bertha. 38e .Isargang. 1900. liën op elkgeliitil 11. Brandewijn, I2001, LEB. iche If. DELVOYE, Vier- I. JAN BUIJS, Hoek Dinsdag Augustus ARISTOCRATIE. liM No. 184. I over" v.'6 t'nders«Heiden, die onhoorbaar L "et tapijt zweven. De lamp I dubb |Z^Waarts °P een kleine tafel en is l'loel-6 ,.orns'u'erfl door een rood gazen Door' h ma^e bloedig kleurt. I de d 611 het 00g moet zictl eerst: aan m VERZEKERING sluit 0| 1 verkrijging van Pensioen ilijke Ongelukken of yUt, en Fabriekspersonee] Hand, Inbraak, Diefstal I Inboedels, enz., Rij wie. van Spiegelruiten, Ver- koopmansgoederen, J,, I te water en te land pe[ iheid. 3t conditiën en premie op atis verstrekt worden doot I H. F. VAN OIJEN. Assuradeur, Vlissingen. lijker voor Grog, voor Advocaat, rder voor Eoerenjongsas, voor Inmaak, ter, geuriger en zuiverder, iDA-isr igineele flacons. ATEURS A°. 1760. Ie controle van Br. VA» HAMEL I0S k KARttEKS. ut, van ECHT linnen Idan bet VLISSIS Prlja per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich by alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks b(J don i t g e v o r F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187. DRAMT ADVERTËNTIÉNvan 1—4 regels 0.40. Voor eiken rego! meer 10 cent. BIJ directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prjjs slechts twee maal berekend. Groote lette:» on eliché's worden naar plaatsruimte berekend. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen. Telephoonnumrner IO. Aboanements-Advertontlën op zeer voordeellge voorwaarden. Ingezonden Dat woord heeft een onaangenamer! klank in veler oor. Als zij het hooren of uitspreken, denken zij aan het machts betoon van enkelen, die door geld, door geboorte of titel het recht meenen te tobben, zich aanmatigen, om boven anderen zich te verheffen, dezen hun meerderheid te doen gevoelen en daarbij niet zelden uit de hoogte minachtend neerzien op allen, die niet dezelfde uit wendige voorrechten hebben als zij. Iiet is niet te verwonderen, dat er, waar deze dingen zich vertoonen, haat ia ontstaan tegen een dergelijke geslachts-, geld- of ambtsaristocratie, waaronder velen gebukt gaan. Zoo sprak reeds de president der Vereenigde Staten van Noord-Amerika, Johnson, nu ruim 30 jaren geleden, dat het de plicht was der Avnevikaansche regeering om te be teugelen zoowel de slavernij als de aristocratie, welke twee zoo innig samen hangen en die beide tot schade zijn voor een deugdelijk volksbestaan. Hij beleed, altijd de aristocratie, onder welken vorm die zich ook vertoonde, krachtig te hebben Maar deze opvatting van dat vreemde woord is niet volkomen de juiste. Het is eigenlijk een Grieksch woord en dat, letterlijk vertaald, beteekent„de heer schappij der besten." De president John son begreep dat, want aan het zooeven ran hem aangehaalde gezegde, voegde hij het volgende toe „Maar er is een soort aristocratie, welke ik altijd groolen eerbied heb toegedragen en zal toedragen, liet is de aristocratie van het talent, de aristocratie der deugd, de aristocratie her verdienste, die de vrucht is van kennis, van een edel gemoed, van een beminnelijken geest en die op eerlijken arbeid berust." Zie, de aristocratie is onafhankelijk van geld, geboorte of stand zij wordt overal gevonden en harer is in de toekomst de heerschappij. Wan neer men dus den strijd voert tegen de aristocratie, dan moet daar altijd bij gezegd worden, dat men daarmee be doelt: de menschen, die aan iets uit wendigs het recht ontleenen, om slecht handelen of anderen slecht te behan delen. Want aristocratie in den goeden zin van het woord is iets schoons en wordt gevonden in alle kringen. Wan neer een rijk mensch, die zijn schatten beeft verkregen, hetzij als vrucht van eigen arbeid of van den arbeid zijner 'aderen, zich niet den zelfzuchtigen bezitter weet van dat kapitaal, maar zich zelf altijd voorhoudt, dat hij er ^WILLIS TM. Naar H. 1HEI N. 1.) |a de ziekenkamer heerscht diepe I 1 e' ^et gedempte licht van de lamp 18£h-reidt een onzekeren iicht- Ison gewennen, om de per- bet tafeltje staat nog een groot doorör ^erm, zoodat geen lichtstraal 'bgen kan tot het ruime ledikant, slechts beheerder of rentmeester van is en dat een helder hoofd en een van liefde kloppend hart hem leeren moeten, hoe hij het zal besteden, dan is hy een aristocraat naar den geest, in wiens hand het geld ten zegen is voor velen. Wanneer een man, uit aanzienlijken stand gesproten, de rij zijner voorvade ren overziet en daaronder velen bespeurt, die, van adellijken naam, ook edel hebben geleefd, dan zich bewust wordt dat hij die traditie moet voortzetten, ook dient uit te blinken door hoogheid van zeden, door adel van gedrag en aldus de ver plichting gevoelt, die zijn edele afkomst hem oplegt, dan is ook hij waard een aristocraat naar den geest genoemd te worden. Wanneer een mensch, tengevolge van zijn verstandelijke ontwikkeling, een eereplaats bezit in de maatschappij en dien post waarneemt met een nauw gezet geweten, zeer hoog houdt het gevoel van plicht en zedelijk recht, dan verdient hij denzelfden naam. Tegen dezen te strijden, is de dwaasheid zelf en kan slechts voortkomen uit onedele jaloerschheid of zelfzucht. Dezulken werden er ten allen tjjde gevonden. Zij waren en zijn de machtigen in de wereld. Van hen gaat een invloed uit over geheel hun kringzij zijn als een licht, dat vriendelijke, koesterende stralen om zich werpt. Maar die aristocratie naar den geest vindt ge overal, niet alleen hier en daar aan de hoven of in de paleizen der grooten, maar ook in de huizen der eenvoudigen. Wanneer gij let op dien werkman, in zijn grove pij, die dienst maagd, in haar eenvoudig kleed, maar bij wie, onder dat gewaad klopt een hoog plichtsgevoel, een hart, dat de waarheid en de reinheid liefheeft, dan vindt ge soortelijk geen verschil tusschen hen en de zooeven genoemden. Wanneer die vader en die moeder de tucht in hun huis schrjjven met de veder der liefde en wijsheid, dan, ook al is het maar het brood des bescheiden deels dat zij kunnen uitreiken, is hun plaats ook onder de aristocratie. De vrees voor de aristocratie, die slechts aan uitwendige dingen haar gezag ontleent, is dwaas, want, moge zij ook al eenigen invloed uitoefenen, haar heerschappij is bestemd om te verdwijnen. De hulde deze bewezen, de vleierij, waarmede men haar nadert, is een zicb buigen voor vorsten, die toch ten slotte afstand moeten doen van hun heerschappij en straks den spot, neen, het medelijden zuilen opwekken der betergezinden. De aristocratie naar den geest strijdt tegen hen, die ten onrechte zich dien naam hebben toe- op welks kussens het vermoeide hoofd eener vrouw rust. Alleen een oog, ge wend aan de duisternis der kamer, kan de omtrekken van eene menschelijke gestalte in het bed onderscheiden. Het donkere haar, dat gedeeltelijk is losge woeld, teekent zich dan op de witte kussens. Het is onmogelijk de gelaats trekken te onderscheiden.Ook het lichaam verdwijnt onder het zijden dek en men zou er niets van bemerken, zoo niet van tijd tot tijd eene heftige, koorts achtige beweging het geheele bed deed schudden. Dat is de vrouw, die zich des morgens een kogel in de borst heeft ge schoten. Aan het voeteneinde zit eene ziekenverpleegster in hare eigenaardige kleeding. Het is eene krachtige gestalte, met een stil, kalm, om niet te zeggen onverschillig gelaat. De koortsige bewe gingen der zieke, die zij zoo goed bij ondervinding kent, laten haar koud, winden haar niet op; zij ziet ze zoo dikwerf. Hoogstens, dat de doodstuipen, ais die intreden, het ernstige gelaat nog geëigend, met een geducht wapen zij teekent voort aan die gulden, steeds zich verbreedende streep in de geschie denis van ons geslacht, ons meldend, dat het de reinen van hart zjjn, die de wereld overwinnen en van wie licht en liefde uitgaat over de wereld. Laat ons zulke aristocraten zijn 1 X. Aanslagen op vorsten. De shah van Perzië noemde den man, diekoning Umberto doodde een gek, en den man, die spoedig het op zijn eigen leven toelegde, noemde hij bij denzelfden naam. En als men ziet welke gevolgen die vorstenmoorden gehad hebben, zoo geheel tegenovergesteld aan het doel dat men er mede wilden bereiken, blijkt die naam door den Oosterschen vorst aan vorstenmoordenaars gegeven, op dezen geheel toepasselijk te zijn. Heeft om bij de geschiedenis van den laatsten tijd te blijven, de moord op Umberto bedreven, den triomf van eene zaak of idee bevor derd Integendeel heeft Italië waar de band met het Huis van Savoye dagelijks losser werd, zich thans nauwer geschaard om den metbloed bevlekten hoon.Het ver goten vorstenbloed heeft den wankelen den troon slechts bevestigd. In Oostenrijk is na den lagen aanslag op de keizerin niets in de politiek veranderd en de moor denaar van Carnot bracht een braaf man ten grave, maar de instellingen des lands bleven hetzelfde. Doorblader de geschiedenis. Gij zult er vele bladzijden vinden waarop vorsten moorden vermeld staan, maar tevens zult gij zien dat godsdienstige of staat kundige dwepers in de toestanden slechts hoogst zelden veranderingen brachten, maar wel dat zij die toestanden beves tigden of behoudendgezinden regeeringen de welkome gelegenheid gaven de vrij heid hunner onderdanen aan knellender banden te leggen of goed gezinde regee ringen deden huiveren tot hervor mingen, zelfs de meest dringende over te gaan. Zulke zinneloozen, die geen staatkun dige of maatschappelijke omwenteling kunnen bedoelen de geschiedenis leert hun maar al te wel dat er heel wat anders noodig is dan de verdwijning van een man of eene vrouw om een stelsel omver te werpen moeten dus slechts gedreven worden door een ge voel van haat tegen al wat hoog ge plaatst in de wereld, door eene blinde iets ernstiger doen plooien. En dan denkt zij „Mijne taak is spoedig ten einde. Nauwelijks hoort men eenig geiuid in de ziekenkamerSlechts een zacht weenen Het komt ginds uit den hoek. Daar zitten, tegen het gordijn ge leund, twee kinderen, wier tranen vlieten. Het zijn een meisje van acht en een jongen van vijf jaar. Het meisje gelijkt op de moeder; donkere oogen kijken onder lange oogharen uit; donkere lok ken vallen op den geborduurden kraag. De knaap is blond met volle wangen en begrijpt niet recht wat'om hem voor valt. Hij ziet echter zijn zusje in stilte weenen en dus weent hij ook. Het meisje heeft den arm om den knaap geslagen, en zoo houden zij elkander bij de handen vast. Slechts een zacht weenen. Als aan de lippen der zieke een geluid, een rochelen ontsnapt,ijlt eene kleine, magere, hoekige vrouw, die in de kamer bezig is, met onhoorbaren tred op het ledikant toe en buigt zich over het bleeke gelaat moordwoede of de zucht om door een moordaanslag schrik te houden onder de gekroonde hoofden. Meer wel niet zeker, want die gekroonde hoofden vinden hunne opvolgers maar al te vaak geneigd de tot dusverre genoten staatkundige vrijheid aan boeien te leggen en de strijd tegen anarchie strenger dan ooit te voeren. Dat is dan al de winst door de anarchisten behaald, als men hel voor hen winst mag noemen dat zij als honden opgejaagd worden van het eene land naar het andere, de politie elk hunner schreden nagaat en zy steeds gevaar loopen haar in handen te vallen, 't Is wel merkwaardig dat Italië dat zelf het initiatief had genomen tot een anarchistischcongres om zijn eer door zoovele misdaden van Italiaanschen oorsprong te redden, het eerst van allen zich genoodzaakt zal zien de toen beraam de middelen tegen het anarchisme in al hun gestrengheid, misschien nog ver scherpt, toe te passen. Maar wraak is geen goede raadgeefster. Men kan aan politie en justitie de krachtigste wapenen aan de hand doep om de woelingen der anarchisten te onderdrukken en tegenover hun schrikbewind een ander schrikbe wind stellen, maar daarmede wordt ook een slag toegebracht aan de openbare en bijzondere vrijheden, die een voor recht zijn van de geheele maatschappij. Tot zulk een stelsel -van vervolging keert men zich niet zonder de eeuwen van vervolging weder in het aanschijn te roepen, zonder een terugstap, die het sein slechts zou zijn tot andere revoluties. Waar dus de maatschappij moet be schermd worden, neme men geen maat regelen die alleen aan eene wraakne ming doen denken, maar slechts zulke die tot het doel leiden, zonder de vrij heid van -anderen in gevaar te brenge n. Zullen de Italiaansche staatslieden die wijsheid bezitten, zal hun hoofd koel genoeg gebleven zijn na den aan slag op een veelbeminden koning om zich niet door hun ijver te laten over meesteren Men mag hopen dat zij voor hun moeilijke taak zullen opgewassen zijn. Eene merkwaardige vergadering. In de Interparlementaire Conferentie over de toepassing van de beginselen der Haagsche Vredesconferentie te Parijs is o®k Zuid-Afrika ter sprake gebracht, 't Geschiedde door den Belgischen afge vaardigde Lorand met eene schitterende rede, waarin hij opkwam tegen Eiige- lands chauvinisme, dat eene groote liberale natie vervoerde tot een onrecht- matigen krijg tegen een veel zwakkere. Beernaert, de president, en Apponyi verzetten zich tegen deze rede, omdat in de kussens. Het is de oude juffer Bertha. Een afgedragen, donker kleed omhult de magere gestalte op het hoofd draagt zij eene groote, witte, ouderwet - sche muts. Zij woont op de vijfde ver dieping van het groote huis, in welks benedenwoning zij zich thans bevindt. Zij leeft zeer, zeer armoedig van de geringe rente van het och zoo kleine erfdeel, dat hare ouders haar nalieten. Nooit heeft men zich in deze voorname woning om haar bekommerd. Ja, men heeft er wel eens gespot met het gekke fatsoen harer mutsen. De kinderen lach ten haar wel uit, als zij haar zagen. En dat kwetste het oudje. Zij wendde altijd het hoofd af, als zij iemand uit deze woning in het gezicht kreeg. Bij zonder echter, wanneer zij de trotsche vrouw zag misschien benijdde zij haar. Had deze niet alles wat zij moest derven Eene rijke woning, een aan genaam leven vol genietingen, een man, dien zij beminde, op wiens arm zij zich vol vrouwelijken trots steunde, en bloei de Haagsche Conferentie nog niet kon gelden in dezen oorlog. De Engelschman Stanhope liet 't licht vallen op de woorden van hulde, door „zijn vriend Lorand» gericht tot de vrienden van den vrede in Engeland, die gedaan hadden wat zij konden om den oorlog te verhinderen. Waar zij niet geslaagd zijn, zouden zij alsEngel- schen in de droeve noodzakelijkheid ge bracht worden, de vergadering te ver laten, als de Conferentie buiten haar rechten ging en een woord van afkeu ring richtte tot een der oorlogvoerenden. Stanhope smeekte in den geest van eendracht, dat niet te doen. De motie luidde „De 10e conferentie der Interparle mentaire Unie voor internationale arbi trage, te Parijs bijeengekomen, gezien de besluiten der Haagsche Vredescon ferentie; betuigt haar dank aan allen, die tot die besluiten hebben meegewerkt spreekt de vaste hoop uit dat de mo gendheden voortaan niet meer zullen verzuimen, gebruik te maken van de middelen, die tot haar beschikking ge steld zijn om te trachten, de interna tionale geschillen te slechten en be treurt, dat zij dit niet gedaan hebben in de tegenwoordige botsing tusschen Engeland en de Zuid-Afrikaansche re- pubieken." Deze motie werd aangenomen, maar met deze belangrijke, dubbelzinnige wijziging, door Beernaert voorgesteld „en betreurt dat zij het niet hebben kunnen doen". Het volgende congres zal in 1902 plaars hebben te Weenen. Voor de verdreven ambtenaren. De voorzitter van het „Ned. Onder wijzersgenootschap' deelt mede, dat, wanneer Hollandsche onderwijzers in de Zuid-Afrikaansche Republiek in 't ge drang mochten komen en uithoofde van weigering om den eed van trouw aan de overweldigers af te leggen, misschien op even onhebbelijke wijze als de spoor wegambtenaren en enkele predikanten mochten uitgewezen of uitgezet worden, het „Ondersteuningsfonds" niet zou ach terwege blijven om eenige hulp te bieden. Revue op de Zuiderzee. Nader meldt men omtrent deze zoo schitterend geslaagde revue, dat de Koninginnen aan boord gingen van de botters van T. Wouda, te Lemmer; K. Bos, te Huizen; J' Metselaar, te Wielin gen C. Peereboom, te Marken, en H, Tuijp, te Volendam. De Koningin bleek daarbij de kunst te verstaan, het visschersvolk op zijn gemak ende, schoone kinderen. Haar echter, der arme juffer, had het leven alles ontzegd. Toen zij jong was, had zij hard moeten werken en het werk maakte haar spoedig oud. Toen zij op jaren kwam, had zij het armoedig. Bitter gevoelde zy het, nooit het geluk te hebben leeren kennen, 't welk anderen ten deel viel. Nooit had een man zijn arm om haar hals ge slagen liefde, echtelijk geluk, kinder zegen alles had het noodlot haar ont zegd. Treurig en eenzaam vloden hare jaren voort in het armelijke kamertje, dat zij bewoonde, slechts met de zorg als gezellinne. En hoe goedhartig zij ook was, als zij deze trotsche, van geluk stralende familie zag, overmande haar steeds een gevoel van afgunst, dat haai de keel dichtsnoerde. En dan wendde zy zich af. En toen viel er een schot. Zij steeg juist de trap weder op, in een korfje hare inkoopen voor den dag dragende een broodje, een stukje kaas en eenige groente voor de soep. Terwijl iedereen

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1900 | | pagina 1