Bk 103.
41e Jaargang
1903.
Zaterdag
2 Mei.
PBUILIBTON.
VlISSINSSCHE COURANT.
Prjjs per drie maanden 1.80. Franco per poat 1.50.
Afeonderiyke nummers 6 cent. Men abonneert zich by alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreek* by dsn Uitgever
F. VAK m VULSB Jr., Hains Markt. I-. 187.
ABVEKTENTIËNvan 1—4 regels 0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. By directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie wordt de pry* slechte tweemaal berekend. Sroote letters
en cllché's naar plaatsruimte.
V9ï3ëk®ai éagelï&s, tógessaSiri ®g es IsssMageE.
T«l«phoonna»un*r IO.
As®aa«stsaÊ5-MT®?fe(BÉiStt op aaat Toardaeiige voorwaarden.
Tweede Kamer.
Be terugkomst der Tweede Kamer
wordt verwacht tegen Dinsdag 19 Mei,
H. M, de Koningin aan het Hof van
Schaumburg Lippe.
De correspondent van de„ Berliner Lokal
Anzeiger" te Büakeburg schryft
Het middelpunt van de voorname gas
ten, die het huweiyk der Prinses bier
bijeen heelt doen komen, vormt voor het
publiek zonder tegenspraak Koningin
Wilhelmina.
De Vorstin, die vergezeld ia van den
Prins-Gemaal en een groot gevolg, werd
bier met allen mogeiyken luister ontvan
gen, zooals dat eene Vorstin toekomt.
De Koningin h6eft de harten der be
volking hier gewonneD, en deze laat niet
na by elke gelegenheid haar daarvan
biyk te geven.
Men neme hierby nog in aanmerking,
dat het geenszins in den aard der kalme
Schaumburg Lippenaars ligt, luidruchtige
ovaties te houden, doch de jeugdigs Ko
ningin, die er zoo vriendelijk en aange
naam uitziet en op zoo beminnenswaar
dige en toch vorsteiyke wijze optreedt,
beeft hen in vuur gebracht. Doch niet
alleen by het publiek, ook by de vorste
lijke gasten heeft deze aanminnige en toch
kloeke persoonlijkheid indruk gemaakt.
Vorstelijke logés,
Behaive" de groothertogin-moeder van
Mecklenburg worden in den loop van Mei
nog meer vorstelijke personen als logeer
gasten op het Loo verwacht. Men rekent
dat de laatste logés tot 20 Mei aldaar
rullen verbiyven, met het oog waarop
het hocgat onwaarschijnlijk bezoek aan
Amsterdam reeds vóór dien datum zou
gebracht worden.
Be Spoorweg-enquête.
Er valt niet aan te twijfelen cf de
N9derlandsche Vereenigicg van Spoor en
Tramwegpersoneel heeft geen reden van
bestaan meer. Dat zy ontbonden zal wor
den is tegengesproken, maar die tegen
spraak heeft geen zin. Noch voor de in
dierst gebleven of opnieuw in dienst
getreden beambten, noch voor de ontsla
genen heeft de vereenlgingeenig nut meer.
Nu heeft „Het Volk3 zich er over
beklaagd, dat de er quote zal aanvangen,
nadat het ontevreden personeel uit de
gelederen is verwijderd, waardoor er geen
andere dan zoogenaamde „zoete jongens"
overblijven. Ons dunkt aan dit bezwaar
kan thans worden tegemoet gekomen.
Indien genoemde Vereeniging ontbon
den wordt kan zy vry beschikken over
haar archiof en hare correspondentie.
Daarin moet zeer veel zitten wat de
vrij naar het Engelsch.
148.)
„Hij zweeg eenige minuten, daarna
Wendde hy zich weder tot Archibald.
„Maar zelfs als ik niet dronken ben,
ben ik opvliegend, Hope," zeide hy „gij
hebt er zoo even een staaltje van ge
zien."
„Dat heb ik," zeide Archibald bedaard.
„Ik weet echter personen en zaken
ie onderscheiden. Sir William heeft ge
dacht in u een goed executeur te vin
den en ik geloof niet dat by er de man
fiaar was om uw raad in te roepen aan
gaande zyne laatste beschikkingen, dus
u wijt ik het niet, maar die Bates heeft
den oude opgeruid, daar zou ik op dur
enquête-commissie gaarne weten wil en
wat zij, altijd volgens „Het Volk", niet
van de „zoete jongens" kan vernemen.
Men vermabe dus het archief met de
geheels correspondentie aan de commissie,
zegt „De Tijd."
Zij geeft dit denkbeeld In overweging
van de zich ontbindende afdealingen der
Vereeniging en ook van het hoofdbestuur.
Toerekenbaar f
De rede, waarmede de minister van
waterstaat de enquête-commissie geïn
stalleerd heeft, wotdt door mr. Troelstra
als „een schandaal", gebrandmerkt.
Is wie zoo iets aandurft nog toereken
baar? Of moet erkend dat zulk een
publicist ten prooi is aan een waanzin,
machtiger dan zyn wil
Da heer Troelsira en zijn vrienden
mogen zich de brutaalste, ook de meest
onware uitingen tot in de Tweede Kamer
veroorloven.Denk slechts aan het roepen
van „schurkenstreek" en aan de verkla
ring dat Engeland een ton gouds 's weeks
fiad toegezegd. Maar een minister mag
geen eigen overtuiging, mag geen eigen
opinie hebban, en pleegt schandaal zoo
hy in zyn spreken afwijkt van wat voor
mr. Troelstra c.s. noodig ia om hun
opgeschroefde voorstellingen waar te
maken.
De minister deed niets dan feiten noe
men. Feiten uit het verhoor der arbeids-
ecquêie-commissie, en feiten uit het
boeteverloop.
Mag dit dan niet
Ne6n, zegt mr. Troelstra, want tjjdens
de vorige e: quête- commissie had onze
vereeniging nog geen gelegenheid gehad,
om het beetaar.de kwaad op het spoor te
komen.
Zy het zoo, maar de minieme boeten
z(jn dan toch uit den jongsten tyd.
Is dan de mogelijkheid uitgesloten, dat
de heeren Oudegeest c. s. overdreven
hebben
Of zou mr. Troelstra c.s. in ernst dur
ven beweren, dat overdryving niet in hun
manieren ligt
Zouden ze dit durven staande houden,
ook na de jongste samenzwering
Als de waanzin hen nog niet geheel
vermeesterd heeft, stellig niet.
(De Stand).
De staats erquête-commissie tot onder
zoek naar de arbeidsvoor waarden sn
rechtsverhoudingen in het spoor- en
tramwegbedrijf heeft alle adressen van
de secretarissen en andere bestuursleden
der bestaande spoorwegorganisaties en
hare afdeelingen opgevraagd.
Dit staat in verband met het inwin
nen van gegevens, die van de zyde der
werklieden aan de er quê ie commissie
kunnen verstrekt worden.
Eenparigheid der deskundigen over de
Vaccinatie.
Dr. G. W. Bruicsma, handelend in
ven zweren. En myn vader, was hard
tegenover m(j duivelsch hard en
ik vorgeef het hem nooit, zeifs niet nu
hy in de kist ligt. Ik was erfgenaam,
en zou alles aan Louisa nagelaten
hebben en mij nu geen enkelen
penning te geven, mij tot den bedelstaf
verwijzen, en mijn eigen kind boven
my te stellen i Niet dat ik haar benyd
zy verdient het. Zij was hem trouwer
dan ik ooit geweest ben en zy was
my trouw, toen anderen my ontvlucht
ten en met den rug aanzagen. Zy zal
my met haar geld bystaan, als ik in
nood zit, en dan komt het ten slotte
toch op hetzelfde nederneen, hoe het
zy, het was de schandeiykste trek, dien
een vader zyn zoon spelen kan. Het
was Arme Louisa I Ik hoop dat wy
haar wel zullen vinden. Indien die
vrouw my naar Aver Court voor niets
heeft laten komen, voor ik den tyd
gehad heb Bates alles te zeggen, wat
ik te zeggen had, dan zal ze het weten I
Welk een serpent is zy toch 1*
Hp richtte zich op in de sjees en
sloeg zyn paard voor de verandering op
den kop, terwyi hy over het dier de
godlasteriykste vloeken uitbraakte. Ein-
deiyk waren zij op Aver Court, waar
het „Soc. Wbl." over het Vaccinewetje,
releveert het motief van den minister,
dat het oordeel der deskundigen over de
vaccinatie niet meer eenparig is.
Daarvan zegt dr. Brulnsma
„Om op vasten bodem te biyven, zal-
tot steun eener Nederlandsche wet alleen
een beroep op Nederlandsche geaeesheeren,
„als deskundigen", mogen gelden en in
dien zin la de bewering onjuist, dat hun
oordeel „niet meer eenparig" zou wezen.
In de eerste plaats zou het moeiiyk zyn
aan te toonen, dat, zooals in de voor
stelling ligt, in den laatsten tyd sommigen
en meer dan vroeger zich van de vac
cinatie hebben afgewend.
Eer het tegendeeluit vroegere jaren,
vóór 1865, zyn nog bepaalde tegenstanders
der vaccinatie onder de medici van ons
iand te noemen en op dit oogenblik
Op 7 Januari ji. is te Utrecht een
meotirg gehouden over het vaccine-
vraagstuk, onder leiding van de „Genees
kundige Vereeniging voor Pbysische
Therapie en Hygiëne" en waartoe alle
geneeskundigen waren uitgonoodigd, ter-
wyi de arts J. P. Schouten zyne bezwaren
tegen vaccinatie-dwang aldaar zou ont
wikkelen.
Uit alle deelen van het land, van het
Noorden tot het Zuiden, waren een
veertigtal geneeskundigen bijeengekomen
en niemand heeft een stem doen hooren
om de hooge beteekenis van de vaccinatie
als voorbehoedmiddel tegen de pokken
af te keuren. Zelfs de inleider, die het
debat had Uitgelokt, ging niet verder
dan de bewering, dat volgens hem „de
vaccinatie niet in staat, is om eene
pokken-epidemie te voorkomen, wel dus
de pokken, tegen te hov/sn bij een
individu op een bepaalden A'<jd."
Er is over het debat nog na dien tyd
veel geschreven in tydschrifien en cou
ranten, maat geen enkel medicus is
collega Schouten bygevallen, veel minder
dat iemand zich heeft durven verzetten
tegen de inenting op zichzelf.
Mijnwetgeving in Nederland.
De heer D. Verbeek zet in de „Econo
mist" van Apiil zijn beschouwingen over
de mijnwetgeving in Nederland uit6en,
in de eerste plaats zyn critiek op het
door de regeering voorgedragen wetsont
werp tot wö'ziging van de Mjjnwst van
21 April 1810. Zyn hoofdbezwaar is
dat hier tegen de onschendbaarheid van
den eigendom al te zwaar gezondigd
wordt en dat het argument niet kan
gelden, dat inen hier niet met een ge
wonen, maar met een bjjzonderen te
doen heeft.
Dat de verouderde Mijnwet van 1810,
zegt de schryver, ook in ons land ver
beterd wordt en meer in overeenstem
ming gebracht met de eischen, die de
industrie in den tegenwoordigen tyd
stelt, is zonder twyfel zeer gewecscht.
Indien dit ook de wensch van de regee-
ring is, indien het haar wensch is om
ontluikende mljnbouwindustrie in Neder
land in een krachtige stelling te plaatsen,
een rijtuig aan de deur stond te wachten.
„Ik vrees dat dit het rijtuig van den
dokter is," zeide Sir Richard „de dokter
is dus nog hier en zij is erger dan ik
gedacht had. Wat mag haar toch zoo
plotseling hebben getreffjü
Hy sprong uit de sjees en liep in huis.
Da eerste dienstbode, dien hy ontmoette,
hield hy aan, en vroeg waar Miss Kelp-
dale was, en het antwoord ontvangende
„In de zykamer," spoedde hy zich daar
heen, door iemand gevolgd, die by na
even beangst was als hy.
VIJFDE HOOFDSTUK.
In de zykamer wachtte hen een
vreemd tooneel. Op de sofa, niet ver
van den haard, lag Louisa Kelpdale,
bleek en gevoelloos, terwyi Lady Kelp
dale naast haar gebukt stond, op een
teeken van bewustzyn wachtende. Er
waren twee dokters in de kamer, daar
Lady Kelpdale links en rechts om ge
neeskundige hulp gezonden had. Een
van hen zat aan de tafel een recept te
schryven, terwyi de andere achter de
sofa stond, de pols van het meisje in
da hand houdende, dat zoo onverwacht
scheen ineengezonken. Mrs. Edwards
stond aan het voeteinde, met smarte-
een stelling te doen innemen waarin ze
met vrucht aan de buitenlandsche con
currentie het hoofd zal kunnen bieden,
dan zal het zaak wezen by de wyziging
onzer mijnwetgeving vooral te rade te
gaan met de verbeteringen, dia dat volk
in zyn mijnwetgeving heeft aangebracht,
waarmede de Nederlandsche industrie in
de eerste plaats zal dienen te concur-
reeren, nl. PruiBen. Nederland zal dit
met te meer vrucht kunnen doen, omdat
algemeen de Pruisische Mynwet van
1865 op het oogenblik als de meest
verlichte wordt geroemd.
Oak het tweede wetsontwerp, regelende
het opsporen van delfstoffen van staats
wege geeft in niet mindere mate biyk
van gemis van kennis omtrent het myn-
recht.
Want het In dit nieuwe wetsontwerp
voorgestelde vormt slechts een voortzet
ting van de oujuisie opvattingen, waar-
aan de wet van den 27en Juni 1901,
betreffende de exploitatie van steenko-
lenmycen door den Staat in Limburg,
haar ontstaan te danken heeft. Men mag
veronderstellen, dat die wet indartyd
door de Tweede Kamer werd aangeno
men, zonder dat daaraan voldoende studie
was voorafgegaan. Moge het toen ge
beurde een waarschuwing zyn om het
nu ingediende wetsontwerp omtrent
het opsporen van delfstoffen van staats
wege met meer aandacht in behandeling
te nemen.
Het wetsontwerp stelt voor, dat over
een groote terreinoppervlakte, zich uit
strekkende over een gedeelte van de
provinciën Limburg, Noord Brabant, Gel
derland en Overysel, gedurende een tyd-
vak van zes (achtereenvolgende jaren,
te rekenen van den dag van het in
werking treden der wet, het aan anderen
dan den Staat verboden zal myn delfstof
fen op te sporen, tenzy met vergunning
van den minister van waterstaat. Zulk
een vergunning zal dan echter niet ver
leend worden voor het opsporen van
steen- en bruinkool, steenzout en kalizou-
ten. Overtreding van dit verbod zal gestraft
worden met hechtenis van ten hoogste
zes maanden of geldboeten van ten hoogste
drie honderd gulden. Het verbod is even
wel niet van toepassing op opsporingen
van delfstoffen, welke na de afkondiging
van dez6 wet plaats hebben, indien zy
een voortzetting vormen van werkzaam
heden, die in het veld aangevangen zjjn
vóór 1 Januari 1903, mits dienaangaande,
door hem voor wisn, of voor wiens
rekening, de opsporingen geschieden, bin
nen een maand na h6t in werkitg treden
van de wet, mededeeling aan den minister
van waterstraat wordt gedaan, onder
nauwkeurige vermelding van de plaats
waar de opsporingen geschieden en het
tijdstip waarop daarmede is aangevangen.
S .hryver betoogt nu in den breede, dat
de hier voorgestelde regeling niet geoor
loofd is met het oog op het Burgeriyk
Wetboek, de Mynwet van 1810 en de
Grondwet. Em verbod als hier wordt
uitgevaardigd, mag evenmin afgekondigd
lyko belangstelling Louisa gadeslaande
en gereed elk bevel te volvoeren, dat
de geaeesheeren goven mochten,
„Wat beduidt dat allss hier riep
Sir Richard. „Louisa, Louisa myn
kind, wordt wakker, gy moot daar zoo
niet liggen, nu ik thuis gekomen ben.
Kom, Louisa, myn kiud, wilt gy tot my
ook niet spreken?"
Hy' boog zich over haar heen voor
hy zyne woeste toespraak geëindigd
had, maar zy gaf ham geen antwoord
en bleef als een ïyk liggen.
„Dat staat my niets aan/' zeide hij,
sidderende. „Ik weet ook iets van de
geneeskunst een weinig maar dit
begryp ik niet. Wat zegt gy er van
Dit zeggende zag hy den dokter aan,
die achter de sofa stond, en hem ant
woordde
„Het is sen gevolg eener hevige
overspanning. Het is nu de reactie van
langdurigen angst en inspanning, ge
loof ik."
„Zy zal toch wel weer beter worden
er is toch geen gevaar?"
„Met de meeste, voorzorgen kan zy
herstellen," zeide de dokter„maar dit
is waarachyniyk het begin eener lang
durige ziekte, niet de tydeiyke strem
worden als een tot de eigenaren te rich
ten verbod om gedurende eenigen tijd te
zaaien of te oogsten of om hun grond
te beplanten of daarop te bouwen. Zulk
een verbod zou wederom een aanslag
vormen op den eigendom en in stryd
wezen met art. 115 van de Grondwet.
Schryver gaat dan na de beperking van
den grondeigendom, zooals die by de wet
van 1810 voor de ontginning van mines,
minières en carrières wordt geregeld, en
betoogt, dat wat thans door de regeering
wordt voorgesteld te eenenmale met geest;
en inhoud dier wet in stryd is.
Vanwege het departement van binn.
zaken is uitgegeven en aan elk der ge»
zondheidscommissiën toegezonden het
Verslag aan de Koningin van de bevin
dingen en handelingen van het (thans
ontbonden) geneeskundig staatstoezicht
in het jaar 1901. Ofschoon bet materiaal
daarvoor ongetwyfeld is verzameld door
de ambtenaren van dit staatstoezicht,
hun opgedragen door de wet van 1865,
heeft het den schijn alsof dit laatste
verslag onder hun naam uitgegeven reeds
den invloed had ondergaan van de nieuwe
regeling der Volksgezondheid door de wet
van 1901, want het groot quartoboek is
byna de helft dunner dan de lange reeks
van zijn voorgangers. Toch heeft de
nieuwe wet er geen schuld aan. De
oorzaak van de vermindering van den
omvang i3 hierin gelegen, dat de groote
rubriek van stsrfteopgaven volgens de
oorzaken van den dood in iedere ge
meente van het rjjk, met de verzamel-
siaten voor de gemeenten met meer dan
20,000 inwoners en ae kaarten betreffende
sterfte aan besmettelijke ziekten en vol
gens den leeftyd zyn achterwege gelaten,
omdat al deze gegevens sedert het begin
van 1901, toen een nieuwe naamiysü
der doodsoorzaken is in werking getre
den, worden uitgegeven door het Centraal
Bureau voor de Statistiek en voor het
jaar 1901 reeds zyn verschenen in de
Bijdragen tot de Statistiek van Nederland,
Nieuwe volgreeks, no. XVIII.
Het verslag is, zooals gezegd werd,
toegezonden aan de gezondheidscommis-
siënin vroegere jaren ontvingen de
leden der Geneeskundige Raden elk een
exemplaar. Het zou biliyk zyn, dat dit
slotnummer ook aan hen, al zyn zy
allen afgetreden, nog werd toegezonden
om hun collectie compleet te maken
zy hebben er recht op, omdat het ver
slag ook betrett de werkzaamheden, door
hen verricht.
Ourajao.
Da „Petit Bleu" bevat uit New-York
eet bericht, sensationeel, zooals het blad
or voortdurend zyn lezers biedt, betref
fende den nood in onze kolonie Curag ro.
Door de droogte, zoo wordt gemeld,
is de ellende er groot en algemeende
geheels veestapel door gebrek aan voedsel
ea water vernietigdde velden in woeste-
nyen herschapen.
ming der zielsvermogens, zoo a's in eene
gewone bezwyming."
60, dat weet gij riet," zeide Richard
byna met minachtingniemand kan
dat vooraf weten. Ik geloof niet dat zy
teruggekomen is, om hier ziek te wor
den dat is Louisa's manier niet.
Hoe kwam het?"
Hy legde zyae hand op den schouder
zy'ner vrouw, niet als uit vertrouweiyk-
heid en gehechtheid, maar met eene
hevigheid, daar haar eensklaps dreigde
te doen vallen.
„Wy zaten te zamen by het vuur te
praten," zeide Lady Kelpdale, „toen zy
op eens flauw viel, in dien staat waarin
g8 haar nu ziet."
„Maar, voor dan duivel, waarspraakt
gy dan over
„Over niets dat haar kon schokken."
„Over u," voegde zy er by, terwyt
zy hem met een glimlach aanzag, die
by den spotachtigen trek op haar ga
laat zeer afstak.
„Wanneer zal zy weer bykoman?1,
vroeg de baronet aan dan dokter.
(Wordt vervolgd.)