38e Jaargang. Dinsdag 11 December No. 292. 1900. FlitLLETM. VLISSINGSCHE COURANT PrQs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bQ aMe Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks by den Uitgever F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187. ADVERTENTIËNvan 1-4 regels 0.40. Voor eiken rege meer 10 cent. - By directe'opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de pr(Js slechts tweemaal berekend, Groote letters en cliché's naar plaatsruimte. Versehflnt dagelQks, ultgeionderd op Zon- en feestdagen. Telephoonnummer IO. Abonnements-AdvertentKn op zeer voordeellge voorwaarden. Arbitrage. Door het Ned. Dagblad wordt duidelijk uiteengezet het verschil tusschen „be middeling* en „arbitrage* (scheidsrech teriyke uitspraak.) Arbitrage is, schrijft het blad, een zaak tusschen Engeland en de beide republieken. Derden kunnen hoogstens er bjj Engeland op aandringen, dat het in arbitrage toestemmemaar dat aan' dringen is dan weer bemiddeling. Som migen meenen, dat de Koningin van Nederland de zaak voer het Hof van Arbitrage brengen kan, maar dat is on denkbaar. Slechts Engeland en de repu blieken gemeenschappelijk zijn daartoe in staat. Zy moeten dan eerst een overeenkomst sluiten betreffende de arbitrage, maar oorlogvoerende partyen maken geen overeenkomsten. Eerst moet er dus be middeld worden tusschen de oorlog voerenden, opdat zij ten minste tydelijk een wapenstilstand sluiten. Arbitrage bovendien kan alleen betrek king hebben op geschillen over rechts kwesties. Staat de souvereiniteit of de onafhankelpkheid op het spel, dan is er voor arbitrage geen plaats. Geen natie kan of zal zich ooit door een vonnis vrijheid of onafhankelijkheid laten ont nemen. Stemt Engeland dus in arbitrage toe, dan erkent het feitelijk de onafhan kelijkheid der republieken en doet het de annexatie te niet. Vreemde mogendheden kunnen dus alleen op dit oogenblik tusschenbeide komen om voor de republieken een geed woord te doen. Engeland en de repu blieken zouden dan kunnen overeenkomen om de rechtskwesties, die er vóór den oorlog bestonden, over de dynamietcon- cessie enz., aan arbiters te onderwerpen. Desnoods zouden arbiters ook kunnen beslissen over de vraag in welken geest de Conventie van 1884 moet worden uitgelegd, omdat het in elk geval vast staat dat Transvaal voor den oorlog geen volledige souvereiniteit had, maar art. 57 der Haagsche conventie zegt uitdruk- kelyk dat het als bemiddeling en niet als arbitrage moet worden aangemerkt, indien een mogendheid aan de oorlog voerende partijen den vriendschappelijken I raad geeft haar rechtskwesties door het Hof van Arbitrage te laten beslissen. Het komt ons echter voor zooals de zaken nu staan, voor dat hof niet veel te doen is. Door den oorlog is elke conventie vervallen en het is zeer de Een verliaal uit de Russische Rechtspleging, van ERAVIN BADER. 5). Eensklaps tastte hij in zyn zak; in ijne hand glinsterde de revolver; een schot dreunde door het vertrek, en zon- ier geluid te geven, als door den blik sem getroffen, stortte Fedor met door schoten slapen over zijne in zwijm iggende vrouw „Ik heb u nu het voorgevallene weer- legeven, mijne heeren gezworenen! Dat Paul Lartsehenko, een half uur na den vraag of het nu nog verstandig is tot den toestand van voor den oorlog terug te keeren. Veeleer moet er nu gedacht worden aan het vinden van een leefregel voor de toekomst. Wie aanvar.keiyk gelijk had, is nu minder de vraag dan hoe er een toestand wordt geschapen die aan de Boeren vrijheid en onafhankelijkheid verzekert en Engeland toch niet in een toestand brengt, dat het uit zelfbehoud vechten moet. Een congres zou hier aangewezen zyn, omdat nu alle beschaafde staten in Transvaal en Vrijstaat belang hebben, en wy achten het niet onmogelijk, dat Engeland voor den vriendschappeiyken aandrang van enkele groote mogendheden onder zekere voorwaarden zwichten zal teneinde zich zelf op eervolle wyze terug te kunnen trekken uit een krijg, dien het land nooit zou begonnen zijn, indien het geweten had wat hij beteekende. In het Hof van Arbitrage te 's Hage zijn ook vier Engelschen benoemd, n.l. Lord Paunceforte, Sir Edward Malet, rechter Fry en prof. Westlake. Wat zullen hun instructies ditmaal zyn? Het geval met Portugal. Het Handelsblad schrijft naar aan leiding van dit geval het volgende „Wij ontvingen twee Portugeesche bladen, „O Seculo* en „O Jornal do Commercie" van 5 December, die over de quaestie-Pott hoofdartikelen bevatten. Het eerstgenoemde blad, een veelge lezen, zeer gevanceerd orgaan, geeft ondei den titei „Wij en Nederland" een overzicht van het verloop der quaestie. Het blad beweert dat consul Pott, toen hy nog consul was van de beide repu blieken en van Nederland, op groote schaal oorlogscontrabande in Transvaal invoerde, misbruik makende van zyn consulsexequatur. De Portugeesche re- geericg, die weliswaar gevoel had voor den toestand waarin de Boeren zich be vonden, welke met veel moed hun on- athankeiykheid verdedigden, maar die zich niet doof kon houden voor de drin gende vertoogen van Engeland, waar schuwde den heer Pott. Deze echter deed, „om wèl te doen uitkomen hoe weinig waarde hy hechtte aan Portu gal's souvereiniteit als „vry'e staat', precies alsof hij thuis was en bekreunde zich niets om de vertoogen van Por tugal. Toen werd hem het exequatur als consul van de Transvaal en van den Vrijstaat ontnomen. Maar de heer Pott bleef consul van Nederland en ontzag zich niet om, ge dood van zijn vader op het politiebureau verscheen en zich zelf van vadermoord aanklaagde, is u bekend. Hij was daarbij kalm en beraden, want de kus, die zyne moeder hem bij het afscheid op het voorhoofd had gedrukt, had hem de wijding, het bewustzijn der onschuld medegegeven op den zwaren weg En ik roep het voor de geheele wereld uit, dat hij onschuldig is, niettegenstaande zijn vader door zijne hand is gevallen. Niet de daad mag hier spreken neen en nogmaals neen! De omstandigheden, waaronder zij is voorgevallen, spreken luider dan zyzelve! Het noodlot, dat boven de familie Lartsehenko zweefde, is vervuld. Wij staan voor het afschuw wekkend einde, te vergeefs echter luister ik naar de stem, die om vergel ding voor eene misdaad ten hemel zou moeten schreien 1 Want er is geen mis daad gepleegd, maar wel eene daad der gerechtigheid volvoerd, en wel vol voerd door de hand van den aange klaagde! Hem heeft de Voorzienigheid uitverkoren om de straf te voltrekken aan een onmensch, die ook naar men- dekt door zyn exequalur in die functie, nog steeds munitie voor de Boeren te blyven smokkelen. Aanhoudend gedrongen door Engeland, wendde de Portugeesche regeering zich tot die van Nederland om er op te wijzen dat de Nederlandsche consul te Lourenqo Marques voortdurend handelde in stryd met de souvereme rechten van Portugal. Maar de Hollandsche Regeering ant woordde ontwijkend en de heer Pott ging goedsmoeds voort met zijn ma noeuvres. Wat de Portugeesche re geering ook betoogde, het hielp niets, uit Den Haag kwam óf geen, óf een raadselachtig autwoord. „De antwoorden van Holland", zegt het Portugeesche blad, „geleken nota's van Chineesche diplomaten", Uit de houding van Nederland scheen te bly- ken dat men Portugal niet als zijns gelijke beschouwde. Men kreeg op 't laatst geen antwoord meer. De Portugeesche regeering, die ncch met de Boeren, noch met Engeland, noch met Nederland een conflict wensch- te, zag zich nu wel genoodzaakt een beslissenden stap te doenzy ontnam aan den heer Pott het exequatur als consul van Nederland. „Holland", zegt het Portugeesche blad, „weet dus nu dat Portugal op zyn gebrek aan hoffe- lykheid heeft geantwoord op een waar dige wyze, gelyk ziin (Foiiugais) plicht was." Portugal laat zich niet behan delen als een klein, Afrikaansch neger koninkje 1 Ten slotte geeft het blad de zonder linge beweringen dat het verleden van Portugal groeter is dan dat van Neder land, dat Nederland geen Vasco de Gama en geen Albuquerque heeft gehad maar wel een Maurits, „die een groot Hollander en een groot piraat (1) was, maar iemand van veei minder beteekenis dan onze Don Joan de Gastro." Het andere blad, „O Jornal de Com- mercio," heeft hoofdzakeiyk bijzonder heden over den persoon van den heer Pott. Het zegt van hem dat hy te Lorenqo- Marques buitengewone rijkdommen had verkregen, voornamelijk door grondspe- culaties. Wij laten al deze beweringen voer rekening der Portugeesche bladen. In dien de consul Pott inderdaad van zijn ambt misbruik heeft gemaakt, wat wij nog volstrekt niet aannemen, zal onze regeering hem niet in bescherming nemen. Het verdient nog opmerking dat het laatstgenoemd blad naar aanleiding van 't ontnemen van het exequatur als consul schelijke begrippen den dood duizendmaal verdiend heeft 1 Er staat geschreven, dat buiten den wil des Heeren niemand een haar gekrenkt zal worden. Biyft er dan nog twijfel over? De wil des Heeren is geschied. Waar nu God gericht heeft, daar moet de mensch zwygen 1 In plaats van een oordeel te vellen over het misdrijf van den vader, zit gy, mijne heeren gezworenen, o ironie van de menschelijke instellingen 1 heden over den zoon ten gerichte, over den zoon, wiens hand, door hooger macht dan de menschelijke geleid, het vonnis heeft volvoerd, 't welk gij naar recht en wet over Feodpr Stepanow Lartsehenko zoudt hebben uitgesproken! Waar is hier de schuld, die verzoening vraagt Slechts de verblinding ziet in de daad alleen een misdryf, dat den dood verdient; het verstand vorscht den oorsprong van het gebeurde na en richt niet, waar geen zondige gedachte, geen strafbaar voor nemen, geen hartstochelijke dwaling den pleger van de daad bezield heeft. Myne heeren gezworene 1 Gij weet thans de volle waarheid. Gaat heen en oefent der Nederlanden, zegt dat dit nu heel goed is, maar dat men van den Engel schen consul te Lourenqo Marques der gelijke machinaties heeft geduld, hoewel Portugal zich volstrekt niet met Enge land had verbonden maar tegenover de Transvaal zich neutraal had verklaard. Overigens zegt het blad dat uit hare inlichtingen blykt dat de toestand niet zoo gespannen is als de Londensche Standard dit doet voorkomen. Beide regeeringen hebben de tractaten der vredesconferentie onderteekend en zyn ongetwyfeld bezield met de zucht om het misverstand zoo spoedig mogelijk uit den weg te ruimen en daartoe zal de overkomst der wederztjdsche gezanten stellig bevorderlijk zijn. Daar met de reis der beide diplomaten eenige dagen gemoeid zijn, zal men geduld moeten oefenen en intusschen wél doen de kalmte te bewaren. Onze regeering zal, zoodra daartoe de geschikte gelegenheid bestaat, zeker de Tweede Kamer, die tot Kerstmis byeen blijft, de noodige inlichtingen verschaffen' Kruger's ontvangst aan het hof. De Koninginnen ontvingen Zaterdag namiddag tusschen 3 en uur den president der Zuidafrikaansche Republiek in den receptiesalon. Z.H.E.G., incognito hier te lande ver toevende, werd niet met het ceremonieel ontvangen, aan een Staatshoofd gewoon- lyk gegeven. De heer Kruger werd echter van het hotel afgehaald en naar het koninklijk paleis geleid en terug door den adjudant der Koningin, den heer Zegers Ryzerj die in het hofrijtuig naast den president plaats nam. Bij het verlaten van het „Hotel des Indes* werd president Kruger geestdrif tig toegejuicht. Hij was in gekleede jas, waarover het breede lint van Staats president, terwijl hij de ordeteekenen van ridder-Grootkruis van den Nederl. Leeuw droeg. De heer Wolmarans deed den president uitgeleide uit het hotel. De audiëntie duurde precies een kwar tier. Bij het onderhoud tusschen de Majes teiten en het Staatshoofd, was niemand tegenwoordig. Dr. Leyds had den president tot aan de koninklijke vertrekken geleid en trok zich toen terug, tot dat het gehoor was afgeloopen. Natuurlijk heeft Kruger de Koningin dadeiyk zijn eerbiedigen dank aange boden voor de beschikbaarstelling van de „Gelderland." gerechtigheid uit 1 En zoo gij ook maar een onreine vlek in het denken en handelen van Paul Lartsehenko kunt vinden, spreekt dan het schuldig over hem uit." De verdediger zweeg, en sprakeloos zooals zij hem had aangehoord, bleef ook thans de menigte in de zaal. Maar ook slechts een oogenblik —een trilling ging door denmuur van menschenhoofden en harten, die het midden der zaal om gaf men hoorde de menigte diep adem halen diep gevoel en hartstochtelijke opgewektheid lieten zich gelden en zochten een uitweg in een storm van byvalsbetuigingen die de zaal op hare grondvesten deed sidderen. De open bare aanklager zag van een beantwoording der pleitrede at, en de gezworenen stonden ernstig en zwygend op en volg den hun voorzitter ter beraadslaging. En wederom kwam de rust der overspanning over de menigte; de minuten groeiden tot uren, tot eene eeuwigheid van angstig wachten aan. Daar werd de deur van het aangrenzend vertrek geopend. De gezworenen verschenen De president werd aan den ingang van het paleis ontvangen en uitgeleid door den dienst van HH.MM., bestaande uit den grootmeester, baron Sirtema van Grovestins; den adjudant-majoor van Tuyll van Serooskerke, en den kamer heer, jhr. van Weede, allen in klein tenue. By het weer in draf wegryden van het paleis ging er weer groot gejuich onder de menigte op, welken byval de oude president beantwoordde met het zwaaien van zp'n hoed. Eenigen tyd daarna brachten minister Pierson en de minister van Buitenland - Zaken, de heer de Beaufort, een bezoek aan den president. In de vestibule werden zy ontvangen door den heer van Boeschoten, zaakgelastigde. Dr. Leyds stelde hen aan den president voor, die nog in ambtsgewaad was gekleed. In verband met het verlangen van president Kruger om den Zondag in kalme rust door te brengen, werd men verzocht, op dien dag geen luidruchtige betoogingen voor het hotel te houden. Voorloopig is nu bepaald, dat de Koningin van 26 Februari tot 1 Maart te Amsterdam zal vertoeven. Tweede Kamer. Bij de behandeling der begrooting van justitie in de Tweede Kamer werd den minister door den heer Troelstra verweten dat hy te weinig zelfstandig was tegen over de rechterlijke macht, omdat niet voldaan wordt aan het verlangen der sociaal-democraten. De minister was dit volstrekt niet eens met den heer Troelstra. Wanneer de publieke opinie gevolgd werd, zou dit niet zijn in het voordeel der soc.-dem. Zeer vele rechterlyke ambtenaren zijn tegenwoordig in plaats van reactionnair zeer vooruitstrevend. De Min. heeft zich niet neergelegd bij het advies in de zaak Hogerhuis, maar de Kroon heelt zich neergelegd bij de uit spraak van de rechterlyke macht. Bij gratieverzoek beslist de Kroon onafhan kelijk van een advies. Wanneer de Minister overtuigd was van de onschuld van de gebr. H., zou hy order geven tot revisie tegen elk advies, maar hy deelt die meening niet. In eene beschou wing over de novelle Strafwetboek zal de Minister niet treden. Wannen' de heer Troelstra de nieuwe bepalingen eens beziet, zal hij ontwaren dat de voorge stelde maatregelen niets te maken hebben met hetgeen hij noemt reaction- naire neigingen. Het rechtsgevoel van den Minister strydt er tegen om opruiing weder in de zaalzy namen hunne plaatsen in en de voorzitter stond op. „Edelachtbare heeren 1" zoo sprak hy met een van blijde aandoening bevende stem— „de gezworenen hebben na ryp beraad en in de overtuiging, dat, wat voor God gerecht is, ook voor de menschen gerecht moet zyn, de vraag Is de aangeklaagde, Paul Lartsehenko, die zijn vader vermoord heeft, schuldig eenstemmig beantwoord met„Neen, hy is niet schuldig! De Heer zy dit oordeel genadig 1" Een kreet van opgewondenheid volgde op deze woorden. In de drukte van de algemeene ontspanning en den razenden byval, die in de gerechtszaal heerschte, stierf een zachte kreet weg, met welken eene in het zwart gekleede gestalte op den aangeklaagde Paul Lartsehenko toeyide en hem in hare armen sloot, de door tranen van vreugde verstikte kreet„Mijn zoonmyn zoon 1" EIND

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1900 | | pagina 1