jCao. J «afgang. Maandag 15 October RESPECT. No. 243. 1900. imw&Lmh D ORRA te Malaga, het Spaansche g0f Grondbezittere, ie HE WIJNEN teln 1 Ten franco, inciUsief n. Eenig vertegen Ierland D. ZECKEtj alperstraat, AmsteV janvrage Monster en haal gebied, v<>r))(>.| brandstoffen, garnn-l Ida aan den inhoud Lillen; |ireet' de Aceademiel clilHSe on consi-l It. bonbons varies J liurs, Banketbakkers (AVENMEKST. 6— 6 20 7—7 50 10— 1020 10 40 1 10 1 30 2 220 4 20 5 5 20 120. 1 vm 6 10 6 30 7 10 9 50 1010 10 30 Jl2 10 nm 1 20 1 40 1.30 3 50 410 4 30 40 8— 8 30. nia-lHaldegtaein. |htijd.j 8.25, 10.37, 1.18, bis 5,31, 6.9, 7.36, s, 5.33, 8.24. 9.25 2, 10.—, 1.38, 4.32, |g 5.51, 6,29, 3.1(1 8.3,9.5,9.45. >04. km 3 30b) 3 55 11 55 215 3 30b) 50 110 ■40 naar Breakeaa en Vlisaiiigen noar laakt. spoorwegsta t iott ■6 23 |6 53 18 16 19 47 7 33 8 1 8 47 10 1 KO 48 112 V era le en 2e I? 24 125 310 3 50 44 4 22 616 63 725 85 8 21 8 38 VLissimsseeE courant. Pry a per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50. Afzonderiyke nummers 5 cent. Men abonneert zich by alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks by den Uitgever F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187. ADVERTENTIËNvan 1-4 regels 0.40. Voor eiken rege meer 10 cent. By directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prys slechts tweemaal berekend. Groote letters en cliché's worden naar plaatsruimte berekend. VcreehQnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen. Telephoonnnmmer TO. Abonnements-Advertöiitlün op zeer voordeellge voorwaarden. Wanneer we die bekende, grijze, I (enigszins gebogen gestalte ontmoeten, met de ernstige, maar toch rustige en 1 vriendelijke trekken, die ons spreken i het naderend einde van een langen snsdag, dan gevoelen we ons onwil- I leieurig gedrongen het hoofd te ont- I blooten, een beleefden groet te doen ot jen hartelijk woord te uiten. Zoo, in verschillende levensomstandig- lieden, gevoelen we dien drang om door litwendige teekenen te doen blijken dat we iets of iemand hooger stellen dan andere menschen en andere dingen, dat zekere rechten of aanspraken van I redelijken aard erkennen. We noemen dat eerbied we respecteeren dien per soon of die zaak. Aan eerbiedsbetoon heeft de' mensch blijkbaar behoefte. Is het niet duidelijk te zien, dat zij die beweren met uitwen dige godsdienstvormen te hebben ge- I (roken, zeer lang zullen aarzelen, eer zij alk vormen, bij voorbeeld den uit- I tendigen vorm van het tafelgebed, nalaten. Zij zullen misschien niets I anders doen dan even de oogen sluiten. Goed, maar zij doen dan toch iets en daardoor reeds, dat zij terug- I (einzen voor de openlijke ontkenning finer ODgeziene macht, die een wereld duur voert, waarvan het menschelijk verstand zich geen voorstelling kan «ken. Het is volstrekt onwaar, dat de men schen van den nieuwen tijd zich hebben of zich zouden kunnen los- van wat ernstige menschen in I vroegere tijden vereerden. Al hebben nieuwe vormen de oude vervangen, al sn wij anders bij het zien van de- i dingen of het uitspreken van de- f namen, in het wezen der zaak is sr zeer weinig veranderd. Het beste bewijs voor die stelling is I misschien wel gelegen in het feit dat W, waar men met oude godsdienst- -ormen of begrippen gebroken en nog i nieuwe gevonden heeft, toch ijverig I «naar wordt gezocht, naar iets waarom Men zich kunnen vereenigen die, in I eerbied voor het hooge, het verhevene, [s» iets meenen te kunnen vinden wat pacht geeft en den dorst lescht, dien "Ier gevoelt en niemand verklaart. Doch, laten wij ons tot het meer I «daagsche bepalen. Er wordt veel I1"1 geklaagd dat in onze dagen de verzwaktmen respecteert min- FEU i (LLET O &i. üit het Iloogduitscli door c. vos UELI.ES. a hier uit voerde een poortje in I nauwe straat en door deze spoedde jwtje zich naar buiten, naar den (.®es'uin buiten de poort. Zij wist ..lijk zelf niet recht wat zij wilde. ,ltei1 zij onder de boomen stond, wel- Lakken door den wind zacht werden M*0gen' trachte zij te vergeefs tot running te komen. Zij kon niets meer 1 1 '0 het gras nederknielen en bidden I' eve God, help mij toch!" En der, omdat men minder acht en meerdere geiykheid gevoelt. Het is niet geheel tege-n te spreken. Men spreekt anders tot zijn meerderen, men veronachtzaamt de vormen die voorheen niemand ver zuimde men maakt al heel weinig omslag. Vooral in wat men noemt de sociale verhoudingen komt het uit. De aanhankelijkheid van werklieden jegens hun patroons is verminderd en het woord patroon, dat een hooger stand punt onderstelt, wekt ergernisde patroon wordt besproken, beoordeeld en veroordeeld en men kent er weinig waarde meer aan toe, dat men het aan hem verschuldigd is, dat men zijn arbeidskracht tot eigen onderhoud kan aanwenden. Maar indien men een weinig dieper in de zaken indringt, dan wordt het ons toch al spoedig duidelijk, dat de vraag, of een persoon eerbiedwaardig is, bij den werkman wel degelijk in aanmerking komt. Wordt de patroon niet meer gerespecteerd omdat hij de patroon is hij wordt nog wel gerespecteerd, wan neer de ervaring leert dat hij een zeer goed patroon mag genoemd worden. Maar een waarheid is het, en daarvoor is de werkman veelal niet aansprakelijk, dat in den socialen strijd, in hoofdzaak door zekere leiders gevoerd, een strijd die vaak de harmonie blijvend verstoort, op de vraag hoe iemand is, in het geheel niet gelet wordt. Dit is zeker streng af te keuren maar het is tevens een lichtpuntwant, wanneer die leiders hun telkens door de feiten weersproken meening voorop stellen, dat er geen werkelijke vooruit gang denkbaar, geen opheffing van be zwaren mogelijk, geen overwinning van beginselen van rechtvaardigheid en bil lijkheid bestaanbaar is, zonder hevige worsteling en strijd, dan is het geen wonder dat er van wederzijdsche achting en respect, dat wil zeggen betoonen van die achting, niet veel terecht komt. Het is een eeuwige waarheid, dat de haat verblindt, en dat de tegenpartij ons zoo klein toeschijnt, dat wij haar en al hare goede hoedanigheden noodwendig over het hoofd moeten zien. In dien toestand is het duidelijk ge noeg, dat geen eerbied kan worden gekweekt voor elkanders persoon, noch voor elkanders gevoelens en belangen. Maar de toestand zelf bewijst zijn eigen valschheid en daarom, Goddank, nog niet dat alle gevoel voor respect „er uit" is. En, hoe zou dit ook mogelijk zijn Want ieder wil gerespecteerd worden, b.v. door zijn eigen kroost en, mocht het geval zich later voordoen, door zijn eigen onderhoorigen. En doen die ge vallen zich voor, dan vindt ieder het Hij scheen haar te helpen, want be moedigd stond zij op, en begaf zich weder huiswaarts, doch nu, zooals zoo dikwijls, over den wal. Heden was het hier niet zoo stil als op zekeren herfstdag. De kastanjes stonden in vollen bloeide insecten gonsden in de lucht, en de vogels jubelden in het gebladerte dat het een lust was. Het kruis stond aan deze zijde tamelijk verscholen achter een vlierstruik, die heerlijk geurde, Doortje's hart werd toch weer eenigzins beklemd, toen zij deze plek naderde. Daar bemerkte zij, dat iemand bij het graf stond. O, dat is maar goed, dacht zij, ik zal vlug voorbij loopen, het is zeker beter zoo. Zoo liep zij eenige schreden voorwaarts en bleef toen eensklaps als aan den grond genageld staan, terwijl zij een luiden kreet uitte. Zij was van schrik wellicht omgevallen, zoo niet juist iemand haar in zijne armen had ge sloten. „Doortje, mijn liefkind!" zoo hoorde zy fluisteren en waagde niet de oogen op te slaan, uit vrees dat alles even natuurlijk, te worden gerespecteerd als vader, als moeder, als werkgever of patroonalleen reeds om het enkele feit dus, dat zekere omstandigheden hem een hoogere plaats hebben aangewezen. Zóó verlangt men eene erkenning van het gezag en vraagt men zelf alleen naar het „wat" en niet naar het „hoe." Zóó plaatst men zich zelf op het stand punt, dat zelfs de louter vormelijke eerbied niet verzwakken mag. Welnu, wanneer men aanvangt met terstond dit standpunt voor zich zelf in te nemen en er in geen geval van af te wyken, dan zal het spoedig blyken, dat de drang naar eerbied voor wat werkeljjk eerbiedwaardig is, misschien wel sluimert, maar toch leeft en weinig noodig heeft om te worden opgewekt. Eerbied voor het oude, het beproefde, voor wat zich gunstig onderscheidt, eerbied gegrond op of samengaande met de erkenning van een natuurlijke onge lijkheid, een natuurlijk gezag, ziedaar een gevoel, dat een uitnemend heilzamen invloed op het gemoedsleven kan hebben en een bron kan worden van waarlyk frissche levenskracht. Als wij eens gerespecteerd willen worden, zouden wij dan niet moeten beginnen met zeiven te respecteeren En dan moeten wij aanvangen met te zoeken naar alles wat eenige waardeering verdient. Die ijverig zoekt zal zr,Qr veel vinden, menigen kleinen, verborgen, be graven schat. Die zóó zoekt en zóo vindt, zal menig groen plekje ontmoeten op zijn aardsche reize, en bevrediging vinden voor een gevoel, dat aanwezig is op den bodem van iedere menschenziel. Onze machteloosheid tegenover de Boerenrepublieken. In den laatsten tijd is'veel geschreven over de houding onzer regeering tegen over de Boerenrepubliek en heeft haar beleid in deze zaak scherpe verwijten uitgelokt. Vooral prof. de Louter sprak daarover zijn verontwaardiging in sterk gekruide bewoordingen uit.Dr. Schaepman heeft in zijn blad den opgewonden professor de volgende reden opgenoemd waarom hij in zijn beschouwingen den bal misslaat, 't Is de moeite waard kennis te maken met wat dr. Schaep man hem tegenvoert „De eerste reden is deze onze Regee ring heeft zich te toeschietelijk betoond waar 't betrof de voorbereiding voor de Vredesconferentie. Van deze zeer lang- wijlige „Journée des Dupes" is zij de slechts een droom zou zijndoch toen voelde zij een vurigen kus op haar mond en dit bracht haar weer tot be zinning. Met een ruk richtte ztj zich op en stond nu voor den jongen heer Müllersdorf. „Welk een geluk," riep deze uit, terwijl hij hare beide handen vatte, „dat ik u hier juist aantrof, mijn liefste. Ik wilde hier op deze plek nog eerst den zegen mijns vaders afsmeeken, om dan naar uw huis te gaan, om van uwe ouders uwe hand te vragen." Toen hij van hare ouders sprak, sloeg Doortje de schrik om het hart. Haar vader zou misschien op ditzelfde oogen- blik zyn kind beloven aan den ouden advocaat, en zoo riep zy, de handen vol vertwijfeling wringend uit„Ach, het is te laat, te laat!" „Te laat!" stamelde de jonge man, op zijne beurt verbleekend. „Te laat t Dat is niet mogelijk!" „Toch wel," zeide zij op klagenden toon, „in ditzelfde oogenblik belooft mijn eerste dupe geweest. Zij dacht Richelieu, den veroveringsoorlog, aan de deur te helpen zetten en Richelieu kwam, van het hoofd tot de voeten gewapend, binnen. Onder de bloemenslingers van allerlei bepalingen, behield de hebzucht vrij spel. Zal ik de machten van de hebzucht noemen Ik wys slechts op één bijzon derheid de Aziatische despoten werden toegelaten, zelfs de „unspeakable Turk", en christenvorsten werden buitengesloten tegen openbare verklaringen helaas, Moskovitische verklaringenin. „Onze teeder-kinderlijke en beminne lijke ydelheid heeft ons de gastvrijheid doen verleenen aan de keizerlijk-Russi sche Conferentie. Wij meenden het zóo goed. Maar wij hebben niet den moed gehad te zeggen, zóo of neen. „Deze is de eerste reden, die ons tot lijde lijkheid dwong bij latere gebeurtenissen. „Maar er is een andere, en di6 ligt dieper. „Het rechtsbewustzijn van een volk, het geweten, dat op den duur den staat en wat dies meer zij, beheerscht, is niet een opwelling van gevoel, een vraag van stamverwantschap, van vrijheidszin, van voorouders en nazaten. Het is een vraag van consciëntie, van goed of kwaad. Alles komt hierop aan, of in het volk een waarachtig geweten en be wustzijn van recht of onrecht leeft. Dat is niet de uitkomst van een openbare meening, van de „heerscheres over de toekomst", of hoe men het wezen noemen wil. „Alles ijdelheidZoolang de groote leeraren van het recht in Nederland geen ander recht weten te leeren dan het recht van den dag, zoolang zij" tot hun leuze houden „So sitze ich am sausenden Webstuhl der Zeit „Und webe der Gottheit lebendiges Kleid," het „lebendige", dat is het altijd wisse lende en verwisselende kleed van het oogenblik, dan ontbreekt, door het ont breken van een eerlijk volksbewustzijn, het merg en het bloed, de pit en de kracht van den Nederlandschen Staat, om te zijn een Staat van recht.» Knoeierijen bij examens. Het „ChristelijkSchoolblad" bespreekt de klachten over het knoeien bij examens voor de hoofdakte tusschen geëxameer- den en examinators. De redactie doet den klagers het verwijt van groote harts tochtelijkheid, waarmee de zaak is be handeld, de „Hetze" waarvan zij blijk geven en het ingaan op lasterpraatjes. Van den uitslag van het onderzoek op last van minister Borgesius ingesteld, zegt het blad het volgende vader mij aan een ander „Dat kan niet zijn, Doortje. Maar laten wij ons dan henenspoeden en uw vader zeggen „O, gij kent vader niet. Wie eenmaal zijn woord heeft, die heett het, en hij zou liever willen sterven dan zijn woord breken." „En wie," riep de jonge man ten zeerste ontsteld uit, „wie is de rampzalige, die zich tusschen mij en mijn geluk stelt, juist op dit oogenblik dat ik er zoo zeker van dacht te zijn." „Ja, het is erger dan gjj wel denkt het is een heel oude man, die mijn vader wel zou kunnen zijn „Wat, een oude man „Ja, ja, en daarbij rijk en voornaam hij heeft een huis in Bremen en een grooten tuin „In Bremen „Ja, hij is advocaat en heet Arms- berger en ik zou zij begon hevig te snikken en bedekte het gelaat met hare handen. Doch op hetzelfde „In tegenwoordigheid der „schuldi gen" is elk der geëxamineerden, nadat hun eerst de uitslag van het examen was medegedeeld, zeer scherp onder vraagd, of hij of zij voor het schrifteiyk examen of in de pauzen ook iets ge weten of gehoord had van de schrifte- lyke opgaven. Al de antwoorden zyn opgeteekend. Onveranderlijk bleek, dat alle gissingen en voorspellingen uit eenen hoek waren gekomen en dat niemand eene werkelijke opgave geweten had. Er bleek van oneerlijkheid niets. Maar wel bleek, dat er voor de paedagogie nog vrij wat meer onderwerpen genoemd waren, die, als ze waren opgegeven ge - worden, een candidaat hadden kunnen doen zeggen, dat hij er vooraf al ran gehoord had. Dat waren de concentratie, een leergang voor de vermenigvuldiging van breuken, het aanbrengen van het begrip zelfstandig naamwoord, van het begrip werkwoord e.a. Later zal het blad eene duidelijke schets geven van het gebeurde, nu de redactie alle gegevens bezit. Inmiddels heeft de heer H. Btjleveld, wien door adressanten te laste is gelegd dat hij zich 110 laat betalen om candidaten een tentamen af te nemen, een brief geschreven aan het hoofdbestuur van den Bond van Ned. Ond. De hem ten laste gelegde beschuldigingen acht hij veel te vaag om er eene aanklacht van laster tegen het hoofdbestuur op te kun nen gronden. Daarom geeft hij een for mulier aan de hand, waarin duidelijk en met name genoemd wordt waarvan hij wordt beschuldigdal de door hem in dat formulier genoemde dingen zijn beslist onwaar, maar alleen zóo gesteld, kan hij de beschuldiging aanvaarden. Hij noodigt het hoofdbestuur nu uit hem zulk een brief te schrijven en dien te publiceeren, dan kan hij bij den rechter een aanklacht tegen de leden van het hoofdbestuur instellen. Volksmisleiding, In meer dan één adres, dat bij de Kamer in zake de nieuwe Ongevallen wet inkwam, komt van de zijde van werklieden-vereenigingen de verklaring voor, dat zij „met verontwaardiging* kennis namen van een feit, hierin be staande, dat ook de werkgevers voor hun belangen by de Kamer dorsten opkomen. De werklieden mogen dus alles vragen. Voor hun rechten en belangen moet elk oor geopend zy'n. Maar de werkgevers mogen zelfs niet meer kikken. Het recht, dat de Grondwet aan elk burger waarborgt, moet hun worden betwist. Natuurljjk komt zulk een uitdrukking oogenblik zag zij verbaasd weder op. Had de jonge man van smart het verstand verloren Hij stond voor haar en barstte in een luiden schaterlach uit. Daarna legde hij den arm weder om haar henen, drukte haar aan zyn hart en zeide„Doortje, voor dien man ben ik volstrekt niet bang." Ongeloovig keek zy hem aan. „Ja, ja," ging hij voort, „kom maar mee de belofte, die uw vader hem doet, is voor mij, ik zal het u maar zeggen, die meneer Armsberger uit Bremen is mijn goede oom. Hy heeft myne arme moeder steeds liefdevol ter zyde gestaan, en heeft mtj, daar hij een weduwnaar zonder kinderen is, in de laatste jaren als kind aangenomen. In den beginne was ik hem daar niet bijzonder dank baar voor. Ik had myne zinnen gezet op het soldatenleven, evenals mijn vader, en hield niemendal van den koophandel. Ik leidde een, ongestadig leven, daar ik gaarne mijn eigen weg wilde gaan. Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1900 | | pagina 1