Dienstbode, mmMmcm. TIE, Zaterdag 10 September. mkkmmn j gewild. deaux. 1 TaiM ikersknechts, dienstbode Binaenlandscfee leriétai len Gatalo- ige. Telephoonnummer 10. e Dam F161, •aa-sc^aa. 1904, i.\ui JCI wOOl^lUlg'. IÜIM. ^1 foil fo| fo| VIISSINKSCHE C01IHANT. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen. Prijs per órie maanden 1.30. Franco per post 1.50. Afcondeylijke nummers 5 cent M ;n abonneert zich bij alle Boek. handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever F. VAN DE VELDE Jr.. Kleine Mai kt, L 187. <m ADVERTEN'TIËNvan 14 regels ƒ0.40. Voor ah m regel meer 10 cent. - Bij directe opgaaf vna driemaa' plaatsing Vïzelftle advertentie wordt de prijs slechte tweemaal berekend. Groo&s lette» ra cliché's naar plaatsruimte. Abonnt ments-Advertentiën op zeer voordeel li e roorwanrden. GISTSTRAAT. LBURG, isaq van een oor tot S1NCIEN, Bellaraykaól ^NsuLTiajl >zen, sn borden, ^eekenhaken, trends TeekenbehoetttJ ."RANS timmerman! gevraagd twee tamheid, bij J. B. YAïl fkade H. 118. esMejuffrouw KOUf Mingstraat. Leeuwarden op 19 :en bekend, tegen hooi ;oede getuigen voorzien! onder no. 1224, bij del C. A. J. LUITINGHj n. HAVMBI1KST. :oavm 6— 6 20 7-1 9 80 10— 10 20 10411 12— 12 35 !-• 125'! 5 8 55 4 20 5- 6 lil 18 20 9 50 10 45. tenslula: vm 6 10 6 3I| 9 15 9 50 10 10 10 1150. Nm 1210 12 «I 50' 310 3 40 4 05 4 3! 5 7 25 8— 8 80 10 lil trtsn vallen Zondags vil! ÏRA&MEN8Ï se m.mms3wm I NGEN (Remise:) v.nj werkdagen) 5.50. I rkt: v.m. 7.55, 9.801 a.m. 12.30, 2.—, 3.80,F 0. 10.20. Van Bail 1.15, 3.45, 4.15, 5.50,J BURG (naar Hernia*! Naar ZeilmarktJ .15, 11.45, n.m. 1.1 65, 7.55, 9.85. - Naai| m. 12.35, 2.05, 8 45. Naar Rami**! 1.15. ELINQ, nst van 1 Maart tot 0a)b)nm. 3 23 sn SlOll 5a) 3 50 en 6 40| 25 nm. 1 55a) en 4 i 0a)b) nm. 3 23 en 0 10» I minuten na hat vartret J vm. 8 10 8 50 Braskans, Borsselsa «s I Vlisslngan naar BorassW I B»« Braskans, Bonerit* I Onderzoek naar het vaderechtp. Een wetsontwerp is bij de Tweede ^amer ingediend tot wijziging en aan- jyulling van enkele artikelen van het Burgerlijk Wetboek, ter opheffing van ie bezwaren waartoe het bestaande voorschrift, betreffende het onderzoek naar het vaderschap, aanleiding geeft. Blijkens de Memorie van Toelichting schept het enkele feit der geboorte naar bet tegenwoordig recht geenerlei rechts band tusschen ouders en natuurlijk kind. Eerst nadat het natuurlijke kind erkend is, ontstaat tusschen kind en erkenner een soortgelijke, zij het ook veel zwak kere, relatie als tusschen het wettig kind en zijnen vader. En als de erken ning niet vrijwillig plaats heeft, kan het natuurlijk kind die afdwingen. Of nu dit stelsel, voor zoover het de verhou ding tusschen moeder en kind regelt, in allen deele gelukkig mag heeten. kan in het midden blijven. Zeker is het, dat het, voor zoover 't de sluiting van de gedwongen erkenning ten aanzien van den vader betreft, onder geen voor waarden mag worden prijsgegeven. Ten zij men de grondslagen van gezin en maatschappij zou willen verwrikken, moet den rechter de be voegeheid ont houden blijven, in de plaats van den vader de erkenning van een kind uit te spreken. Treft dus den wetgever geen verwijt dat hij de gedwongen erkenning ten aaanzien van den natuurlijken vader uitsluit,hij is daarom niet vrij van schuld. Aan het kind en terecht ei actie tot erkenning tegen den vader onthoudend, verzuimde hij het eene actie te geven, waarmede het zijnen verwekker kon dwingen, zijn meest elementairen natuurlijken plicht te ver vullen de opvoeding en het onderhoud van het door hem verwekte kind (mede) te bekostigen, De verwekker immers is voor het leven van het kind verantwoordelijk. Dat loert de rechtsovertuiging gelijk zij zich in de menschelijke samenleving uit spreekt dat leert niet minder de natuur, die bewijzen te over levert, dat het ver band tusschen de daad der verwekking en de zorg voor het verwekte wezen bestaat krachtens hoogeren wil. Het is op deze gronden dat de regee ring voorstelt in het Burgerlijk Wet boek den regel op te nemen, dat de vermoedelijke verwekker (onder zekere voorwaarden) gehouden is, de kosten van het onderhoud en de opvoeding van het door hem verwekte kind te dragen, althans mede te dragen (art. 333a nieuw). Aan de regeling van de rechtspositie der natuurlijke kinderen in ons tegen woordig recht raakt het ontwerp niet althans zij blijft ongewijzigd. Slechts voert liet ontwerp daarnaast een nieuw beginsel in het enkele feit der afstam ming verplicht den verwekker tot on derstand tegenover het kind (art. 344a nieuw). Het feit der afstamming zal dus als het ontwerp wet wordt, tot twee acties kunnen aanleiding geven lo. (tegen de moeder) tot de actie tot gedwongen erkenning (art. 343)2o. (tegen den verwekker) tot de actie tot veroordeeling tot verschaffing van on derhoud (art. 344a). Elke dier acties heeft een geheel verschillend doel. De eene strekt tot het erlangen van eene rechterlijke uitspraak, die zal werken eene vrijwillige erkenning de andere is gericht op het verkrijgen van materieelen onderstand. Tusschen art. 342, lid 1 (oud) en art. 344a (nieuw) bestaat geen strijd. Toch is om den schijn van strijd, die uit de te ruime bewoordingen van art. 342, lid 1 zou kunnen worden afgeleid, te voorkomen de uitdrukking „het onderzoek naar het vaderschap" vervangen door de woorden„de rechtsvordering tot in roeping van staat", d.i. tot gedwongen erkenning (is verboden). Het ontwerp geeft het natuurlijk kind een actie tot onderstand tegen den ver- moedelijken verwekker. Voert het daar mede in onze bestaande wetgeving iets nieuws in, aan den anderen kant her geeft het daarmede aan het natuurlijk kind een recht, dat het vroeger, vóór de Eransehe wetgeving hier te lande kracht kreeg, naar Hollandsch recht bezat. Het Eransehe recht van vóór de revolutie kende trouwens ook deze actie tot onderstand. Na een historisch overzicht betoogt de minister van justitie dat het hoofd beginsel van het ontwerp van 1898 in strijd is met hetgeen hier sedert on heuglijke jaren als recht gegolden had. Maar bovendien valt in dat voorstel der regeering eene zeer scherpe miskenning te ontdekken van de waarheid, dat de heilige instelling van het huwelijk de bron is van het familierechtelijk begrip vaderschap, en dat, wèlbegrepen, het bestaande recht, met de opneming van het instituut der erkenning, reeds dat begrip buiten zijne oorspronkelijke gren zen heeft uitgebreid. Ontbind'ngsnawaean Het „Sociaal Weekblad" geeft onder bovenstaand opschrift in een hoofdartikel een beschouwing over de mogelijke gevolgen van de ontbinding der Eerste Kamer. Deze gebeurtenis toch dreigt z. i, gevolgd te worden door een andere, nooit voorgekomen, gebeurtenis, die voel bedenkelijker is vit een staatsrechtelijk oogpunt het niet vertegenwoordigd zijn van de provincie Overijsel in de nieuwe Eerste Kamer. Mocht dit gebeuren de schrijver weigert vooralsnog dit te gelooven dan zal de nieuwe Eerste Kamer op ongrondwettige wijze zijn samengesteld. Schrijver herinnert het in Overijsel voorgevallene Vrij bewerkt door M. J. K. „Toen op 3 Augustus de verkiezingen 1 (die bij ontbinding binnen 40 dagen na het ontbindingsbesluit moeten plaats hebben), voor een nieuwe Eerste Kamer j zonden aanvangen, bestond er in de Staten van Overijsel een vacature, eu zoolang die onvervuld was, wogen de partijen links en rechts tegen elkander op (23 tegen 23). Het liet zich dus aanzien, dat in Overijsel de benoeming van drie Eerste Kamerleden plaats zou hebben bij 't lot, en dat onder een regeering, die bezig is de Staatsloterij zij het ook uiterst geleidelijk af te schaffen." ,In de Grondwet is bepaald, dat de gewone, in de wet bepaalde, samenkom sten van de Staten, ter verkiezing van leden der Eerste Kamer, uiterlijk voor veertien dagen mag worden verdaagd. Op 3 Augustus werd in de vergadering der Overijselsclie Staten namens de linkerzijde door den heer Hoven een dergelijk voorstel tot verdaging gedaan. Het werd met 23 tegen 23 stemmen verworpen de rechterzijde scheen geen afkeer te hebben van verovering van Kamerzetels door het lot.Daarop verlieten de leden der linkerzijde de zaal en brachten hierdoor de Staten van Overijsel in den toestand, waarin volgens art. 75 der Provinciale wet de vergadering niet ig beraadslagen of besluiten, omdat er nl. niet meer dan de helft der leden tegenwoordig is. De verkiezing van leden der Eerste Kamer kon dus niet plaats hebben en de Commissaris der Koningin sloot de vergadering." Na terloops de beschouwingen in de pers naar aanleiding van deze gebeurtenis, gememoreerd te hebben, vervolgt de redactie van het „Sociaal Weekblad" „De verkiezingen moeten, bij ont binding plaats hebben binnt-n 40 dagen na het ontbindingsbesluitdeze bepaling bindt de regeeringzij mag zich niet langer dan 40 dagen (eigenlijk twee maanden, want de nieuwe Kamer moet bijeenkomen binnen twee maanden na het ontbindiiigsbesluit)van het parlement ontdoen. Maar indien ergens, om welke reden dan ook, de verkiezing binnen 40 dagen niet heeft plaats gehad, kan men niet zeggen nu gaat het niet meer. Hier is volgens de redactie geen fatale termijn, Nederland zal een Eerste en Tweede Kamer moeten hebben, ook al zou een regeering bij ontbinding de 40 dagen niet in acht genomen hebben, Op dit oogenblik, en hierop komt de zaak neer, zijn or in de provincie Overijsel drie vacatures voor leden der Eerste Kamer. In die vacatures kon voorzien worden, mits de Staten van Overijsel door de eenige daartoe bevoegde macht, dit is de regeering, daartoe worden opgeroepen. Maar, vervolgt schrijver, de regeering is niet alleen bevoegd, zij is daartoe evenzeer verplicht. Laat zij de Staten niet opnieuw tot de keuze bijeenroepen, zoo verzaakt zij in hooge iuate haar constitutioneelen plichtzij drijft gevaarlijk spel, wijl het laten bestaan van een onvoltallige Eerste Kamer, een revolutionaire daad is, in flagranten strijd met 's lands hoogste staatswet. Ook als men zich op het standpunt plaatst, dat het de Overijselsche Staten ter linkerzijde zijn, die begonnen zijn en dat hun daad inconstitutioneel was, dan wettigt dit nog niet de veel grovere inbreuk op de constitutie, die de re geering voor haar rekening neemt, door geen nieuwe verkiezing uit te schrijven. Teil slotte vraagt de schrijver, of de linkerzijde in de Staten van Overijsel een inconstitutioneele, onverdedigbare daad heeft begaan. Schrijver ontkent dit. Maar aldus sluit hij zijn artikel „In de hoogste mate iu strijd met het politiek fatsoen was de houding der rechterzijde, die het door den heer Ho ven voorgestelde uitstel, waartoe de provinciale wet in art. 67 uitdrukkelijk de bevoegdheid geeft, verwierp. Dat de linkerzijde toen de zaal verliet, om de verkiezing op dien dag onmogelijk te maken, liever dan het lot te laten be slissen, was haar bevoegdheid, misschien zelfs haar politieke plicht. De letter- knechterige en onverdedigbare opvatting, dat de regeering haar plicht gedaan heeft en niets meer behoeft te doen, ziet nog over het hoofd, dat de linker zijde in Overijsel niet weigerde Eerste Kamerleden te kiezen in het algemet maar slechts niet wenschte mede te werken op 3 Augustus, omdat toen de Staten onvoltallig en de partijen gelijk in sterkte waren. Zij kon niet weten en heeft niet geweten, dat haar daad ten gevolge kon hebben, dat Overijsel in de Eerste Kamer onvertegenwoordigd bleef. Mocht dit werkelijk het gevolg worden van haar daad, zoo komt dit voor rekening van de regeering en van haar alleen." Da nieuws Tariefwet. Besturen der vakvereenigingen van den „Ned. R. K. Volksbond" hebben in een te Amsterdam gehouden ver gadering het rapport behandeld, door eene commissie uitgebracht over de ontworpen nieuwe Tariefwet, Ten aanzien van de vraag of ver hoogde of vermeerderde invoerrechten voor ons land gewenscht zijn, bleek geen eenstemmigheid te bestaan. Een deel der commissieleden was vóór den vrijen invoer, waardoor ons land kan profitoeren van liet goedkoopste, wat andere landen opleveren. Wat de be scherming der industrie betreft, werd door lien met voorbeeldon aangetoond, dat voor vele fabrikaten, zelfs al wer den deze met een matig recht belast, concurrentie met het buitenland beslist onmogelijk is door den grooten, hier niet te bereiken omzet en het heb ben van de grond- en hulpstoffen in de onmiddellijke nabijheid. Ook voor de industrieën, die bij een matig recht baat zouden vinden, werd een derge lijke bevoorrechting van enkelen ten koste van 't algemeen niet te rechtvaar digen geacht. Betoogd werd verder, dat de alge- meene stijging der loonen, door de protectionisten voorgespiegeld en die een zeker equivalent zou hebben te vormen voor de stijging der verbruiks- artikelen, zeer problematisch is te ach ten. De ervaring leert, dat zelf bij bloeiende industrie daaraan in den regel strijd en botsingen moeten voorafgaan. Een ander deel der commissie achtte afdoende en doeltreffende bescherming van sommige industrieën door het heffen van invoerrechten wel gewenscht. Echter stelde zij als eiseh, dat gebleken moest zijn, dat dergelijke industrieën in ons land kunnen bestaan en het recht dan zóo hoog worde gesteld, dat het aan zijn doel beantwoordt. Op dien grond werd door haar o.a. een hooger recht dan het thans voorgestelde gevraagd voor bewerkte steen, gietstukken, spij kers, nagels en wat verder tot dezen post behoort, deuren, ramen, lijstwerk en ander timmerwerk, kinderconfectie en damesmantels, flesschen, spiegels, rollend materieel voor spoor- en tram wegen, stoomketels, machinerieën, in strumenten, wegwerktuigen, automati sche toestellen enz. Een recht op tabak in rollen of bladen en tabaksstelen werd door haar als een belemmering der industrie en een nadeel voor den handel afgekeurd. Eenparig was de commissie in hare afkeuring van het fiscale karakter, dat deze wet kenmerkt. Uitvoerig werd door haar het onbillijke eener derge lijke algemeene beslissing voor het ge- heele volk aangetoond, welker heffing juist daardoor zoo onbillijk werkt, wijl de grootste verbrniksgroep, de arbeiders en de kleine burgerij, daarvan in naar verhouding onbillijke mate den druk zullen ondervinden. Krachtig kwam de commissie daarom op tegen het voorgestelde recht op minerale oliën, waaronder petroleum paarden voor do slachtbank bestemd, gezouten, gedroogde en gerookte visch, vleeseh, eieren, ver schillende veel gebruikte vruchten, havermout, enz. Wat betreft den post manufacturen en stoffen, getuigt de minister in de memorie van toelichting dat van een verhoogd recht geen ver mindering van den invoer te wachten is. Dit recht heeft dus een zuiver fis cale strekking en wordt mitsdien door de commissie verworpen. Ook in deze vergadering van de besturen der vakvereenigingen bleek geen eenstemmigheid te bestaan ten aanzien van de hoofdvraag vrijhandel of protectie. Beide richtingen vonden voorstanders. Maar wel was men 'tal- gemeen er over eens, dat het fiscale karakter van het ontwerp afkeuring verdiende. Ongewijzigd werd dan ook het rapport aan het centraal bestuur van den bond gezonden. 42.) „Zoo spoedig mogelijk keerde ik nu naar mijn hotel terug, om u het wichtige nieuws te melden. Bij mijn terugkeer in de stad was kot reeds nacht geworden. Gedurende het rijden door de stad, scheen het mij wel toe, of ik in de verte het schijnsel van vlammen zag, maar daar lette ik niet verder op. In mijn kamer gekomen, zitte ik mij vol ijver aan het schrijven om u hèt gewichtige nieuws inede te deelen. Nu kan ik mij nog wel zwak herin neren, dat ik onder het schrjjven klok ken hoorde luiden eu wagens ratelen, en van geschreeuw en drukte herinner me qok, nog wel iets, maar mijn hoofd was zoo vervuld met gedachten, dat ik er geen acht op sloeg. Eindelijk onderscheidde ik hetgeroep „Brand,'brand 1" Ik ging naar het ven ster om te zien, maar sprong verschrikt terug. Het was buiten zoo helder als bij dag, aan alle kanten zag ik een zee van vlammen, die alles verslond. Ik snelde naar mijn koffer, nam mijn geld er uit en spoedde mij naar beneden. In de gangen en op de trappen zag ik overal vluchtende logeergasten. Aan de buitendeur stond iemand stil. Ik vroeg hem, wat er gebeurd was. „Brand mijn heer De stad brandt van alle kanten. Wij moeten ellendig in de vlammen sterven Ik ging naar buiten en werd tegen wil en dank door den stroom van men- scben medegevoerd. De tooneelen van angst en wanhoop, die ik zag, zal ik hier niet beschrijven, het ijselijkste was het vechten om eigen lijfsbehoud. De menschen vermoordden elkander, om een doortocht te maken. Hoe ik uit het gedrang ben gekomen, weet ik zelf niet, maar ik werd met vele andere onge- lukkigen aan den straatweg buiten de stad gevonden, bedekt met zware brand wonden. Wij werden in een groot nood hospitaal opgenomen en verpleegd. Er zijn nu vier volle weken sedert den brand verloopen en de eerste maal dat ik de pen kan voeren, schrijf ik aan u, dier bare Eugenie. Wees niet bezorgd over mijbinnen weinige dagen zal ik geheel hersteld zijn en mijn nasporingen voortzetten. Als ik de doodakte van den echten White in den zak heb, zal ik naar Hamburg te- rugkeeren en vreeselijke afrekening houden met den schurkachtigen bedrie ger. Omtrent den ongelukkigenjonkman, dien ik nu houd voor den zoon van den gestorven Arthur White, zal ik ook vertrouwbare berichten inwinnen. Houd dus moed, lieve Eugenie. Nog voordat gij dezen brief leest, heb ik misschien mijn zaken hier in orde ge bracht. Mocht er iets belangrijks beuren, dan zal ik u schrijven. Yoor heden eindig ik dus met mijn hartelijkste groeten aan u, die mijn teederste liefde bezit. Vaarwel, tot spoedig weerzien. Uwe Getrouwe Richabd Gbaap vos Löwesberg." Onder het lezen van den bovenstaan- den brief toonde het gelaat van den Amerikaan beurtelings schrik en toorn, haat en duivelsehe vreugde. „Je bent een vervloekte, slimme kerel," siste hij tusschen de tanden. „Dus je wilt mij ontmaskeren en verpletteren Ha, ha de comedie raakt aan het einde." In gedachten liep hij in de kamer heen en weer. „En toch zal het nog het beste zijn, als ik ruim baan maak," mompelde hij. „Het is een leelijke poets, die de melkbaard mij wil spelen. Maar ik zal een streep door zijn rekening halen. Ja, dat zal ik Hij nam hoed en stok en wilde juist de kamer verlaten, toen er op de deur werd geklopt en de kamenier met een bleek en angstig gelaat binnenkwam. De Amerikaan nam een onbezorgd voorkomen aan en gaf haar den brief, met de woorden„Nu je hebt gei kelijk een aardig sommetje verdiend. Jammer van het geld voor het lezen van zoo'n onbeduidend briefje." Met een verlicht hart haalde Bosa weder adem, toen zij den brief in han den had. „O, mijnheer, ik zou dat voor geen geld ter wereld nogmaals doen,' stamelde zij. „Wie a gezegd heeft, moet ook b I zeggen," sprak hij boenend. „Ik verlang dat je mij van nu af, zonder betaling, alle brieven laat lezen, die je meesteres ontvangt, versta je „Neen nooitriep zij vastbesloten uit. „Houd je bedaard, domme gans. Je hebt eenvoudig de keus tusschen twee dingen Je laat mij de brieven lezen of ik vertel aan mijn aanstaande vrouw op welke manier ik haar geheimen brief heb gelezen." Met afschuw zag Bosa hem aan, doch Arthur White lachte daar hartelijk om. Maak nu, dat je wegkomt," gebood hij op ruwen toon. „Ik reken op je als je mij bedriegt, pas op Wankelend verliet Bosa het vertrek en kort daarna ging de Amerikaan de straat op. Hij richtte zijn schreden naar het telegraafkantoor, waar hij het vol gende telegram liet seinen „Aan Mary Price, White Cottage, Chicago. „Wees voorzichtig. Een concurrent is bij u geweest, om inlichtingen te vragen. Bewaar ons geheim goed en maak hem onschadelijk." J. M." Wordt vervolgd.}

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1904 | | pagina 1