Zaterdag 12 September. ÉieÈflÉMle WÉitL FBUillBfGfiL 41e Jaargang. 1903. ho, 215. VLissimescBE courant. PrtJa per drie maanden 1.30. Franco per post l.óO Afzonderlijke nummers 6 csnt. Men abonneert zich bjj alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bjj den Uitgever f. VAN SS V3LBK Jr.. Kleine Markt, I. 1S7. m ABVKRTKNïTÊNvan 1 4 regels 0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. Bjj directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prjjs slechts tweemaal berekend, Groet# letters en cliché'» naar plaatsruimte, Ven \gat isg®Iftes aitgss-saiie?i[ ep Ia*- sa IsoaW&gaa. Telephoomaimnier IO* A&onmsmemte-AdTargunilSii op Toordeelige voorwaarden. Zij, die zich met het volgend kwartaal, aanvangende 1 October, op de „Vlissingsclie Courant" abonneeren, ontvangen de van beden tot dien datnin verscho nende nummers gratis. De loterijwet. In het ,N. v. d. D." wordt ra een Oïemcbt van het aangebeden wetsont werp de meeniDg uitgesproken, dat de uitwerkirg van het beginsel: bescher ming van het publiek tegen de exploi tatie van zjjne speel- en winzucht, aan willekeur ljjdt en geen leidende gedachte vertoont. eIa toch een loterij voor het publiek eene verleidelijke en verderfelijke onder neming, men verbiede haar. Dit wets ontwerp wjj zagen het reeds houdt zulk een verbod echter niet in. Want de Kroon ontvangt de bevoegdheid toestem ming te geven tot het houden van een loterij ten behoeve van eene vereeniging in het bezit van rechtspersoonlijkheid of van een stichting, zoomede tot het houden van eene loterij, die algemeene belangen bevordert. Wakkert nu een loterjj, onder die omstandigheden gehou den, de speelzucht niet aan En wan neer men deze uitzondering zou willen rechtvaardigen wegens het nuttig doel der loterjj, hetwelk haren verkeerden in vloed zou kunnen overtroffen, waarom dan ten behoeve van eene vereeniging met rechtspersoonlijkheid en eene stich ting eene loterjj toegestaan? Eu even zoo: is eene lotery een kwaad, waarom aan Burg. en Weths. de bevoegdheid verleend om toestemming te geven tot het honden van loterjjen van geringen omvang Een rechtvaardiging van deze uitzonderingen, laat staan eenige moti- veericg er van, zochten w(j in de me morie van toelichting te vergeefs."^ Wat de regeering met dit wetsontwerp tracht te bereiken, zet zQ in de memorie van toelichting aldus uiteen: «Bescher ming van het individu tegen bedrog en misleiding bjj loterjjen, bescherming van het individu tegen baatzuchtige exploi tatie van zjjn speelzucht, tempering van die speelzucht zelf b|J het individu, ook als gevolg van de vermindering en weg neming van de daartoe geboden gelegen heid." Een drietal bedoelingen, welke een koers van wetgeving openbaren, waar mede de schrijver in het „N. v. d. D." geen vrede heeft. De wetgever, optredende als zedemeester, de wet een middel om te trachten de menschen uit moreel oog punt te leiden, slechts in de alleruiterste gevallen ljjkt ons dit wenschel|jk. Ver gelijken wjj den considerans van de wet van 1814, dan treft ons het verschil toen beoogde men hoofdzakelijk de con (Vij) vertaald door M. J. K.) 40.) Het was toch zonderling, dat iemand die in de Diergaardeatraat z|jne woning -heeft en in de stad rondrijdt, nog niet ..aangekomen is. Wilhelm besloot eenige dagen te wachten en er dan weer heen te gaan; den brief bewaarde hö, zorgvul dig Wiggeborgen, in zjjne slaapkamer, Dceh Gusta was door den duivel der jaloerschheid bezeten. Zjj stortte haar hart uit bjj een vriendin een jor-ga- dame, die in den kelder van haar vader, op den hoek der Skalitzerstraat, handel dreef in groenten, brandhout, steenkolen vruchten en snoepgoed. Gusta bekende aan hare vriendin currentie, welke de Staatsloterij onder vond, te doen ophouden „daar alle vreemde particuliere of onderhandsche loterijen voor het algemeen meestal na- deelig zijn en ten prejudicie s'rekken van de Nederlandsche Staatsloterij." „Nu echter staat de bescherming van het individu op den voorgrond. Maar met deze bescherming van het individu gaat gepaard ër beperking van vrjjheid van allen èn ontneming van eene gelegenheid om door ondervinding wjjzer te worden. „Want wie ia den beginne in onbe zonnen overmoed op eigen geluk vast rekent in eene loterij een kans waagt, hjj zal weldra ervaren, dat de fortuin eene grillige godin is, op wier gunsten men slechts mag hopen, maar geene verwachtingen bouwen. Eene ondervin ding, die een levensles kan zijn, En vooral zal d6 speler in eene loterjj deze ondervinding kunnen opdoen, wanneer deze gelijk de regeering constateert - meestal uit winstbejag wordt gehouden, zoodat de kans, een prijs te behalen ge ring is, en waar daarenboven de prjjs van een lot laag is, zoidat verliezen in eene lotery nooit eene fUancieele ramp is te noemen, kunnen w|j de woorden van de memorie van toelichting: «dat daaruit (dat is uit de loterijen) voort spruitende nadeelen èn voor de morali teit èn voor de beurs van zoovelen, uit den aard der zaak veelal minder ont wikkelde en minder gegoe'de personen, behoeven wel geen betoog' —niet onder schrijven. WQ zouden tegenover deze woorden willen stellen de spreuk der Grieken Zonder slagen wordt een mensch niet levenswijs." Ten slotte wordt een korte opmerking gemaakt Daar aanleiding van de mis leiding, welke bjj loterjjen niet is uitge sloten en van het ontbreken van waar borgen, dat by het trekken der prijzen geen bedrog wordt gepleegd. „De regee- riDg schrijft een en ander op de debet- zjjde der loterjjeD, het gold als motiet voor dit wetsontwerp. „Ons dunkt ten onrechte, Ligt het niet veeleer op den weg der regeering door streng toezicht een en ander tegen te gaan? En is ij daartoe niet in staat, zou het dan geeu overweging vsrdienen om eene regeling te treffen, waaröjj loterijen alleen onder Staats-contiöle mo gen geschieden, zoodat er waarborgen bestaan tegen bedrog bjj het trekken der prijzen Want waar in den handel in het algemeen en speciaal in zake recla mes de waarheid zeer rekbaar is —het geen trouwens iedereen weet zou het evenmin zjjn goed te keuren, wanneer, op grond daarvan, de handel in een of ander artikel door de wet werd verbo den, als dat nu de min eerlijke wjjze, waarop loterijen wel worden aangepre zen, op hare afschaffing invloed zou mogen hebben." Jhr. Gr. J. van Tets. t Men meldt uit den Haag Een geheel onverwacht en treffend Liesje Muller, dat zjj liefst maar een einde aan haar leven wilde maken, sedert zjj wist dat haar neef weldra een vreemde in huis wilde brengen. De gedachte, dat z|j met dat vreemde schepsel aan dezelfde tafel zou zitten, en dat zjj zou hooren hoe Wilhelm dat meisje bjj den voornaam noemde, die gedachte kwam haar zoo vreeseljjk voor, dat zjj liefst een handvol lucifers in een kopje water zou koken en dan het vergif opdrinken den volgenden morgen zou men haar dan dood te bed vinden met een brief, ge adresseerd «Aan mjjn Wilhelm," met het bijschrift«Eigenhandig." Liesje Muller stemde zóó geheel in mat de gekrenkte gevoelens van hare vriendin, dat zjj het kolenstof van hare hand aan haar schort afveegde, in een w|jde stopflïsch greep en haar ongeluk kige vriendin troostte met een paar suikerballetjes. Gusta nam de zoetigheid dankbaar aan en zeide toen met een diepen zücbt Dank je wel, Liesje I Je bent wel goed, maar helpen al de suikerballetjes van de wereld een meisje, als zjj weet, dat de man harer keuze zjjn hart aan een ander heeft geschonken Haar blik dwaalde door het venster sterfgeval wekt in deze stad groote deel neming onder alle kringen der bevolking. Nadat de heer jhr. G. J. Tets, kamer heer van H. M. de Koningin, dienstdoende bjj H. M. de Koningin-Moeder, nog tot laat in den narrrdiag zjjne werkzaam heden als thesaurier in zj|n bureau ten Paleize, LaDge Voorhout, had verricht, is deze geachte stadgenoot gisterennacht in z|Jne woning te bed plotseling over leden. Jonkheer Van Tets behoorde tot die adellijke personen, die door hun jovialiteit en edele eigenschappen zich vriendschap en achting in alle standen der maat schappij wisten te verwerven. Hij won in één woord door zjjn aangenaam karakter als 't ware de harten van hen, met wie bjj hetzij in zjjn betrekking oi uit anderen hoofde in aanraking kwam. Want voordat jhr. Van Tets aan den dienst van het Koninklijk Huis werd toegevoegd, was bjj werkzaam aan het departement van koloniën, waar hjj in Mei 1872 kwam. Jhr. Van Tets, die hoofzakeljjk balast was met werkzaamheden betreffende marine- en consulaire aangelegenheden, verliet den ambteljjken dieDSt in Juni 1898, met den rang van hoofdcommies titulair. In zjjn ambtenaarsloopbaan werd h|j als secretaris toegevoegd aan de in 1889 iDgestelde staatscommissie betreffende splitsing van de Indische militaire marine. Toen deze marine-commissie haar taak volbracht had, werd het verdienstelijke werk van haren secretaris, jhr. Van Tets, erkend door zijne benoeming tot ridder der Orde van Oranje Nassau. Aan werken van liefdadigheid was 't den overledene steeds een voldoening mede te helpen. Met ijver werkte h|J als bestuurslid van de vereeniging. «Het Koningin Emmafonde," mede tot. onder steuning van hoogbejaarde behoeftigen te 's Gravenhage. Weldoen stond in zijn devies geschreven. Jhr. Van Tets bt hoorde tot degenen, die in stilte velen tot hulp en steun z|jn. Ook voor die kringen zal z|jn heengaan dan ook een groot verlies zi6n. Jhr. Van Tets bereikte den Ieeftjjd van 50 jaren. Beters In een artikel onder dit opschrift zegt „De Standaard", dat men in het pleidooi van de nieuwe agitatoren voor algemeen kiesrecht telkens lezen kan, dat ze er niet aan denken een inhaerent, aange boren recht op mee-stemmen op den voorgrond te schuiven, en dat wat z|j bedoelen, niet anders is en z|ja kan dan een attributief kiesrecht, want dat ze niet anders dan door de wet tot kiesrecht op uitgebreider schaal geraken kunnen. Toch baat dit hun niet. Immers, geheel hun betoog gaat steeds uit van de onderstelling, dat aan hen; aan wie de kiesbevoegdheid alsnog ont houden wordt, onrecht geschiedtiets waarin noodzakelijk ligt opgesloten, dat dezulken op het stembiljet uit eigen hoofde een recht kunnen doen gelden, en dat de wet niet anders alzoo doen kan, dan dit hun recht, dat hun reeds al te lang onthouden werd, alsnu tegis- treeren en daardoor erkennen. Van een attributief kiesrecht in eigenlijken zin is alzoo ge6D sprake. Wat op wordt ge- elscht, is een van nature hun toekomend recht, dat nog slechts op officieels boe king wacht, om te kunnen werken. Op dit pas du, zegt het blad verder, z|Jn de mannen, van wie de beweging voor algemeen kiesrecht principieel uit ging en op anderen oversloeg, t. w. de sociaal democraten, de remmers van het rad aan hun eigen wagen. Want wel protesteeren ze tegen het verwijt, als ware het er hun om te doen, om de minder gegoeden, b|j meerderheid van stemmen, de meer gegoeden te doen overheerschen, maar niemand die helder ziet, wordt van dit onhoudbaar beweren de dupe. Da toeleg der sociaal-democratie is om da maatschappij steeds scherper in twee runeriek ongelijke helften te verdoelen. En men wil door het numerieke over wicht bjj de stembus, onder de vigueur van het algemeen stemrecht, aan de financieel zwakkeren de macht in handen spelen, om eerst indirect, en straks direct, het verschil in jaarljjkseh inkomen te vertffanen, en voorls de nieuwe orde van zaken in te luiden. Dit geheels streven nu is alleen daaruit te verklaren, dat het den voorstanders van het algemeen stemrecht niet te doen is om respresentatie van het volk by de Overheid, maar om onderwerping van wat Overheid heet aan de regeermacht van den volkswil. De orde moet omgekeerd. Niet de Overheid moet het volk regeeren, maar het souvereine volk moet zyn aange stelde dienaren, den Kroondrager incluis, instrueeren naar zyn wil. Het is den liefhebbers van algemeen stemrecht niet om een attributief recht van representatie by de Overheid, maar principieel om de regeermacht zelve te doen. Reden waarom ze opde verkiezingen voor den gemeenteraad zich met zoo inspannende toewyding werpen, wijl het hierby niet de keuze vau vertegenwoor digers by het bestuur, maar de keuze van het bestuur zeif geldt. Zwak staat daarom tegenover deze beweging elke groep of party, die bewust of onbewust, zich met haar op ditzelfde valsche standpunt plaatst, en voorts het gediDg uitsluitend voert over een grooter of kleiner aantal kiezers. Dan toch werkt er in het valsche beginsel een logica, die onweerstaanbaar van het kleinere naar het grootere cyfer dringt, en die niet tot ruste kan komen, zoolang het hoogst denkbare cyfer niet bereikt is. Met name de oud-liberale party heeft daarom wel in te zien, dat ze slechts remmen en niet tegenhouden kan,zoolang het haar niet gelukt een beter beginsel tegen het boven aangeduide valsche be ginsel over te stellen. Voor ons, antirevolutionairen, bestaat die ongelegenheid niet. Welk verschil van gevoelen ook onder ons ryzen moge, zonder onderscheid houden wy allen saam onverbiddeiyk aan het beginsel van representatie vast, en verwerpen wy met beslistheid het valsche beginsel van den volkswil als bron van regeer macht. Toch zullen, zoo merkt „De Standaard" verder op, ook de christelijke partyen wel doen, met ernstiger dan dusver de vraag in overweging te nemen, welke gewyzigde uitwerking aan dit beginsel van representatie zal te geven zyn, opdat het zich te beter aanpasse aan den ver anderden volkstoestand. Al is toch in het denkbeeld van huis manskiesrecht onzsrzyds in eigen kring een stelsel op den voorgrond geschoven, dat tot het beoogde doel leiden kan, het is evenzeer duide'.yk dat dit ons niet verder brengt, zoolang het ons niet ge lukt dit denkbeeld ook by de overige Gtaisteiyke pattjjeningang te doen vinden, En evenzoo, dat met dit algemeene stelsel nog niets gewonnen is, zoolang het ons niet gelukt, het denkbeeld van representatie ook op ander terrein dan van het gezin vollediger uit ta werken. G lukkig zyn we thans zoover, dat over de grondgedachte, dat we op re presentatie van het volk by de overheid en niet op regeermacht van het volk zelf hebben aan te sturen, alle groepen der rechterzyde vaststaat. Doch nu moet dau ook verder worden voort geschreden, en de uitwerking van dit denkbeeld, op eeu wyze die steeds meerderen bevredigen kaD, aan de orde gesteld. en plotseling riep zy Kyk eens, daar I Liesje Muller zag echter niets byzon- ders, totdat hare vriendin haar opmerk zaam maakte op een man, die in de straat aankwam. Dat ia onze huurder, my sheer Werling. Een nette heer, dat durf ik zeggen, al betaalt hy niet veel huur en al beeft hy niet veel bagage. Zoodra de huisdeur achter Werling gesloten was, zei Gusta Nu moet ik naar huis, anders bromt tante weer. Zy moet vanavond uit naar een zuster van myn oom een verjaardag of zoo iets, en nu maakt zy een drukte met het huiswerk, alsof zy voor vier weken de stad uitgaat. Bljjf je dan alleen thuis vroeg Liesje. Ja, vóór van nacht twaalf uur zullen ze wel niet terugkomen. Hoor eens, ik heb twee vrijbiljotten gekregen voor den schouwburg, omdat wij altyd die aanplakbiljetten voor het venster hangen. Zou je kunnen meegaan Gusta stond besluiteloos, Wij behoeven er pas om halfacht te wezen; om eli uur kun je weer thuja zyn, als we niet blijven tot het eind Niemand behoeft er dan van te weten. Je zegt toch, dat er niemand thuis is. Dat is zoo. Mynheer Werling gaat alle avonden uit en bljjft hy thuis, dat hindert niet. Hy heeft nooit iets noodig en dan heeft hy ook een eigen sleutel. Goed, ik ga meeik mag wel iels hebben om myn zinnen te verzetten. Je hebt geiyk. Ik verwacht je precies zeven uur daarginder aan den hoekdan ziet myn vader je niet. Als hy dan later ja tante spreekt, kan hy je niet verraden." Vóór juffrouw Kobitz dien avond uitging, gaf zy aan Gusta strenge voor schriften omtrent het werk dat zy nog te doen had, en hoe zy op het huis moest passen. Vyf minuten nadat zy hare tante aan den hoek der straat in een omnibus had zien stappen, ging Gusta in haar kamer tje, trok haar Zondagsche kleeren aan, bestreek de leeiyke plekken van hare laarsjes met zwarten inkt, en maakte zich gereed om uit te gaan. Toen zy reeds beneden aan de huisdeur stond, gebeurde er iets, dat een oogenblik haar bloed deed stilstaan. Zy boorde iemand de trap afkomen dat kon alleen mynheer Werling zyn. Wat ons land voor onderwijs uitgeeft Die vraag is door deD heer S. De Vries Szn. beantwoord in een brochure, uitge geven door den «Bond van Nedeilandsche Ouderwyzjrs. Em hoogst interessant boekje I Een boekje waaruit te leeren valt. Het Regeeringsverslag over het jaar 1901 -1902 heefc den heer De Vries de gegevens verschaft. Wy doen een greep. Zooals de lezer weet, kost bet openbaar lager onderwys aan Rjjk en Gemeente een heelen cent. Aan scholengebouw, salarissen voor onderwyz9rs, leermiddelen erz. is uitge geven f 17.766.988, of por leerling aan de openbare school f32.26. Wijl echter aan schoo'gelden weid ontv. f990.994, meet dit bedrag van f32.26 met f3 48 worden verminderd en komen we tot een jaariykeehe uitgave per kind vau f28.77. Een respectabel ejlfer, vooral in verband met hetgeen 't kind van de byzondere school van den Staat krygt. Dat is slechts f 1.235,814 251.152 f4,32. Een enorm verschil. (,N. D. Ct.") Mas.r deze sprak nooit met haar oom of tante, dit stelde haar eenigszins gerust. Neem me niet kwalijk, begon by heel beleefd, ik ga van avond niet uit, want ik heb iets te scbryven en daarom zou ik gaarne wat licht hebben. Gewillig stapte Gusta vlug naar de keukan om een lamp te halen en onder het loopen kwam er een gedachte by haar opzy wilde mynbeer Werling in haar vertrouwen nemen. Ik ga uit, zeide zy, maar oom en tante mogen er niets van vernemen, zult my toch niet verraden, wel O neen, antwoordde hy lachend. Heb daarover maar geen zorg. Eu ik geloof wel niet, dat het gebeuren zal maar als er iemand aanschelt, wil u dan eens aan de deur kyken Wel zeker, met pleizier, antwoordde Werling, en in zyn zak grypend, zeide hy Als ge uitgaat, koop dan hiervoor wat moois. Daarby liet hy eeu mark in hare band giyden eu vóór zy genoeg van hare ver wondering kekomen was om hem te kunnen bedanken, was hy weder in zyn kamer verdwenen. j Wordj uivclgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1903 | | pagina 1