IS Februari.
plaatselijke belastingen.
Bleekerij,
*che Was-
|iddelburg,
geheel Op.
|netjes af.
dedt naar
ot p. stuk.
►rging da-
itin en en
Gemeentebestuur.
FEUILLETON.
Van week toi week.
K.% 39
39Ö J&arg&Eg.
1901.
VLISSIAISSCHG COURANT.
Vrijdag
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummeTS 5 cent. Men abonneert zich bp alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bp den Uitgever
f. VAM DE VELDE Ji., Kleine Markt, I. 187.
ADYERTENTIÉN van 1 4 regels f 0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bp directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie wordt de prps slechts tweemaal berekend, Grooto letters
en cliché's naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelQks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen.
Telephoonnummer IO.
Abonnements-Advertentldn op zeer voordeeltge too- vaarden,
's Gravenh&ge,
3 aarkade, 3.
VOORBEELDEN van
tjke Winstuitkeeringen
Iden, zijn gratis te be
Jgent
LUOiEER,
pr te Vlissingen (Haven).
picnstmcisic
bureau Vlissingsche I
RAtóDIENST
iSN an 2HEDELBPB8 7.' I
Remisevm 4 50 555
teen) Van Zeilmarkt.- vffl
11 45 nm 12 30 115
[15 5 10 5 55 6 55 7 45
tg naar Zeilmarkt Vliesii' I
(alleen op werkdagen)
|0 nm 1235 120 25
15 6 7 7 50 8 35
IE HAVENDIENST.
i7m. 66 20 77 50
f 9 40 10— 1020 10 40
nm 1 10 1 30 2 220
S 40 4 4 20 5 520
$50 8 20.
lalnisvia 6 10 6 30 7 1'
9 20 9 50 10 10 10 30
$10 12 10 nm 1 20 14
110 3.30 3 50 410 43
iiSO 7 40 8— 8 30.
reNUens-Maldegtae10'
|aenwichtijd.)
6.23, 8.25, 10.37, 1.H I
ag—Sluie 6,31, 6.9, 7 35,
v 2.35, 5.33, 8.24. 9.25
|m 7.42, 10.—, 1.38, 4.32,
aaibrug 5.51, 6,29. 8 10
3, 5.6, 8.3, 9.5, 9.45.
k.
ID
55a) nm 3 30b)
20a) 3 55
25 nm 1 55
45 d 2 15
55 3 30b)
15 3 50
vm 8 10
8 40
,n 3,30 naar Brcskerw
10 van Vlissingen n'.»4'
kiel gesoaafct*
au h«fc apoorwegsta*
Verordening op de heffing en op de
invordering van Tolgelden op den
Vlissingen Koudekerkschen
straatweg.
De Burgemeester en Wethouders van
Vlissingen
doen te weten
dat door de Raden der gemeenten
Vlissingen—Koudekerke is genomen het
navolgend besluit, dat bij Koninklijk be
sluit van 31 December 1900 no. 89 is
goedgekeurd
De Raden der gemeenten Vlissingen
en Koudekerke
Gezien de missive van Gedeputeerde
staten van Zeeland, waarbij zij voor
zooveel noodig gemachtigd worden tot
het gemeenschappelijk regelen van de
zaak der tolheffing op den straatweg
tusschen beide gemeenten;
Gelezen den brief van Heeren Gede
puteerde Staten van Zeeland van den
28 December 1899 no. 7261/„ le Afd.
Besluiten:
Vast te stellen de navolgende
VERORDENING regelende het heffen
van tolgeld op den straatweg van
Vlissingen naar Koudekerke V. V.
Artikel 1. Ten behoeve van beide ge
noemde gemeenten zal een tolgeld worden
geheven voor het berpden van den straat
weg van Vlissingen naar Koudekerke
visa versa.
Artikel 2. Bij aankomst aan een der
beide tolhuizen op den straatweg zal
worden betaald:
Voor elk los paard of muilezel 0,05
rundbeest of ezel 0,015
kalf, schaap of
varken0,01
Voor eene kudde schapen of var
kens sterker dan 50 stuks in
een3 0,50
Voor eiken bok, geit of hond
gespannen voor een rij- of
voertuig met twee wielen 0,01s
Voor eiken bok, ,geit of hond
gespannen voor een rp- of
voertuig met vier wielen 0,03
Voor elk paard, muilezel of rund
beest gespannen voor rij- of
voertuigen met twee wielen
of sleden 0,08
Voor elk als boven gespannen
voor rij- of voertuig met vier
wielen0,10
Wanneer twee of meerdere rij-
of voertuigen aan elkander
gekoppeld zyn, zal bovendien
betaald worden voor ieder
paar wielen.0,08
Voor elk paard gespannen voor
DOOR
B. E 1 T I S 6.
Den volgenden ochtend begaf mijn
"tve heer zich weder naar de werf. Ik
Weef alleen met myn geluk en zalig
heid. Toen hij terugkwam, kon hij geene
Joorden vinden om te vertellen hoe
"Mtelyk en vrooiyk ieder, van den
eerate tot den laatste, hem welkom had
Seheeten. Na den eten ging hij in de
ekenkamer, zag alles na en prees zijn
Jjcgen plaatsvervangerDaarna, toen
"11 op onze bekrompen woning duidde
Zt'de hU tot mij„Caritas, wij zijn nog
het stormachtige water, en het zal
ang duren en veel moeite kosten voor
'f aleer wij er over zyn. Maar wij zullen
Jachtig roeien en goed stuur houden,
''•als God wil, vergoed ik u eens alles
loten f"' <*°0r ge^eden en ver'
ik zweeg, en hem slechts aan
diligences en postwagens inge
richt voor niet meer dan zes
personen 0,10
Voor elk paard gespannen voor
idem voor meer dan zes, doch
niet meer dan negen personen 0,126
Voor elk j/iard gespannen voor
idem voor meer dan negen,
doch niet meer dan twaalf
personen 0,15
Voor elk paard gespannen voor
idem voor meer dan twaalf,
doch niet meer dan achttien
personen 0,175
Voor d9 bijwagens behoorende tot eene
deligence of postwagen zal, evenals voor
de deligence of postwagen betaald worden
naarmate van het getal der plaatsen en
der aangespannen ffearden.
Btj het terugkeeren dier bijwagens,
zal indien zij ledig zyD, de gewone tol,
waaraan de rijtuigen, geen deligences
zijnde, zijn onderworpen, verschuldigd
wezen.
Bij het berekenen van het aantal
plaatsen op eene deligence, postwagen
of bywagen, zal de bok of voermansbank
wanneer die niet overdekt is, niet in
aanmerking worden genomen; ook zullen
niet in aanmerking genomen worden de
plaatsen, welke by' gemis aan zoodanigen
bok, door den voerman in de krabiolet
of voor in het rijtuig alsmede door den
conducteur worden bezeten, met dien
verstande, dat de betaling bij het eene
tolhuis vrijstelt van de betaling bij het
tweede, mits op vertoon van het bewijs
der gedane betaling.
Artikel 3. Degenen wier paarden of
rijtuigen dikwerf den geheelen weg of
een gedeelte berijden, zullen het tolgeld
kunnen uitkoopen naarmate van den
afstand die gewoonlijk door hen wordt
afgelegd en van de menigvuldigheid dei-
gewone reizen.
Ingeval van verschil zullen na verboor
van den pachter of gaarder Burgemeester
en Wethouders der beide gemeenten be
slissen.
Deze uitkoopen zullen voor niet lan
ger dan een jaar worden aangegaan en
zoodanig dat zy altijd met 1 Januari
vervallen.
Artikel 4. Van de betaling van tol
geld zijn vrijgesteld:
a. de paarden en rijtuigen uitsluitend
gebruikt wordende voor de brieven pos-
tery, wanneer in het rijtuig behalve de
conducteur en postiljon geen of slechts
één reiziger is.
De paarden der koninklijke Marechaus
sees alsmede die van militairen in uni
form, zoo ook de wagens en voertuigen,
behoorende aan den Staat of aan de na
tionale legerkorpsen en welke voorzien
zijn van het door het departement van
oorlog vastgesteld distinctiefteeken.
b. de rjjtuigen der leden van het be
stuur van den straatweg bij het doen
hunner inspectie van den weg.
zag, kuste hij my op voorhoofd en lippen.
„Ja, ik weet, gij zyt tevreden met wat
gy nu hebt, gij mijn kleinood 1"
Beneden op straat verhief zich thans
een sterk alarm. Kort daarop kwam een
der gerechtsdienaren binnen, die myn
heer had uitgezonden, om Marten op te
sporen. Zij hadden hem eindeiyk in
Brussel in een speelhuis betrapt. Het
geld was grootendeels weg, Wat er nog
was, stelde hij myn heer ter hand, die
hem daarvan de uitgeloofde belooning
gaf en daarop beval Marten tot hem te
brengen. Vol angst zag ik hem in het
verbleekte gelaathij bemerkte het en
zeide„Wij willen den pijl uit de won
de trekken, Caritas, hy heeft reeds te
lang myn bloed vergiftigd."
Buiten schreeuwde en joelde het
volk daarop hoorden wy ketenen ram
melen, en werd de ellendeling de kamer
ingeduwd. Hy viel op den dorpel neder
en lag in zyne boeien, als een gevan
gen wild beest.
Mijn heer trad toe en hielp hem op.
Daarop beval hy den gerechtsdienaar de
ketenen af te nemen en te gaan. Nadat
dit geschied was, zweeg hij nog eenigen
tijd en kampte hij met het gevoel, dat
in hem ontwaakte. Daarna sprak hij
tot den armen zondaar, die de oogen
somber op den grond hield gevestigd
„Peter, dag en nacht heb ik gesmacht
Artikel 5. Deze verordening treedt in
werking met den dag waarop de konin-
kiyke goedkeuring aan de betrokken ge
meentebesturen bekend wordt.
Aldus vastgesteld door de Gemeente
raden van Vlissingen en Koudekerke.
Te Vlissingen den 5 November 1900.
De Voorzitter
(get.) VAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
De Secretaris,
(get.) WITTE VEEN.
Te Koudekerke den 9 November 1900.^
De Voorzitter,
(get.)W.'H. de bruijn van melis-
en* mariekerke.
De Secretaris
(get.) p. J. TËRWOERT.
Behoort bij koninklijk besluit van 31
December 1900 no. 89.
Mij bekend,
De Minister van Binnenl. Zaken,
(get.) H. GOEMAN BORGESIUS.
Overeenkomstig met het oorspronkelijke,
De Secretaris-Generaal van Binnen-
landsche Zaken,
(get.) DIJCKMEESTER.
VERORDENING regelende de invor
dering van het tolgeld op den
straatweg van Vlissingen—Kouds-
kerke V. V.
Artikel 1. De betaling van het tol
geld zal moeten geschieden aan den tol-
pachter of gaarder of zijn gemachtigde.
Artikel 2. De tolpachter of gaarder
of zyn gemachtigde moet dadelijk bij
aankomst van den tolschuldige het tol
geld ontvangen, zonder eenig oponthoud
en aile in het Rijk gangbare munt aan
nemen.
Artikel 3. Niemand zal de betaling
van tolgeld mogen weigeren.
Wanneer de belanghebbende het ge
vorderde niet verschuldigd acht, zal hy
bij de betaling kwitantie kunnen vragen
om naderhand zijn recht te doen gelden.
Artikel 4. De talpachter of gaarder
of zyn gemachtigde zal ten allen tijde
een register met pen en inkt in gereed
heid moeten hebben, teneinde de tol-
schuldigen daarin hunne bezwaren tegen
hen kunnen aanteekenen.
Dit register, waarvan de bladen dooi
den Burgemeester der Gemeente waarin
de tol geplaatst is worden genummerd
en gewaarmerkt, zal in de eerste week
van iedere maand naar den Burgemees
ter worden overgebracht.
Artikel 5. Deze verordening treedt in
werking met den dag waarop le konink-
ïyke goedkeuring aan de betrokken ge
meenteraden bekend wordt.
Aldus vastgesteld door de Gemeen
teraden van Vlissingen en Koudekerke.
Vlissingen den 5 November 1900.
De Voorzitter,
(get.) VAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
De Secretaris
(get.) WITTEVEEN.
naar het oogenblik, dat ik vergelding
aan u zou kunnen uitoefenen.— Die
tijd is voorbij. Met u omgaan, u ver
trouwen kan ik nooit weer. Maar ik
vloek u ook niet meer Hy ging naar
de tafel, nam van het geld, dat hij
daarop had nedergelegd en zei„Hier
hebt gij reisgeld,' om verre van hier te
gaan. Loop door den tuin gij kent
immers den weg en zorg dat gij,
zonder dat iemand u ziet, aan de haven
komt. Van daar zeilt nog heden avond
een schip naar Amerika, vertrek daar
mede en wordt een beter mensch. Moge
God u vergeven, zoo als wy beiden u
vergiffenis schenken."
De rampzalige nam het geld, mom
pelde eenige woorden, zonder op te
zien, en sloop de deur uit. Mijn lieve
heer scheen my in zijne eenvoudige
kleeding, zoo als hij daar stond en hem
nakeek, heerlijker en grooter dan de
machtigste koning 1
Het vorenstaande heb ik niet in eens
door geschreven, veeleer behoefde ik
daartoe vele uren en menige dagen. En
onderwijl heeft mij God door duidelijke
wenken kenbaar gemaakt, dat de bittere
scheiding spoedig ten einde loopt, en ik
aan Zyn troon mijns levens hoogste
goed verheerlijkt zal wedervinden.
Daarom wil ik deze bladen sluiten, eer
Te Koudekerke den 9 November 1900.
De Voorzitter
(get.)W. H. DE BRUIJN VAN MELIS-
EN MARIEKERKE.
De Secretaris
(get.) P. J. TERWOERT.
En is hiervan afkondiging geschied
waar het behoort den 14 Februari 1901.
Burg. en Weth. voornoemd.
VAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
De Secretaris
WITTEVEEN.
Morituri te salutant„Zy die gaan
sterven, groeten u."
Dat woord, aan de Romeinsche gladia
toren toegeschreven op hun tocht naar
de arena, zou men tegenwoordig kunnen
toepassen op de gekroonde hoofden van
Europa ofop de hoofden die een
maal gekroond waren.
Het is een heelen afstand, van Vic
toria, de door het volk geliefde, de haast
met een stralenkrans van koninklijke
heiligheid omgeveDe, de sinds lang naar
het graf gebogene, de dorstende naai
den vrede dien de aardsche macht haar
niet geven kon, totMilan Obreno-
witsch, het eigen gemaakte koninkje
van een Slavisch volkje aan den Balkan,
die toch in zijn betrekkelijk jonge leven
zoo verbazend veel van zich deed spreken.
Met wijlen Z. M. Milan I, ex-koning
der Serviërs, is zeker geen man des
vredes heengegaan maar wel een acteur
van de bovenste plank op staatkundig
gebied, wien wy des te liever de eeuwige
ruste gunnen, waar zijn aardsche loop
baan met het denkbeeld van rust niet
vereenigbaar was.
Servië gaat thans onder zijn jongen
en als een geweon menschenkind in
het huwelijk gelukkigen vorst en be
veiligd door de hsrwonnen vriendschap
van Rusland, zoo wij hopen een tyd
van waarachtige rust te gemoet, die
het eigelijk niet meer gekend heeft
sedert de dagen van het Vorstendom.
Bevatten de geruchten waarheid, dan
zou het tegenbezoek van koning Eduard
VII aan het Duitsche Hof reeds zeer
spoedig plaats hebben, 'tls maar goed
dat men daarover geen gras laat groeien.
Alles is nu nog zoo warm en mocht
eens wat bekoelen
Het bericht voegt er bij dat de koning
de hemelbode mij de pen uit de hand
neemt.
Meer dan veertig jaren heeft de Heer
mij en myn Ernestus gegund, om samen
te zijn. Ons leven was meest zoo, als
mijn droom het schilderde, en zoo als
wel meest des menschen levensloop is
veel moeite en zorge en vele goede
uren, die er tegen opwegen. Toen anno
1686 de stad door de Denen belegerd en
beschoten werd, trok myne lieve heer
mee naar de wallen en hielp dapper
strijden en overwinnen, terwyi ik te
huis bleef in grooten angst, spoedig
weduwe te zullen worden en onze vyf
lieve kinderen weezen i Hy keerde weder
met een diepe wonde in de borst, maar
God en myn lieve oude dokter, die kort
daarop ter ruste ging, herstelden hem
weder.— Toen het ons met moeite en
viyt gelukt was, alle schulden af te
betalen en ons tot nieuwen welstand
op te werken, stierf onze lieve oudste
zoon en kort daarop zijn jongste broeder.
Dat waien duistere dagen, maar bet
licbt onzer liefde verhelderde ze. Onze
andere kinderen zyn vroolijk opgewassen
en myn Erich is een flinke man ge
worden en zijne zusters gelukkige
vrouwenZoo zijn we met eikanderen
oud geworden, werkend en lievend.
We hadden altyd God gebeden, dat
Hij ons terzelfder tyd van deze wereld
en de koningin te Berlyn met officieel®
praal zullen worden ontvangen. Natuur-
iyk, dat kan men bestellen Maar niet-
officieele praal, beter gezegd harteiyk-
heid, een goed gemeende ontvangst, die
wachten het hooge echtpaar in Duitsch-
land niet, en wat er dan nog van terecht
komt is zeer zeker bestemd voor en
ook hartelyk gegund aan de edele vrouw,
die misschien zeer gelukkig kan wezen
na zoovele stormen op de huweiykszee
te hebben doorworsteld, maar dan toch
zeker aan de zyde van dezen konink-
lyken gemaal niet zal kunnen wezen,
wat zy in andere omstandigheden wel
licht had kunnen zyn.
Het Duitsche volk is door de jongste
gebeurtenissen over het algemeen vrij
bitter gestemd. Dat komt dan, schoon
in anderen zin op te vatten, overeen
met hetgeen men mededeelt van de
Boeren van Botha's leger. Ook zij
moeten we wezen er een paar maan
den geleden reeds op zeer bitter
gestemd zijn en het is hun waarachtig
niet kwalijk te nemen. Zij verdragen
meer dan vleesch en bloed verdragen
kunnen en het is goed dat zij geen
genade hebben voor zoo'n zoogenaamden
vredesagent, zeker zoo'n kerel met een
witten das en een bloemzoet gezicht,
die in hun handen gevallen isook
zoo'n vogelaar, op bedriegen uit, die
den vogel lokt met zoete fluit.
Past op, heeren Engelsche generaals,
die met uw zevenen die mooie wande
ling naar het oosten maakt I Gij speelt
weer met vuur. In den Vrystaat weer
op de hoofdplaats teruggeslagen en
de Wet nu waarschijnlijk in Kaapland.
Maar, ook Botha kon u nog wel eens
een kool stoven in het oosten van
Transvaal. En dan, de nieuwe bondge
noot I
Eindeiyk een bondgenoot, zegt L e
Figaro by de statige teekening van
Caran d'Ache. Eigenlijk waren er sinds
lang bondgenoten van dien aard en op
hun aanwezen en beteekenis hebben
wij meermalen gewezen. Maar de pest,
de treurige erfenis der al te nauwe
aanraking met het oosten, die in de
oorlogen in Oost en Zuid het beste ver
voermiddel vindt, voorzeker, die ver
schrikkelijke bondgenoot is wel aller
minst te versmaden.
Kaapstad officieel besmet verklaard
en wanneer had dat eigeDiyk
reeds moeten gebeuren Kaapstad dus
mocht oproepen, maar Hij heelt onze
gebeden niet verhoord. Mijn Ernestus
werd ziek teD doode. Aan den avond
van dezen zwaarsten dag, nadat hy al
onze kinderen en kleinkinderen gezegend
en met eene zwakke stem goede woor
den tot hen gesproken had, zond hij hen
weg, daar hij met mij alleen wilde zijn.
Ik knielde bij zyn bed en luisterde met
bitter zielewee naar zyne immer zwak
kere ademhaling.
„Caritas," sprak hij met moeite, „her
innert gij u uw droom in dien nacht?"
Ik knikte met het hoofd; spreken kon
ik niet. „Het is alles uitgekomen onze
haren zyn vergrysd maar dezelfde liefde
woont nog in ons, die ons in onze jeugd
bezielde. En geen kruid der vergetelheid
het was alles goed, ook het kwade!
Na eene wijle vroeg hy „Zeg my
het lied voor van onzen Paul Gerhard:
„Als ik eeDS zal scheiden Ik gehoor
zaamde hem met eene brekende stem
en een bloedend harte. En toen ik ge
ëindigd had, boog hy met inspanning
zyn hoofd naar my, zoodat hy het myne
aanroerde, en zeide met zyn laatste
ademtocht„Caritas, myn lieve, lieve
vrouw
EINDE.