G
I
Een Kerstavond
1000.
Vrijdag
28 December
an week tot week.
van
1.
f 0,40
0,30
0,25
22,50
JSo. 305
3§e Jaafg&ïig.
igd door
beenen
en. Hij
yne ge-
lalsem.
r Jicht
)ude en
zingen,
'rijs per
iterdam.
vracht.
Jeneraal
wettig
■at 124.
EWST
3ELSÏÏS5 v.v
vm 4 50 5 55
Zeilmarktvia
12 30 1 15
55 6 55 7 45
markt Vlisem-
p werkdagen i
35 1 20 2 5
7 50 8 36
IDIENST.
20 7—7 50
1020 10 40
1 30 2 220
20 5 5 20
10 0 30 7 10
10 10 10 30
nm 120 140
50 410 4 30
3 30.
aldegbesa.
10.37, 1.18,
31, 6.9, 7.35,
8.24. 9.25 -f
-, 1.38, 4.32,
L, 6,29, 8.10
.5, 9.45.
Ob)
Breakeae en
wiïxgeu n%ar
irwegaU-
VLissneseiE coiirait
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich by alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks by den Uitgever
F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187.
ADVERTEOTIËNvan 1-4 regela 0.40. Voor eiken rege
meer 10 cent. B(j directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend, Groote letters
en cliché's naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen.
Telcphoonnummer IO.
Abonnements-Advertentlën op zeer voordeelige voorwaarden.
Beleven wij nu een crisisde be-
sln sende crisis in Zuid-Afrika
Het is wel niet mogelijk op die vraag
een stellig afdoend antwoord te geven
maar dat de vraag bij ons opkomt,
daartoe geven de omstandigheden inder
daad veel aanleiding.
Zeker was er veel moed, veel opti
mistisch geloof coodig om in deze treu
rige dagen met opgewektheid feest te
vit renzeker dachten wij allen bij de heer
lijke Kerstvreugde die ons bezielde, aan
de Genestets kernachtig gezegde„In
't midden, voor wie denkt en liet beeft,
rijst een kruis."
Maar toch was het een troost, dat
althans in die laatste dagen, juist vóór
het Kerstfeest, weer zulke hoopvolle
berichten uit het zuiden kwamen, die
opnieuw voedsel gaven aan de gedachte,
die leeft op den bodem van ieders ziel
„mochteD, als in den tachtigjarigen oor
log, de republieken het kunnen vol
houden, totdat tyd en omstandigheden
den vijand tot toegeven nopen
Over hetgeen dan in de laatste dagen
feitelijk heeft plaats gehad, hoogst waar
schijnlijk als de gedeeltelijke uitvoering
van een weloverlegd en lang te voren
beraamd plan, ligt voor een deel een
sluier, en men zal erkennen, dat dit
maal de schuld niet aan de geslotenheid
der Engelsche legeraanvoerders ligt.
Immers, wanneer lord Kitchener zelf
verklaart, dat het hem niet geheel mo
gelijk is eene meening te vormen, dan
zal het wel waar wezen. De meening,
die de heer generalissimus aan zijne
regeering, eene regeering in angst, ge
liefde over te seinen, is eene halve
meening en daarop is wellicht het be
kende spreekwoord van toepassing „de
andere helft is ook zoo."
De Boereninval zou volgens die mee
ning gestuit wezen. Alsof de Boeren van
plan geweest waren, zoo maar in eens
door te rijden naar Kaapstad en Oost-
Londen
Hun doel is natuurlijk een geheel
ander.
Het oorspronkelijke doel, met de ge-
heele macht van De Wet in Kaapland
te vallen, waar zij, bij den eersten inval,
helaas,nietvoldoende werden ondersteund,
is, het moet erkend worden, ten deele
mislukt.
Toch staat het reeds vaat, dat de
stoutmoedige krijgslieden op vier ver
schillende plaatsen de Oranje-rivier over
trokken en het noorden der Kaapkolonie
op verschillende plaatsen bezetten. Daar
was lang te voren, op gehoopt, op ge
rekend. Die kostbare punten, de sleutels
F1U) E ILL S T <2> IM:,
Naar liet Hoogiluitsch
VAN
WILHELM JENSEN.
4).
Zij waren aan bet doel en hij sprong
van den wagéb in de diepe sneeuw
de man uit het dorp was ook afgestegen
en voerde hem stilzwijgend naar den
ingang van het huisje, opende de deur
en wees hem binnen te gaan. Hij deed
dit en bevond zich in een klein, schamel
vertrek, dat slechts (lauw door eene
lamp werd verlicht. In eene bedstede
lag eene vrouw en aan de tafel bij het
bed zaten twee jeugdige kinderen, die
tot de voornaamste spoorwegverbindingen,
zijn in den tijd prijs gegeven, toen de
aandrang uit het westen te sterk werd.
MaancVa lang heeft de geweldige inval
der ruiterij van French den toestand
beheerscht; maar nu men de onver
mijdelijke gevolgen daarvan weer ten
deele is te boven gekomen en gevaar
voor eene herhaling is uitgesloten, nu
kan men eene bewerking van Noord-
Kaapland opnieuw beproeven.
Of nu de Standard-correspondent goed
ingelicht is en de Boeren maar dadelijk
begonnen zijn met een grooten voor
raad ingegraven kanonnen en ammunitie
te voorschijn te brengen, dien zij in
dertijd niet over de rivier konden krijgen,
is natuurlijk niet met zekerheid te
zeggenmaar heel onwaarschijnlijk
klinkt het bericht niet. De Zuid-Afri-
kaanders leven niet bij den dag en
verstaan kostelijk de kunst van een
achterdeurtje open te houden.
Dat althans een deel der Holland-
sche en Hollandscb-gezinde bevolking
van Noord-Kaapstand zich by de be
weging aansluit, schijnt buiten kijf. Een
jaar geleden waren hun de oogen voor
den toestand nog niet opengegaan
thans kennen zij dien volkomen en
weten zij dat de strijd tusschen de
blanke rassen, die feitelijk reeds zoovele
tientallen van jaren telt, het fond is
van den oorlog, dien de republieken
tegen het oppermachtige Engeland heb
ben te voeren.
En, een jaar geleden, konden de
Hollanders in Kaapstad niet anders ver
wachten, dan dat een geweldige inval
van een overmachtig Britsch leger aan
de republieken het zwijgen zou opleggeD
en elke beweging ten bate van meerdere
zelfstandigheid in Kaapland zou kunnen
onderdrukken.
Nu is het anders. Het groots Engel
sche leger in Zuid-Afrika is slechts ten
deele bruikbaar; het heeft handenvol
werk om zich te handhaven en het
verkregene niet weder prüs te geven
het is verspreid over een ontzagiyke
uitgestrektheid gronds en hangt van dag
tot dag af van een paar spoorwegver
bindingen, die nergens-meer veilig zijn.
Aan versterkingen op groote schaal uit
het zoogenaamde moederland is voorts
niet meer te denken.
In zulk een toestand kan men alles
wagen, wetende dat één stout stuk de
positie der Engelschen in het noorden
onmogelijk kan maken. En daarmede
zou het grillige lot van den oorlog voor
goed beslist wezenwant, moeten de
Britten naar het zuiden terug om den
hongerdood te ontgaan, dan zijn Botha,
Beyers, de la Eeij, Viljoen en zoovele
hem met groote oogen aanstaarden. Het
werd hem vreemd te moede; hij was
nog niet aan armoede gewoon, en de
eerste vragen, die hij aan de zieke richtte,
kwamen er eenigszins verlegen uit.
Spoedig echter was hij weer zichzelf,
onderzocht de patiënte zorgvuldig en
erkende eene acute longontsteking in
lichten graad. Op zijne vraag wie haar
verzorgde, schudde de zieke het hoofd
zij was weduwe en had niemand. „Maar
dan is er toch wel eene buurvrouw, die
u helpt," zeide hij. Zij. ontkende dit,
zeggende„Het is Kerstavond, dan
blijft ieder thuis.»
„Kerstavond," herhaalde hij onwille
keurig, „er moet toch eene waakster
zijn, gij kunt onmogelijk van nacht met
deze kinderen alleen blijven." Maar de
vrouw hernam, beklemd ademend „Die
wil loon en kost." Meer voegde zij niet
hieraan toe, maar haar blik gleed lang
zaam over hare kinderen en door de
kamer. De jonge arts voelde zich be
klemd wat was zijne eenzame kamer
anderen, meester van het terrein en is
Transvaal bevrijd.
Laat ons niet te vroeg juichen wat
wij zoo gaarne morgen zouden zien,
laat wellicht nog ma«rnden op zich
wachten maar er zijn zekere teekenen
die ons zeggen dat het, dat er althans
iets van dien aard, in aantocht is.
En het is, alsof plotseling nu alles
weer meewerkt. De bewegingen der
Engelsche troepen in Kaapland, die den
inval heeten gestuit te hebben, worden
bemoeilijkt door de ontzettende regens,
in die streken niet ongewoon, die geheele
brokken van de altyd zwakke spoor
banen hebben ondermijnd en doen weg
zakken.
De Kerstdagen, de dagen des vredes,
zouden ons nu waarlyk tot oorlogs
mannen gaan maken, in zooverre, dat
wij het met moeite een paar dagen
zonder nieuws uithouden. Misschien dat
de Londenaars, die eerst veroordeeld
waren om het ook zonder nieuws te
doen, maar ten slotte den minister van
oorlog voor den aandrang deden bezwij
ken, gelukkiger of, zoo men wil, onge
lukkiger zijn geweest dan wij.
Met het oog op de iicht verklaarbare
geslotenheid kan men hier zeker wel
veilig zeggen dat geene tydiug goede
tijding is.
Wat ons land boven het
hoofd hangt.
Er is altijd beweerd dat Duitschland
tevreden met de groote rol, die het on
der de natiën speelt, naar geen nieuwe
veroveringen haakt, en waarlijk sedert
1870, toen het wel aan anexatiën heeft
gedaan, is er geen feit te noemen,
dat met die vredelievendheid in tegen
spraak is. Zelfs gaf Wilhelm II zich alle
moeite om door allerlei tegemoetkomin
gen de fel gapende kloof tusschen Fran-
schen en Duitschers te dempen, terwijl
ook beweerd wordt dat het feit, dat
Duitschland steeds zijn legermacht uit
breidt, volstrekt niet als een bewijs van
oorlogzuchtigheid mag gelden, o neen,
maar die millioenen schats aan de weer
baarheid besteed, nergens anders toe
dienen dan om den algemeenen vrede
te verzekeren, of als werkelijk gevaar
van buiten dreigd, gereed te zijn om
eiken aanval met succes af te kunnen
slaan.
En wat had Nederland van zijn mach
tige nabuur te vreezen, nu de betrek
kingen met het Duitsche Hofzoo vriend -
schappeiyk mogelijk waren, de Keizer
tegenover het troostelooze van zulk een
Kerstavond Overal elders juichten thans
de kinderen, hier sprak alleen de angst
volle blik der zieke moeder, die haar
eigen nood vergeten zou, als zij slechts
den honger harer kinderen kon stillen.
Ernst Wohlgemuth greep plotseling
in zijn zak, trok zijne beurs te voor
schijn en schudde den inhoud op de
tafel uit. Hij kleurde daarbij een weinig
het geheele bedrag beliep slechts enkele
zilverstukken. Daarop stelde hij de zieke
over haar toestand gerust, en verliet
haar met de beloite spoedig eene waak
ster en geneesmiddelen te zullen zenden.
„God vergelde hetu," zeide de vrouw,
daarbij als ongeloovig naar de tafel
ziende, „dat gij om mijnentwille zulk
een Kerstavond hebt." Bij de deur ko
mend, vond hij daar den man uit het
dorp in een donkeren hoek op hem
staan wachten. Weer op den wagen
gestegen, zeide hl] tot den voerman
Breng mij du naar de beste herberg in
het dorp-" „Begrepen," antwoordde
toonde zeer veel op te hebben met het
Huis van Oranje, met ons land zelve en
herhaaldelijk zijn sympathie voor onze
Koningin en haar land blijken deed.
En nu komt als een donderslag bij
een onbewolkte lucht een artikel in de
Duitsche pers de „Standaard" wijst er
op ons den zoeten waan benemen
dat Duitschland op ons land geen vues
zou hebben en tevreden is met het reeds
verkregen grondgebied.
In dat artikel zou niets meer of minder
staan dan dat#Nederland zelf de schuld
is dat de Boeren door Duitschland aau
hun lot worden overgelaten, want dat
Nederland sinds 1870 aansluiting bij
Duitschland had moeten zoeken, zijn lot
aan Duitschland had moeten verbinden,en
dan van zelf Duitschland het voor de Hol-
landsche .Republieken in Zuid-Afrika had
moeten opnemen.
Dat artikel krijgt te meer beteekenis
omdat het ook door de Duitsche officieuss
pers was opgenomen en dus eenig gezag
verkreeg.
Terwijl wy dus in de volle gerust
heid voortleven dat ons van Duitsche
zijde geen gevaar dreigt en wij door
allerlei omstandigheden in die gedachte
versterkt worden, blijkt het nu zonne
klaar dat in Duitschlünd de annexatie
koorts weer aan het woeden is en het
denkbeeld om de wereld in groote ryken
te verdeelen, waarin de kleinere staten
opgeslokt worden, in dat land zyn aan
hangers telt.
De „Standaard" spreekt dan ook reeds
van opkomende onweerswolken en dat
het gevaar waarin ons land verkeert,
verre van denkbeeldig is.
„Steeds meer, zegt het blad, wint in
Duitschland de meening veld, dat Ne
derland zijn historische taak vervuld
heeftdat zijn rol is afgespeeld dat het
geen reden van zelfstandig bestaan meer
heeft, en dat het de natuuriyke aan
slibbing van de Duitsche rivieren, een
stuk gronds is, dat van nature by Duitsch
land hoort, en dan ook bij Duitschland
behoort te worden ingelijfd.
De publieke opinie in en buiten
Duitschland wordt daarop voorbereid,
er meê vertrouwd gemaakt, er aan ge
wend."
Heel aardig die bewering van Duitsche
zijde dat Nederland van nature bij Duitsch
land behoort omdat het de natuurlijke
aanslibbing is van de Duitsche rivieren.
Het doet ons denken aan een Napoleon
die beweerde dat Nederland tot Frankrijk
behoorde omdat het eene aanslibbing was
der Fransche rivieren.
Men zcu den Duitschers er op kunnen
wijzen dat er behalve Rijnslib, ook nog
Maas-, en Scheldeslib en ook zeeslib ge
tuigen de menigte ongedijkte polders, in
deze. «Hub, Lize
De herberg van het dorp bleek een
groot, zindelijk, behagelijk huis te zijn.
De voorkomende kastelein ontving den
hem onbekenden ga3t zeer vriendelijk en
geleidde hem in de „mooie" kamer, die
gewoonlijk alleen voor de grootheden
van het dorp bestemd was. Nu was die,
wijl het Kerstavond was, geheel ver
laten,maar toch aangenaam verwarmd en
verlichtde geneesheer vroeg dadelijk
bij het binnentreden of er in het dorp
ook een goede 'waakster te bekomen,was
en noemde den naam der vrouw die
haar behoefde.
„Ja, die is er wel," zeide de kaste
lein, «maar die vrouw ia arm en dan
gaat dat niet zoo gemakkelijk." Wohl
gemuth antwoordde, dat voor de beta
ling en kost geen zorg behoefde te zijn-
„Ja dan," zei de waard, „dan is het
wat anders, voor geld kan men alles
hebben dan zal ik er wel dadelijk voor
zorgen." De jonge dokter voegde er
nog bij, dat ook dadelijk voor' brand
ons land is, zoodat in ieder geval nog
een tamelijk deel van Nederland niet als
Rynaanslibbing kan aangemerkt worden.
Ais echter Duitschland werkelijk er in
lijvingsplannen op nahield, zou het zich
zeker door zulk een geograpbischen bok
niet laten weerhouden zyn plan te vol
voeren.
Alvorens ons te verontrusten over de
donkere wolk, die uit Duitschland komt
opzetten,, maar zeker in den eersten tyd
niet over ons zal losbreken, mogen wy
toch wel de vraag doen of het onrust
barende artikel werkelijk het gevoelen
der regeering uitdrukt, want als wij ons
goed herinneren, is dit artikel niet het
eerste, waarin door Duitschers aange
drongen wordt op de groote voordeelen
van een opgaan van Nederland in het
groote Duitsche rijk. Toen er sprake
was van een tolverbond tusschen Neder
land en Duitschland werd in sommige
Buitsche bladen ons niet onduidelyk te
kennen gegeven dat een meer innig
verbond ons tot groot voordeel moest
zyn. Het bleek echter uit niets hoe de
Duitsche regeering over deze zaak dacht.
Er bestaat dus in Duitschland eene
partij, die Duitschland grooter wil maken
dooj-j iniyving van de kleinere naburen,
en in zoover behooren wy wel degelijk
nota te nemen van de uitingen der
Duitsche pers en vooral rekening te
houden met het feit, dat de groote
mogendheden er tegenwoordig eene poli
tiek op na houden, waarin geenerlei
rekening gehouden wordt met de eischen
der gerechtigheid, maar alleen met die
van het egoïsme.
De eens zoo ridderlijke keizer Wil
helm heeft immers sinds hy zijn be
roemd telegram aan Kruger zond, eene
volte-face gemaakt, waarover de wereld
verbaasd stond en Engeland, waar een
Gladstone de vaan der zedelijkheid zoo
hoog hield, spot waar het zijn ideaal van
een wereldryk tracht te bereiken, met alle
eischen der rechtvaardigheid en zedelijk
heid, zelfs met die van het gezond ver
stand.
Wat zullen wij onder deze omstan
digheden doen Zullen wy als gerusten
in den lande ons de vingerwijzing van
Duitsche zijde niet aantrekken ef er
den draak mede steken Dat zou wel
zeer onverstandig zyn, sedert het ruw
geweld de wereld beheerscht en geen
macht zich daartegen verzet, sedert de
geschiedenis met Transvaal ons weer
duidelijk doet zien hoe met kleine staten
door de groote wordt omgesprongen.
In ieder geval zal de raad, die in de
Kamer gegeven werd om de vloot en
het leger op te ruimen, thans wel het
minst in vervulling kunnen komen.
Zonder ons schrikbeelden te scheppen
stol en behoorlijk eten diende te worden
gezorgd. „Goed, als het betaald wordt,
kan dat alles geschieden.» «En geef
mij dan een glas warme punch, voor
de terugreis." „Best, ik zal het da
delijk bezorgen."— Plotseling zich be
zinnend, greep Wohlgemuth naar zyn
zak, en zeide daarop stotterend „Of
neen, laat de punch maar blijven, ik
voel daar juist, dat ik mijn beurs ver
geten heb en misschien kom ik
zoo spoedig niet weer hier." De kaste
lein zeide echter dadelijk „Dat is niets,
dokter."
Maar gij zeidet zooeven zelf, als
iemand niet betalen kan „Ja,
dat is wat anders, u borg ik graag, dat
komt wel terecht. En daarby is het
immers Kerstavond en dan neemt men
het zoo nauw niet."
Met deze woorden verliet de kaste
lein het vertrek. De jonge arts bleef
alleen en zette zich in een leunstoel
op zijn gemak bij de tafel. Het was er
aangenaam warm, helder verlicht en