tt 12 Jll
&PPE
Eene interessante Base.
Maandag
7 Juli.
Bij to Conrant lielioort een ïijvoensel.
tbode
Voorkoming van werkstaking
en uitsluiting.
No. 1
.57. 4
40e Jaargang
1902.
(Htlltti
YLISSIUfGSCI
PrtJs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 6 cent. Men abonneert zich by alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bjj den Uitgever
F. VAN IE VELBK Jr., Kleine Markt, I. 187.
C0URA1T
AD VERTEN TIËN van 1 4 resell f 0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. By directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groots letters
en cliché's naar plaatsruimte,
Versnhjjai d»geifk% uitgesonderi op SSon- «n feestdagen. T.l.phoonnummar IO. Abonaemente-AdvertenttSn op «oer voordeellge Toorwasrder.
zicht gegeve;
OIS. C emeentebestuur.
BEKENDMAK|NQ
mgifta van nieuwe leerlingen voor de
openbare lagere scholen,
Burg. en Welh. van Vlissingen
brengen ter kennis van belangheb-
inde ouders of voogden, die hunne
kinderen of pupillen met 1 September
■enschen toegelaten te zien tot eene
Ier openbare lagere scholen in deze ge
meente j
dat van af Maandag 7 Juli tot en met
onderdag den 14 Augustus e. k. uit-
Eluitend ter Gemeente Secretarie (bureau
bevolking) iederen werkdag van des
•voormiddfige 10 tot 12 uren gelegenheid
;ot aangifte van nieuwe leerlingen voor
ie scholen gegeven wordt;
en dat ingeschreven kunnen worden
,11e kinderen, die in 189S of vroeger
;ehoren werden, dus zydie in den loop
an dit jaar zes jaren geworden zyD,
og worden of wel reeds ouder z(jn.
VlissiDgen, den 4 Juli 1902.
Burg. en Weth. voornoemd,
VAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
De Secretaris,
WITTEVEEN,
k e n tl
)rden
I a
OPG$
n
Is
":n"_
half Juli een tli|
uiteDshuis. Adtj
Courant."
MDI1NST
en SlIDSEIBBSSf
>is« wm 4 50 (ft
Van Zeiimarit
45 nm 12 80
10 15.
1 15 2 45 4 15
ar Znütwr)kt Pl«
op werkdagen!
1 20 2 50
11—,
12 35 2 5 3 35
ïAVENDIENSTl
6— 6 20 7—f
10— 1020 üj
I SO 1 3a2--t
t -- 4 20 5 «1
20.
VB 6 10 6 30
0 9 50 1010
12 10 ma 1 20 I
8.80 3 60 410
40 8 2 80.
Er is b(Jna een jaar verloopen sedert
de optrediDg van het nieuwe kabinet en
het voornaamste wat er van gezegd kan
worden is, dat het zeer veel aanhangige
wetsontwerpen heeft ingetrokken en geene
I op nieuw ingediend. Onze sociale wetge
ving is geen stap vooruitgekomen, zoo
dat eene aansporiDg op dit gebied zeker
I niet overtollig is te achten.
Als zoodanig begroeten wy den stap,
reeds in October van het vorige jaar
I gedaan door het Hootdbestuur der Maat
schappij fer bevordering der nijverheid.
Dit Hoofdbestuur verzond destyds eene
vragenlijst aan hare departementen van
den volgenden inhoud
1. Hebben zich in uwe omgeving, in
de laatst verloopen vyf jaren, werksta
kingen voorgedaan in zoodanig aantal
en van zoodanigen omvang, dat mid
delen noodig moeten worden geacht om
het ontstaan van zulke belangengeschil-
len tusschen werkgevers en werknemers
te voorkomen, of om, ingeval zij uitge
broken zyn, de nadeelige gevolgen te
beperken 7
Naar het Amerikaansch
VAK
O. FERO.
4.)
„Wilt gij ons nog niet eerst een lied
voorzingen, eer gy vertrekt 7" hoorde ik
Charley vragen, toen hg na meer dan
eene vergeefsche poging er in geslaagd
was den handschoen vast te krijgen.
„Maar wie moet mg dan accompag-
neeren?" vroeg zy lachend.
„De Duitscher, die tegenover u zat en
die u onder het eten onophoudeiyk aan-
btaarde," antwoordde hg, „heeft van daag
minstens een uur lang op de piano ge
speeld. Zal ik hem openslaan 7 Uwe
muziek ligt er boven op."
„Nu, als het dan toch moet zgn,
Charley, zal ik een lied zingen, maar
meer ook niet. Ik bemerk wel, dat gij
2. Kan het instellen van zoodanige
middelen met gegrond vertrouwen op
goeden uitslag worden overgelaten aan
particuliere bemoeiing of behooren zg
te worden in het werk gesteld door in
de Rgkswet wortelende verzoeningsraden?
3. In welken zin behoort, uws in
ziens, de wet op de Kamers van Arbeid
te worden aangevuld en gewgzigd, In
dien gg van meening zgt, dat het laatste
lid der vorige vraag bevestigend moet
worden baantwoord 7
Van de zes en twintig departementen
der maatachappg hebben slechts twaaif
de vragen in een rapport beantwoord.
Dit schgnt echter in hoofdzaak te moeten
worden toegeschreven aan het feit, dat
in de omgeving van den zetel der depar
tementale besturen, zich geene verscbyn-
selen van arbeidsverstoring van eenige
b6teekenis hadden voorgedaan.
Voor het overige is juist door die be-
langigke rapporten veel licht over de
zaak opgegaan. Over het algemeen was
het aantal werkstakingen niet zoo by-
zonder groot. Bg de beoordeeling van
dit feit vergete men echter niet, dat,
sedert de circulaire door het hoofdbestuur
werd verzonden, de zaak een groot,
dadeigk belang heeft gekregen door de
ernstige gebeurtenissen te Amsterdam en
te Enschedé. In de tweede plaats en
dit vooral dat, nu ook de werkgevers
zich gaan organiseeren, in het vervolg
tegonoverover elke staking eene uitslui
ting dreigt te onistaan. Het altoos be
treurenswaardig en voor het belang van
het algemeen zoo nadeelig verschgnsel,
wordt hierdoor dubbel treurig.
Zooals wy reeds opmerkteD, het
twaaiital ingekomen rapporten wgst niet
op een bgzonder groot aantal verstoringen
van den geregelden loop van den arbeid.
Behaive de reeds genoemde hebben
echter ook enkele andere, vry ernstige
geschillen voldoende aangetoond dat er
behoefte beslaat aan byzondere middeleD,
om ze te voorkomen of, waar ditonmo-
geiyk biykt, de nadeelige gevolgen ervan
te beperken.
De vraag, of bet aanbeveling verdient
om in elk belangengeschil pogingen tct
verzoenii g over te laten aan particuliere
bemoeiing, werd door enkelen bevesti
gend beantwoord eene meening waar
mede wy ons minder zouden kunnen
vereenigen.
Twee gevallen toch kunnen zich
voordoen öf de bedoelde poging is aan
deide twistende partgen aangenaam
maar dan heeft de particuliere bemoeiing,
door erkenning, ook een soort van
my toch niet eerder laat gaan. Ik
hoor dat gy piano speelt,' zoo wendde
zy zich nu direct tot my. „Zoudtgy zoo
goed willen zyn, my bg een lied te accom-
pagneeren? Deze jonge styfkop wil mg
niet eerder laten gaan."
„Met veel genoegen," stamelde ik, daar
ik voelde dat ik een kleur kreeg, en nam
dadeiyk plaats voor de piano, die Charley,
met een van vreugde stralend gelaat,
reeds geopend had.
De Diva zocht eenige oogenblikken
tusschen hare muziek rond en overhan -
digde my daarop dat kleine, liefeiyke
lied van Chopin, dat den titel draagt
„Das Ringlein.'
Hare glasheldere altstem had iets
melancholieks en tevens bevalligs. Zy
zong de weinige regels zonder eenige
gemaaktheid met diep gevoel, terwijl zij
zich oogenschynlyk niet in het minst"
bekommerde om de aanwezige gasten,
die aandachtig naar haar luisterden.
Charley stond tegen een vensterbank
geleund en hield den blik onafgebroken
op haar gericht.
Toen het lied ten einde was, barstte
er een storm van toejuichingen los. Het
handgeklap scheen de zangeres echter te
hinderenzy keerde zich, zonder mg te
offlcieël gezsg. Of wel, het is juist
andersom maar dan zullen bemoeiingen
van byzondere personen of colleges ook
minder gewicht inde schaal leggen, dan
die van colleges met officiéél gezag be
kleed, wortelende in de wet «n steunende
op het beginsel der vrye verkiezing.
De meerderheid verwachtte dan ook
meer heil van de pogingen van op de
wet gegronde verzoeningsraden.
Zeer terecht werd ook gewezen op het
ontbreken van alle wetteiyke bepalingen
op het arbeidscontractdoch in verband
hiermede meenden twee der departe
menten, dat eene wyziging der wet op
de Kamers van Arbeid aan de wetteiyke
regeling van het looncontract dient vooraf
te gaan.
Dit laatste komt ons minder juist
gezien voor.
Hoe men de zaak ook beschouwe,
één ding staat vastdat vele geschillen
over loon en andere arbeidsregeling, die
eindigen met een werkstakiDg of uit
sluiting, voorkomen hadden kunnen
worden, indien het niet aan een wezen-
iyk, bthooriyk geregeld contract had
ontbroken.
Dat hi6r de ware oorzaak te zoeken
is, hebben wy vroeger al eens in het
bre6de betoogd. In het kort willen wy
daarom hier als onze meening herhalen,
dat, zoodra de verhcudiDg tusschen
werkgevers en werknemers onomstoote-
iyk vaststaat en wettetyke gevolgen ver
bonden zyn aan willekeurige contract
breuk, de verstoringen van den arbeid
van zelf minder zullen worden. Immers,
over hetgeen duideiyk is vastgesteld en
waaraan men zich du3 niet zonder kwade
trouw zou kurinen onttrekken, ontstaat
niet zoo licht verschil.
Maar dan moet daaruit tevens volgen,
dat in het vervolg minder behoefte zou
bestaan aan de tusschenkomst der Ver-
zoenirgsraden, ingesteld door de Kamers
van Arbeid.
Ongetwyfeld werken deze Kamers tot
dusver op het besproken terrein met
weinig succes. Verbetering in bare sa
menstelling en wyze van werken is
lang niet overbodigmaar met een
goede regeling van het loon-contract
wordt die verbetering toch een zaak
van minder dringenden aard.
Wat dit betreft gaan wy dus niet
mede met de meening van het hoofd
bestuur der Maatachappg, dat zich met
de meerderheid der departementen ver-
Overigens vereenigen wy ons met de
aangewende poging van harte en hopen
groeten, om en wilde de zaal verlaten.
Zy scheen zich echter van hare onvrien-
delykheid bewust, want nauweiyks had
zy eenige schreden gedaan, of zy kwam
terug en reikte mij de roos toe, die zy
ouder het zingen in de hand had.
„Tot dank voor uwe g09de medewer
king," zeide z(j, „au revoir i"
Vóór ik den tyd had te antwoorden,
keerde zy zich ten tweeden male om
en veiliet nu, na père Gjudriot vertrou-
weiyk toegeknikt te lubben, met vlugge
schreden de eetzaal.
Charley wierp my een nydigen blik
toe en volgde daarop de Diva, ten einde
haar by het te paard stygen behulpzaam
te zyn.
Een oogenblik later vernam men buiten
den hoefslag vaa het paard, dat zyn
schoone last meevoerde.
Dadeiyk begon het g babbel opnieuw.
„Welk een prachtige stem I zoo vol klaak,
een ware Catalanii" zoo weerklonk het
van alle kanten. Zwicker fluisterde my
echter in het oor
„Gy zijt een gelukskind I Kom, laat
ons nog oen oogeDblik naar buiten gaan i"
Met deze woorden verliet hy de zaai.
Ik was door dit kleine, op zichzelf
zoo onbeduidend voorval, opgewonden en
gaarne dat zij door meerdere van andere
zyde zal worden achtervolgdwant dit
is gansch niet overbodig.
Het hoofdbestuur der Mia'schappy
he6ft in het gebeurde aanleiding gevon
den om, na zich eene bepaalde meening
omtrent de zaak te hebben gevormd, die
neer te leggen in een tot de regeering
gericht adres.
Daarin wordt aangedrongen op eene
spoedige indiening zoowel van een ont
werp van wet op het arbeidscontract als
van een ontwerp van wet tot wyziging
van die op de Kamers van Arbeid. Wat
dit laatste punt betreft heeft het hoofd
bestuur tevens als zyn oordeel te kennen
gegeven, dat bij die regeling vooral
rekening zal moeten worden gehoudsn
met de volgende eischen
By elk gerezen belangen verschil zal
in de eerste plaats aan beide partyen
de verplichting moeten worden opgelegd
om daarvan aan het bestuur der Kamer
mededeeling te doen. Dit bestuur moet
de zaak onderzoeken en eene minneiyke
schikking beproeven.
Tot benoeming van een verzoenings-
raad zal moeten worden besloten, wan
neer een der partyen het wenscht of
wel het algemeen belang of dat belarg
van derden by het geschil betrokken is.
Partyen, getuigen en deskundigen,
moeten verplicht zijn om voor de Kamer
te verschyten en haar inlichtingen te
verschaffen.
Is eenmaal eene uitspraak gevallen,
dan moeten partijen verplicht zyn om
zich binnen een bepaalden tyd te ver
klaren, of zy zich daaraan wenschen te
onderwerpen.
WÉb tasten
De „Evertsen" te Antwerpen.
Naar de N. Ct. met voldoening ver
neemt, is de verlenging van het verbiyf
van de Evertsen te Antwerpen, tot het
medevieren van den 71-jarigen gedenk
dag van de troonsbestyging der Belgische
dynastie, ingetrokken.
Van dit nader besluit zal, allereerst
in marine-kringen maar ook verder in
het land, met instemming worden kennis
genomeD.
Leerdwang in de Herv. kerk.
De heer W. Mallinckroth, vanwege de
Ned. Herv. Kerk benoemd tot hoogleer
aar in de godgeleerdheid aan de univer
siteit te Groningen, heeft gisteren die
betrekking aanvaard door het houden
eener rede, getiteld„Geschiedenis en
gevoelde eveneens grooten lust, buiten
in de frissche lucht nog een sigaar te
rooken en met myn vriend nog een
wat te praten ever deze raadselachtige
verschyoing. Ik was daarom niet weinig
boos, toen père Goudriot my, op eene
in het oogloopende wyze, in den weg
trad. Onze waard had oogenschyniijk den
wyn nog meer aangesproken zyne hoe
kige wangbeenderen waren hoog rood
gekleurd en in zyn stem was die zekere
onvastheid merkbaar, die het teeken is
van dronkenschap.
„Gy moet niet denken," zoo begon hy,
terwyi hij een der knoopen van myn
jas bemachtigde, „dat ik, wegens uwe
Duitsche afkomst, haat jegens u koester.
De onderdanen zyn immers onschuldig
aan de daden hunner souvereinen. In
onze verlichte eeuw behoorden alle volken
met elkander verbroederd te zijn. Het
zal niet lang meer duren of gijlieden
hebt ook eene republiek, en dan valt elke
reden weg om ons de arme Elzas en het
treurende Lotharingen langer te ont
houden. En ook den Ryn, want gy most
weten, dat de Ryn de natuuriyke grens
vormt tusschen Duitschland en Frankryk.
Behoort ons de grens eens weerdan
ja, dan hebt gy Duitschers hem niet
beschouwing, over het al of niet wen-
soheiyke en ohristeiyke van leerdwang
in de Nederl. Herv. Kerk."
De omstandigheden des tyds en de
bewegingen in de Ned. Herv. Kerk en
daarbuiten dreven er den spreker toe,
dit onderwerp te kiezen, dat ook in ver
band staat met de hem ter onderwyzing
toevertrouwde vakken, zoowel met de
geschiedenis der Ned. Herv. Kerk en
hare leerstellingen, ais met de leer
stellige godgeleerdheid en het Ned. Herv,
Kerkrecht.
Spreker wees er op, dat het zeker
geen rustige tyd is, waarin hy optreedt
als hoogleeraar in de godgeleerdheid
vanwege de Ned. Herv. Kerk. Dat bleek
o. a. uit het voorgevallene op 24 en 25
April j.l. tosn negen achtenswaardige
leden der Synode verklaarden „dat zy
zich geboudeD ach'end aan bunce ver
plichting tot handhaving van de leer
der Ned. Herv. Kerk, uit de aan de
SyDOde voorgedragene drietallen tot de
benoeming van kerkeiyke hooglec-raren
geene keuze mochten do n, omdat de
daarby voorgedragen personen in hoogst
gewichtige punten afweken van de leer
dier kerk."
Dat de zes voorgedragenen zoo geken
schetst machten worden, erkent de spre
ker, indien de inhoud van de zooge
naamde drie formulieren van eeBigbeid
nog steeds de leer van de Ned. Herv.
Kerk moet genoemd worden.
Maar dit bestrydt hy met het oog op
de veranderde beschouwingen aangaande
de samenstelling van den bybel, ook by
vreme geleerden, die nog onder de ortho
doxen gerekend worden.
Ook omd it die mechanische inspiratie
der bybelboeken, die wel degelijk ten
grondslag ligt aan de leerstellige b: schou
wingen van bo'engmoemde belijdenis
schriften, door geen wetenschappeiyk
orthodox meer wordt aangenomen.
Daarna wijst spr. er op, dat in de
dagen, toen de eerste Hervormde beiy-
dsnibsehriften werden opgesteld, men
nog geen oog had voor het eigenaardig
Joodsche, dat zich natuuriyk nog aan
menige goloofa-uitdrukking der apostelen
bleef verbinden, op den vorm tenminste
grooten invloed uitoefende. In het voor
beeld van Paulus vooral wiens geest van
de jeugd af aan ais gedrenkt was met
de woorden der priesteriyke wet, wordt
dit aangewezen.
Daarna gaat de spreker over tot de
gschiedenis der Ned. Herv. Kark, na de
Synode van Dordrecht in 1618 en 1619,
en bespreekt hy hoe die kerk onder
allerlei stryd zich steeds heeft voortbe
wogen tot ruimere opvatting der Evan
gelie-waarheid. Hy schildert de orga
nisatie dier kerk 1815 en 1816 op
aandraDg van Koning Willem I tot stand
gekomen, en beschouwt die als sen
zegen voor de kerk, zoo kort na dagen
van vervolging en nood, toen die kerk
tot zich zelve moest komen. Alle vre
delievende vromen kunnen daarom die
organisatie als eene wettige beschouwen
meer. Geeft gy daarentegen Eizas-Lotha-
ringen en den Ryn niet goedwillig terug,
dan breekt vroeg of laat de oorlog weder
uit, al zijn de Franschen ook h t vrede-
lievendste volk van de geheele aarde.
De oorlog mynheer, is een vreeseiyk
ding. Da bloei van het éene land ver
moordt den bloei van het andere. Het
plus vergruist het mious. Denkt echter
niet, dat gy Duitschers nog eens over
winnen zult. Als de dans weer aangaat,
zyn wy beter toegerust. De vorige keer
waren wij tien tegen een. Toen de laatste,
ongelukkige oorlog uitbrak, monsieur,
waren wy niet voorbereid. Leboeufloog,
toen hy tot den keizer zei, dat alles
krijgsvaardig was tot op den laatsten
knoop tos. Leboeuf was een schelm en
de keizer niet minder, en indien Bazaine
ons niet verraden had, zouden wy nog
heden ten dage in het bezit zyn van
Motz en zou niet éan man van ons leger
zyn vaderland weergezien hebben. Na
Sedan, ziet ge, hadden de Pruisen het
zwaard in de schede moeten stekeu. Uw
koning streed niet tegen het Fransche
volk, maar alleen tegen Badignet. Dat
heeft hij zelf gezegd."
(Wordt vervolgd.)