Donderdag
18 October
\m$m
No. 24(>.
S8e Jt&rgftiig.
I9Ö0.
D
ft Minister van Buitenl. Zaken,
ft Minister van Financiën,
ft Minister van Waterstaat, Han
del en Nijverheid,
Van wesk tot week.
M slip waarschuwing
der Z.A.S.
11 E a s T
jiaaELBuaa 7.7
vm 4 50 5 55
Zeilmarktvm
Lai 12 80 115
5 55 6 55 7 45
jeilmarlct Vlieein-
J op werkdagen 1
1235 120 2 5
1 7 7 50 S 35
PNDIEN8T.
6 20 7—7 50
1020 10 4U
1 30 2 220
|4 20 5 5 30
>10 6 30 7 10
|0 1010 10 SO
nm 1 20 1 40
I" 50 410 4 10
8 30.
(aldeglseui.
p, 10.37, 1.18,
I,31, 6.9, 7.36,
B, 8.24. 9.25
-, 1.38, 4,32,
II, 6,29, 8.10
19.5, 9.45.
BOb)
f>5
81
8 47
10 1
112
en 13
4
616
25
G 3
10
725
50
85
4
8 21
22
8 38
Breskena en
upaihgen naar
fcorwegstatio
vlissingsche courant
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummera 6 cent. Men abonneert zich by alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks by den Uitgever
F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187.
ADVERTENTIENvan 1-4 regels 0.40. Voor eiken rege
meer 10 cent. - By directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie wordt de prys slechts tweemaal berekend, Groote letters
en cliché's worden naar plaatsruimte berekend.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen.
Telephoonnammer IO.
Abonnoineats-Advertootiën op zeer voordeelige voo fHsrdon.
Een buitengewoon nummer van
je Nederlandsche Staatscourant
ran Woensdag 17 October 1900
bevat de volgende
PROCLAMATIE van den lGden
October 1900, betreffende de ver
loving van Hare Majesteit de
Koningin.
Wij, WILHELMINA, hij du gra
de Gods, Koningin dek Nederlan
ds, Prinses van Oranje-Nassau,
bz., enz., enz.
Aan mijn Volk
Het is mij eene behoefte, aan
het Nederlandsche Volk, van
welks levendige belangstelling in
het geluk van Mij en Mijn Huis
ik zoo diep ben overtuigd, per
soonlijk mededeeliug te doen van
Mijne verloving met Zijne Hoog
heid, Hertog HENDRIK VAN
MECKLEMBURGr-SCHWERIN.
Hoge deze gebeurtenis, onder
Gods zegen, bevorderlijk zijn aan
het welzijn van Ons Land en van
zijne Bezittingen en Koloniën in
Oost eu West.
Lasten en bevelen, dat deze
Proclamatie in de Staatscourant en
het Staatsblad opgenomen en ter
plaatse, waar zulks gebruikelijk
aangeplakt zal worden.
Gedaan op het Loo, heden den
Ifideu October 1900.
WILHELMINA.
W. H. DE BEAUFORT,
ft Minister van Justitie,
CORT VAN DER LINDEN,
ft Minister van Binnenl. Zaken,
H. GOEMAN BORGESIUS.
ft Minister van Marine,
RüELL.
PIERSON.
ft Minister van Oorlotj,
ELAND.
C. LELY.
ft Minister van Koloniën,
UREMER.
FEUILLETON,
itoi
Naar het Hoogduitsch
van
V O N II 14 I, I, E IV.
bad alles in het werk gesteld, om
«zegging te krijgen voor het houden
*Iet proefpreek, en juist nu hij dacht,
leze eerstdaags zou komen, had hij
bevoegde hand een schrijven ont-
ten, waarin hem kort en goed werd
I gedeeld, dat hij hoegenaamd niet
II anmerking kwam voor de vacante
II"9 en dat ook de proefpreek niet
"J P'aats hebben, daar er reeds te veel
'ciUuten waren, om er nog een bij
In de Vereenigde Staten van Noord-
Amerika bereidt men zich thans voor
op de groote presidentskeuze, zoo weinig
geschikt om het aanzien van den repu-
blikeinschen regeeringsvorm te verhoo-
gen. In Amerika is de eerste persoon
van den Staat in dit opzicht niets meer
of niets anders dan in Engeland een
gewoon Lagerhuiscandidaatiemand die
zich zelf aanbeveeltdie zijn politiek
stelsel overal gaat rondbazuinen en zijn
hoorders zoo smakelijk mogelijk tracht
te makendie het onmogelijke vergt
van zijn lichaam en bij zijn wanhopige
poging om de openbare meening voor
zich te winnen, door zijn tegenpartij op
de meest schaamtelooze en 'onbarmhar
tige manier wordt bemoeilijkt en lastig
gevallen.
En die uit deze worsteling als over
winnaar weerkeert, is de persoon die
voor vier jaren de buiten- en binnen-
landsche staatkunde zal leiden van een
groot en machtig rijk en wat macht en
en aanzien betreft, voor menig gekroond
hoofd niet behoeft onder te doen.
Zooals men weet wordt er sterk aan
getwijfeld of Mac Kinley andermaal zal
worden herkozen. Ditmaal meent men
aan zijn ouden tegenstander, den heer
Bryan, de zege te kunnen voorspellen.
Bryan gaat, doch zeer zeker ten on
rechte, voor den zil verman doordat
wil zeggen, men hoopt, dat hij de vrye
aanmunting van zilver zal trachten in
te voeren. Dit echter is eene onmoge
lijkheid. Door de geringe zilverprijzen
zou men de groote kapitalisten in de
gelegenheid stellen zich door buiten
sporige speculation te verrijken en de
markt zou met zilver worden over
stroomd. Voor zoover ons bekend is
bestaal de vrije zilver-aanmunting alleen
nog in Mexico, een land welks econo
mische toestand van zelf vrijwaart voor
de groote gevaren en nadeelen die het
stelsel oplevert.
Maar er bestaan tegen het beleid van
Mac Kinley verscheidene zeeï ernstige
grieven. Vooreerst loopt men niet zeer
hoog weg met zijn eenigszins avontuur
lijke buitenlandsche politiek, die een
oorlogspolitiek was, die op den duur
niet in den smaak van het practische
Amerikaansche volk valt. In den oorlog
tegen het zwakke Spanje droomde men
een oogenblik van nationale grootheid,
maar het laatste vierjarig tydperk heeft
Amerika niet groot gemaakt, het heeft
het. Ryk op verschillende punten in een
moeilijken en ingewikkelden toestand
gebracht, waarop men niet was voor
bereid en dien men daarom niet in het
aan te nemen. Een en ander was het
gevolg van kuiperijen, zooals er vooral
destijds aan alle kleine hoven plaats
hadden en waarvan Milius, met zyn
oprecht gemoed, een waren afkeer had.
Geheel verslagen peinsde hij er over
na wat hem verder te doen stond, Het
weinige geld, dat hij bezat, was nage
noeg opgeteerd en van zijne moeder,
die op een dorp zeer bescheiden leefde,
kon hij hoegenaamd niets verwachten.
Hij besloot nog éen dag te blijven, en
dan elders zijn fortuin te beproeven.
Daar het hem in zijn klein studeerver
trek te benauwd werd, besloot hij voor
het laatst nog eene flinke wandeling te
maken, om dan tevens afscheid te nemen
van het zoo vriendelijk gelegen stadje.
Tot dusverre had hij zich, steeds bezig
gehouden door zijn welbestudeerde proef
preek, geen tjjd gegund tot wandelen en
alleen nu en dan des avonds in het
schemerdonker een luchtje geschept. Dit
was de reden, waarom Oiling eenigszins
verwonderd van zijn werk opkeek, toen
reine kan brengen. Aan Cuba een be
hoorlijk zelfbestuur te geven en de Phi-
lippijnsche zaken te iiquideeren zou
vermoedelijk wel het streven van Bryan
wezen en de handelsbetrekkingen zouden
er bij winnen.
Een voorname grief tegen Mac Kinley's
beleid is ook, dat hij niets gedaan heeft
om een breidel te leggen aan de nood
lottige instelling der trusts. Door de
trusts worden de nadeelen van te ver
gedreven coöperatie door het volk op
ruime schaal ondervonden. Het zijn
vereenigingen van reeds bestaande maat
schappijen, die door de ontzaglijke over
macht van het kapitaal alle waren
opkoopen en vasthouden, om daardoor
de prijzen op te voeren tot er genoeg
buitensporige winsten zijn behaald. Door
de trusts kunnen al de voordeelen van
het vrije verkeer en der beste en snelste
middelen van gemeenschap verloren gaan
en toestanden ontstaan die zelfs honger
snood ten gevolge hebben.
Dat de verwachtingen, aangaande
eene verkiezing opgewekt, zeer kunnen
worden teleurgesteld, leert intusschen
de afloop der parlementskeuze in het
Vereenigd Koninkrijk. Het is bepaald
een tegenvaller voor het ministerie Salis
bury, dat dezelfde meerderheid voor zich
behoudt, die het reeds bezat en die
betrekkelijk gering is, wanneer men in
aanmerking neemt hoe groot die meer
derheid bij den val van- het laatste
liberale ministerie was.
Het ministerie Salisbury is door het
gebeurde zedelijk verzwakt, omdat een
geheel andere uitslag was verwacht, ja
het is niet zeer gewaagd te zeggen dat,
wanneer de verkiezingen nu nog moesten
plaats hebben, de uitslag beslist in het
voordeel der liberalen zou zijn.
De verwachting dat een schitterende
bekrachtiging der Chamberlain-politiek
dezen aan het hoofd der zaken zou stellen
is zoo zeer beschaamd, dat dit niet
nalaten kan op den duur van het bewind
en de naaste toekomst der parijen een
beduidenden invloed te hebben.
Gaarne zouden wij wenschen, dat de
tegenvaller ook ten goede kwame aan
den beer, wiens huid verkocht is vóór
hij geschoten werd, met andere woorden
aan de ingelijfde, maar niet overwonnen
Zuid-Afrikaansche republieken.
In dit opzicht mogen wij echter niet
al te optimistisch zijn. Wanneer de
liberale minderheid in het Engelsche
Lagerhuis een vast aaneengesloten partij
ware, onder een uitstekende leiding, die
zich ais één man verzette tegen de be
doelingen der regeering, wetende dat
daarmede in Zuid-Afrika de rassenhaat
voor goed is ontbrand en de Engelsche
suprematie er meer dan ooit gevaar
loopt, dan zou de mogelijkheid bestaan
dat men zijn opzet voor een deel liet
varenmaar dit is nu eenmaal het
geval niet. Het eenige mogelijke is, dat
I de tamelijk onverwachte uitslag de hoop
der liberale party heeft verlevendigd en
zy er zich met alle macht op gaat toe-
leggen om te worden wat zy was in
Gladstone's besten tijd.
j Maar de waarheid is, dat de liberalen
I aan den oorlog hebben meegedaan, toen
het volk dronken was van vreugde over
het succes van Rol erts, vreezende dat
zij het anders voor goed zouden verkorven
hebben. Had die zwenking nooit plaats
gehad, dat treurige oogenblik van wijfe-
ling en zwakheid, van buigen voor de
wufte publieke opinie van een schare
die met open oogen bedrogen werd, de
zaken zouden nu anders hebben gestaan.
Hoe het zij, de bijeenkomst van het
nieuwe parlement kan ons nu toch nog
verrassingen bezorgen.
hij den langen, mageren, in het zwart
gekleeden man op korten afstand zag
naderen. Hij sloeg aan en groette met
een beleefd: „Morgen, mijnheer!"
De aangesprokene beantwoordde den
groet en vroeg daarop waarheen de weg
leidde.
„Deze weg leidt naar de kabelweide,"
antwoordde Oiling, onwillekeurig het
middelpunt van zijne gedachten het eerst
noemend,„en dan verder naar Hamburg."
Daarbij slaakte hij een diepe zucht,
schoof zijn steek op zjjde en veegde zich
het zweet van het voorhoofd. Het schoot
hem juist te binnen hoe eenigen tijd
geleden een handwerksman op dezen
weg door een zonnesteek getroffen was.
„Wat zet gij een bedrukt gezicht,"
scheelt u iets?" vroeg Milius belang
stellend.
„Hebt gjj er wel eens van gehoord,"
vroeg Oiling op zijne beurt, „of ook oude
menschen door een zonnesteek getroffen
kunnen worden?"
„Neen, dat weet ik niet bepaald, ik ben
(Ingezon den.)
Voor eenige dagen ontving ik uit
Zuid-Afrika een brief van een mijner
aldaar vertoevende vrieDden, een Neder
lander, een alleszins betrouwbaar man.
met goede relatiën, zoowel in Engelsche
als in Afrikaander kringen.
Dat schrijven bevat zeer ernstige en
ongunstige berichten ten opzichte
van de Nederlandsch Zuidafrikaansche
Spoorwegmaatschappij, terwijl de schrij
ver op grond daarvan mij den welge-
meenden raad geeft mij nu nog van
mijn bezit te ontdoen, alvorens groote
verliezen zullen worden geleden.
Bij het groote belang dat het Neder
landsche kapitaal bij deze Nederlandsche
onderneming in Zuid-Afrika heeft, acht
ik mij verplicht dat schrijven openbaar
te maken, alhoewel het meer aan mij
persoonlijk gericht was.
Het gedeelte van den brief, hande
lende over de Z. A. S. M., luidt als
volgt
„Het is niet mijn doel met deze in
verschillende beschouwingen te treden,
doch, aangezien straks om 8 uur de
mail sluit en mij gisteren, door eene
buitengewone gelegenheid, bijzondere
berichten zijn geworden, heb ik het
wenschelijk geacht U deze in privaat te
moeten berichten. Het betreft de Z. A.
S. M. Ik weet niet of U of uwe
vrienden daarbij financieel betrokken
zijn, zoo ja, verkoop dan ten spoedigste,
hoe men ook in Holland van bekende
zijde zal sussen of op eene toekomst
zal bouwen, die vèr, zeer vér weg is,
jaren zal bevatten om tot een beslissing
te brengen en dan nog teleurstelling zal
baren en groote verliezen aan hen die
zich nu met mooie voorspiegelingen
geen medicus, maar candidaat in de
godgeleerdheid en als zoodanig kan ik
niet nalaten u voor te houden, dat wij
ons steeds op den dood moeten voor
bereiden."
Deze woorden waren nu juist niet
troostrijk voor den bezorgden man, die
dan ook met een bekommerd gemoed
fluisterde„Och, mijn oudje, mijn
oudje
Onze candidaat trad nader bij en
vroeg op deelnemonden toon„Vertel
mij eens wat u zoo bedroeft, hebt gij
een smartelijk verlies geleden
„Neen, neen, zóó erg is het Goddank
niet, maar het is om het hooi, en om
dat ik haar, mijn oudje nameiijk, be
loofd heb te komen helpen, en ik kan
toch niet weg, wegens onze prinses,
omdat ik niet weet, of zij ook nog
voorbij zal komen, want zijne hoogheid
is reeds uitgereden," ging Oiling in één
adem voort.
Deze woorden lieten nu wel aan
duidelijkheid te wenschen over, doch na
zullen laten paaien. Enfin, ik zal geen
bladen met berichten volschrijven maar
kortelijk de volgende feiten geven
„De Z. A. S. M. was altijd in de
contramine met de Koloniale en Natal-
regeeringen. In Holland wist men weinig
daarvan af en dat de hooge inkomsten
verkregen werden door een eigenmachtig
handelen. Dit is thans geheel vervallen,
en treedt de Engelsche regeeriug op om
aan alle aansluitingen bjj Natal en Oranje-
Rivier Kolonie eene geheel andere be
stemming voor den doorvoerhandel te
geven, die reeds de inkomsten der Z.A.
S. M. zeer zullen treffen. Maar er
is meer. De lijn Vereeniging Johannes
burg en die naar Delagoa waren de
goudmijnen. De laatste zal zeer bezwaard
worden, als de concurreerende iyn met
de Kolonie komt,zoodat 't gebruik daarvan
wel tijd zal sparen (maar daar zal door
zoogenaamd „oponthoud" ook wel wat
op gevonden worden) maar de vrachten
zullen zeer verhoogd worden wanneer
deze lijn voor het gewone verkeer weer
geopend wordt.- De lijn Johannesburg—.
Vereeniging maakt een omweg over
Elandsfontein, waar de branchlijn naar
Pretoria gaat. Nu, deze laatste geeft voor
de Engelsche industrie niets, en de prac
tische geest heeft thans 15000 man
aan het werk gezet om eene directe lijn,
onafhankelijk van de bestaande, te
bouwen van Vereeniging naar Johannes
burg, welke dus veel korter zal zijn dan
de tegenwoordige en deze dus waarde
loos zal maken, en een der grootste
inkomsten zal wegnemen. De concessie
(zie proclamatie) zal natuurlijk worden
beknibbeld en door de regesring alle
zijlijnen of afkortingen worden gemaakt,
welke zij noodig acht of om de Z.A.S.M.
te dwingen de lijn op te geven.
„Deze nieuwe aanslag wordt geheim
gehouden, n.l. geen berichten doorge
laten of gecenseerd.
„Dan zijn vele stations, o.a. bijna allo
van af de Vaalrivier tot aan Johannes
burg en op de Delagoa-lijo, met den
grond gelijk gemaakt. Mijn eigen oogen
zien dat de treinen der 2. A. S. M.
worden gebruikt voor de oorlogst6rreiuen
tusschen hier en de Transvaal en het
materiaal totaal in den grond wordt ge
reden en vernield. Tusschen Brandfort
en Kroonstad liggen 7 treinen verbrand
langs de spoorbaan, alle treinen door de
Boeren aangevallen verbrand en dan
maar langs don weg geworpen, 's Nachts
wordt naar het noorden niet meer ge
reden. Boven in de Transvaal zal het
wel niet minder wezen. Veel bruggen
zijn vernield door het opblazen en de
weg niet minder. Wat Engeland herstelt
zal de Z. A. S. M. moeten betalen. Doch
genoeg wat dit betreft. Verkoop, ver
koop en laat men met den tegen woor-
digen stand der papieren nog zijn voor
deel doen,voordat ook daarin teleurstelling
volgt. Dit is een business zaak, geen
sympathiezaak. Verkoop en raad uwe
vrienden te verkoopen.
„Ik vertrek. Brieven naar hier zijn
dus niet meer noodig.
„Ik achtte het echter noodzakelijk,
zoo spoedig mogelijk deze berichten u
in handen te doen komen, welke u als
financier kunnen van dienst wezen.
eenig vragan was de heer Milius geheel
op de hoogte van Olling's omstandig
heden. Gaarne bereid tot helpen, zeide
hij daarop„Ik weet niet of ik er den
rechten slag van zal hebben, maar zeg
mij, waar ik uwe vrouw kan vinden,
dan zal ik trachten haar te helpen,
ik heb toch immers niets te doen."
„Maar, mijnheer,"' riep de oude ver
baasd uit, „dat gaat niet vooral niet
met zulke blanke handen," liet hij er
aarzelend op volgen. „Neen, neen, dat
zou niet passen, dan zoudt gij nog
beter hier in mijne plaats op wacht
kunnen staan, als dat kon gaan voor
zulk een heer, Tis gij zijt."
„Wei, waarom zou dat niet gaan,"
riep Milius verheugd over zulk een voor
stel uit. „Ik trek morgen van hier de
wereld inhier in de stad kennen mij
slechts weinig menschen. Waarom zou
ik u dus dien dienst niet bewijzen
„Ja, ja," antwoordde Olliug, „dat is
alles goed en wel, maar in die klee
ding—" en daarbij liet hij zijne oogen