er-Werkmeid. Donderdag 11 October Ko. 240. 1006. istbocle istbode ïstbode 1901. D D Van week tot week. FEUILLETON. Hooren en Wederliooren. ie, zindelijke snde tevens met de ein D. 38. of eerder wordt ,DE FL ANDRE," j(i 1 E 1 November. Adres I TO Kruijsse. re, flinke Lepelstraat No. R A M D IE N S T EN »n a; EDEL Baas p.t I Remise vra 4 50 5 55 igen) Van Zeilmarkt 1 v»1 1145 n.to 12 80 lui 15 5 10 5 55 G 55 7451 i naar Zeilmarkt Vliuin. (alleen op werkdaemi nra 12 85 1 20 2 5 1 15 6 7 7 50 8 a E HAVENDIENST. vm. 66 20 7— 7 50 9 40 10— 10 20 10 40 nm 1 10 l 30 2 220 40 4 4 20 5 520 0 8 20. uie vm 6 10 6 30 7 1(1 9 20 9 50 10 10 10 30 12 10 nm 1 20 1 40 10 3.30 3 50 4 10 4 30 0 7 40 8— 8 30. iskeiig-Maliieghetn. nwichtijd.j 6.23, 8.25, 10.37, 1.18, -Sluis 5,31, 6.9, 7.35, 2.35, 5.33, 8.24. 9.25 7.42, 10.—, 1.38, 4.32, ibrug 5.51, 6,29, 8.10 5.6, 8.3,9.5,9.45. a) nm 3 30b) i) 3 55 nm 1 55 2 15 3 30b) 3 50 810 8 40 1,30 naar Bresbens en van Viissingon naar gemaakt. bet spoorwegstntio'' 38e Lg. 55 *6 23 6 53 8 16 •9 47 »j0 48 7 33 8 1 8 47 10 1 112 reizigers le en 2e W 10 36 24 616 10 28 125 63 1140 310 725 1222 3 50 85 12 33 44 8 21 12 55 4 22 3 38 VLissmiescHE covbant. Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bjj alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks b(j den Uitgever F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187. ADVERTENTIËNvan 1—4 regels 0.40. Voor eiken rege meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Gtroote letters en cliché's worden naar plaatsruimte berekend. VeraehtJnt dagulQka, uitgezonderd op Kon- en feestdagen. Telephoonnummer IO. Abonnements-Advcrtnntiën op zeer voordeelige voorwaarden. Zal de Duitsche keizer succes hebben 0p zyn Chineesche staatkunde Paar zou meer uitzicht op zijn, wan eer Z, M. minder soldaat en meer diplomaat geweest ware. Het kan niet ontkend worden dat Z. M. klaren wijn tapt uit een heel_goed vaatje, maar juist dat is tier het gevaarlijke van de zaak. De oude Bismarck zou het hem indertijd beter geleverd hebben maar Z. M. wil nu absoluut zelf het werk doen en denkt dat men zoo maar overal met de deur in huis kan vallen. In China gaat dat spelletje allerminst goed. De Langstaarten schijnen wel geboren diplomaten te wezen en de koning der diplomaten is wel Li-Hung- Chang, de hoe langer hoe vermaarder wordende onderkoning van Canton, die als procurator generalis zijn rol voor treffelijk speelt. Neem een roos en pluk er de bladeren van uit, en begin dan maarLi is naar Peking, Li is er niet heen, Li enz. Geloof vrij, het zal wel uitkomen. En de keizer Kwang-Sü ook naar Peking? Ho, maar. Z. M. is toevallig den anderen kant uitgegaan. Zooals de waard is vertrouwt htj zijn gasten ea dat heerschap kan öf niet begrijpen dat hjj b() een Europeesch soldaat als graaf Von Waldersee zoo veilig is als een kind, of wordt eenvoudig ingepakt ea meegenomen, daar waar men hem tobben wil. Het laatste is het waarschijnlijkste en zoo is Z. M. met het hof, waarvan de samenstelling ons op dit oogeublik onbe kend is, te Ilse-Nyan. De onder voogdijschap gehouden zwakke keizer is en blijft het werktuig dor hoofden van de beweging en deze znllen hem niet loslaten als men er hem niet toe dwingen kan. Wat er op die manier nog te onder- kandelen valt, wordt echter met den dag minder duidelijk en dat de Chineezen vast en zeker gelooven dat ze langs een omweg toch zullen komen waar ze willen wezen, daarvan kan men zeker zijn. De Duitschers immers, die voor goed den weg van Tientsin naar Peking willen open maken en op verschillende Ponten versterken, opdat Peking steeds bereikbaar blijve, en die alvast begonnen waren om te zorgen dat hij althans voor bet tegenwoordige open en veilig bleef, 'okten daartoe uit Tientsin op, doch stieten op een Chineesche legermacht, sterk genoeg om hen tot den terugtocht 'e nopen. Dat is een tamelijk beden kelijk verschijnsel, dat nog wel door Uit het Hoogduitsch door VOS ME Tit EN. 3). >Wel, Doortje," riep de oude dienst maagd haar uit de keuken toe, «waar "lift gij toch, moeder is den geheelen Neigen in* den tuin, bij het schudden ïa» de pruimen, en ik weet niet wat met de kinderen moet beginnen; ik toch ook maar éen paar handen. '°or maar, daar schreien de kleintjes a' weermaar ik kan er niets meer 34,1 doen, ik moet nu voor het middag en zorgen." een aantal andere van dezelfde strekking kan worden gevolgd. Waarlyk, in de Chineesche zaken zien wij nog zeer weinig licht. De verkiezingen in Engeland hebben het verloop dat wij er van verwachtten, 'tls hetzelfde onverkwikkelijke schouw spel van altijd, het schouwspel dat steeds weer het bedenkelijke der hooggeroemde Britsche staatsinstellingen aantoont. Een volksvertegenwoordiging, die op een willekeurig tijdstip, zonder bepaalde en bijzondere aanleiding kan worden ont bonden en dus niet anders dan met politieke bedoelingen ontbonden wordt, kan onmogelijk anders dan onder den indruk daarvan worden vernieuwd. Valt de verkiezing in den geest dier bedoe lingen uit, dan verkrijgt men een zwakke en volgzame Kamer onder een bewind dat voor langen tijd de macht in handen heeft om de zaken naar zijn wil te dwingen, totdat zijn overmoed een om keer in de openbare meening teweeg brengt en zijn val veroorzaakt. Ver moedelijk zal dit ook wel de geschiedenis zpn van het ministerie Salisbury, dat, naar men wil, nog bestemd is om voor eenigen tyd in een ministerie Chamber lain te worden omgezet. Lord Roberts gaat nu toch naar huis, het kan niet anders. Zijn tegenwoor digheid is ook niet meer noodig, vooral sedert de onvergelijkelijke Bulier zijn roemrijke tochten in het Lydenburgsche maakt. Ja, wel roemrijkWanneer- men toch vijf dagen lang den vijand voor zich uit drijft, om ten slotte op zyn basis terug te vallen, dan is een resultaat van vier duizend gevangenen een mager resultaat, zelfs al zijn die gevangenen vette schapen In den guerilla-oorlog, die thans, men mag gelooven wat men wil, alom in vollen gang is, is nu eenmaal geen roem te behalen. Wanneer deEngelsche generaals dit nog niet weten, dan zullen ze het, misschien wel met schade en schande moeten leeren, en dan zullen zij ongetwijfeld ook ondervinden dat de strijd van een geregeld leger, met het doel om de guerilla te fuuiken, een beleid vereischt, waarover noch lord Roberts, noch een der overige Engelsche geneiaals te beschikken heeft. Het was de guerilla in Spanje, die het eerst Napoleons macht begon te ondermijnen en ten slotte het Engelsch- Spaansche leger in staat stelde om aan koning Jozef en Jourdan den beslissenden slag toe te brengen, die de Franschen noodzaakte het Spaansche grondgebied te ontruimen. Wanneer wij de dagelijksche verslagen van den staat van zaken in Afrika Doortje gaf geen antwoord, doch nam der oude Hanna, de trouwe gedienstige, onder wier oogen zij was opgegroeid, hare woorden niet kwalijk. Zy spoedde zich naar de kinderkamer, waar zy met geschrei werd verwelkomd, en haar hulp en bijstand hoog noodig waren. Al spoe dig had zij echter met den noodigen takt orde en vrede hersteld, wat tevens voor haar opgewonden gemoed eene goede afleiding was. Des namiddags zaten joDg en oud in den tuin, ijverig bezig de voor den inmaak bestemde pruimen van de pitten te ontdoen. Ieder repte de handen, ook grootmoeder, die echter niet kon nalaten af en toe een stillen, onderzoekenden blik op Doortjes gelaat te werpen. De postmeester Western had betere dagen gekend. Hij was de zoon van een welgestelden grondbezitter,doch de zeven jarige oorlog had de familie een zwaren slag toegebracht. Met moeite slechts kon de oudste zoon het landgoed behouden, terwijl Doortje's vader, die in het leger nauwlettend nagaan, dan zien wij, dat er sinds eeDigen tyd byna niets belang rijks meer voorvalt, maar dat er een eindelooze reeks van kleine gevechten, overvallen, ontmoetingen tüz. gerappor teerd wordt, in elke waarvan de ver liezen wel uiterst gering zjin, maar die, te zamen genomen, een belangrijk con tingent bijdragen tot het aantal slacht offers van dezen kryg, dat' in geen de minste verhouding staat tot de verkregen resultaten. Prins Bernhard Heinrich van Saksen Weimar Eisenach, wiens overlijden ons bekend is, was de door de grondwet aangewezen erfgenaam van de kroon der Nederlanden, bij kinderloos overlijden of aDdere ontstentenis van Hare Majesteit Koningin Wilhelmina. De eerstgeroepene was of is eigenlijk zijn oudste broeder, de erfgroothertog Wilhelm Ernest, maar deze kon als troonopvolger van Saksen Weimar Eisenach, niet tevens de kroon der Nederlanden aanvaarden. De oudste dochter van den groothertog van Saksen Weimar en Prinses Sophia der Nederlanden, namelijk prinses Marie, die gehuwd is met Prins Heinrich VII van Reuss, is nu de vermoedelijke troon opvolgster. Dit recht van troonopvolging heeft voor het tegenwoordige geenerlei gevolg. Den titel van prins van Oranje, met de rechten daaraan verbonden, heeft alleen de oudste der zonen van aen regeerenden koning of die verdere mannelijke nako meling, die de vermoedelijke erfgenaam is der kroon, een geval dat zich bij ons niet voordoet. Hieraan gedachtig en gaarne elks ge- moedelijken overtuiging eerbiedigende, gaven wij indertijd den heer Van Mierop verlof om in ons blad iets te schrijven naar aanleiding van onze artikelen over „Tolstoianisme." Wy wisten te voren dat de schry'ver er nooit in zou slagen, ons eenvoudig betoog te verzwakken, dat toepassing der leer van Tolstoi en zijn volgelingen tot algeheele ontbinding van al het be staande moet leidén en daarom in het wezen der zaak, zelfs zonder dat men het bepaald wil, tot revolutie en anarchie voert, of liever revolutie en anarchie is. Hadden wij geweten, dat de heer van M. van on,ze onpartijdigheid misbruik zou maken, door ons een groot aantal ellenlange artikelen op den hals te schuiven, die blijkbaar de bedoeling diende, na den vrede zich gelukkig mocht rekenen, toen men hem dit baanje opdroeg, uit erkentelijkheid voor zijne bewezen dapperheid en wijl hij door eene verwonding, die hem een stijf been had veroorzaakt, voor den dienst verder ongeschikt was. In zijne nieuwe woon plaats huwde hij daarop met de dochter van den predikant, en hoewel het gezin met de vele kinderen meestal zeer inge togen moest leven, behoorde het toch tot de eersten van het stadje. Na den dood van den predikant trok diens vrouw by haren schoonzoon in en maakte daardoor, op meer dan éene wijze, harer dochter het leven gemakkelijker. Zij bewoonde een vriendelyk kamertje boven in huis, en Doortje, die van kindsaf haar bijzondere lieveling was geweest, hield haar hier gaarne en dikwijls gezelschap. Hoe gezellig zag grootmoeders kamertje er uit, hoe netjes waren alle kleine schatten opgeschikt, hoe geheel anders was het er dan in de huiskamer, waar de kinderen dikwijls zooveel drukte ver hebben opzettelijk voor het Tolstoianisme propaganda te maken en waarin direct ongehoorzaamheid aan het gezag wordt aanbevolen, wy zouden het gegeven verlof nimmer hebben verleend, en nu de heer v. M. ons, nog niet eens ten slotte, een artikel zendt, waariD, ook met aanhalingen uit de geschriften van anderen, op dezelfde wyze, maar met nog een beetje minder deferentie, de kerk a faire wordt genomen, alle kerk gezag en alle kerkverband als ondingen worden voorgesteld, zonder, ook hier, in één enkel opzicht rekening te houden met de' historische wording van het be staande en de diensten door de kerk genootschappen bewezen, ja zelfs de kerk wordt voorgesteld als een uitter- aard onzedelijke instelling, die niets goeds in de maatschappij bewerkt, nu wordt het ons te erg, en zouden wij vreezen onze lezers met een dergelijke lectuur zoo niet te beleedigen, dan toch te vervelen. De heer v. M. heeft niet «een andere krik op dezelfde dingen" geleverdmaar geheel iets anders, waartoe wij hem geen verlof hadden gegeven, zoodat wij ons verder van dat verlof ontslagen achten. Een ruil. Door het weekblad „Vooruitgang" is het denkbeeld geopperd om Engeland een gedeelte van ons koloniaal gebied, b.v. een stuk van Nieuw Guinea aan te bieden indien het tegen dien prijs de Boerenrepublieken wil loslaten. „Zelfs" zegt het blad, is het denkbeeld bij ons opgekomen, of door een andere ruiling het niet zou kunnen worden bereikt dat de Delagoabaai tevens daarbij kwam in ons bezit. De schrijver wijst er op dat voorbeelden van ruil van koloniën niet zoo zeldzaam zijn en doet vervolgens de vraag of de partijen tot zuik een ruil zouden bereid zijn, en het eigenbelang dit over en weer meebrengt Voor Nederland zou de ruil gunstig zijn omdat O.Indie geen land is voor kolonisatie van Europeanen, terwijl het voor onze jongelui en dus ook voor ouze arbeidsmarkt een gevoelige slag zou zijn als Afrika voor hen gesloten werd. Daarentegen zal de ruil bij de Chamberlain-Rhodeskliek geen genade vinden die met hun geld nu eenmaal in de Zuidafrikaansche mijnen zitten, maar het Engelsche volk, meent de schrijver, dat er met dezen oorlog is ingeloopen, als iemand die een wissel in dronkenschap teekende en zich nu niet verplicht acht die te honoreeren, maar er toch met goed fatsoen af zou willen omdat men zeer goed inziet welke de oorzaakten, en in de pronkkamer, waar de ouderwetsche meubels gewoonlijk overdekt waren en het er zoo kaal en stijf uitzag. Ook aan den avond van dezen dag wilde Doortje zich naar grootmoeder's kamer begeven, doch eerst liep zij den tuin nog eens in, om een ruiker bloemen te plukken voor de goede oude vrouw. Deze vond zy nog voor het geopende venster zitten, vanwaar men over de omliggende tuinen heen, den blik vrij kon laten weiden over de grasvelden, aan gene zijde van de stadswallen. Het was een heerlijke zomeravond en aan den hemel zweefden hier en daar kleine rooskleurige wolkjes. „Aardig dat gij komt, kindlief,zeide grootmoeder vriendelijk, „ik dacht het wel haast." Het meisje antwoordde niet, maar beijverde zich zwijgend om de verwelkte bloemen in de vaas voor den frisschen ruiker te verwisselen. Daarbij verschoot zij telkens van kleur en beefden hare handen. gevolgen der annexatie zullen zijn, moet wel sympathie voor zulk een oplossing der oorlogsquaestie gevoelen." Wy meenen echter te mogen betwyfe- len of dit ruilingsidee, hoe uitlokkend het er ook moge uitzien, ooit een punt van behandeling zal uitmaken tusschen de diplomaten van Engeland en Neder land. Den Brit in Indië binnenhalen, is ook niet alles, maar hoe de schryver aan zijn optimistische beschouwing over het gevoelen van het Engelsche volk betrekkelijk den oorlog komt, is raad selachtig als men daarmee de resultaten van de gehouden parlementsverkiezingen vergeiykt en het vuur waarmede door jingo's voor hunne zaak gestreden wordt. Daaruit is althans niet af te leiden dat het Britsche volk den oorlog moede is. Wat het later zal zijn als de oorlog ai de reeds voorspelde ellende zal hebben teweeggebracht,weten wij natuurlijk niet, maar dan is het volstrekt niet onmoge lijk dat het misleide Engelsche volk meer voor goeden raad toegankelijk zal zijn. Ongevallenwet. Te Maastricht is in een drukbezochte vergadering die ook door een groot aantal werklieden werd bijgewoond en waarin het Kamerlid dr. Nolens over de Ongevallenwet sprak, een adres tot de Tweede Kamer gericht, waarin sympathie betuigd wordt aan de regeering wegens haar streven om de wettelijke regeling tegen geldelijke gevolgen van ongevallen in bepaalde bedrijven spoedig tot stand te brengen en de hoop uitgedrukt, dat de Kamer de wet in hoofdzaak ongewy - zigd moge aannemen. Op de volgende punten wordt ten slotte de aandacht de Kamer gericht „lo. dat aan de getroffen werklieden met dezelfde zekerheid datgene zal toe gekend worden, wat hun volgens het oude ontwerp zou toegekomen zyn, en „2o. dat de verzekering op andere wijze dan bij de Rijksverzekeringbank niet ten nadeele strekke van de recht streeks bij deze bank aangesloten werk gevers'. Eenige bijzonderheden aangaande het sanatorium Oranje Nassau. De N. R. Ct. meldt daaromtrent het volgende Het sanatorium krijgt den vorm van een halven cirkel, met een straal van 50 M., aan eene zijde geflankeerd door de bestaande villa en aan de andere zijde uoor de woning van den genees heer-directeur. In de bestaande villa worden 14 of 15 kamers ingericht voor één en twee patiënten, terwyi de in aanbouw zijnde kamers voor 4 en 6 patiënten bestemd zijn. „Doortje '„Grootmoeder." „Kom eens hier." Zij trad op de oude vrouw toe, doch keerde het gelaat naar het venster en liet haren blik naar buiten dwalen. „Doortje, zie mij eens aan," zeide grootmoeder vriendelijk. Nu kon het jonge meisje zich niet langer goed houden zij sloeg de armen om de goede vrouw, legde het hoofd in haar schoot en barstte in tranen uit. „En nu vertel mij eens, kindlief, wat scheelt er aan En daar by streek zij met hare rimpelige hand over Doortje's hoofd. „Ach, grootmoeder," zoo kwam het snikkend en afgebroken over hare lip pen, „ik kon toch niet anders. En gy weet niet, hoe goed en vriendelyk hij was, en dat ik in den wagen steeg, was zeker verkeerd van mij, maar ik wist ook niet „Daar begrijp ik nu niets van, Door tje," zoo viel de oude vrouw haar eau

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1900 | | pagina 1