Zaterdag-
18 Augustus
>0. 194.
1900
imend Meisje
ïge Delft 19.
38e Jaargang.
Eïl VLISSIHtlSCHE CBIIRAIÏT
L 13 IV
f 105.-,
2LEN:
1 ÏOO.-.
N D een net
dreaBellamykade G. [J
4TRAMD1ES8T
ÜU3EK sn X.ED3LEÏÏ2S r, I
gen Heriistvm 4 50 5 5!
rkdagae) Van Zeümarkt
111 45 u 12 30 2
5 8 SO 10 15.
mn 1 15 2 45 4 15 5 551
burg miar Ztilmarkt V/uii».
8 23 (alleen op werkdagen)
1150 nm 1 20 2 50 4 2(11
10 20 11
nm 12 35 2 S 3 35 5 15
ilreskens-Maldeglieni,
Greeuwichtijd.)
ens 6.23, 8.25, 10.37, 1,18,
>rugSluis 5,31, 6.9, 7.35,
.51, 2.35, 5.33, 8.24. 9.2!,
[hem 7.42, 10.—, 1.38, 4,32,
-Draaibrug 5.51, 6,29. 8.10
2.10, 5.6, 8.3, 9.5, 9.45.
!CUE HAVENDIENST.
gen :vm. 66 20 7—7 50
10 9 40 10— 10 20 10 40
S nm 1 10 1 30 2 220
10 3 40 4 4 20 5 520
7 50 8 20.
tenaluis vm 6 10 6 30 7 10
9 20 9 50 10 10 10 30
1150 12 10 nm 1 20 140
0 3 10 3.30 3 50 4 10 4 30
7 20 7 40 3—8 30
iSYg&S€aiS£ft]E.
lus 1900.
:ijd
11 55a) nm 3 15 6 20b)
12 20a) 3 50 6 50
25 nm 1 55a) 4 15
45 2 15a) 5 05
55a) 3 80 6 20b)f)
15a) t 3 50 6 4öf)
C3-
e vm 8 10
8 40
van 6,20 naar Breakeu* en
/lissiiigen waar Bovaaele en
aangelegd.
en bet spoorwegstation
2 25
'12 40
6 53
7 53
6 20
6 46
5 29
6 11
7 20
7 45
8 33
9.14
9 28
9 5b
10 7
*6 23
6 53
8 16
9 47
10 28
10 36*10 48 11 2 *11 13
Heen reizigers le en 2e kl.
7 33
81
8 47
'10 1
1)
1021
I)
i 49
10 36
24
616
i 38
10 28
125
63
7 50
1140
310
7 25
8 32
1222
3 50
85
8 48
12 38
44
8 21
95
12 55
4 22
8 38
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 6 cent. Hon abonneort zich b(j alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij don Uitgever
F. VAN DE VEliDE Jr., Kleine Markt, I. 187.
ADVERTENTIËN van 1—4 regela 0.40. Voor olkun regbl
meer 10 cent. - Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie woïdt de prijs slechts tweemaal berekend. Orooto letters
en cliché's worden naar plaatsruimte berekend.
YenchQnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen.
Telephoonnummer IO.
Abonnements-Advertontlën op zeer voordeeltge voorwaarden.
jemeentebestuur.
Hl TM DtR WF-T.
van vergunning lot het uit-
Irdden van een briquettenfabriek.
Burg. en Weth. van Vlissingen
it op art. 8 der Hinderwet
I brengen ter algemeene kennis
,tlt b[j hun besluit van heden ver
loting is verleend aan de firma VAX
[iOUTK en VAN VERRE te Vlissingen
het uitbreiden van de briquettenfa-
|itk, aan den Singelweg, door het
laaraan verbinden van een stoomkoren-
1, itifmaleril benevens houtzagerij.
Vlissingen, den 10 Augustus 1900.
Burg. en Weth. voornoemd,
VAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
De Secretaris,
W1TTEVEEN.
Herplaatsing).
De Limburgsche steenkoolmijnen.
I De oorzaken van de onrustbarende
ping der steenkoolprijzen zegt de
kiotósche Ct." zijn niet alleen te
pea in de 'schauracbte van het product,
lar ook in de kunstmatige opdrijving
r prijzen door de syndicaten en trusts,
e ook in de oude wereld zulk een rol
|an spelen.
lom het steenkolen-syndicaat in be
lang te houden zou Staatsexploitatie
p ia Limburg aanwezige steenkoolmijnen
(ortreffelyk kunnen werken. Maar bij
l behandeling dezer aangelegenheid
kracht onverklaarbare langzaamheid.
April 1899 is een comm. benoemd
onderzoek te doen naar de mogelijk-
|d van Staatsexploitatie van een deel
Limburgsche mijnen, en tevens is
nieuwe mijnwet ingediend, die de
llginning door particulieren op beteren
Indslag regelt. Het Voorl. Versl. van
f afdeelingsonderzoek verscheen reeds
Aug. 1899. Maar het antwoord
Hegeering laat zich nu, een jaar
|tt dus, nog steeds wachten. Die lang-
Imheid is onverantwoordelijk.
U J, L L1T <a u.
van Hans von Zobelfitz.
|"t voor Marie aux Chênes haalde
J°? een kleinen wagen in. Reeds van
le had ik gezien dat op het open
F1'?, met éen paard bespannen, eene
r' ^nker gekleede vrouw zat. Eene
pUster dacht ik, die ginds naar
r> "ast St. Privat, wil.
I'eetend wilde ik voorbij rijden. Maar
"ll'ig keek ik even in het doodsbleeke
en op hetzelfde oogenblik herkende
f1'vrouw Von Selgen, die mij evenzeer
l®de en met een kreet van ver-
|e"tg de armen naar mij uitstak.
wist niets van haren man. Ik had
gedurende de laatste weken niet
liïhn'6'8 Van kem S®boord. Op dit
f ik begreep ik echter onmiddelijk
I v°t zij hier was. Op het zachte,
roefheid ver) leekte gelaat stond
^geschrevenschrik, angst, ver-
en toch ook nog weer een
fiend hopen.
PT» daarop naast den wagen
^de zij mij met door tranen
L6 atem> dat zij een telegram had
I gen van den generaal, waarin
1 medegedeeld dat haar echt-
|ddeliilaar gekwetst was; dat zij
W t Wii>1 "^«reiad om hem zoo
i 'e kunnen helpen verplegen,
„Wie koren inhoudt, dien vloekt het
volk.' Dat Schriftwoord geldt allereerst
hen, die door allerlei Kunstgrepen thans
de steenkoolprijzen opdrijven. Maar ook
onze Regeering mag aan deze uitspraak
wel eens denken, waar zjj, wetend welk
een rijke schat van onmisbare brandstof
onder Limburgs bodem ligt verborgen,
zoo tiaag is om te doen wat in haar
vermogen is om den toegang tot dien
schat te ontsluiten, en daardoor tevens
paai en perk te stellen aan het geweten
loos drijven van mijneigenaais en steen
kolenhandelaars.
Pooien aan kellners.
Op de quaestie van de fooien aan de
kellners is weer de aandacht in het
Handelsblad gevestigd na;jr aanleiding
van een ïapport van een Duitsche com
missie voor arbeidersstatistiek wat het
geven van fooien aan kellners betreft.
Uit dit rapport blijkt dat in Duitsch-
land slechts in 82 pet. van de koffie-
en bierhuizen de kellners een vast
salaris in klinkende munt krijgen. Van
de kellners hebben 17,5 pot., van de
kellnerinnen 21 pet. en van de ober-
kellners 25,2 pet. volstrekt geen salaris,
in welken vorm ook. Meer dan 30
mark per maand (dus 60 cent per dag)
als salaris krijgen van de kellners slechts
10 pet., van de oberkellners 19,4 pet.
Van de kellnerinnen schijnt geen enkele
meer dan 30 mark salaris te krijgen.
Het ontbrekende en dat moet niet
gering zijn moet dus in-den vorm
van fooien worden gevonden. Echter
moet in aanmerking worden genomen,
dat 25,3 pet. van de kellners, 14,2 pet.
van de oberkellners en 97,7 pet. van
de kellnerinnen vrijen kost hebben, en
dat 64 pet. van de kellners, 78,5 pet.
van de oberkellners en 87,9 pet. van
de kellnerinnen, er ook nog vrije woning
bij hebben.
Dat neemt echter niet weg, dat de
meesten er zonder fooien niet kunnen
komen. Alle kellnersvereenigingen en
19 van de 27 ondervraagde patroons-
vereenigingen hebben de vraag, of het
personeel in 't algemeen met de salarissen
hem mee te nemen indien dat kon dat
zij zich te Mainz gelukkig bij een troe
pencommando had kunnen aansluiten, en
hoe zij nu vierentwintig uren aaneen
had rondgedoold om haren man te
zoeken van het eene lazaret naar het
andere, van het eene gehucht naar het
andere, waar zij overal hetzelfde mede
lijdende schouderophalen als antwoord
had ontvangen op de vraag naar haren
man. Van ochtend vroeg had een dirigee-
rend officier van gezondheid haar gezegd
dat het niet onmogelijk was dat haar
man nog te St. Privat lag of te St.
Marie aux Chênes misschien
waarschijnlijk omdat hij niet kon
vervoerd worden
Hare stem klonk ook nu als een
gedempte klokkentoon, maar zoo treurig,
zoo ontzettend treurig.
Zij bad en smeekte m(j, haar te hel
pen.
Goede God Hoe zou ik haar moeten
helpen! Ik was scherp aan m(jn tijd
gebonden, 't Zou een toeval wezen ais
wij Selgen van daag vonden of misschien
alleen nog zijn graf.
En terwijl ik zoo naast haar voort
reed, met gebogen hoofd, gevoelde ik
toch diepe bewondering voor deze stille
vrouw. Ik wist wat het. voor zulk een
jong, onervaren schepsel beteekende, zich
tot hierheen den weg te hebben gebaand,
alleen, dwars door een warnet van ver
sperde spoorweg-verbindingen, vaak over
vreeselijke slagvelden. Daartoe werd eene
buitengewone omzichtigheid, energie,
vastberadenheid vereischt. alleen eene
zelfopofferende liefde was in staat haar
daartoe kracht te geven.
En die liefde sprak ook in de vaste
kon rondkomen, ontkennend beantwoord
en er aan toegevoegd, dat het personeel
afhankelijk is van de fooien.
De vraag, de .cardinale kwestie, of het
fooienwezen een nadeel is voor het
kellnersvak, is door 11 patroons- en 25
kellnersvereenigingen bevestigend,door 14
patroons- en één kellnersvereeniging
ontkennend beantwoord. De meeste
patroons zeggen, dat de fooien onmoge
lijk zijn af te schaften, ten eerste omdat
zij voortspruiten uit een internationale
gewoonte en men den bezoekers toch
niet kan verbieden fooien te geven,
(maar wel het personeel verbieden, ze
aan te nemen en ten tweede, omdat
er een aansporing in ligt tot goede be
diening en de bezoekers tal van kleine
diensten en oplettendheden vergen,
waarvoor men geen vast salaris kan
bedingen.
En eindelijk zou het afschaffen van
de fooien een salarisverhooging mee
brengen, zóó groot, dat die zelfs ineen
beduidende prijsverhooging van de ver
teringen niet zou zijn te vinden. Een
Berlijnsch koffiehuishouder heeft ver
klaard dat hij, wanneer hij zijn kellners
geen schade wilde laten lijden door
afschaffing van de fooien, ieder van hen
300 mark per maand zou moeten be
talen, in plaats van de 24 mark die hij
nu betaalt.
En daarbij merkt hij nog op dat z(jn
kellners geen groots fooien rngen,
omdat hij lage prijzen heeft.
Een ware plaag.
(Ingezonden).
Een ware plaag in dezen tijd zijn
voor ons veede vliegen.
Reeds vele middelen tot het verdrijven
van dit lastige goedje uit den veestal
zijn aangegeven en aangewend. Doch
niet alle zijn gebleken even goed toe
gepast te kunnen worden of, zoo dat al
het geval was, even afdoende te zijn.
Eenige praktisch uitvoerbare middelen
willen we hier kort aangeven. Men
neme er een proef mee.
Allereerst komt in aanmerking het
beschermen van die vogels, welke jacht
overtuiging waarmede zij telkens weer
herhaalde „Ik zal hem wel vinden
ik moet hem vinden."
En wij vonden hem werkelijk. Doo-
delijk gewond, met een schot in de borst,
maar onder goede verzorging, in het huis
van den pastoor, zorgvuldig verbonden
en verpleegd.
Spreken mocht hij niet. Maar zijne
lichtende oogen zeiden genoeg, toen zijne
vrouw naast zijne legerstede knielde.
Ook mij drukte hij zwijgend de hand.
Toen bleef zijn blik weer met innige
hartelijkheid op het verbleekte gelaat
zijner vrouw rusten.
De plicht riep mij weer van dit ziek
bed weg. Ternauwernood kon ik eenige
woorden met den dokter wisselen. Hij
haalde de schouders op „Zijn leven is
in Hooger band
Ik ging evenwel niet zonder hoop
heen.
Twee maanden later ontving ik voor
het eerst weer bericht. Wij lagen voor
Parijs en een genezen uit het vaderland
teruggekeerd kameraad bracht mij de
groeten van Selgen en zijne vrouw. Z(j
had hem na wekenlange zorgvuldige
verpleging, werkelijk in hunne kleine,
met wilden wingerd begroeide woning
teruggebracht. „Maar," voegde mijn
vriend er op treurigen toon bij, „hoogst
waarschijnlijk alleen om er te sterven."
Einde October kwam werkelijk het
doodsbericht. Stelgen was zacht ontsla
pen, aan den avond van den dag dat
hij nog, als tot afscheid, het IJzeren
Kruis had ontvangen. En weer hoorden
wij uit den mond van Hilgendorff, die
een aanvullingsttoep uit het garnizoen
naar het regiment had overgebracht, hoe
j maken op vliegen. De zwaluwen zijn
j dan wel onze beste vrienden. Men be-
vordere dus het wonen van zwaluwen
in de nabijheid van veestallen. Dat kan
men het best door plankjes langs den
muur onder het overhangende dakge
deelte aan te brengen. Hierop bouwen
de zwaluwen gaarne hare nesten.
Ook meezen, roodborstjes en vleer
muizen zijn echte vüegenliefhebbers.
Door het verven der ruiten hulle men
den veestal in een halfduister. Hiervan
houden de vliegen niet. Dat verven
geschiedt het best met een mengsel van
wii kalk en blauwsel. Tegen den winter
kan men de dunne laag verf afwasschen.
Dit blauwverven wordt in Duitschland
met zeer goeden uitslag toegepast in
de militaire paardenstallen.
Daar, waar in plaats van ruiten, vallen
of luiken zijn aangebracht, voorzie men
de gaten van gaas of vlechtwerk van
ijzerdraad. Daardoor kan steeds een
versche luchtstroom in den stal dringen
en is den vliegen de toegang belet.
Het bestrijken der muren met stoffen,
schadelijk voor de vliegen of onaange
naam van reuk. Hiervoor komen in
aanmerking 150 gram creolin in 12 liter
witkalk. Iemand, die dit in zijn varkens
hokken toepaste, had weinig last van
vliegen. Ook aluin is goed 1 K.G. op
een emmer witkalk.
Het plaatsen van schaaltjes met
laurioroüe wordt ook wel aanbevolen.
De insecten schijnen den geur hiervan
niet te kunnen verdragen en gaan op
de vlucht.
De moeite en kosten, aan een en
ander verbonden, zijn gering in verge
lijking met de schade, die men heeft
tengevolge van achteruitgang in melk
en vleeschproductie bij het rundvee, dat
heele dagen door die plaaggeesten gekweld
wordt.
Het Hospitaalkerkschip. „De Hoop."
Aangaande dit schip wordt gemeld
Schip en bemanning maken het goed.
Zij hebben alleen nogal wat slecht weer
op de laatste reis gehad, maar overigens
hadden zij het niet kwaad,zoo tusschen in
opofferend mevrouw Von Selgen haren
man tot zijn dood toe had verpleegd.
En tevens hoe kalm en bedaard zij zich
onder haar verlies had gedragen.
De winter ging voorbij. Onder de
jubeltonen onzer dapperen en het dreu
nend gedonder van het geschut werd
het keizerrijk gegrondvest en eindelijk
de vrede gesloten. En eveneens onder
gejubel en fanfares keerden wij terug
en trokken onze feestelijk versierde gar
nizoensstad binnen. En wij moeten
het eerlijk bekennen, de mensch is nu
eenmaal zoo onder al dat jubelen en
juichen rondom ons dachten slechts wei
nigen aan degenen die niet met ons
waren teruggekeerd, aan de dooden.
Maar zij, die gade, broeder, zoon of
vader hadden verloren, bleven stil treu
ren tusschen de vier muren. Zij wilden
met hunne zwarte kleeding, met hun
rouwfloers om den arm met hunne
juist op dit oogenblik weer met ver
nieuwde kracht uitbarstende droefheid
de vreugde der anderen niet verstoren.
Ook mevrouw Von Selgen zag ik niet
bij onzen intocht. Maar toen ik acht
dagen later, toen het feestgejubel was
verstomd, naar het oude kerkhof ging,
dat zich door hooge muren omringd aan
de andere zijde van het glacis bijna
tot de rivier uitstrekt toen zag ik haar.
De doodgraver met zijn grijs hoofd
had mij den weg gewezen naar de plek
waar de gestorven kameraden rustten,
't Waren de laatste die hier op dit
kerkhof sliepenmen had reeds lang
het voornemen gehad het buiten gebruik
te stellen.
een zeemanslevenfje, zooals kapt. K.
Schol het noemde.
97 patiënten werden deze reis door
dr. Frasen behandeld. De meesten waren
loopende patiënten en slechts 8 moesten
te kooi worden gebracht.
Er zouden daarvan heel wat dood zjjn
gegaan als De Hoop er niet geweest
was, zei de kapitein toe een verslaggevei
van het Hbld. Want kijk eens hier, als
een schip op de haringvangst is, dan
wordt om een zieken man niet zoo licht
besloten om de thuisreis te ondernemen.
Dat zou heel wat schade wezen. En dan
kan iemand, die er geen verstand van
heeft, ook eigenlijk niet zoo zien of de
ziekte ernstig is of niet.
In de meeste gevallen werd de hulp
van den geneesheer gevraagd voor
gewonden, voor 'menschen die een
ongeluk hadden gekregen onder hen was
er een met een gebroken been, die aan de
wal moest worden gebracht, omdat de
dokter van meening was, dat de gewonde
niet aan boord kon blijven uithoofde van
het slingeren van het schip.
Maar er kwamen ook nog al eens
mannen met bloedspuwingen.
Longziekten komen onder de visschers
veel voor. „Meer dan je misschien zou
deDken, meneer," zei de kapitein, die
het visschersvolk goed kent.
Besmettelijke zieken waren er deze
reis niet, in tegenstelling met vorige
reizen, toen nogal typhuslijders werden
opgenomen.
Zooals vroeger medegedeeld werd,kruiste
het schip meestentijds op de Schotsche
kust. Op het overnemen van patiënten
aan den wal waren de consuls niet
happig.
De afrekening met de gouvernementen
ook met het Nederlandsche, gaat niet
vlug, en zoo komt het, dat de hospitalen
nogal lang moeten wachten op de ver
rekening der verpleegkosten.
Van het bericht in de Weser Zeilung
over het verstrekken van versnapering
en jenever aan Duitsche transportschepen
was natuurlijk niets waar.
De godsdienstoefeningen zullen de
volgende reis door andere predikanten
worden geleid.
De graven van de krijgsmakkers lagen
langs den westelijken muur en geen
hunner dat niet door eene zorgende,
liefdevolle hand met bloemen was
versierd.
Geheel aan het einde van de lange rij
moest Selgen's graf liggen.
„Daarboven" zeide de doodgraver
die mij met zijn gieter in de hand was
gevolgd.
Daarboven zat ook zy, op eene kleine
bank, aan het hoofdeinde van het graf
dat met een kruis was versierd, dicht
aan den hoogen muur. Hare gestalte
scheen mij in het rouwgewaad nog
slanker dan vroeger. Zij hield de handen
in den schoot gevouwen.
Haar gelaat was doodsbleek het stak
zelfs af bij den grijzen muur. Maar er
lag een diepe vrede over gespreid, de
naglans van eenmaal gewonnen maar
ook met stille onderwerping afgestaan
geluk.
„Mevrouw komt hier alle dagen*,
zeide de oude man zacht tegen mtj.
„En dan zit zjj telkens weer lang daar
boven voor het grat bij den
muur tot de zon ondergaat
Ik legde hem de hand op den schouder.
„Wij zullen haar niet storen
Zacht slopen wij heen.
Toen ik mij daarop nog eenmaal om
wendde, vielen juist de laatste zonne
stralen over het blonde hoofd der jonge
weduwe. Ea weer viel het mij op in
zijne lichtende bleekheid stak het zoo
eigenaardig af tegen den grijsbemosten
muur als een witte bloem
(Avpst.)
EINDE.