Maandag 28 September. Zotidaisbcschottwiagtti. UttMtrt V op le PgBiUSfU. Hl nut GtTU. Zondagsblad ƒ1.30,f-.375c#f-,55 p.l{w. 228. 41e Jaargang. 1903. D3. lulden. I0DE. tbode ltd. mameu- lveren rkoopers. en. contanten Borsselen en |naar Boraselen WOENSDAGS [n Neuzen ten inde dagen te wegnUtion te YLIS$IM$CI[E COURANT. PrtJa per drie maanden 1.30. Franco per post 1.30 Afzonderlijke nummers cent. Man abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren tó' rechtstreeks bij dan Uitgever F. VAN m VSLSB Ir., Klein* 'Harkt, I. ÏS7, ABVERTENTIËNvan 1 4 rafels 0.40. Voor eiken refel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend, öroote letters en cliché'* naar plaatsruimte. Ym £agal§5w» Hïigsasaéart SM- sa S&m&sg*&. ^I?@l®pfcoosai&aKaa8s®2" IO. ikosm«mnilti-ldT«rteatiiin op soos Toordoelige voorwaarden. /ij, die zich met het volgend kwartaal, aanvangende 1 October, lop de „Vlissingsclie Courant" En, liggen voor UREN, 4 Win- Korte Noord- te Wicschoten. HOEXUM Pzn., f 0.65 door i n le kwaliteit 2ES0H te be- jHobeinstraat. Iers der teger- ouw OP DEN au dezer Court, II SST looaiisssa t vm 4 50 (alle jp. Zeilmarktvm jnm 12 30 2 .0 15, 15 2 45 4 15 jilmarkt Vlissin- op werkdag m) nm 1 20 2 50 |0 20 11.— 35 2 5 3 35 MDÏSÏfST. 6— 6 20 7— |- 10 20 10 40 10 1 30* 2—* |3 50 4 10 4 30 30 7 50 8 20. vin 6 10 6 30 0 10 10 10 30 in 12 10 1 20 3 10 3 40 4— 7 20 7 40 3— Ec Zondags uit rlHLQE, 3 23 en 6 05 3 50 6 35 a) en 4 45 5 50a) na het vertrek (ibonneeren, ontvangen de van beden tót dien datum verschij nende nummers gratis. een paar jaren geleden gaf het ,.j opgetreden bewind zij a voornemen i kennen om een Zondagswet aan de Ijde te stellen, een wet die zou voort bouwen op de christelijke grondslagen van het volk. Totnogtoe is daarvan niets gekomen en nu ee:st schijnt man, blijkens j troonrede, tot eene uitvoering te zullen geraken, maar thans met de bedoeling om de viering van den wekeljjkschen rustdag beter tot haar recht te doen komen. Tusschen het eene en het andere zien w(j nog al een groot verschil. De regeering is blijkbaar tot het inzicht ge komen, dat het hier een onderwerp be treft van zuiver maatsehappeljjken aard Elke andere beschouwing zal op den duur onhoudbaar blijken. Of iemand den weke ljkschen rustdag vieren wil en op welke re, is een zaak van zuiver persoon sn aard en de wet kan er aileen voor dat niemand daarin wordt ver- I hinderd en op niemand dwang wordt ge Ioefend. Ieder moet waarlijk vrij zijn om lira dag de meest gewenachte bestem - |ming te gevenhet is een zuivere ge- ,k. Op het zedelijk g6halte der natie kan de wet slechts indirect invloed osfenen, door het wegnemen van hin- derpalen. Rechtstreeksche invloed is vol komen uitgesloten, volkomen ondenkbaar i het voorbeeld der Engelsche wetge I ving, die direct ingrijpt in de toestanden den Zondag tot een dag van ledigheid I tn verveling stempelt, is zeer waarsehu- I wend. Er zijn menschen voor wi3 het, nadat te zes dagen niets hebben uitgevoerd, een ware zegen zou zyn, indien er eens (en dag van arbeid voor hen aanbrak maar over deze minderheid behoeven |w|j nu niet te spreken. Het staat vast (Vrij vertaald door M. J. K.) 53.) Daarop hief hjj de revolver op, riep Itjjn collega scherp „Nu I" toe, rukte de deur wijd open en trad binnen op den oet door Schmelder gevolgd. - Mijn Hemel, wat slaapt die man vast 1 riep Proft, terwijl hjj de revolver 'iet zakken en op de beweginglooze ge stalte in het ledikant wees. De ander deed een schrede voorwaarts 'Oog over den man, keek hem in het lelaat en riep - Wjj komen te laat Heinz Werling 8 dood 1 Proft's eerste gedachte was, dat Wer- 'hg de hand aan zich zeiven had ge- dat de overgroots meerderheid zes dagen lang hard werken moet en dat zoowel de arbeider als het werk zelf onder een voortdurend gebrek aanrust moeten l(jden. Dit is echter een zuiver maatschappelijke quaestie, die vrij wel bulten alle zedeljjk- heidsbeachouwingen staat. Immers, dat iemand niet arbeidt, dat h(j rust van den arbeid, behoeft nog niet ten gevolge te hebben, dat hij den vrijen tijd aan lioogere belangen wijdt daü volstrekte rust of bloot zinnelijk genot. Uit dat oogpunt beschouwd is zelfs de mensch die voort durend arbeidt, aan minder gevaar bloot gesteld dan hy die veel rust. Ook hier kunnen wy weer veilig aan nemen dat de groote meerderheid des volk3 uitsluitend des Zondags rust, of, beter gezegd, niet arbeidt want tusschen niet arbeiden en rusten bestaat meer verschil dan men oppervlakkig zou mee- nen. Rusten en niets doen z(ju geen uit drukkingen van dezelfde beteekenis. Iemand die niets doet verveelt zich maar die rust verveelt zich niet; h(j arbeidt niet in den gewonen zin van het woord; maar hjj is daarom niet ledig. Rusten is een kunst, die beoefend moet worden. Er is een rust die vermoeit, zoo niet het lichaam, dan toch den geest. Het is do rust der onbehaaglijke stijfheid, der saaie ongezelligheid,der kluizer aarsachtige afzondering. Wee indien deze rust ge dwongen is en jaren lang gedwongen wordt voortgezet, want dan drukt zjj op tiet leven een stempel, die er het tegen deel van een hoogere wijding aangeeft. Maar zelfs al is hier van geen dwang, maar van volkomen vrije wilsuiting sprake, dan nog is zy gevaarlijk, en er zjjn tal van voorbeelden van eenen lateren overgang tot een geheel tegenovergesteld uiterste. Er is zeker ook een rust die het lichaam vermoeit en onberekenbare schade toebrengt aan den arbeid der volgende dagen, in het belang waarvan zij heet te dienen. En nu spreken wij nog niet eens van het bot vieren aan de neiging tot het dierlijke, aan het zich teugeloos overgeven aan de laagste harta tochten, aan onma.igheid en ongebon denheid. Wij denken nog maar alleen aan wat men zou kunnen noemen, de kleine nooden van het leven en inzen derheid van het Zondagsche leven, aan de kermis der (jdelheid die haar tenten opslaat, aan het eeuwig heen en weer gedrentel op 's heeren straten, aan het luidruchtig uiten van z|jn feestelijke stemming, aan de onleschbare dorst naar openbare vermakelijkheden, en aan andere dingen, die zoo volkomen in strijd zijn met dat reine en rustige en verhevene, dat onze geest onwillekeurig aan de Zondagsg6dachte vastknoopt. Het gebruik, of, zoo men wil, het misbruik, dat de groote menigte van de ZjndagavijJheid maakt, bewijst voldin gend dat arbeid het beste voedsel is voor de ledigheid van den menschelijken geest, en dit geeft weder aanleiding tot de stel ling, dat wel de Zondag de dag behoort te wezen, waarop de maatschappelijke arbeid rust, maar de arbeid van dan menschelijken geest dan eene beurt vraagt voor allen en zjj vormen de overgroote meerderheid wier arbeid niet uitsluitend van onstoffdijken aard ia. Wy bedoelen geen arbeid om het brood te verdienen, geen arbeid om een leegte aan te vullen, die verveling heet, maar een die zich keert naar den hoo- geren kant, naar de lichtzijde van het menscheiyk bestaan. Wij bedoelen een arbeid die eenig gevoel bevredigt, eeDige behoefte vervult, die kalmeert en tege= lijkertyd opwekkende kracht verleent, die iets zegt tot het verstand en het hart, die het gemoed beter stemt en den geest verheldert, 69n arbeid, dien wij niet in bijzonderheden met namen be hoeven aan te duiden, maar die ieder, die ernstig wil en ernstig zoekt, op z(jn weg vinden kan. En wij, die door onzen arbeid des geestes en onze ontwik--eling hooger s.aan dan de groote, golvende massa, laat ons niet met al te veel minachting op de scharen van Zondagsgangers neer zien. Zij missen iets, en wat zy missen zal de wet hun niet geven. Siechls de vereonigde pogingen van men- schenvrienden kunnen dat op den langen duur geven, van hen die het geloof in de verhtffing van het volk nog niet verloren en daarom ook hun hart en b6urs nog niet gesloten hebben. Zij kunnen er toe bydragen, dat menig ideaal verwezeniykt, de uitspanning waariyk ontspanning, het genot veredeld wordt. Zij kunnen aan do behoefte aan goede lectuur en aan menige andere behoefte van den geest voldoen. Zy kunnen het hunne bydragen om te zorgen voor een vriendeiyk volkstehuis, voor verhooging van het natuurschoon, voor het openstellen van verzamelingen van voorwerpen van kunst, natuur en smaak. Langs die wegen en tal van andere dergeiyke, niet door een wetteiyk keurs- iyf, zal de Zondagsviering der massa een edeler karakter aannemen en de schrille tegenstelling tusschen ideaal en werkelijkheid van lieverlede hare scherpe kanten verliezen. Haal gy den dokter, sprak hy tot zyn collegaal is hy dood, toch moet de dokter komen. Arme kerel I mompelde Schmelder met een blik vil medeiyden op den doode, en hy dacht aan het gelukkige huisgezin, waaraan hij indertyd Heinz Werling had moeten ontrukken. De ander was minder gevoelig en nam de brandende lamp van de tafel om het gelaat van den doode te kuun6u bezien. Zie eens, hy heeft willen vluchten. Om zich onkenbaar te maken, heeft hy zyne knevels afgeknipt. Dan begryp ik niet, waarom hy zelfmoord heeft gepleegd wie weet, is hy niet aan een beroerte gestorven. In ieder geval zal ik spoedig den dokter halen en onzen chet bericht geven, Proft begon de kamer nauwkeurig te onderzoeken. Hy vond de schaar en de afgeknipte knevelharen. Ik begryp echter niet, waarom hy den geheelen dag nog hier gebleven is, mompelde hy by zich zelvon. Hy moet gedacht hebben, dat hy veilig was, dood kan by nog niet lang wazen, deze lamp schynt weinig langer dan twee uren gebrand te hebben. Hy trok alle laden open, zocht in alle kasten, bekeek elk stukje papier, doch kon niets vinden, wat maar in de verste verte leek op een spoor van de misdaad waaraan by den doode schuldig achtte. Dat hy hier de gestolen juweelen zou vinden, bad hy niet verwacht, doch wel meer geld dan Heinz Werling op eeriyke manier in bezit kon krygen. Als dader of medeplichtige aan zulk een moord en diefstal zou hy niet gevlucht zyn zonder een goed deel van den buit mee te nemen. Intusschen verscheen de dokter, en deze verklaarde na een nauwkeurig on derzoek, dat de overledene aan een hartkwaal was gestorven. Thans gingen de beambten met hun arbeid voortzy doorzochten de kleeren van het Ijjk en spoedig toonde Proft met een zegevierenden glimlach de twee bankbiljetten van vyfhonderd mark, die graaf Ahier's naam op de rugzyde ver toonden. Dit maakt verder een twyfel on- mogeiyk, zoide by. Zy vonden ook neg meer geld by den doode, en in den borstzak het bewys van ontslag, dat aan Heinz Werling by het verlaten der gevangenis was uitge reikt. Ia dienzelfden zak was ook een Hat getuigenverhoor. Vele leden der Tweede Kamer hebben biykens het Voorloopig Verslag de indle- niog van het wetsvoorstel van den heer Van Raalte c.s. tot wyziging der bepa lingen van bet Wetboek van Burgeriyke Rechtsvordering betriffsnde het getuigen verhoor, hetwelk ten doel heeft in ons burgeriyk procesrecht hst getuigenverhoor voor een rechter-commissaris weder mogeiyk te maken en de regelen vast te stellen, welke rïaarby zyn in acht te nemen, met ingenomenheid begroet. De ervaring heeft reeds voldoende aan den dag gebracht, dat de verwachtingen omtrent de working van het in 1896 tot stand gekomen voorschrift van art. 203 Wetboek v. Buig. R.chtsv., naar luid waarvan, behoudens noodwendige uitzondering, da rechters die een getuigen verhoor niet hebban bygewoond, niet mogen medewerken tot het vellen van het eindvonnis, te hoog gespannen zyn geweest. Ook de schromeiyke verlenging van den duur dor processen staat een goede rechtsbedoeling zoozeer in den weg dat de oorzaak van dit verschijnsel hoe eer hoe beter moet worden weggenomen. Vele andere leden halden tegen het ontwerp ernstig bezwaar. Het voorstel dankt zyn ontstaan niet aan beswaren, gerezen in de practyk van het meerendsel onzer rechteiyka colleges, maar alleen aan bezwaren, die zich bij de Rotter, damsche rechtbank hebben geopenbaard Het was de Raad van toezicht en d;sciplino uit de orde van advocaten te Rotterdam die in een in December 1901 tot H. M. de Koningin gericht adres heeft gewezen op de ernstige practische bezwaren waartoe de thans ten aanzien van het getuigenverhoor geldende regeling by da Rotterdamsche rechtbank aanleiding gaf, een adres, dat noch by elders dan te Rotterdam gevestigde rechtscolleges, noch by andere orden van advocaten steun of zelfs maar weerklank heeft gevonden, hoewel het in het „Weekblad voor het Recht» eerst is openbaar ge maakt en daarna van de zyde der redactie ernstig bestreden. Zouden de bedoelde leden het reeds niet zonder bedenking achten ter wille van den toestand In Rotterdam en in wellicht nog enkele andere plaatsen eenlg theoretisch juist beginsel van burgeriyk procesrecht voor het gaheele land prys te geven, zeer bedenkeiyk scheen hun dit, waar zooals hier een even groot en belangryk beginsel zou moeten worden opgeofferd. Men herinnerde eraan dat mr. Hartogh, de ontwerper der wet van 7 Juli 1896, die eerst met klem de wenscbeiykheid bepleitte, dat in het vervolg de wet uit- drukkeiyk voor alle zaken den rechter de bevoegdheid zou toekennen om het houden van 6en getuigenverhoor aan een rechter-commissaris op te dragen, op deze opvatting zoo volkomen is terugge komen, dat by niet alleen zich heeft ge schaard aan de zyde van die leden der commissie van voorbereiding diedever- hooren door een rechter commissaris wilden afgeschaft zien, maar ook later getuigde, dat de wenscheiykheid, dat niet één rechter, maar dat alle rechters, die de zaak hebben te beslissen, de ver- hooren bywonen, geen betoog behoefde. Valt niet te ontkennen, dat In het hooren van getuigen door den tot oor- doelen geroepen rechter zeiven voor de juistheid dor rechtspraak een groot voor deel is gelegen, men wees er met nadruk op, dat dit voordeel nog te minder mag warden prysgegeven, nu te vorigenjare in de Troonrede de indiening van een wetsvoorstel tot herziening van het IVde Boek van hjt Burgeriyk Wetboek betref fende de regeling van het bewys is toegezegd en deze indiening dus zeker niet lang meer op zich zal laten wachten. Het ernstige bezwaar van practischen aard waarop door de voorstellers wordt gewezen, is dat er thans, nu iedere enquête den tijd en de werkzaamheid van de drie leden eener kamer eischt,tus schen de uitspraak van een vonnis waarbty getuigenverhoor wordt golast, en den dag voor het houden daarvan bepaald, en verder tusschen de verschillende deelen van het getuiganverhoor veelal lange tyd v-rstrykt, waardoor de duur der processen schromeiyk wordt verlengd en het nut der in 1896 getroffin regeling vrijwel teloorgaat. Immers toepassing thans van art. 203 zou de organisatie van den dienst geheel in de war brengen en is daarom veelal niet mogeiyk, terwyi, waar dit voorschrift wel toepassing vindt, voor den rechter, by wien de persoonlijke indrukken by het getuigen verhoor verkregen, zoo lang na sfloop van dit verhoor reeds zyn teloorgegaan, ten slotte het officieele schrifteiyk verslag als eenig bruikbaar richtsnoer ter waar deering der getuigenissen overbiytt. Nu zou echter juist door versterking van bet personeel kunnen worden bereikt, dat de verschillende deelen van het proces zoo snel op elkaar zouden kunnen volgen, dat bij rechtbanken, welker leden by afwisseling voor bepaalden tyd in ver- oude, geel geworden blief. Deze was vele jaren geleden door een kinderhand geschreven. Hy begon met„Lieve papal" en eindigde met de woorden: „Uw innig liefhebbend dochtertje Lies beth." Proft las dan brief en reikte hem ver volgens over aan Schmelder, die met medeiyden vervuld het schry ven las en toen aan zyn collega teruggaf. In de haast had Heinz met de andere papieren ook dezen brief in de borstzak van zyn dooden broeder gestopt. Dit nauwkeurig onderzoek liet byna geen twyfel, of Proft was juist geweest met zyn onderstelling en had door zyn flink optreden zoo spoedig den dader gevonden van den moord, gepleegd op graaf Ahiers. Volgensde verklaringen van het dienst personeel van den gtaaf was deze pas laat In den avond thuis gekomen in gezelschap van een heer. Dat die heer niemand anders dan Heinz Werling was geweest, bewezen de bankbiljetten, die nu in zyn kleeren werden gevonden. Het was niet geheel onmogeiyk, dat die biljetten op eeriyke wyze in zyn bezit waren gekomen doch waarom had hy dan zyn knevels afgeknipt en zich biykbaar gereed gemaakt om te vluchten? Nadat dit alles was besproken, vroeg Proft aan den Inspecteur, hoe het met Hollenberg stond en wat men omtrent hem had vernomen. Voorloopig niets, dat met den moord in betrekking kan staan, luidde het antwoord, maar op grond van uwe mededeelingen wordt hy scherp in het oog gehouden. Gelooft gy niet, dat hy ook me deplichtig is De inspecteur schudde het hoofd. Ik zou niet weten, hoe hy dat moet wezen. Myns inziens heeft Hollenberg zich boofdzakeiyk in betrekking gesteld met Werling om door dezen te worden geholpen by valsch spelen of zulke zwendelaty. Ik denk, dat Werling zich mooi beeft voorgedaan aan den graaf toen zy samen by Hollenberg waren, hem later naar buis heeft vergezeld en met hem naar binnen is gegaan om later zyn medeplichtigen te kunnen binnenlaten. Wel mogeiyk, gaf Schmelder toe. Ia dat geval is hoogst waarschyniyk een van die laatste de eigeniyke moordenaar. Proft haalde de schouders op. {Wo 'it vervalc.^

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1903 | | pagina 1