20 Augustus
Mo. 195.
38e Jaargang.
1900.
Iets over Tolstoianisme.
DAM JENSEN.
Gemeentebestuur.
DRAST.
Miiamlug
Prfls per drie maanden 1.30. Franco por post 1.50.
Afzonderlijke nummera 5 cent. Men abonueert zich bij allo Book
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij don Uitgever
F. VAN DE VELDE Ji., Kleine Markt, I. 187.
O
ADVERTËNTIÊN van 1—4 regels 0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. - B(j directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie wordt de prfja slechts tweemaal berekend. Groote letters
en cliehé's worden naar plaatsruimte berekend.
Vrrnehflnt dagolQks, nltgeïonderd op Zon- en feestdagen.
Telephoonnummer IO.
Abonnements-Advertentiën op zeer roordeellge voor waarden.
tóe Courant toert een MMsef
ia&HBVSSB
Oproeping van vrijwilligers hij de
Brandweer.
Burgemeester en Wethouders van Vlis-
singen
gelet op de artt. 405 en 425 der al-
gerneene verordening van politie voor
deze gemeente
maken bekend
dat zQ> diegenegen zijn als vrijwil
liger bij de brandweer geplaatst te wor
den, zich daartoe van af heden dagelijks
tot en met 8 September e. k., uitgeno
men des Zondags, ter gemeentesecre
tarie (bureau bevolking) kunnen aan
melden
dat men, om vrijwilliger te zijn, den
leeftijd van 25 jaar bereikt moet hebben,
liet ouder zijn dan 50 jaar, geene plich
ten ten aanzien van de militie, de schut
terij of de brandweer te vervullen hebben,
en viij zijn van hinderlijke lichaamsge
breken, een en ander ter beoordeeling
van Burgemeester en Wethouders
en dat de diensttijd voor vrijwilligers
slechts tien jaar gesteld is.
VlissiDgen. den 18 Aug. 1900.
Borg. en Weth. voornomd,
Th. VAN UIJE PIETERSE, L. B.
De Secretaris,
WITTE VEEN.
III (Slot.)
behoeft nauwlijks gezegd, dat een
man als Tolstoi zeer eigenaardige be-
n heeft omtrent de belangrijkste
maatschappelijke gebruiken en instel
lingen.
Van deze zullen wtj er slechts twee
noemen liet huwelijk en den eigendom.
Wat het eerste betreft, Tolstoi leert
W bet huwelijk, uit een christelijk ge
zichtspunt beschouwd, geen element
vooruitgang is, maar van verval.
l'e liefde staat een den mensch waardig
nol in den weg.
't Is best mogelijk, dat dit oordeel
ot eene letterlijke opvatting der chris-
j'lijke leer volgens de evangeliën over-
'enstemthet is hier allerminst de
'laats om daarover te twisten. Maar
le niet blijft hangen aan woorden en
neorieën, die weet zeer goed dat een
'eield geheel vrij van zinnelijke liefde
denkbaar isdat integendeel de
'ereldorde zelve duidelijk heenwijst naar
on altijd durenden omgang der geslach-
Mie het menschelijk geslacht in stand
FËUILLgTON.
Naar
I*. KNIEST
Mcht bij het strand der Oostzee, aan
k uitsche zijde, ligt een vruchtbaar,
eiland, rijk aan dorpen en wel-
«r h ^oerenh°eveDdie, beschaduwd
ef],i 6 bo°mgroepen te midden van
et'Sé korenvelden liggen. De ei-
';ls zijn trotsch op hun land, 't welk
juchtbaren bodem heeft, beter dan
P het nabijliggende vaste land te
'szij gevoelen in het algemeen
'teld .elloe^e om z'ch M0' de eerdere
cclal t bemoeien, en beperken zich
j ot den omgang op het eiland
ewtd zij zoo dicht bij het vaste
doet blijven. Maar die vergeet dan ook
niet dat zinnelijke liefde, hartstocht,
volstrekt niet een hoogeren beter gevoel
uitsluit, maar Integendeel geschikt kan
wezen om hoogere gevoelens aan te
kweeken.
Het is Tolstoi ook niet gelukt, de
uitnemendheid van den ongehuwden
staat boven het huwelijk aan te toonen,
een moeilijk stuk werk trouwens, waar
de praktijk van het leven bijna op elke
bladzijde leert dat buitenhuwelijksche
verhoudingen tusscben man en vrouw
in den regel tot allerlei ongewenschte
toestanden leiden, terwijl in het tegen
overgestelde geval dit slechts als uit
zondering voorkomt. Tolstoi zelf is er
dan ook toe gekomen, zich een ideaal
van het huwelijk te scheppen, hierin
bestaande, dat ook de man tot, aan zijn
huwelijk rein blijftdat hij het daarna
vrijelijk aangaat, rekenende met de
behoeften van zijn hart en met de
sympathie die hij de vrouw inboezemt,
dat de band tusschen man en vrouw
volkomen en duurzaam zij tot hun
laatste levensdagen.
Het zal weinig moeite kosten zich
dit ideaal tot het zijne te maken wat
evenwel niet wegneemt dat ook daar,
waar het niet wordt bereikt, de huwe
lijksverbintenis uit een maatschappelijk
en zedelijk oogpunt, als een geregelde
en geordende toestand verre boven
alle buitenhuwelijksche verhoudingen te
verkiezen is, en dat het caeiibaat nood
wendig tot zulke verhoudingen moet
leiden.
Op maatschappelijk gebied Tolstoi
niets anders dan een gewone commu
nist met zeer buitengewone denkbeelden.
Tolstoi wil, we zagen het reeds, den
Staat weg hebben verder ook den ruil
handel en dus ook het geld. Ieder moet
op het veld van handenarbeid leven en
de tijd die er overblijft, aanvullen met
arbeid van den geest enz. Men ziet het,
't is de gewone fout. Tolstoi sluit de
oogen, denkt de wereld weg en zet er
een andere voor in de plaats, niet door
God, maar door hem geschapen.
En in die wereld zou het dan vol
maakt zijn en blijven Best moge
lijk, als Tolstoi dan ook maar volmaakte
wezens weet te scheppen, niet feilbaar,
niet met gebreken behept, sterk naar
lichaam en geest, in één woord ideale
schepsels.
Maar, als zulke schepsels er waren,
dan hadden we immers de plannen van
al die groote hervormers niet noodig
Dan zou het al goed wezen
Trouwens, het kon volgens Tolstoi
nu ook wel goed zijn, wanneer namelijk
de menschheid, die volgens hem steeds
land zijn gelegen, dat de overtocht bij
gunstigen wind in een kwartier is af
te leggen.
Daar waar het eiland het dichtst het
vaste land nadert, steekt een hoofd voor
uit, aan welks stevig paalwerk in
den regel eenige sloepen zijn vast-
gemeerd. Het is de overzetplaats waar
dichtbij het huis van Peter Jensen, den
veerman, staat, die, als zoovelen van
zijn geslacht, van ouder tot ouder die
betrekking bekleedt.
Peter Jensen, een flinke, breedge
schouderde man, met licht haar en blauwe
oogen, kan tot de gelukkige menschen
worden gerekend. Hij heeft een lieve
vrouw, een aangenaam huis en een
mooi stuk land, dat hem, buiten het
veergeld, vrij wat opbrengt. Van jaar
tot jaar wordt hij welvarender, en nie
mand benijdt hem zulks, wijl ieder hem
welgezind is. En toen, na jaren wach-
tens, zijne vrouw hem een zoon schonk,
scheen er aan zijn geluk niets meer te
ontbreken.
gesteld wordt voor de groote vraag
„de Goddelijke of de menschelijke wet 1"
slechts de eerste koos. Ja, als men de
vraag ten minste zoo gelieft te stellen.
Maar juist dit is de gloote fout. Er is
geen grond en geen reden om aan te
nemen dat de mccschelljke wet niet op
de Goddelijke zou kunnen voortbouwen,
dat zij er altijd mee in strijd zou moeten
komen, dat men slechts of de eene of
de andere kan gehoorzamen.
Zeker, als men de vraag stelt zooals
Tolstoi die stelt, dan kunnen bezittei's
en niet-bezitters, werkgevers en werk
nemers niet samengaan, dan is er geen
verzoening denkbaar tusschen kapitaal
en arbeid, tusschen volk en overheid,
tusschen recht en plicht.
Daarom verwerpt Tolstoi ook den
eigendom en alles wat naar zijn meening
in botsing komt met de Goddelijke wet,
waarmee de menschelijke in eeuwigen
strijd is. Maar als wij zien hoe Tolstoi's
gedachten ons plaatsen voor de keuze
öf zich een denkbeeldige wereld te
scheppen öf de bestaande omver te
werpen zonder eenige zekerheid of uit
zicht dat iets goeds uit dien bajert zou
te voorschijn komen, dan houden wij
de zijde van zoovele andere groote
geesten, die de verheffing van het men
schelijk geslacht liever zoeken langs
den ordelijken weg van verzoening tus
schen wat schijnbaar onverzoenlijk en
in eeuwigen strijd is.
De Goddelijke öf de menschelijke wet,
of, zooals Tolstoi, de Rus, met zijn
militaire omgeving, het zegtde Godde
lijke wet öf het militaire reglement?
Neen, zouden wij zeggen, niet één
van beiden, maar beiden. Beiden te
doen zijn in overeenstemming en ook
beiden te gehoorzamen, ziedaar een
moraal, die men veilig stellen kan
tegenover die van den grooten Russischen
denker.
li
Nederlandsche krijgsgevangenen
op Ceylon.
Waarom eenige leden van een der
Nederlandsche ambulances door de Eggel-
schen als „krijgsgevangenen „naar Ceylon
werden gezonden, schijnt meer de aan
dacht der pers dan die van het publiek
bezig te houden, niettegenstaande uit
blieven van dr. van Houtum en dr. Car-
tier van Dissel gebleken is dat naar
voorwendsels door de Engelschen is ge
zocht om de mannen, wier taak zich
niet uitsluitend tot de Boeren bepaalde,
maar ook aan het Engelsche leger ten
De jongen werd Adam genoemd, een
naam in zijne familie zeer geliefd maar
jnetteriijd scheen het, alsof hij dien
naam geen eer zou aandoen. Als den
stamvader van ons geslacht stelt men
zich in den regel een mensch voor van
statigen en krachtigen lichaamsbouw
deze Adam echter groeide wel in de
hoogte, maar was en bleef een tengere
knaap, het evenbeeld zijner moeder.
Gezond was de kleine bengel wel, die
met schrandere oogen de wereld inkeek,
maar eenzelvig, droomerig, geen vriend
van drukke spelen. Liefst was hij met
eenig stil werk alleen bezig, met graven
in het zand, huisjes bouwen en derge
lijke zaken. Zoo groeide de knaap om
en bij zijne moeder op, tot hij oud ge
noeg werd om de school te bezoeken.
Daar was hij in zijn element. Alras was
hij zijne medeleerlingen vooruit, werd
een baas in het schrijven en rekenen,
en achtte de boeken zijne beste vrienden.
De oude meester, die zeer met den
knaap was ingenomen, meende dat er
goede kwam, gevangen te zetten. Toch
is het geval van dien aard dat nu van
regeeringswege, naar wij veronderstellen
mogen, over deze zaak met de Engel
sche regeering onderhandeld wordt, dat 't
wel onze aandacht waard is, al behooren
wij natuurlijk, zoolang niet beide partijen
gehoord zijn, ons niet op te winden,
maar rustig at te wachten welk licht
onze minister van buitenlandsche zaken
ons zal kunnen verschaffen.
Wij zijn het volkomen eens met de
N. R. Ct. waar zij zegt te hopen dat de
regeering niet langer zal wachten met
de natie mede te deelen, wat zij inder
daad recht heeft te weten.
Sedert deze wensch werd uitgesproken
is echter nog niets van den betrokken
minister vernomen.
De vermogensrechten der getrouwde
vrouwen.
Te Arnhem werd den 12en dezer in
de algemeene vergadering van de Bi'oe
derschap der Notarissen een zeer gewich
tig onderwerp behandeld n.l. de vermo
gensiechten der vrouw, een punt dat
vooral in dezen tijd aan de orde is ge
steld door de beweging voor de rechten
der vrouw.
Breedvoerig werd over dit gewichtige
onderwerp beraadslaagd, maar eindelijk
bij stemming uitgemaakt dat geheele
gemeenschap van vermogen wenscheljjk
is, zoodat de bestaande bepalingen
handhaafd blijven. De vraag of het wen-
sehelljk is dat man en vrouw gelijke
rechten hebben, werd ontkennend be
antwoord. Vervolgens werd nog uitge
maakt dat het wenschelijk is dat de
man het beheer en de beschikking over
het vermogen der gemeenschap behoudt,
maar de medewerking der vrouw behoeft
om vast goed te vervreemden, effecten(
en schulden, aandeelen in schepen, enz.
Door zulk eene bepaling meende men
dat een slagboom gesteld werd voor
veel onrechtvaardigs door mannen be
dreven.
Door een der sprekers werd voorgesteld
dat de vrouw onbeperkt recht heeft
scheiding van goederen te vragen, maar
met de toevoeging dat de vrouw door
die scheiding het gezin niet tot onder
gang brengt. In dat geval moet de man
er zich tegen kunnen verzetten.
Deze toevoeging wijst op het gevaar,
zegt het R. Nwbl. waarmede de veran
derde bepaling dreigt en spoort tot groote
behoedzaamheid aan,opdat de verandering
geen bron tot twist, tweedracht, proces
sen zij.
Het is waar de tegenwoordige wette
lijke bepalingen geven aanleiding tot
grove onbillijkheid ten opzichte der
vrouw, maar die gevallen staan in ver
iets beters in hem stak dan hier op het
eiland in de voetstappen van zijn vader
te treden. Zijn vader dacht er echter
niet aan iets anders van hem te maken
dan een veerman, zooals hij en zijne
voorvaderen waren. „Het verkeer wordt
van jaar tot jaar beter. Verheug u, mijn
zoon, dat het bed zoo goed voor u ge
maakt is, gij zult uw leven lang geen
zorgen hebben/' zeide hij.
Op zulke redenen knikte Adam slechts,
maar antwoordde er niets op.
Hij bleef op de school tot hij zijn
vijftiende jaar voleindigd had en de
meester verklaarde, dat hij hem niets
meer kon leeren.
De herfststormen kwamen vroeg op
zetten en maakten den goeden naam
der Septembermaand te schande. De
regen viel in stroomen neer en de lucht
was zoo koud, dat de haver op het
veld niet wilde rijpen en het ooft nog
omijp van de boomen viel
Ook beden was het weer zoo on-
houding van minimum tot maximum,
wanneer men nagaat, hoe thans het in
den regel goed gaat. Verandert men het
tegenwoordige, wat al onbillijkheid in
tegenovergestelde lichting zou er uit
voortvloeien.
Er ia in den regel geen vermogeD,
althans niet wat zulk een ingrijpende
verandering noodig maakt. Waarom
dan aan vrouwen een scherp, dubbel-
snijdend wapen in de band gegeven en
vooral aan die vrouwen wier zucht
naar tegenspraak, naar actie tot onrecht
voor anderen, voor kinderen kan leiden.
Niet dat men aan de vrouw alle recht
van verzet moet ontzeggen, elk wapen
ontnemen, maar men formuleere dat
recht in beperkenden zin opdat uit de
goede bedoeling geen kwaad voortvloeie.
Op ouders van beide partijen, zoo die
nog jong zijn, rust de verplichting om
door huwelijksvoorwaarden beider rech
ten te bewaren, te waarborgen die zorg
mag men verwachten van de aanstaande
echtgenooten zelve, als zij tot zekeren
leeftijd zijn gekomen en de wetgever
vuile de rechten bij huwelijksvoorwaar
den te verleenen,aan om aan de vrouw de
macht te geven zich aan buitensporig
heden te onttrekken.
Onze expeditie naar China.
Volgens het Bat. Nbl. kunnen de naar
China vertrokken schepen een landings
divisie aan land brengen van 400 man
sterk, de non-combattanten (ambulance
enz.) meegerekend. Als commandant
dezer divisie werd genoemd de kapitein-
luitenant ter zee Cramer, le officier van
de Holland.
De J.-B. meldt, dat door den minister
van Marine aan den commandant van
de divisie naar China last is gegeven om
een der drie schepen achter te laten te
Shanghai en met de beidere andere
door te gaan naar Takoe. Als eerste
plicht is voorts den divisie-commandant
opgelegd om bescherming te verleenen
aan Nederlandsche onderdanen en dezen
zoo noodig, aan boord te nemen, zonder
dat uitgesloten is zijne bevoegdheid om
met militair gezag op te treden, wan
neer dit zal blijken noodig te zijn. Te
dien aanzien is den kapitein ter zee
Lamie de vrije hand gelaten.
Het blad meldde later
„Met zekerheid kunnen wij thans
mededeelen, dat voor het zenden van
troepen naar China uit Indië, tot nu
toe geen bevelen van hoogerhand ge
geven zijn."
Parijsche tentoonstelling,
Aan Nederland zijn op de Parjjscbe
tentoonstelling 22 eerste prijzen, 77
gouden, 75 zilveren en 43 bronzen
vriendelijk mogelijk. Een noordwester
geeselde het water door de zeeëngte.
De korte golven droegen witte koppen
en de kustvaarder hadden de zeilen
gereefd.
Peter Jensen was in de schuur bezig en
zag van tyd tot tijd met een zorgzaam oog
naar zijne schuiten. Adam zat als ge
woonlijk over zijne boeken en merkte
niets van wind en weder daarbuiten.
Zijne moeder stond bij het waschvat en
had er zorg over, hoe zij haar wasch
wel droog zou krijgen.
Het veerhuis scheen sedert een paar
dagen als afgesloten van de wel'eld
niemand liet er zich zien. Hoe verwon
derden zich vader en moeder Jensen,
toen zij door den aanhoudenden stort
regen op het huis twee mannen zagen
toetreden, die op den ingeweekten weg
slechts met moeite vooruitkwamen.
Hunne groote parapluies dropen van
water. Om den wind hielden zij die zoo
dieht over het hoofd, dat men hua ge
laat niet kon zien. Peter Jensen brom le