gdmrd. Tier dagen op iet slagveld. (Hfeftt talte. Donderdag 1 Januari. $0. 5. 42e Jaargang. 1904. E. 7ELG2 PTE SESEISOE s acao Van week tot week k Gemeentebestuur. BSLZ. ;ation Naturel! iari LISSIIÏGSCME (OMAAT. Prüs per drie maanden 1.80. Franco per post 1.40 Afzcnderlljke nummer» cent. Men abonneert zieb bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren af rechtstreeks k(J 4«n i t <s v e r F. VAM £»K YBLBS Ir., Slsine Markt. 187. ASVEBTENTIËNvan ï-d regels 0.40, Voor eiken regel meer 10 cent. 3j directe opgaaf van driemaal plaateing derzaifde advertentie wordt ds prtja slecht» «weemaal berekend. Groots letter» en cliehó's naar plaatsruimte. Vsr# \|e! &gelp% Kltg«se*i<wi ep ^«l»pMo©Mt3»ïSïS&:sA«3" JtÖs! AïeiaEdittsate-AdTSïteiaiJSa e» 5«e? TaaMe-slIge voorwaarden» i Maladies Graves I iNDispiNsaeu h *t aux pwHaati loan. watf. rem, totmmu 1» DISTINCTION* 1 V.IOU. ixSS fPuw IUIMI rara I rnum luu Uittt las Ukrslriw ta BIL», IfllHr lUutnilb i Pil? NltlOEUltll |Mb, PËlElOi Burgemeester en Wethouders der ge meente Vlissingen galet op het Kon. besluit van 16 No vember 1901 (Staatsblad no. 222) breDgen bij deze ter kennis van wie het aangaat, dst de lotelicgen voor de lichtiDg der nationale militie van 1904, die voor volledige oefeniDg btj de militie 4e lard zouden moeten worden irgel(Jld, een der na te melden beroepen uitoefenen en verlangen bö de zeemilitie te dieneD, worden uitgenoodigd zich vóór 1 Februari e.k. g maan te melden ter gemeente-s c-etarie, ^bureau bevolking alhier, tot welke aan- |m| melding of opgave eiken werkdag van 9 uur voormiddag tot 4 uur namiddag ifiCI - te dier plaatse gelegenheid zal z(Jn -//6tAVv>l Whnvenhfdoelde, bö beschikkios De bovenbedoelde, bö beschikking van 51 den minister van marine aangewezen a beroepen zijn de volgende achinaal gebied, verbH 3. Zeevarenden. Stuurlieden, stuurmansleerlingen, matrozen, lichtma- i trozen en jongens op koopvaardöschepen van de groote en kleine vaart en op zeesleepbooten, stuurlieden, schippers en .'verdere opvarenden van loodsvaartuigen en tonnenleggers. Di6pzeevisscüers en Noordzeekustvisschers. b. Binnenschippers. Stuurlie den, schippers en schippersknechts van Eönschepen, aken, tjalken en kleinere aartuigen, stuurlieden, matrozen, schip pers en schippersknechts van passagiers- en sleepbooten op binnenwateren. Zui- deizeevisschers, visschers op Zeeuwsche wateren en op de groote rivieren. Mos- sel- en oestervisschers, schuitenvoerders, ste grondstoffen, gartii rdende aan den inhoii edalïlen; schreef de Aecadeu ière classe en cons oolat, bonbons variS nfiseurs, Banketbak!» land IABLAIBNBT in as aci33i&B»sa «i Remise: vm 4 50 (alleau 55. Van Zeilmarktvm 11 45 nm 12 30 1 16 4 15 5 - 5 55 6 56 0 15. naar Zeilmarkt Viissia-.. alleen op werkdagen) 1150 nm 12 35 1 «tl ,20 5 05 6 -— 7 - .0 20 11 1 HAVENDIENST, vm 66 20 7— 30 10— 10 20 104»* 12— 1 10 1 30' 2'l 3 25 3 50 4 10 4 30 7 1 0 7 3 0 7 5 0 8 29. isluis: vm 6 10 6 3» 15 9 50 10 10 10 3» 50. Nm 12 10 12» 2 50* 3 10 3 40 4- 5 6 40 7 20 7 40 8- n vallen Zondags uit, H-BCHSLBB. 1904. 3a) b) nm. 3 23 c.) i) 3 50.J nm, 1 55. nm. 3 23c.) en na het vertrek vletterlieden en veerlieden. c. Smeden, stokers, machi nisten en bankwerkers. Ma chinisten en machinist-leerlingen, cp schepen en vaartuigen, bö spoor- of tram wegen en op fabrieken en andere in richtingen. Stokers als boven. Machine- drövers, Smeden en smid bankwerkers. Machinebankwerkers en gewone bank werkers (hieronder ook te verstaan rü- wielherstellers.) Werktuigmakers, kolen- tremmers. Metaalbewerkers (bieronder te verstaan koperslagers, ketelmakers, völen- kappers en voorslagers.) Electriciens. d. Overigeambachten. Scheeps- beschieters, scheepstimmerlieden (scheep makers.) e. Koek- en banketbakkers of knechts. Koks- en koksmaats, hetzö aan boord van schepen of vaartuigen, hetzö aan den wal. f. Koffiehuis- en hotelbedienden. Hof meesters en kellners op schepen of booten. g. Ziekenverplegers, barbiers, apothe kersbedienden. h. Personeel van röksweiven. N.B. De personen genoemd onder A, B en D komen allereerst in aanmerking voor inlöving als zeemilicien-matroos. De personen genoemd onder C komen Uit Rnssiscli-Tnrksclieu oorlog. 1.) van Ik herinner mö nog hoe wjj door het woud marcheerden, hoe de kogels suisden en hoe wö door een dicht bosch van hagedoorn drongen. De schoten volgden elkander steeds sneller op, toen eensklaps een jong soldaat wanhopig zön groote oogen naar mö opsloegeen kogel had hem getroffen. Ook herinner ik mö nog zeer goed, dat ik böna aan den zoom 3 23 naar Breskens, van het woud>in het dichte struikgewas, een kolossalen dikken Turk zag, op wien lingsn naar Borsselen A regelrecht toeliep, hoewel ik klein en 'tenger ben. Daar knalde een schot, en den des ZONDAGS "len kogel suisde mü laugs het hoofd. De Turk had misgeschoten en trok zich it ipoorweg»tation Eu ^liDgs in het struikgewas terug, q. 810 8 50 reskens, Borsselaa ei allereerst in aanmerking voor inlijving als zeemilicier-stoker. De personen ge noemd onder E komen in aanmerking voor inlijving als zeemilicien-kok. De personen genoemd onder F komen in aanmerking voor inlöving als zeemilicien- hofmeester. De personen genoemd onder G komen Id aanmerking voor inlöving a's zeemilicien-ziekenverpleger. De per sonen genoemd onder H komen in aan merking voor zeemilicien-matroos of stoker, al naarmate van het beroep dat zö uitoefenen. Uit de lotelingen, die een dezer be roepen uitoefenen, wordt de voorkeur gegeven aan hen, die zich overeenkom stig deze uitnoodiging voor den dienst ter zee hebben aangemeld of hebben doen opgevende overige voor dien dienst noodige manschappen worden te zöner töd door loting aangewezen. Da aandacht van de lotelingen wordt ge vestfgd op art. 110 der militiewet 1901, luidende als volgt „De bö de militie te land ingelöfien worden niet tot het aangaan van eene verbintenis voor de buitenlandsche zee vaart toegelaten, zonder schriftelöke toestemming van wege onzen minister van oorlog. Dis toestemming wordt in gewone tijden niet geweigerd aan de loteilngeü, die reeds vóór hüane inlöving bö de militie hun beroep van de buitenlandsche zeevaart maakten en die zich overeen komstig art. 138 voor de zeemilitie hebben aangeboden, doch daarbö niet hebben kunnen worden aangenomen." Vlissingen, den 5 Jan. 1904. Burg. en Weth. voornoemd, VAN DOORN VAN KOUDEKERKE. De Secretaris, WITTEVEEN. Heden (5 Januari) is er nog geen oorlog. Over de kannen voor en tegen, leest men in alle groote bladen kolom men voldoch zö maken op ons den indruk, dat de een er al even veel van weet als de ander. Dit e'éne is zeker het J pacscha volk wil dan oorlog. Eenige jaren geleden heeft het goiukkig gestre den tegen China en thans durft men, zich sterker nog dan destijds gevceler.de, den Russischen beer ook wel aanvallen. Van de stemming der Japaseche rt- geering wafin wö ei(.enlök zser weinig af. Die derRussiseho is stellig vredelievend, om de zeer eenvoudige reden dat Rusland er een tactiek op na houdt, van dien aard, dat men bij vied9 alles kan winnen en bij oorlog groot gevaar loopt van Iets te verliezen. De Russischs politiek ie die van den altöd bedaard bovenden, maar waarheen ik hem volgde, hem het ge weer uit de handen sloeg en hem met mön bajonet een doodelöken steek toe bracht. Ik hoorde hem kermend neer vallen,doch sloeg verder geen acht op hem marcheerde verder, losteinog esnigs schoten ên hoorde daarop hóe mijne makkers onder een luid hoera voorwaarts storm den. Wat sr op dat oogsnblik met mö gebeurde, weet ik mö niet meer te her inneren, maar wel kwam het mö vreemd voor, dat ik, op den grond uitgestrekt, alleen achterbleef. Het geschreeuw en de schoten verstomden na eenige oogen- blikken ik hoorde en zag weldra niets meer. Nog nooit heb ik mö in zulk een zondeilingen toestand bevonden. Ik lig, geloof ik, voorover op den grond en zie niets dan een klein stukje aarde, waarop tusschen het gras eene mier överig rondloopt. Ook kan ik slechts met éen oog zien, daar het andere gesloten wordt gehouden door een hard voorwerp, waar- schönlük een tak, waarop mön hoofd rust. Daar möne houding zeer ongemak- kelök is, wil ik eene andere aannemen, doch het blöft bö het voornemen. Zoo verloopt er eenige töd, waarin ik niets indringenden koe-pma:-, die zön voet tus schen de deur zet, nooit boos wordt maar ook nooit weg gaat. Opmerkelijk ia het, dat Rusland zoo weinig vrienden heeft en dat men, het Fransehe bondgenootschap daargelaten, vrö algemeen het Mongoolsche rök tot een oorlog tracht aan te zetten,;weinig bedenkend dat een sterk vooruitgaand, overwinnend, vermetel en dapper be schaafd Mongoolach rök verbazend veel gevaar in de toekomst zou kunnen op leveren, voor alle Staten die er belangen in hst Oosten op na houden. In China doet men dapper aan de krögstoerustingen mee, Man heeft daar esn woordje mee te praten over de schen ding der overeenkomst omtrent de ont ruiming van Mantschourije, en men zal, a's het geval tot verwikkelingen leidt, dat woordje wel spreken 002. De oude, om zön moderne beschaving verachte vöani, wordt nu wear een broeder en een vriend. Hst komt nu uit, dat er böna twee maal honderd duizend Russische soldaten in Mantsehouröe zijnwel wat veel, dunkt ons, om een spoorweg te bewa ken in ieder geval genoeg om te be- wözen wat men te Sint Petersburg toch eigeniök voor haeit. Russische militaire autoriteiten houden zich overtuigd, dat in het bedoolde gewest de eventueele ströd zal worden gestreden en het juist deze zal zijn, die het Sussiache iök on- herroapelök in het bezit dar begeerde landstreek stelt. Maar, men kan ook te optimistisch gestemd -ja. ft *t Ia toch treurig, wanneer men her vormingen wil invoeren en zön goeden wil toonen, maar het ongeluk ons ach tervolgt en met da beste bedoeling niets kan worden tot stand gebracht. Iets dergelöks overkomt den beheer- schar der geloovigen, den bawoner van het tooverpaleis böKonstar.tinopel, Yiidiz- kic.sk genaamd. Hat blökt toch dat, bö de reorganisatie der gendarmerie in Ma cedonië, de aangestelden, wellicht be vreesd voor de richtige uitbetaling van h9t salaris, bö menigte overioopen naar de opstandelingen, die zoowaar alweer in actie schönen ta zijn,..even als de Bu'gaarsche rogaering, die bapaald ver langt op alle gebauriykheden te zön voorbereid. Wanneer inderdaad in het voorjaar de opstand weer losbarst, zooals men algemeen gelooft, en zooals waar- scbijciyb zeer velen hopen, dan zou het wel eens kunnen gebeuren, dat de in- eurganten in den rug gesteund werden hoor dan het krieken van een sprinkhaan en hot gonzen van böan. E'ndslijk neem ik een kloek besluit, bevröd mön rech terhand, waarop möu lichaam in al zöne zwaarte rust, leun met beide handen op den grond en tracht mö °P to richten. A's een bliksemstraal vliegt ean felle, snödende pö i door mön geheele lichaam 8D val ik met een dcflsn slag weder neder. Weer is alles donker en zia ik niets meer. Ik ontwaakte. Hoe komt het dat ik de sterren aan het. uitspansel zoo heider zie schitteren Lig ik dan niet in möne tent Waarom ben ik er toch uitgekro pen Ik maak eenige beweging en gevoel een hevige pön in möne beenen. Thans begröp ik het, ik ben in den ströd gewond. Gevaariök of niet Ik bevoel möne beenen, dia met geronnen bloed overdekt zön, doch de minste aanraking ia zóo pjjalök, dat ik snel möne hand terug trek. Möne ooren suizen, mön hoofd is zwaar, maar toch kom ik langzamerhand tot de overtu'ging dat ik aan beide beenen gewond beD. Maar waarom heeft men mö dan niet opgenomen? Zouden de Turken ons overwonnen hebben? Allengs herinner door een Bulgaarsch leger van drie maal honderd duizend man. Reeds nu wordt het effectief van hst leger derBuIgarenmet vijftig duizend man verhoogd; met vreugde begroet het volk een wet tot verzwaring van den diensttöd en alles ziet er zoo krögshaftig mogelök uit. Het zou voorwaar zonderling genoeg wezen, maar het is geenszins volstrekt onmogeiök dat, ondanks de toegezegde, tendeele uitgevoerde, tendecie mis ukte hervormingsplannen, do Macedonische vröscharen en de Bulgaarache legers ten slotte Macedonië vrö vochten. Voorloopig kunnen wö afwachten of het generaal Degéorgis, den Italia3nschen legeroverste, die thans met de hoofdlei ding der Macedonische gendarmerie is balast, gelukken zal een toestand van orde in het land te scheppen. ft 9 Wat betreft de met de Ojsterache zaken eenigszins samenhangende Thibe- taansche quaestie, volgt men met kalme aandacht de expeditie van den Engelschan kolonel, met z(Ja troepen, die het wel wat koud zullen hebben, maar die man overigens beuöden kan om hun mooi tochtje door een vaa ds belangwekkendste daelen der aarde. De Iauische troepen, meer aan een dergelök klimaat gewoon, houden zich goed, maar over het trans port wordt geklaagd, en geen wonder, 'tls waarlök geen kleinigheid, een mi litaire wandeling in dit uitgestrekte hoog land, waar nu de noordoosteiöke stormen over de eeuwig met sneeuw bedekt6 bergen komenoen land, dat böna niet bevolkt iswant wat is een millioen menschen op zulk e6ne uitgestrektheid Van gewapenden tegenstand is nog niets vernomen, en 't is maar te hopen dat het zoover ook niet komtwant als er oponthoud is en wellicht gewonden te vervoeren zöQi dan zou de zaak wei eens hacheiök kunnen woiden. Een dér voornaamste Russische bladen he&fi er de Engelsche legeering reeds aan her innerd, dat de Tnibetaansche hoofdstad Lhassa, da heilige stad der Boeddhisten is, terwöi ook Rusland in Azië onder danen heeft, welke dezen godsdienst zöu toegedaan, zoodat, ingeval van aanranding van die stad, Rusland ten behoeve van de godsdienstige overtuiging dier onder danen, zich wel eens verplicht zou kun nen zien, tusschenbeide te komen. Een fraaie redeneericg, voorwaar. De Russische regeeiing zou er nooit aan denken, om iets te doen ter wille van de godsdienstige overtuiging van diegenen ik mö wat er is voorgevallen eerst staat alles mö slechts onduideljk voor den geest, doch ten laatste kom ik tot de overtuiging, datwö niet geslagen zön. Ik lig immers op dezelfde plek, waarop de aanvoerder van ons batailton reeds in de verte wees met da woorden „Jongens, daar moeten wö heen!" Eu daar wö er gekomen zön, zön wö dus niet geslagen Maar waarom heeft men mü dan niet meegenomen Waar- schünlük lig ik hier ook niet alleen, want er werden zooveel schoten gelost. Ik wil eens rondzien, wat mö nu ge- makkelüker valt dau in den beginne, daar ik niet ia möne vroegere hou ding teruggevallen ben, maar thans op den rug lig. Ik tracht mö op te richten, wat moeielök gaat, wanneer beide bs8nea gewond zöa- Na eenige vergesfscha po gingen gelukt het mö einde'ö^ e0n6 zittende houding aan te riemen, waarbü mö echter van pön de tranen in de oogen komen. Boven mö aan het donkere uitspansel schitteren eenige sterren doch rondom mö zie ik niets daa hooge donkere omtrekken. Ii lig in het kreupelhout, waarin ik onopgemerkt ben gebieven 1 barer onderdanen, welke niet behooren tot de Grieksche kerk. In Rusland is al het andere uit den booze en zelfs katho lieken worden er lastig gevallen en ver volgd. Maar Indien het zoo te pas kwam, dan zou diezelfde regeering er wel geen been in zien, om voor die brave Boed dhisten In de bres te springen en Lhassa aan de Engelsehen te betwisten. Wö ver trouwen dat de Britten wözer zullen zön en zich tweemaal zullen bedenken, eer zö Rusland een geschikt voorwendsel verschaffen, om te doen wat zö zelf zoo gaarne zouden willen doen. „Gepraat." Over het „gepraat" ia de Kamer geeft „DeNederlander* een hoofdartikel, waarin veel behartigenswaardigs te lezen valt. E-m dankbaar onderwerp trouwens, waar wel alle partijen het er over eens zön, dat het, zooals 't de laatste jaren bö de behandeling der begrootiogen toegaat, niet langer kan en mag doorgaan. Dat „waterstaat" nu al twee jaar achtereen voor een gedeelte onbehandeld bleef, dat de beer De Boer een belangröke rede voering in den zak moest houden, dit alles bewijst, dat er iets hapert aaa het parlementaire raderwerk. De schuld ligt aan het „gepraat" zegt „De Nederlander." Maar da vraag is wat men daaronder dient te verstaan. Nu noemt het blad als typisch voor- breid mr. Troelstra's rode voering over de zwendelaröen van den laatsten töd, een redo, die „geen ander nut en ook geea ander doei (had) dan om het volk op te ruien tegen de bestaande orde van zaken, de zjogenaamdo kapitalistische maatschappö." Na mr. Lehman's bekende interruptie onder da rede van den heer Troelstra „wat heeft de Kamer aan al dat ge praat", is dit oordeel van „De Neder lander" niet verwonderlök. Toch hadden wö gaarne gezien, dat dit blad zich tot wat breeder en hooger beschouwing had kunnen verheffen. In 's lands vergaderzaal tot da natio nale ramp dar jongste zwendelverliezen eenvoudig het zwögen te doen, alsof z(j inderdaad niet het symptoom waran van een zeer bsdenke'öke kwaal onzer sa menleving, dat ware een struisvogel politiek geweest, die zeker aan „da zoogenaamdekapitalistisehema Lschappü niet ten bate zou zön gekomen. Het was een sociaal-democraat, die de onverkwikkelijke geschiedenissen ter sprake bracht. En zön doel was raker niet hst - schragen orzer samenleving door medicön ta leikea tegen haar kwalen. Bö deze gedachte rözeri mö de haren ten berge. Maar hoe kom ik hier dan toch in het krsupelhou' Het laatste wat ik mij herioneren kan, is toch, dav ik mö ia het open veld bevond. WaarscböolQ'c h-.b ik mö, radat ik gewaad ward, hierheen gesleept; doch doar de hevige püo, die ik Ifjd staat mijn verstand böaa stil. Maar hoe vreemd dat ik mij thans niet verroeren kan.terwöl ik toch zalf naar dit boscbje gekropen ban. Misschien was ik toen nog maar op eena plaats gewond en heeft de tweede kogal mü hier ge troffen. De maan is intusschan opgegaan en werpt een mat schönsal over hat aaid- rük. Hoe zou het er op dit ooganblik thuis uitzien Hat schamaruurtja was altijd zoo gezellig 1 Eensklaps treft een vreemd geluid mön oor. Het is alsof ik iemand hoor zuch ten. Ja, daar zucht bepaald iemand. Ligt er ook een ia möne naböhaid, die evenals ik onopgemerkt is gebleven. Och, lieve hemel, ik ben hot zelf die zucht. Maar löd ik dan zooveel p'jn? Waar- schynlök wel, maa- ik ban mön toestani nauwetöks bewust, want mön hoofd is beneveld en zoo zwaar als lood. (Wordt vervolgd.) 5

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1904 | | pagina 1