nu in ooo m
Benaderde
ln der meer,
3AUT k ZOOR,
Vrijda
25 April.
FEUILLETON.
en Kamgarens,
40e Jaargang
1902.
rSCHEEGE.
1902.
orden aanbevolen'
veislappingstoe-
tting, gebrek aan
Sangruinose
lachen die van
|verden gebaat,
te Vlissingen by
OLLEN
ie kleuren zwart,
nker bruin, donker
vanna en brons of
thans tegen de
zonen prijs direct
geleverd.
st Costuum f 7.50.
aison 4.50.
aag franco,
lurs met recht van
reidheid der cel-
verzocht ODgeveer
n verlangt er bij
Hengelo (O.)
sche aanvoer van
valiteit Kachel- en
dig prima Schotsche
Engelsche en Bel-
Noten en dito
Geklopte Gas-
trys.
No *>7.
VLISSINGSCHE COUBAMT
PrtJs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
AisonderlQke nummers 5 cent. Men abonneert zich by alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks by den Uitgever
F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187.
A.DVERTENTEÊN van 1—4 regels 0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. - By directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie wordt de prjjs slechts tweemaal berekend, öroote letters
en cliché's naar plaatsruimte.
?erssfc$nS dag*!?!»» Kitgesonderd op Kon- en feestdagen.
Telephoonnnsnaifsr ÏO.
Abonn«mBBi»-AdTArt« ntJSn op neer voordeeligo voor waarden.
ksslanUe bsrlcMen.
Ziekte van H. I»I, de Koningin.
Uit het Loo wordt van gisterenavond
gameid dat H. M. zich bjj voortduring
Ipaobtiger eu opgewekter gevoelt.
Door bet R. K. Episcopaat zij a thans
lioor het geheel e land openbare gebeden
Ingeschreven voor bet herstel van H.
|jl, de Koningin.
Als een bewys van de belangstelling
ii de ziekte van H. M. de Koningin
lieidt gemeld, dat de behandelende
IgfUiesheeren tal van blieven ontvangen
Lm buitenlandsche ea binnenlandsche
Idoctoren en professoren, met verzoek
n inlichtingen en zelfs met adviezen.
Ondanks het regenachtige weder
ng Piins Hendrik gistereriochtend
liioegiydig uit, om daarna de lessen te
lïolgen van piot. Kraemer, die in den
Liddag wtder naar Utrecht vertrok.
Ook de Koningin-moeder maakte in
Ije laatste dagen wandelingen in het
Iptk ach .er het lustslot.
(Zie Laatste Berichten.)
SLAVENDIENST.
6— 6 20 7—7 50
10— 1020 10 40
n 1 10 1 30 2 22'
4 4 20 5 - 54
B 20.
v» 6 10 6 30 7 10
iO 9 50 1010 10 30
12 10 se 1 29 1 -10
«.80 3 50 410 4 30
40 8 8 30.
MBIEN8T
L» .fftüBELscaa y
li83.- VEI 4 50 (aliens
I fan /Siilmarki v
45 ma 1230 1 15
110 5 65 6 55 7 45
|ar Zn&mafH Pliiwt»
op wsrkdsgeul 6 23
12 35 1 30 2 5
16 7— 7 20 8 86
p) am 3 30 en 6 20 0)
la) 8 56 6 50
fat g) en 445
ba) >6 05
lui 3 30» 6 20c) h)
3 50» 6 40h)
leen», Borrelen en
Iskene ten hoogste
minuten,
ja naar Borsselen
1.65 van Neuasn
|n wordt op deze
«ïCorwegsUtion
De licht ng 1895.
Het Haagsche Dagblad zou clementie
|iillen pleuen voor de jonge mannen,
i tot de licüling '95 uenooren doch
fcechts op één voorwaarden. 1. dat
Iwrkelijk het algemeen Staatsbelang hun
lieelneming aan de herhalingsoefeningen
Itiet eischt.
Acht de Regeering, acht de Minister
L Oorlog, zyn verantwoordeiykneid
het algemeen belang niet gedekt,
Imiteer by de miliciens van 1895
|itor zy tot de landweer overgaan, niet
eens een oefeningsex imen laat
liieigaan, dan moet men het hoofd
Buigen voor die overiuiging en moeten
de belanghebbenden zich onder-
Werpen, want ook hier geldthet be-
van den Staat is de hoogste wet.
Maar is het niet een overwegende
eden van Staatsbelang, die tot den
Jtaatiegel heeft geleid beeft men alleen
Ik doen met ten uititgging vaa de
lit, dan zouden wij den Minister van
(ttlog - wiens humaniteit voldoende
Ttekend is wel wiileu toeroepen
naweeg de zaak nog eens nader en
tof bet mogelijk is, uw geweten als
li van de uitvoerende macht in ovei-
ptemming te brengen met het niet
miskennen belang van vele duizenden
tden lande.
En in dat inroepen van 's-Ministers
tdere ovei weging staan wjj niet alleen,
tar naast gtzagnebbende deskundigen
[militair gebied, die zich in de pers
onbetuigd lieten.
i Nederlander betoogt, dat de vraag
i lichtingen 1895, '96 en '97 voor
|ttal,ngsoefeningen moeten worden op
Uit het Duitsch
DOOR
OTTO GIRADT.
U.)
[Het een beklemd gemoed betrad hij
[i: terrein en richtte hij zijne schreden
iat bet kantoor van den opzichter,
deze hem waarschijnlijk dadelijk
tuededeelen waarom de patroon hem
laten komen. Het kantoor was
st leeg en de opzichter dus ver-
Wijk in de fabriek. De moed ont-
r1^ Karei echter, hem daar onder zijne
3 kameraden te gaan zoeken. Hij
l^'wt daarom zich maar direct tot den
poa zelf te wenden en zocht daarom
f®'1 woning op.
ibevende hand trok hy zacht aan
Wiel, doch niemand opende de deur.
1 ingehouden adem stond hij daar,
geroepen, geen politieke, maar een rechts- 1
kwestie is, die naar de bepalingen der
wet dient te worden beslist.
Immers wordt uitdrukkelijk in de
militiewet voorgeschreven, dat de irge-
lijfden by de militie te land, die den by
art. 107 bepaal ien tyd onder de wape
nen hebben doorgebracht, en zich over
eenkomstig art. 113 met verlof bevindeD,
voor herhalingsoefeningen in weikeltjken
dienst komen lo. bp de onbereden korp
sen in het geheel voor twaalf weken,
verdeeld over ten hoogste twee perioden,
2o. euz.
Nu kan men verfchillen over de vraag,
of onder deze ingelyfden ook verstaan
worden de ingelyfden, die dienen krach
tens de verlengingswttten, waarvan de
laatste is geweest die van 27 April 1901
(Sisbl, no. 83). Maar als die vraag, te
goeder trouw, in dezen of genen zin is
beantwoord, dan is de minister aan dat
antwoord gebonden, en is het om geen
ander woord te bezigen de grootst
denkbare onrechtvaardigheid hem daar
over lastig te vallen, in plaats van den
wetgever. Is er een onbiliykheil, dan
is deze, en deze alb en, de schuldige.
Maar mede'ij den of sympathie mogrn
hier, hoe gaarne men zou willeD, niet
den doorslag geven.
Het blad vindt de oplossing niet zoo
eenvoudig
Dc wet sprrekt van „de ingelyfden
die den uy art. 107 bepaalden tijd onder
de wapenen hebben doorgebrachtd. i.
8l/s, 12 of 4 maanden.
Nu kan men zeggen zy die langer
hebben gediend, hebben .toch ook 87s,
of 12 of 4 maanden gediend.
Maar men kan evengoei zeggen de
wet wil herhalingsoefeningen van men-
schen die 8l/a, 12 of 4 maanden hebben
gediendhebben zy lar ger gediend, dan
is herhaling onnoodig de wet spreekt
er niet vaD.
Merkwaardig is hat daf, in art. 142,
de wetgever voor de zeemilitie zich an
ders uitdrukt. Daar zegt hy „de man
schappen der zeemilitie, die hun eerste
oefening hebben volbracht en niet in
werkeiyken dienst zijn, komen in bet
Se jaar eenmaal te samen." Had hy
dezelfde uitdrukking gebezigd voor de
landmilitie, dan ware geen twijfel moge
ljjk geweest,,
Naar onze meening verstaat de wet
onder de ingeiyfden die tot herhalings
oefeningen verplicht zyn Diet hen, die
krachtens de bekende verlengingawetten
dienen.
Krachtens de wet op de nationale
militie duurde de dienstplicht voor de
landmilitie vroeger 6, voor de zeemilitie
4 jaar, en bestond de dienst in hoofd
zaak hierin, dat de landmilitie als eerste
oefening één jaar (ot korter) moest op
komen, en daarna jaarlijks, gedurende
niet ianger dan 6 weken, tenzy de Ko
ning dit niet raadzaam achtte.
Nu hadden de lichtingen van 1895,
1896 en 1897 moeten worden gepaspor-
teerd in 1900, 1901 en 1902. Doch
het bloed steeg hem naar het hoofd,
toen hem eensklaps een porseleinen
plaatje onder de schel in het oog viel,
waarop stond „hard bellen." Hy ver
mande zich dus, trek met kracht aan
de schel, die thans ook door den gang
weerklonk, en al dadeiyk werd de deur
geopend door een dienstmeisje, dat, toen
hy haar de reden van zijn bezoek bekend
maakte, hem verzocht haar te volgen.
De heer Engelmann zat in een kamer
japon aan eene tafel, die bezaaid was
met papieren en brieven, doch by Bruck
ner's binnenkomst stond by van zyn
stoel op, als ontving hy iemand van
zyus geiyks, stak hem de hand toe en
zeide „Kom nader Bruckner I Gij hebi
zeker den brief van den heer Eichholtz
ont zangen en zyt dus nog zonder werk
„Ja mynheer."
„Dat doet my genoegen 1 De treurige
maatregelen, die ik moest nemen ten
opzichte van zoovele myner werklieden,
heeft myn tuinman doen gelooven, dat
ik geruïneerd was en wel spoedig failliet
zou gaan. Zoo staan de zaken echter nog
niet. Myn tuinman wenscht echter toch
myn dienst te verlaten. Nu, mynentwege
mag hy gaau I Hy vertrekt dan ook met
Februari. Gy, Bruckner, zyt hem in uwe
krachtens de verlengingswetten is haar
diensttijd verlengd tot 1902, 1903 en
1904. Dtarby is echter uitdrukkeiyk
bepaald, dat die jaarhjksche opkomst voor
haar niet gold. Art. 125 der wet op ds
nationale militie werd tydeiyk aldus ge-
wtjz'gd „de manschappen der militie te
land die niet in werkeiyken dienst zyn
en hun vyfde dienstjaar niet hebben
volbracht, komen jaariyka eenmaal
samen" enz.
Deze bepaling werd speciaal gemaakt
ten behoeve van genoemde lichtingen.
Het wa3 dus, zoolang als die verlen-
gingswet duurde, voor haar een wette
lijk verkregen recht. Zy moeten dienen
lot 1902, 3 of 4, doch mochten niet
meer worden opgeroepen.
Die verlengingswet is nu wel inge
trokken, en wy gaan dan ook niet zoo
ver, dat wij de bevoegdheid aan den
wetgever betwisten zouden om, kt achten s
nieuwe bepalingen, de bedoelde lichtin
gen toch nog nieuwe verplichtingen op
te leggen. Maar dit had dan ook op
onbetwistbare wyze moeten geschied
zijn, want biliyk is zulk eene wyziging
allerminst.
Hie: by komt, dat het, tjj toepassing
der vroegere miliiiewet, mogelyk was
gewe s', dat de genoemde lichtingen
viermaal waren opgeroepen. Heeft de
Konirg dat niet noodig geoordeeld, hoe
wel ds wet dat toestond, don moet men
aannemen, dat juist de toenmalige lang-
dutige oefening die herhaling onnoodig
maakte en is het dus te begrypen, dat
ook de wetgever van 1901, voor haar
die herhaling overbodig heeft geacht,
maar die slechts noodig heeft geoordeeld
voor hJQ die een korte eerste oefening
haddeD ondergaan.
Ten slotte vestigen wy er de aandacht
op, dat voor de zeemilitie de kwestie
zich niet kan voordoen. Immers bepaalt
de wet, dat zij die haar eerste oefenirg
hebben volbracht ia het derde dienstjaar
samtn komen. Voor de genoemde ltch
tingen was dat dienstjaar in 1901 reeds
verstreken. Misschien dat juist daarom
de wetgever voor de zeemilitie de woorden
gebezigd heeftzy die hun eerste oefe
ning hebben volbracht, welke woorden
voor de zeemilitie dus onschadelijk waren,
doch dat hy voor de landmilitie, voor
welk® de herhalingsoefeningen over den
geheelen diensityd verdeeld kunnen
worden, andere woorden heeft gebezigd,
juist om den nieuwen toestand niet
toepasseiyk te maken op de dienstplich
tigen van 1895/7.
IndieD dit gevoeleD juist is, wil geven
het natuuriyk voor beter dan kan er
voor den minister geen redjn bestaan
om niet op het genomen besluit terug
te komen. Een verschil van wetsduiding
heeft niets te maken met het regee-
ringsbeleid.
Nominatie Hoogen Raad.
De lyst van aanbeveling van zes can
didate^ door den Hoogen Raad aan de
vrye uren dikwijls behulpzaam geweest
in den tuin. Daar gy dit uit eigen be
weging en voor uw genoegen deedt, is
het duidelijk dat gy werkalyk pleizier
hebt in bloemen."
„O ja," antwoordde Karei verlegen,
„ik houd er heel veel van, evenals myna
vrouw."
De patroon zag hem vriendeiyk aan.
„Tuinieren is geen heksenwerk, ten
minste niet voor zooverre er by my te
doen is. Wilt gy, in den tyi dat de tuin
man nog hier blijft, u door hem in het
bloemonkweeken laten onderrichten en
dan iater zyn weik geheel op u nemen
Het werd Karei groen en geel voor
de oogen.
„Zoudt umy dat willen toevertrouwen?"
„Wanneer gy zelf er op aan durft, ja 1
Bruckner vouwde onwillekeurig de
handen, terwyl d6 tranen hem in de
oogen sprongen. Den heer Engelmann
ontging dit niet.
„Gü hebt de laatste dagen in zorg
verkeerd over de toekomst zeide hy.
„O ja, mynheer, in bittere zorg 1
De fabrikant zuchtte.
„Ik kan den staat van zaken helaas
niet veranderen en de regeering kan het
evenmin. Wanneer de fabrieken stilstaan,
Tweede Kamer ingezonden, teneinde
daaron te kunnen acht slaan by het
maken der nominatie voor de vacatuie
van eene raadsbeerplaats in den Raad,
ontstaan door het overiyden van den
raadsheer mr. B. H. M. Hanlo, bevat de
volgende namen
1. mr. A. P. L. Nslissen, rechter in
de arrondisssments-rechibatk te Breda;
2. mr. A. M. B. Hanlo, officier van
justitie by de arrondissements-rechtbauk
te Maastricht
8. jhr. mr. J. Remees van Iddekingp,
president der arrondissements-rechtbank
te Groningen
4. mr. W. J. Karsten, raadsheer iu
het gerechtshof te 's GraveDhage
5. mr. J. C. baron Baud, advocaat-
generaal bij het gerechtshof te Am
sterdam
6. mr. A. J. L. Nypels, raadsheer irr
het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Surséance van betaling.
De N. Rott. Ct. bespreekt bet wets
ontwerp tot wyziging van art. 226 der
Faillissementswet.
Het blad is van oordeel, dat, zooals
ook in het Voorl. Verslag werd opge
merkt, wanDeer de toestand van surséance
zal kunnen worden bestendigd, de oude
termijn surté.nce voor niet langer
dan een jaar te verkenen moet worden
heisteld.
Deze termyn is inderdaad reeds zeer
larg, meent bet blad.
Men vergete niet, dat de surséance
een instituut is, waaraan, naast onmis
kenbare vcordeelen, ernstige bezwaren
verbonden zyn, vooral omdat aan ds
minderheid der scbuldeiscners, die
tegengestemd heeft, daardoor gedurende
eenigen tyd da uitoefening harer rechten
ontnomen wordt. Hierbij komt nu nog,
dat aan de stemming geen geregelds
verificatie der schuldvorderingen vooraf
gaat, zoodat het riiet zeker, is, dat de
voo: stemmers allen inderdaad scbuld-
eischers zyn en zy het zyn voor hetdoor
hen opgegeven bedrag.
Ia de meeste landen is, met het oog
op deze bezwaren, da surséance afge
schaft.De weinige Europeesche wetgevin
gen, die baar hebben behouden (behalve
de Nederlandsche slechts vyf) hebben
die korte term'jaeu vastgesteld. In
Belgie en Luxemburg mag de surséance
vosr niet langer dan twaalf maanden
verleend worden, met een verlenging van
ten hoogste denzelfden tyd; alleen indien
de schuldenaar bewyrt inmiddels, onder
toezicht der benoemde commissarissen,
60 p.-rceat aan zijn crediteuren teh.bben
uitgekeerd, kau hem vau de overige 40
percent nog een uitstel van een jaar
worden toegekend.
Hier te lande, waar van zoodanige
uitkeering aan de schuldeiscbers gedu
rende da surséance geen sprake is, en
waar nu voor exceptioneele gevallen,
steeds en zonder eeDige beperking den
zelfden schuldenaar opnieuw surséance
zyn juist de armsten er het slechtst aan
toe. Wy lieden kunnen ons nog staande
houden, wanneer wy ons bezuinigen.
Doch hoe zult gyiieden sparen Er valt
niets te sparen 1" Ea op opgewonden
toon vosgde hy er nog by „Maar stelt
ons niet verantwoordelyk voor de treu
rige gevolgen, wanneer wy u uit onzen
dienst moeten ontslaan. Geloof my, wat
gyiieden ia zulke omstandigheden in de
maag gevoelt, gevoelen wy in het hart
Daar lees ik zoo juist in de courant
„Van den armen Ortiepp viel Bruck
ner den spreker in de rede.
„Wie is Ortiepp?"
„Esn fabrieksarbeider, die, broodeloos
geworden, alles langzamerhand naar de
bank van leening moest brengen en zich
daarna in wanhoop verdronken heeft."
Da heer Engelmann maakte esn af
werende beweging en zeide„Zwyg
daarvan, het is al te treurig 1J
„Myue vrouw," zoo hervatte Bruckner,
„zegt ook dat hst zware zonde is
maar, beste mynheer, het ongeluk maakt
slecht, dat weet ik van my zelf!"
„Van u zelf!" vroeg de fabrikant
verwonderd.
„Ja, mynheer I Toen ik in de laatste
dagen anderen zag werken, greep de
kan worden verleend, is, voor de gewone
gevallen, de termyn van éen jaar, die
hier voor de invoering der Faillissements
wet gegolden heeft, meer dan voldoende.
Een langoren termyn toe te staan,
ware tegenover de mitd ^rheid dor
schuldeischers moeieiyk te verantwoc,
den, vooral nu onder omstandighe i d
als die, waarin de Nederlandsche f.-\
Afiikaansche Spoorweg Ma -
verkeert, steeds een nieuw uüsui
kunnen worden verleend, maar dm, u;<>.
dan na een nieuw onderzoek eu mei rlo
wetteiyke waarborgen.
De R1 geering meent, biykena de
Memorie van Antwoord, dat de rechter,
met het oog op het wegvallen van het
verbod van art. 226, 3e lid, voortaan
niet licbtvaaidig den maximum-termyn
zal toestaan; maar deze opvattiDg meent
de N. R. Ct. een illusie te mogen noemen.
Evenals vóór 1893 de surséance steeds
voor een jaar placht te worden verleend,
zoo zal het voortaan steeds voar ander
half jaar zyn, als de wetgever het niet
belet.
Invorderingen van de directe belastingen.
Omtrent de toepassing van de artt. 7
en 14 der wet op de invordering van
de directe belastingen, is een circulaire
door den minister van financiën uitge
vaardigd, waaraan het volgende is ont
leend
Krachtens de ïeaolutie van 1 Sep
tember 1900, is naar aanleiding van
's Hoogen Raad arrest dd. 1 Juni 1900,
komen te vervallen de vordering aan
gewone schuldenaars van nalatige be
lastingschuldigen, waarby vooral aan
Werkgevers tegenover bun werklieden
moest worden gedacht.
Ook biy'ven sedert achterwege de
aanvragen om inhouding op bezoldiging,
welke tot sommige publiekrecbterlyke
lichamen eu tot de spoorwegmaatscbap-
j.y'en plachten gericht te worden.
Het eenige middel dat in soortgeiyke
gevallen nog openstaat om, met vootby-
gang van de belastingschuldigen, den
fiscus hot hem toekomende te verschaf
fen, is het executoir beslag onder der
den, dat door den Hoogen Raad ook als
zoodanig is erkend.
Ofschoon het geen aanbeveling ver
dient, van dit middel buiten noodzaak
gebiuik te maken, zal het toch, om de
vordering en daarmede de aanvraag nu
inhouding niet meer mogeiyk is, op
ruimer schaal dan vroeger teepassing
moeten vinden.
Zoo dikwyis biy'kbaar onwil tot betalen
in het spel is en beslaglegging op de
goederen, die de belastingschuldige onder
zich he. ft, niet tot het gewensebte
resultaat zou leiden, moet voortaan
n.a.btiming van d-u directeur tot bet
leggen van beslag onder derden worden
gevraagd.
In de gisterenmiddag te Utrecbt ge
houden vergadering vaa den hederl.
Militairen Bond werden behandeld de
jalouzie my aan ik had hen het werk
wel uit de banden willen scheuren I Ik
geloof dat myne vrouw zich over my
zou schamon, als zij het wist!"
„Dat is nog niet slecht, Bruckner
doen er zyn onder u velen, die ons alles
uit ds handen zouden willen scheuren,
zoodia wy hun niet meer kunnen geven
wat zy noodig hebben. En al offerden
wy ons ook geheel op, evenals die dame
iu Weeuen, van wia ik juist las, zou
dit dan nog verbetering brengen in de
sociale toestanden
„Ik weet niet," bracht Bruckner zacht
in het midden, „van welke dame u
spreekt,"
„Dat was het juist, wat my daar,
onder het lezen in de courant, zoo aan
greep. De dame, van wie ik spreek, heeft
als weduwe de zaak van haar man voort
gezet en haar geheele vermogen er mede
verloren, daar zy geen der werklieden,
die gedeelteiyk meer dan twintig jaren
in de fabriek waren werkzaam geweest,
van hun middelen ^an bestaan wilde
berooven, en thans, nu haar geheele
vermogen versmolten is, spoorloos is
verdwenen."
(Slot volgt.)