenden haard en bleef er naar staan
kijken, tot het laatste stukje door do
vlammen was verteerd.
Peinzend liep hij daarna in de kamer
heen en weer. „Nu ben ik hier weer
veilig," sprak hij halfluid tot zichzelven.
„maar dat zal niet lang duren, er is te
veel van mijn plannen mislukt, om op
den duur mijn rol te blijven spelen. Men
zal omtrent zekere gebeurtenissen de
waarheid vernemen en de dood van
Arthur White kan ook niet lang ver
zwegen blijven."
Hij zette zijn wandeling in de kamer
een poos voort, doch bleef opoens staan
en stampte met den voet. „Ja, verdui
veld Had die ezel van een matroos
Harry beter in het hart gestoken
Alles was zoo goed aangelegd, ik had
alles fijn berekend, de strop was gereed
om dicht te trekken en die stom
merik deed bijna al mijn mooie plannen
De Koningin zelf had zich zoo ge
kleed dat zij in goede kleurharmonie
was met het mooie gestoelte waarop
zij zat. De lange paarse japon van de
Koningin-Moeder kleedde haar beter
dan de zaal.
En zoo, gezeten in die zaal van zoo
veel herrezen schoonheid en zooveel
herrijzende heugenis aan romantisch
ridderlijk verleden van het Graafschap
Holland, terwijl, als destijds in de
Nieuwe Kerk, de zon door kleurig glas
naar binnen gleed en langzaam met
haar gouden vingers op de wanden
schreef las toen de Koningin de
Troonrede.
mislukken."
Er verliep weer een poos, dat hij in
de kamer op en neer lieptoen bleef
hij in gedachten voor den brandenden
haard staan en hervatte zijn alleenspraak:
„Mijn beste kansen zijn vervlogen, ik
moet nu mijn terugtocht dekkeu. Als
ik eerst met Eugenie getrouwd ben
en niets kan haar uit mijn macht ver
lossen dan dan Hij zweeg
eenige seconden, in nadenken verzonken,
en vervolgde toen„Dan mag het on
weer losbarsten voor mijn part. Wanneer
ik de schoonzoon ben van den handels
raad, zal hij mij tegen iedereen in be
scherming nemen, al moest hij er ook
schade door lijden de handelsraad
stelt veel prijs op zijn eer en goeden
naam."
Zoo in deze alleenspraak verdiept,
waren de rimpels van zijn voorhoofd
verdwenen en hij zag er ten laatste
opgeruimd uit.
De hevige schrik, welke Claus Störr-
hagen aangegrepen had bij het onver
wachts zien van den ongelukkigen Harry
had zijn laatste krachten uitgeput. Zijn
dochter Sabine zat ineengedoken op de
eenvoudige houten bank voor de bed-
stede^ waarin haar vader lag. Met de
De kracht van het geluid scheen niet
zoo groot meer als daar in de Nieuwe
Kerk, toen het Koninklijk woord klonk
als een klaroen van jeugd, het tempo
was ook niet zoo vast, zoo welbeheerscht
toen maar 't was toch steeds nog
wel hetzelfde melodieuze timbre.
Alleen kan de inhoud van 't ge
sprokene nu natuurlijk niet zoo boeien.
Troonreden plegen zelden heel interes
sant te zijn.
Toen 't voorbij was en de vorstelijke
personages waren heengegaan nadat,
op aanhef van den heer Van Bylandt,
voor elk gejuicht was, woelden de
kleuren en wemelden de gouden sier-
selen in de zaal dooreen, gelijk de
brabbelende klanken van zooveel
honderden stemmen. En toen opende
men de vensters aan de noordzij.
En daardoor kreeg men nog een
kijkje op eenstukjeouderwetschestaatsie.
Door de helle zonnavlakken van de
open vensters zag men den koninklijken
stoet voorbijtrekken, de karossen met
rood en goud tegen de gebouwen van
't Binnenhof.
Het was daarbinnen veertiend-
eeuwsch, daarbuiten zeventien- en
achttiendeeuwsch wel een verwarring
van eeuwen. Maar 't was toch levendig
en mooi."
„Het Volk" meldt: In een gehouden
vergadering der soc.-dem. Kamerfractie
werd voor het loopende zittingjaar Troel
stra tot voorzitter, Schaper tot tweede
voorzitter en Ter Laan tot secretaris
gekozen. Besloten werd, de ministers
van buiten- en van binnenlandsche zaken
en van justitie te interpelleereu over
het optreden der Amsterdamsch politie
tegenover de Russen op het Internatio
naal congres, welke interpellatie door
Troelstra zal worden gehouden. Tevens
werd een door de soc.-dem. Studieclub
daarvoor benoemde commissie aangewe
zen als soeretariaat en informatiebureau
van de Internationale Unie van soc.-
dem. parlementsleden.
Concurrentie door ambtenaren,
Naar aanleiding van de instelling eener
Staatscommissie voor bet vraagstuk van
den winkelstand en de kleine industrie
in verband met de concurrentie, heeft
het bestuur van den bond van rijwiel
herstellers en handelaars een adres aan
de regeering gezonden. Zij wijzen daarin
op hot onderzoek door hun bond naar
den toestand in eigen kring ingesteld en
waarbij blijkens bet rapport is bevonden
dat hun nijverheid o.a. ernstig bedreigd
wórdt door concurrentie hun aangedaan
door de uitoefening van rijwielhandel
en herstelling door rijks- en gemeente
ambtenaren. Een klacht hierover bij de
directie van de Rijkspostspaarbank in
gediend wegens een dergelijk geval, is
niet ontvankelijk verklaard omdat da
ambtenaar dat bedrijf in zijn vrijen tijd
en niet in bet gebouw der Bank uit
oefent.
handen in den schoot zat zij naar do
trekken van den stervende te zien. Zij
had reeds aan vele sterfbedden gestaan
en menigen lijder de oogen zien sluiten
om ze niet weder te openen en daarbij
was zij steeds ernstig gestemd geweest,
maar hier aan het sterfbed van haar
eigen vader gevoelde zij afkeer en
ontzetting.
Zoo verliep het eene uur na het an
dere de dokter had beloofd, dat hjj
omstreeks middernacht nog eens zou
komen, hij dacht dat het dan met den
ouden man wel afgeloopen zou zijn. On
verwachts bewoog de zieke zich, hij keer
de met inspanning van alle krachten het
gelaat geheel naar zijn dochter en sprak
zacht„Ik hen blij, dat hij niet dood is."
Een poos lang sprak hij geen woord
en luisterde schijnbaar niet naar zijn
dochter, die hem zacht vleiend smeekte
zijn geweten te verlichten, als hij nog
iets te zeggen had.
„Denk je werkelijk, dat ik sterven
ga?" vroeg hij dof. „De dokter is eon
dwaas, geloof ik, maar jij Sabine, hebt
reeds aan zooveel sterfbedden gestaan,
dat ge bet wel zult weten.
(Wordt vtrvolgd.}