9 Februari.
DE LANDBOUWRADEN.
Maauilaj
Vlissingscltc Courant
met Geïll. Zondagsblad
e» Modeblad, 'f130, f-.3r en f-,5Sg.^w.
po. 33.
41e Jaargang
1903.
B| üeze Conrant Moort een
0 emeentebestuur
Kleinhandel in Sterken Drank.
i«- ieii
Prjjs par drie maanden 1.30. Franco per post l.&ö.
Aföonderlijke nummers 6 cent. Men abonneert zich b(J alle Boek
handelaren, Postdirecteuren ot rechtstreeks by den O i t g a v e r
YéJÜ 9! 731333 Jr.. Kiste# Markt, I. 1ST
ABYEKTBNTXÉNvan 1 4 regels 0.40. Voor. eiken regel
meer 10 cent. By directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie wordt de prys slechts tweemaal berekend. Sroote letters
sa cliché'» naar plaatsruimte.
VoMbgp* iagdSk* 8»s- m fowttagt».
Ttldsjhooano».»'? r IO.
Afe®flffi#iE«a4s-Mwirtea«f8B op «ee* vooidedlge TNmota.
Verzoek om vergunning tot verkoop
van sterken drank in 't klein.
en Wethouders van Vlis-
op art. 5 der wet van 28 Juni
1881*"(Staatsblad no. 97), zooals die is
gewijzigd bij de wetten van 23 April
1884 (Staatsblad no. 54), 16 April 1885
(Staatsblad no. 78) en 27 April 1901 (Stbl.
no, 85.)
doen te weten
dat bij hen ia ingekomen een
I verzoekschrift van P. J. BOOS te Vlis-
singen, om de vergunning den verkoop
van sterkendrank in 't klein, in het
benedenvoorlokaal van perceel wijk I 22,
Schotser,hoek, te mogen voortzetten.
Viissingen, den 7 Februari 1903.
Burg. en Weth. voornoemd,
VAN DOOKN VAN KOUDEKERKE.
De Secretaris,
WITTEVEEN.
Van eens regeering, onder anderen
ook speciaal opgetreden ter behartiging
der landbouwbelangen, was het te ver
wachten, dat de door het jongst afge
treden bewind reeds voorbereide regeling
eener offieiêele landbouwvertegenwoordi-
giging, werkeiyk in een bepaalden vorm
zou worden gegoten en als wetsontwerp
bj| de Siah.nGeneraal aanhangig ge
maakt.
Het denkbeeld, dat aan dit wetsont
werp ten grondslag ligt, is volstrekt niet
nieuw. Integendeel, reeds meer dan het
vierde eener eeuw werd het overwogen
of besproken. Over de wijze echter
waarop men er vorm en leven aan zou
schenken, waren de gevoelens nog al
verdeeld.
Eenerzyds wilde men van Rijkswege
landbouw-organisaties in het leven roepen,
met de bedoeling om de regeering op
die wijze in alle zaken behoorlijk voor
te lichten, en tot behartiging, door die
instellingen zelfvan de gemeenschappe-
re belangen van den landbouw ia
haar kring,
vrij naar het Engelsch.
78.)
„Job", zeide Louisa, zich tot het
zonderlinge schepsel wendende, die steeds
aan de deur stond.
elk heb het vergeten. Ik heb een
even slecht geheugen ais hy, even als
ik ook eene broorte gehad had,
waardoor mijn gang ook onzeker ge
worden is. Het ismyne sctmld niet."
«En hij verdenkt mjj dus," zeide
Louisa haar handen wringende. „Het
zü zoo, het is een lijden te meer te
dragen, en ik zal trachten niet te be-
Anderen wilden aan de landbouworga
nisaties een volkomen zelfstandig be
staan verzekerenze ook wel doen
strekken tot raad en voorlichting der
regeering, maar zonder dat ze daardoor
werden in een bepaalden vorm gegoten
officëele lichamen.
Reeds een twintigtal jaren geleden
heeft men er in regeeringskringen over
gedacht, Kamers van landbouw op te
richten in bepaalde gemeenten. Een
tiental jaren geleden kwam het denk
beeld opnieuw aan de orde en toen
wilde men landbouwkamers, samenge
steld uit hen die een zeker aantal hec
taren grond bezaten. Dan zouden deze
kamers als kiescolleges dienst doen en
een raad van landbouw benoemen. Dat
zouden dan provinciale raden zijn.
Later is er nog een opperste land
bouwraad bijgedacht. Ia de „Vragen des
Tijds" van 1898 komt namelijk een op
stel van dr. Bruinsma voor, waarin deze
aanbeveelt de bezitters van minstens één
hectare gronds als kiezers voor do Kamers
van landbouw te nemen. Zulke Kamers
zouden dan zyn in elke gemeente waar
minstens honderd van die kiezers wonen,
en terwijl de Kamers hun afgevaardig
den zonden naar den provincialen raad,
zouden de elf raden te zamen één op
persten landbouwraad kiezen. Zoowel
hst Rijk als do provinciën en de ge
meenten zouden dus hun landbouw
organisatie hebben.
Het grootste bezwaar tegen de uit
voering van dit denkbeeld is steeds g9
weest, dat het gevaarlijk zou zyn voor
het particulier initiatief.
Zeker kan het niet ontkend worden,
dat het vrije vereenigingsleven zeer veel
tot 06 he.dendaagscbe ontwikkeling van
het maatscbappeiijk organisme haefr by-
gedragen. Eendracht geeft macht. Waar
ieder op zich zelf blijft staan, komen
nieuwe denkbeelden veel langzamer tot
hun recht en ontwikkelt zich ztidea de
liefde voor een algemeen belang, waaraan
de bijzondere belangen desnoods onder
geschikt moeten zijn en waardoor toch
langs een omweg, die bijzondere belan
gen weer krachtig worden bevorderd.
Gaat men nu naast de particuliere
maatschappijen, vereenigingen, 6n gezel
schappen, op hetzelfde gebied offieiêele
lichamen in het leven roepan, dan loopt
men gevaar, dat de kracht van het par
ticulier initiatief verfl.uwt. Offieiêele
tusschenkomst is wel eens nadeelig voor
«Miss Kelpdale, kan er eene reden
zijn voor uwe vlucht naar deze plaats
sterk genoeg om u te weerhouden een
vriend, dien gy bezit, te wantrouwen
vroeg Archibald.
„Ja, mynheer," antwoordde Louisa
„maar ik smeek u geen geloof af. Ik
kan niet verwachten, dat gy in my
eenig vertrouwen stelt, nu myn groot
vader my ook ontvallen is."
„Miss Kelpdale, gö bevindt u hier
niet uit eigen beweging, met uw eigen
vryen wil," zeide Archibald op vasten
toon. „Ik vermoed dat gy om de eene
of andere verborgen reden, u hier als
eene gevangene bevindt."
„Ik ben hier met myn eigen vryen
wil, Mr. Hope," antwoordde Louisa
treurig „en ik kan geen enkele schrede
doen, om dat vertrouwen te herwinnen
hetwelk ik verloren misschien voor
altjjd verloren heb."
„Het is onbegrypeiyk," fluisterde Ar
chibald voor zich. Hy hield zyn blik
onafgebroken op den ouden, versleten
vloer der kamer, ais kon hy spoedig de
oplossing van het raadsel vinden, zoo
hy niet verstoord werd, en Louisa sloeg
een beschroomden blik op hem, als
vreesde zy dat hy de waarheid ont
dekken en luide uitspreken zou, tot
schrik van allen, die tegenwoordig waren,
1
de veerkracht en het heilzaam beginse
van eigen initiatief en wanneer de regee-
ringslichamen, aan de belangen van den
landbouw gewyd, de personen in zich
opnemen, dié lot dusver aan het hoofd
der particuliere vereenigingen stonden,
dan zullen deze laatste gaan kwynen.
Vandaar dan ook dat anderen het
voldoende achtten,een raadgevend lichaam
in landbouwzaken in het leven te roepen,
op de manier van het bekende door de
regeering ingestelde college voor de
zeevisscheryen, ook een speciaal onder
werp, waarvan noch de tydeiyke minis
ter, noch de vaste hoofdambtenaren aan
zjjn departement geacht kucnen wordeD
een wezeniyke en speciale kennis te be
zitten.
Zonderling is het, dat de minister
Heemskerk, die in 1877 tot de instelling
van zulk een college stappen deed, er
zijn denkbeeld in de Kamer niet door
kon krygen.
Later, want aan denkbeelden heoft
het niet ontbroken, kwam mc-n op de
gedachte, bepaaldelijk eau ministerie van
landbouw op te richten. Ook daarvoor
gold echter het bezwaar dat de minister
en zyne hoofdambtenaren moeiiyk laud-
bouwspecialiteiten konden zyn en daar
om zou dan ook een college worden
opgericht, dat, op de hoogte van alle
toestanden, aan het ministerie steeds
van bericht en raad kon dienen. Of
schoon het ministerie van landbouw
nooit is gekomeD, maar de 'landbouw
belangen hy waterstaat, h?> de) en nyver-
heid bleven en thans zyn overgebracht
naar binnenlandsche zaken, is toch in
zooverre aan de bovengemelde denk
beelden eenige uitvoering gegeven, dat
het bekende Nederlandsche lacdbouw-
comité, zynde tegenwoordig een college
van afgevaardigden van groote landbouw-
maaischappyen en van vertegenwoor
digers der regeering, kan gelden als
een van rsgeeringawege erkend orgaan
van den landbouw in zijn geheelen
omvang.
Dat door dit college goede diensten
zyn verleend,werd onder anderen bewezen
door hetgeen het in de zaak der rege
ling van hst tiendrecht heeft gedaan,
waarop wy esnigen tijd geleden in onze
kolommen de aandacht vestigden.
Toch is men langzamerhand wel gaan
inzien, dat het landbouw-comité niet be
antwoordt en ook niet kan beantwoorden
aan wat man zich voorstelde te be-
Da man, die by het vuur zat, keerde
laDgzaam het hoofd om 6n zag naar
hem meermalen wenkte hy het blee-
ke meisje, dat hem echter niet scheen
te begrijpen.
„Wat moet ik Sir William Kelpdale
zeggen?" vroeg Archibald. „Is het ver-
eenigbaar met myne betrekking als
vriend uws grootvaders
„Gy de vriend mijns grootvaders
riep Louisa Kelpdale.
„Het klinkt u vreemd in de ooren,
Mrs. Kelpdale, maar zyn rampspoed en
verlatenheid hebben mjj tot zyn vriend
gemaakt. Hy is ta oud om zooveel te
ïyden, en wat de reden zpn moge, die
u van hem afhoudt, nooit kan ik ge-
looven, dat zy krachtig genoeg is, om
u te weerhouden. Ik doorzie noch de
noodzakeiykheid, noch uw recht."
„Hoe zoudt gy dat kunnen?" ant
woordde Louica„en toch houd ik mp
ver van hem, wiens leven zonder mij
enkel bitterheid is, en dien ik zoo lief
heb."
Wanhopig wrong zy hare handen
voor de tweede maal, en wendde zich
vervolgens tot Archibald met meerder
ernst, dan zy tot hiertoe had aan den
dag gelegd.
reiken. De landbouwmaatschappyen moe
ten minstenB zes honderd leden sterk
zijn om een lid af te vaardigen naar
het comité, waaruit al dadeiyk volgt,
dat niet alle belangen kunnen vertegen
woordigd zyn. De vele bestaande vereeni
gingen van plaatseiyken of van kleine
ren aard, missen vry wel allen invloed
op den gang der zaken, terwyi het er
juist om te doen is, een college, cf eene
vertegenwoordiging te bezitten, waarin
elk belang tot zyn recht komt, omdat
elke afdeeling van het bedryf en elke
bijzondere streek er in betrokken is en
die ook alleen door de belanghebbenden
is samengesteld en niet ook door hen,
die aan hst landbouwbedryf vreemd zyn.
In een volgend artikel zullen wij nu
het voorstel der regeering tot een on
derwerp van beschouwing maken.
fcVi
Minister Kuyper over de staking.
Naar aanleiding van het artikel van
prol. Treub in het „Hbl." van Donder
dagavond heeft de bekende „hoefyzer- -
correspondent van het „Hbl." den minister
van binnenlandsche zaken om een onder
houd verzocht, dat gisterenavond werd
gevoerd.
De correspondent vroeg Zyne Excel
lentie of hetgeen de heer Treub mede
deelde juist was.
„In de eerste plaats5, zoo luidde het
antwoord, „moet ik opkomen tegen elke
publicatie van wat in eene particuliere
audiëntie zonder getuigen wordt bespreken,
zonder dat de betrokken minister vooraf
in die publicatie is gekend. En dan nog
eei)6 publicatie als in dit geval van een
onderhoud, dat reeds 20 December heet
te hebben plaats gehad.
Ten tweeds houdt de heer Treub geen
voet by stuk. Hy spreekt over de
staking by het Biaauw hoeden veem en
deed als of het daarom ging en alsof
met bemiddeling in die zaak de heele
geschiedenis ware beëindigd. Maar de
pointe zit in de spoorwegstaking en
daarvan is in de audiëntie van dien
heer waarover prof. Treub spreekt, geen
woord gewaagd. Niemand wist er toen
trouwens nog iets van.
„Ten derde kwam de bedoelde handels
man als gewoon particulier. Was er iets
dreigends geweest in Amsterdam, dan
had de Regeeriig een deputatie moeten
ontvangen van de Kamer van Koophandel
of van firma's, maar, zooals ik zei, hier
kwam een particulier bij my om te ver
tellen dat eene staking dreigde aan het
Blaauwhoedenvecm, wat de Regeering
al lang wist, en om te vragen of er niet
een wet kon gemaakt worden om dat
te belettan. Ik antwoordde dat dat niet
anders zou kunnen zijn dan eene regeling
van het arbeidscontract, hetgeen reeds
in de troonrede was toegezegd. Bovendien
vroeg hy of de Regeering niet haar be
middeling kon aanbieden, geiyk zy in de
Enschede'sche quaestie had gedaan.Daarop
was myn antwoord dat ta Enschede de
werkgevers zeiven de bemiddeling hadden
afgeslagen en dat over de mogeiykheid
nooit en nimmer beslist kan worden eer
het conflict is uitgebroken en men weet
op grond van onderzoek met welke
eiachen de pariyen tegenover elkander
staan.
„Maar indien d9 handelsman ook al
kwam spreken over de staking bij het
Blaauwhoedenveem, zoo had de regeering
toch misschien aanleiding om op meer
te zijn voorbereid. Volgeris prof. Treub
bad de audiëntie plaats op 20 December
en op 19 December heeft minister Oyens
in de Twsede Kamer uiting gedaan om
trent de gebeurtenissen die binnenkort
te wachten waren en waaruit zou biyken
dat de beschroomdheid niet zoo groot
was als de heer Helsdingen het voorstelde.
Dat zal dan toch op andere zaken hebben
geslagen
„Van een op handen zynde staking
van hst spoorwegpersoneel was my al
thans niets hoegenaamd vooraf bekend."
„De regeering is dus evenzeer verrast
door da staking als het publiek het was?"
„Volkomen. Ik heb er niets van ge-
welen voor de staking uitbrak."
„En had da regeering geen van de
maatregelen kunnen nemen die aan de
hand zijn gedaan f Het spoorwegperso
neel, voor zoover dienstplichtig, opcom-
mandeeren en dan dienst laten doen
„Er bonden in dit geval geon termen
voor gevonden worden."
„En het ai Jkel dat door „De Nieuwe
Courant" is aangehaald en dat aan de
regeering de bevoegdheid geeft om, als
de dienst niet naar behooren geschiedt,
maatregelen te nemen
„Dat artikel slaat op gansch andere
gevallen, op het geval van een brug die
niet spoedig wordt hersteld of iets der-
geiyks. Geen enkel middel is tot dusver
aangewezen dat da regeering had kunnen
gebruiken."
Wy wenschten nog vragen te stellen
die op de toekomst betrekking hadden
en op de oproeping der lichtingen, doch
de minister wilde zich over iets anders
dan over het incident-Treub niet uit
laten.
„Geen regeering kan op zulk een
oogenblik haar plannen vooraf openbaar
maken", zoo besloot Z. Ex. het onder
houd.
Over de staking.
In de N. Rott. Ct. bespreekt prof. A.
C. Visser te Leiden de staking en het
„Ik kan met u niet redeneeren, Mr.
Hope. Ik kan alleen u vragen mqn
vriend te zyn een paar dagen een
geheim te bewaren, dat, zoo het aan
het licht kwam, over meer dan éen
hoofd ongeluk brengen zou. Ik verzoek
u my uw vertrouwen niet te onthouden
niet door 0V6ryiing ons allen te bena-
deelen, en nog grooter ellende over myn
armen groot vader te brengen, dan immer
op hem, gedurende zpn langdurig leven
vol teleurstelling, gedrukt heeft. Zoo ik
wachten en mp hier stilhouden kan,
terwyi er zooveel op het spel staat, zult
gy dan mynheer, die ons een vreem
deling zyt, niet de minste poging aan
wenden
Hij wa3 nauweiyks ia staat aan haar
smeeken weerstand te bieden, en hij
aarzelde, zy'n blik onafgebroken op haar
gevestigd houdende.
„Gy zult eenigen tijd zwjjgen," vroeg
zy dringend, „en my geene beweeg
reden tot myn gedrag toeschrijven, welke
uwer en myner onwaardig zyn zou. Gy
zyt iemand die spoedig een oordeel velt,
anders zoudt gö my met zoo spoidig
veroordeeld hebben ik heb u ook te
vaardig beoordeeld, Mr. Hope, en had
er reeds berouw van. Nu weet ik wie
gy zyt en hoe ik u ten onrechte ver
dacht heb. Geloof my niet zoo slecht
als gy denkt. Geef mij nog éénen dag."
Haar vurig verlangen om deze belofte
van hem af te dwingen zou nieuwe
vermoedens in het hart van een man,
minder edelmoedig dan hij tot wien zy
sprak, hebban opgewekt. Maar hy ge
voelde zich eindeiyk overtuigd dat haar
verlangen biiiyk was, en zy het meest
leed, en nog meer wenschte te ïyden
en te stryden, zoo hy slechts, die haar
had opgespoord, haar niet langer wan
trouwde. Zij had erkend hem valscheiyk
beoordeeld te hebben, en nu wanschte
hy haar zyn vertrouwen to schenken,
ofschoon hy niet in staat was, misschien
zelfs het recht niet had, het geheim te
doorzien.
„Miss Kelpdalo," zside hy, „ik zal
het geheimzinnige dat u aan deze plaats
verbindt eerbiedigen maar er zyn twee
vragen, dia ik u, vóór ik mij verwyder
wensch te doen."
„Zoo ik ze kan zoo ik ze mag
heart woorden zai ik het doen."
„Sir William Kelpdale gelooft dat gjj
Carrisford met Maurits Hope verlaten
hebt."
(Wcrdt vervolgd.)