Woensdag
16 December.
IMuÉsit ierietea.
FEÜiUBTIN.
NIET MUZIKAAL
lo. 296.
41e Jaargang.
1903.
VLISS1N6SCHE COURANT
PiQs per drie maanden 1.30. Franco per post l.£0
Afzonderiyke nummers 5 cent. Men abonneert zich by alle Boek
handelaren, Poetdirecteuren si rechtstreeks by den Uitgever
r. VAN 98 V8L9E Ir., Kleine Markt, 1S7.
A9VERTENTXÉMvan 1—4 regels 0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. By directe opgaaf van driemaal plaataing derzelfde
advertentie wordt de pryi slechts tweemaal berekend. Oroote letters
en cUchd's naar plaatsruimte.
Tors ïgai siSs«s»»i«f3 «g Sfos- «a Swaitêageu.
QCeelespllaomaumisMur SO.
Aioraeiï8sts-AST«rt«SiiB op soek voordeellge voorwaarden.
Tweede Earner.
In de vergadering van gisterenavond
werd voortgezet de beraadslaging over
hoofdstuk marine.
De heer van Gyn constateerde dat men
thans een minister gevonden heeft die
toont zyn mannetjes te kennen en een
open oog en oor heeit voor grieven en
misstanden. Ook wat de bouwplannen
van den minister betreft, is spreker het
met hem eens.
De heer van Karnebeek was overtuigd
van de wenscheiykheid dat de aanbouw
van het 12e schip niet worde uitgesteld.
Naar aanleiding van het gebeurde met
den Bond van matrozen was hy van
oordeel dat men die vereeniging de
rechtspersooniykheid zou kunnen weige
ren of ontnemen, op grond van de wet.
De heer Verhey voegde zieh gaarne
by de sprekers die den minister lof
brachten voor zijn bemoeiingen voor het
personeel. Hy verwacht daarvan een
frisschen geest by de marine. Hy verde
digde het nemen van een proef met een
onderzeesche boot.
De maatregelen des ministers tot ver
betering van de positie van bet macbine-
kamerpersoneel juichte spreker toe. Hij
vreesde echter bezwaren van de voor
genomen organisatie en gaf in verband
daarmede een enkelen wenk, Het streven
tot ontwikkeling van Indisch maehine-
kamerpersoneel juichte spreker eveneens
toe.
Ten aanzien van de werving van
jeugdige personen, vertrouwde spreker
dat de minister de bestaande bezwaren
zou opheffen als hy kon. De minister
deed een goede stap in de juiste richting,
door het dienstverband van 11 jaar met
3 jaren te verkorten. Met verkorting van
dienettyd alleen ia men er niet. Het
bezwaar biyft bestaan, spieker wees er
jaren geleden op, dat de jongens zich op
te jeugdigen leeftyd moeten verbinden.
Een proeftijd ware daarom het best, èa
voor de jongens, èc voor de marine.
Men zou dus een voorloopige verbintenis
kunnen sluiten, met een dienstverband
van een bepaalden tjjd, met opzegtermij
nen. Wil de regeering dit niet, dan zal
zy naar andere middelen moeten uitzien.
De heer van Wassenaar erkende dat
de proef met een onderzeesche torpedoboot
een dure proef is, maar hö acht die van
groote beteekenis en van mogelijk grooten
invloed op de uitbreiding van ons mate
rieel. De in Amerika en elders genomen
proeven versterkten spr. in deze meening.
De heer Ltetiinck wees op de ongerust
heid die omtrent de „Friesland" heerscat
in den lande. Spr. wil die niet vermeer-
teren, maar vraagt van den minister
bet volle licht over deze zaak. De min.
beeft door een commissie de zaak laten
onderzoeken en nu is de „Friesland"
gisteravond naar Indië vertrokken. Maar
VAN
ALEXANDER VONROBERTS.
7)
Een paar dagen later brandde in onzen
bliL kenden keukenkaehel het eerste
vuurtje. Het vormde de brandstapel voor
een zekeren brief en voor eenige onaf
gewerkte dito. Hoe vrooiyk flikkerde de
vlam en hoe overmoedig glinsterden de
beide waterketels m haar schijnsel I
Terwijl ik nog bezig was het verkoolde
papier te vernietigen, werd er gebeld.
Het was onze keukenprinses, die kwam
vragen wanneer zy in dienst moest
treden. De geheel als eene dame gekleeds
dienstbode, met haar hoed met veeren
en hare nauw aansluitende handschoenen,
zal zeker wel verwonderd hebben staan
kijken, toen zy mynheer den luitenant
h(j zal niet 3 jaren wegbiyven, enkel
dienen tot overbrengen van troepen, en
dan naar hier terug komen voor een
revisie. Spr. is niet gerust er op, dat
men een schip dat zoo chronisch ziek
is, een duur schip, met een bemanning
waarvoor men verantwoordelyk is, een
zoo groote reis deed ondernemen, zonder
zekerheid dat het zeewaardig ia. Spr.
wenscht te vragener is onrust in den
lande wat en waar haperde het de
„Friesland" Hadden die gebreken by
bouw en herstalling niet kunnen worden
voorkomen Wie is voor het ontstaan
dier gebreken verantwoordelijk, waar toch
steeds op bouw en 'herstel moet worden
toegezien Spr. vroeg een pertinent ant
woord.
De minister van marine beantwoordde
de verschillende sprekers en bracht in
de eerste plaats dank aan allen, die hem
lot brachten voor zyn beleid, al werd
daarmede critiek niet uitgesloten. Gritiek
is zelfs gewenscht. zy was welwillend
en opbouwend.
In verband met de quaestle met de
„Friesland* zeide by o. a. In 1897 in
dienst gesteld heeft de bodem ten vorige
jare een groote reparatie ondergaan. Na
de proeftocht, waarbij alles in orde was,
heeft men zware lekken ia de water-
pypketels ontdekt. Demlnister zette uiteen
hoe men vermoedt dat die bezwaren zyn
ontstaan en hoe men getracht heeft
daaraan tegemoet te komen. Toen men
met de ketels bezig was, werd den
minister gerapporteerd van een manke
ment in den condensor, waarin werd
voorzien, maar niet naar 's ministers
inzicht. Toen ontstonden stooten in den
lagendrukcylicder.
De minister heeft toen een commissie
benoemd om na te gaan hoe de toestand
van het schip was en aan wien de
schuld lag. Dat rapport is nag niet in
's ministers bezit, maar de commissie
zag geen het minste bezwaar in een
reis naar Indië en terug. Dat wa3 noodig
voor de aflossing van bet personeel. De
minister hoopt er voor te waken, dat
het gebeurde als met de „Frisslaad" niet
meer zal voorkomen.
De minister keurde verder het optreden
van de marinebonden af, daar zy de
krygatucht ondermijnen.
Ook ten opzichte van de werving en
de zgn. ontslagbrieven z-.tte hy in den
breede zyn standpunt uiteen.
Burgemeestersbenoemingen.
Men weet, dat over dit onderwerp in
den laalaten tyd heel wat te doen is
geweestdat ook by de begraotingsde-
batten deze quaestie ter sprake kwam,
en óók dat de minister van binnenland
sche zaken in den Iaatsten tyd een
schry ven gericht heeft aan de Commissa
rissen der Konirgin, teneinde op de
lec-ftydsgrens van verschillende, voor
herbenoeming in aanmerking komende
burgemi estere, acht te geven. De „Maas
bode" bevat over deze materie een
bjj den keukenkachel bezig vond. Ik
hield mij echter goed, en ondervroeg
haar naar allerlei kleine byzonderheden,
terwyi ik daarbij voortdurend in da asch
bleef woelen. Frederik echter, die galante
schelm, maakte haar bij baar vertrek
allerlei aardige komplimentjes, zooals ik
kon opmaken uit haar vrooljjk gelach.
„Tot we6rziéns, juffrouw 1" riephy haar
luid na nu ja, tot weerziens dan 1
Het zou toch jammer zijn dien goeden
jongen zyn kleinen keukenroman te
bederven
In de brieven, die ik in deze dagen
van voortdurende beterschap aan haar
schreef, verhaalde ik haar van mijne
werkzaamheden, en hoe ik al de groote
meesters, met de heilige Cecillia incluis,
in den salon had opgehangen. Ook maakte
ik melding van het spel van den ouden
heer, en in een oogenblik van ware
bezieling ontsnapte aan myne pen de
opmerking „dat hy zich volstrekt niet
behoefde te schamen in het gezelschap
van al die groote meesters."
„Gy zult wel zeggen „majesteitschen
nis I* Nu ja, ik begryp er immers ook
niets van maar de beide oudjes houden
my voor zeer „muzikaal," en ik heb
artikel, waarin de „geestigheden" waar-
mós dr. K. te dezen aanzien in en buiten
de Kamer vervolgd is, scherp worden
doorgehaald, en waarin het aan het slot
heet
Van al deze llbarala en vrijzinuij-de -
moeratische„kieschheden" nu afstappende
gelooven wy wel te mogen zeggen,
dat de minister met hot uitvaardigen
van deze circulaire een uitstekend werk
verricht heeft.
Gelet immers op de verantwoordeiyk-
haid van het hoofd der gemeente en
in het algemeen van allen, die gewichtige
ambten te bekleeden h8bben, moet het
toch duideiyk wezen, en eene droevige
ondervinding leert het al en toe, dat
soms ergeriyke misstanden insluipen, zoo
een overste niet meer die vigueur van
geest an lichaam bezit, die voor het
wèl vervullen van zyn ambtsplichten
noodzakeiyk zijn.
Dat in deze circulaire geen bepaalde
leeftyd werd aangewezen, geiyk eenmaal
een dwaas decreet een wettalijken termjjn
stelde aan den arbeid van academische
hoogleeraren, kan niet anders dan ver
standig en mensrhkundig geacht wor
den.
Daar zyn er immers toch ook nog,
die zelfs op gevorderden of hoogen
leeftQd weinig of niets gevoelen van den
kommer en den druk der hooge jaren,
soms ja in lichaam en geest nog een
krarht en een gloed van werkzaamheid
ontwikkelen, die aan een jeugd van
twintig jaren zouden doen gelooven.
Zag men niet een Lao XIII den
Pauseiyken Stool beklimmen, toen hy
reeds op de grens van 70 jaren stond
on wie zal de diepte peilen van zyn
geestkracht en zyn levensenergie, welke
by tot in de hoogste grysheid zichtbaar
ontplooide
En om van een evenzeer bokend man
te spreken dat b.v. een dr. Kuyper,
die toch ook al nauw de zeventig jaren
naby komt, toch zeker nog niet tot de
„seniel afgetakelden" behoort, zullen o.a.
de liberale en socialistische Kamerleden
plus de heer Staalman uit de ondervin
ding van de laatste paar weken u direct
en grif toegeven.
Niet op den leeftyd absoluut, maar op
den leeftyd in dien en dien persoon dient
gelet en de circulaire is ook in dien zin
geschievan.
En het Christeiyk meeioogen van dit
kabinet, waarop te gelegener tyd soms
van links zoo smalend wo dt afgegeven,
komt daarbij eveneens tot zyn recht,
daar immers burgemeesters, die anders
broodeloos zouden staan, nu in tyds
gewaarschuwd zyn, en door overgangs
maatregelen de hardheid van die minis
terieel besluit, zoo goed het kon, is
weggenomen of verzacht.
Gunstig vooruitzicht
In „De Maasbode" scbryft de Staatsraad
Heydenryck naar aanleiding van een
rede van den heer Nolens in de Tweede
hen maar in den waan gelaten. Ik weet
niet eens wat het zeggen wil muzikaal
te zyn. Soms heb Ik er zoo myne eigene
ideëen over, doch zy zyn zoo laag by den
grond, dat gy za my vergeven moet,
liefsteGy ingewyden moogt in de
muziek eene eerwaardige godin zien voor
wie gij u in stomme bewondering neder-
buigt, wy leeken, beschouwen haar
als eene goedhartige fee, die ons als
haars geiyke beschouwt, die met hare
gaven menig feest opvrooiykt en bittere
smart in stillen weemoed doet verande
ren, die onze gemoederen ten goede stemt
en die in dagen van gevaar ons moed
inspreekt by het ten stryde trekken I En
ik geloof dat beiden, de fee en de godin,
best hand in hand kunnen gaan."
„Terwyi ik hierover zoo nadenk, is
het, alsof de groote meesters aan den
muur, met myne gedachten instemmend,
my zachtjes toeknikken. En ook de
beeltenis van myn bruidje, dat ik vragend
aanstaar, lacht my vriendeiyk toe en
zegt niet neen 1 Niet waar, het zegt
niet neen
Toen wy van onze huweiyksreis
terugkeerden, vonden wy den vleugel
met bloemen keurig versierd, ongetwyfeld
eene attentie, die ons door onze boven-
Kamer over de neutrale zótte op het
gebied van wetgeving.
Schr. dringt aan, dat het wetsontwerp
op het hooger onderwys op dit gebied
van de neutrale zóne worde gebracht.
„De vryheid van onderwys, ook voor
eiken waarachtig liberaal te bevorderen
moet voorop gaan",
Bszorgt ons de waarachtige vryheid
van onderwys, voor zooverre zy volgens
hoofdstuk D der Grondwet bestaanbaar
is, gy heeren van de neutrale zóae, zoo
noodig met geldeiyke offers van den
neutralen Staat, die zelf het straks be
doelde onderwys niet kan verstrekken.
Ach, hadde men zich by de jongste
algemeene beraadslagingen over de
Staatsbegrooting tot dit hoofdpunt en
een paar soortgeiyke allesbeheerschende,
practische vraagstukken bepaald.
Over tjjdverlies staat het niet aan my
te jammeren, maar wel over de dwaal
begrippen, door dergeiyke openbare ge-
dachtenwisseliogen ontstaaD,
En als zoodanig noemt by Tot walgena
toe spelende met een woord, dat voor
de rechterzyde a's banier, als leuze, voor
de linkerzijde als point d'attaque
m09t dienen, had men den mond vol
van zeker Christendom boven geloofsver
deeldheid, alsof Katholicisme en bjjv.
Calvinisme niet in beginsel geheel ge
scheiden waren i
„Belet dit, dat het laatste het een en
ander overhield van de Kerk
J. J. van Toorenenbergen t
De oud-hoogleerair Johannes Justus
van Tooranenbergen (.niet, zooals aren
wel eens leestJacobus Johannes) is
12 dezer te Amsterdam overleden. In
hem is een man heengegaan van ver
dienste op 't geb ed zynor studiën en die
in den eersten tyd dat de rechtzinnigheid
begon zich in ons land eane krachtige
organisatie te schappen en macht te
veroveren, aan die beweging een werkzaam
aandeel heeft genomen.
Als jong predikant hij was in 1822
te Utrecht, waar zyn vadar onderwyzer
was, geboren en had daar gestudeerd—
kwam hy in den kring van de leiders
dier beweging, van Groen en da Costa.
Sinds dien tyd behoorde hy tot de con-
fessioneelen en deed hij aan menige
actie dier party mede. Voor haar ouder
geslacht was hy haar dogmaticus en
vaderlandsche kerkhistoricus. Iniusscben
heeft hy de vriendschap ook van meer
ethisch gerichte mannen, Baets, Doedea,
de la Sausaaye Sr., zoolang zy leefden,
genotenhet leven van den laatste is
door hem geschreven.
Na twintig jaren te Elspeet en te
Vlissing6n predikant geweest te zyn,
werd van Toorenenbergan in 1864 da
eerste director van de Utrechtache Zen-
dingsvereenigirsg, toen gesticht door hen,
die een onvermengd rechtzinnig g.noot
schap wilden en zich daarom van het
Nederlandach Zendeling-genootschap, dat
belangstellenden van alle ricbtlngen wou
bewoners werd bewezen. De beide kaar
sen brandden en weerkaatste haar vrooiyk
flikkerend licht in de glanzende paneelen
van het instrument. Het deksel was
opgeslagen, zoodat de witte toetsen ons
tegenlachten. Zwygend, doch met oogen
die straalden van geluk, stonden wy er
voor, en toen onze blikken elkander
ontmoetten, overtoog een diepe blos ons
beider gelaat. Met eene eigenaardige
aandoening liepen wy arm in arm lang
zaam rond; er was zooveel te zien en
te bewonderen in onze nieuwe woning,
meubels en kleinigheden, die wy reeds
lang kenden, doch die thans op dit uur
en op deze plaats een geheel ander, een
zoo recht feesteiyk aanzien hadden. Wy
openden alle kasten, keken in alle spiegels
en zerien ons op alle stoelen neder;ja,
wy wilden zelfs weten hoe thans, op
den laten avond, de wereld er wel uit
zag, welk aanzien de sterrenhemel en
de huizen aan de overzyde van uit onze
venstars zouden hebben. Daar sloeg het
op de verschillende torenklokken elt uur 1
Het werd zoo stil om ons heenwy
hoorden niets meer dan het knetteren
der kaarsen en het zacht kraken van
onze voetstappen. Waarom waagden wy
het thans niet meer luidkeels te lachen?
vereenigen, hadden afgescheiden. In 1869
werd hy weder predikant, thans te Rot
terdam, waar zyn persoon en arbeid nog
niet zyn vergeten. Vandaar vertrok by
in 1880 naar Amsterdam als hoogleeraar
aan de universiteit, welke betrekking hy
tot 1892 bekleedde, toen hy wegens 70-
jarigen leeftyd werd gepensionneerd.
Vóór zyne benoeming had velerlei van
zyne hand het licht gezien. Hy had
eene Geloofsleer geschreven en eene kri
tische uitgaaf van de Symbolische boeken
der Nel. Herv. Kerk bewerkthad lang
de „Boekzaal" geredigeerd, dat toen reeds
meer dan eene eeuw oude maandschrift,
dat later, toen het in handen van Tin-
bolt en Bronsveld kwam, als „Stemmen
voor Waarheid en Vrede" van zooveel
beteekenis is geworden. Te Utrecht kwam
in den tyd, dat hy daar als director
werkzaam was, de Marnix vereeniging
tot stand. Zy stelde zich ten doel kerke-
ïyke archiefstukken, vooral betreffende
de uitgeweken Nederlandsche Hervorm
den der 161e eeuw, uit te geven en
daardoor mede te werken tot het opwekken
van liefde voor het verleden van de
hervormde kerk. De tyd naderde dat
het Calvinisme in de mode zou komen.
Van Toorenenbergen heeft in die ver
eeniging yverig medegewerkt, nevens
hem ook o. a. Kuyper en Rutgers. Hy
bezorgde de uitgaaf van Ruytinck's „Ge
schiedenissen en handelingen van de
Nsderduitsche natie en gemeenten te
Londen enz?."; van de „Acten der Col-
icquia der Nederlandschen gemeenten in
Engeland"van „Stukken betreffende
de Diaconie der Vreemdelingen te Emden."
Elodeiyk verscheen in 1871 73 door
hem bewerkt, van inleiding en aantee-
keningen voorzien, de „Godsdienstige en
Kerkeiyke Geschriften van Marnix", in
twee kloeke boekdeelen, waarby later
nog een aanhangsel of derde deel is ge
komen. Het doctoraat honoris causa,
hem door den Utrechtschen senaat ge
schonken, was zyn loon: een eerbewys
later door de benoeming tot ridder van
den Ned. Leeuw gevolgd. Marnix was
eigeniyk de man naar v.Toorenenbergen's
bartde strenggeloovige vaderlander,
de vurige voorstander van de Her
vorm le Kerk, van da zuiverheid
van haar leer, van haar band met
overheid en staat. Maar zoover als Alde-
gonde trok by zyne liefde voor de supre
matie der hervormde kerk niet. Hy kon
somty da wèl met andersdenkenden samen
werken. Zoo in het Ned.Bybelgenootschap;
jaren achtereen was hy daarvan voor
zitter. Zóó ook heeft hy ongeveer in 1875
deel uitgemaakt van eene combinatie
waartoe vele liberalen behoorden, die
voor 't stelsel van verschillend gekleurd
openbaar onderwijs propaganda zou ma
ken en zoo den schoolstryd zou bezweren
waarvan intusschen niets is gekomen.
Dat van Toorenenbergen zich aan de
zyde van Kuyper's óók confessioneele
tegenstandera schaarde, toen deze sepa-
ratiste neigingen ging verraden en als
volksleider optrad, spreekt van zelf. Eene
Daar stonden wy weder voor den
vleugel. Na eenige oogenblikken weifelens
gaf zy gehoor aan de zachte aanmaning,
die een lichte druk van myn arm haar
gaf. Zy nam róo; het instrument plaats
eerst gleden hare vingers langzaam over
de toetsen, doch niet lang duurde het
of zy was geheel verdiept in haar spel.
Plechtig en aangrypend weerklonk da
muziek in de stilte van den nacht.
Waarom hield zy eensklaps, midden
in haar spel op? Met eene snelle bewe
ging wendde zy het hoofd om en hield
hare oogen in angstige spanning strak
op my gevestigd.
Dit duurde echter maar enkele secon
den. Ja, het was immers goed I In
myne van geluk stralende oogen, in den
glimlach, die op myn gelaat verspreid
lag, las zy hethet was goed, alles
goed I Gaen wanklank, neen, geen enkele
wanklank meer 1
EINDE.