|oe wacht. Laatste berichten. 565ste STAATSLOTERIJ. Zeetijdingen. Advertentiën. Mi eeuw reeds eonl hoofd der sociaiis. I om de exploitatie lor den mensch te ie staat zich van la lands meester ploitant werd, dat I in onder de land, dezen de noodige In. De toenmalige )m deze theorieën ellende van het |neesche geschied- groot dat de Chi- |ervolgd door den wyk buitenlands et verlangen naar fing, waarvan zy by weinig goeds het oog op deze n. Te St. Louis Iten blyft het op. hebben trammen 3t werkstakende |e passagiers met stokken geslagen, rerden de kleereu Ikstakers vjjftien Jet springen. Alle gewapend duoi I compagnie bjjna jirs samengesteld. |r is telegiaphisch jen paar honderd Ivoor elk van zyn Itwoordde daarop: luw edelmoedig l'gers zijn vast- |n onafhankelijk- te vechten." Ivederom een zeer lhtzitting tegen- pde maai werd Jensberghe. De lige op den ernst Ir afgelegden eed Jicht had hem een |i afleggen. Ge was ten volle |t was niets dan Hij verklaarde |i gezien op een rd moet hebben [li wagen waarop klaarblijkelijk l /.waren inhoud ■op een aarden sten put leide, levondon werd, beweren dat |was toegereden, de sporen van van den weg, lis naar den put. Klaring onwaar, er op dat hij I afleggen om te Ihuldig was dan I onwaar was en vaardigheid der llicht te stellen. T zijne afgelegde tuidelijk gezien misschien meer lagen. De ver- er op dat twee Wensberghe hij gezegd had I krijgen, indien lelburg dezelfde lende getuigenis kende dit ecli- poit iets gezegd, boek van den I genoemde per- liarge voor- Imd Alois de ldat hij Wens- |met een krui- te hebben op |rghe den belcl. beu zien rijden, hiets te zeggen om van vijftig Isproken wordt. Irde getuige a peul. Deze ge- Wen sberghe en hij dezelfde eggen voor Je heiig zou zijn, Ldaar zult gij |ebben", en hij an toch vijftig lortensia van lighers met een van den be- liij op het land middags of Ie getuige niet It herinneren. eens met een pf dat evenwel niet, wèl dat lussée, de vol- van het door |in de woning deze woning vuil uitzag, Joch evenals de rijksveldwachter Cremer en de onderzoeksrechter Herssens uit Gent reeds hadden verklaard, kwam het ook hem voor dat de kelder eerst kort geleden «•as schoongemaakt. Hij vond den kelder ,i. 1. te schoon voor een aardappelkelder, «•aarvoor hij het laatst gebruikt was vol gens held. Hij meent te moeten aannemen Jat de kelder eerst kort geleden was schoongemaakt en later er zand overge- strooid was. Het privaat had hij echter geheel gereinigd gevonden. Bekl. zeide den kelder niet te hebben schoongemaakt, en op een vraag van den president hoe de beerput zoo schoon was, antwoordde bekl. dat hij den put schoon had gemaakt om de beer voor zijn land te gebruiken. De volgende getuige, Leonardus Ver- mandel, was een der twee getuigen die eerst kort geleden verklaard hadden op een Zaterdagavond in de maand April te hebben hooren kappen in bekl.'s woning. Deze getuige had op den Zaterdagavond leven gehoord in dien kelder en tevens licht zien branden. Hij heeft geen bepaal den slag gehoord, doch een geluid dat doet denken aan kraken of breken. De bekl. kwam opnieuw met het gewone ge zegde, dat het onwaar was en zeide boven dien dat hij niet thuis was op den tijd die deze getuige opgeeft. Deze laatste hield echter vol dat hij wel degelijk licht in den kelder heeft gezien en het geluid had gehoord. Arnelius de Sadelaar, de volgende ge tuige, had mede op een Zaterdagavond in liet huis van Misseghers hooren kappen. Toen hij dat geluid hoorde, wist getuige no" niet dat vrouw Haeclc vermist werd. Het geluid dat hij gehoord had, was een ander dan het kappen van hout. Toen hij thuis kwam had hij gezegd: „Misseghers is weer thuis, want ik heb in zijn huis hooren kappen." De volgende getuige, Jacobus Ellegeert, arbeider te Koewacht, heeft van den bekl, een kuipje gekocht, nadat vrouw Haeclc vermist was, doch vóór het lijk gevonden is. Deze getuige gaf eene beschrijving van de woning van den bekl.,zoide vertier dat hij alleen woonde, dikwijls van huis was en er bijna nooit iemand bij hem kwam. Farrailde Ellegeert, arbeidster te Koe wacht, woonde in 1899 nabij Misseghers. Zij kon zich nog herinneren dat zij eenig water onder dé voordeur van de woning des bekl. gezien had, welk water niet naar buiten kon loopen omdat dit belet werd door den steenen dorpel van de deur. Zeker wist zij dat dit op een Zaterdag morgen was. Zij kon ecliter niet verklaren boe dit water er uit zag, wèl wist zij dat liet. vuil was. Emilie de Bruine had den bekl. den 12 Mei gezien in de nabijheid van den beleenden put. Philomena van der Steen, wonende te Moerbeke (dorp,) verklaarde een scheermes te hebben aangezet voor den belcl. omtrent den tijd, waarop de moord moet hebben plaats gehad. En op een vraag van den oflioier van justitie, ant woordde zij dat het een mes was van middelmatige grootte. Ook Theophile Cran- saart, barbier te Koewacht, had het mes voor bekl. wel eens aangezet. Zekere de Schrijver, had dezen getuige gezegd dat bekl. hem zijn land had te huur aange boden, omdat hij voornemens was weg te gaan. De Schrijver, daarop als getuige gehoord, verklaarde dat Misseghers tegen hem ge zegd had met vrouw Haeclc te zullen weg gaan. Deze getuige had toen tegen getuige gezegd.' „dat zou ik niet doen," waarop getuige antwoordde „als ik met haar wegga, is het voor altijd. De president wees bekl. er op dat liet zeer zonderling was, dat het scheermes dat belcl. altijd gebruikte, juist was zoek geraakt omtrent den tijd dat bedoelde getuigen het 't laatst hadden aangezet, zoodat moest worden verondersteld dat het opzettelijk was zoek gemaakt, want niettegenstaande het huis nauwkeurig was doorzocht, was het nergens te vinden en bekl. kon hiervoor geen reden opgeven. F.lanie Verschoor verklaarde dat bekl. den 10 April schrammen in het gezicht bad, het was dus kort nadat Prudentia Haeclc verdwenen was. Toen deze getuige den volgenden dag bekl. zag, vertelde zij I hem dat zij gehoord had dat hij met haar was weggegaan, terwijl bekl. toen zeide dat zij reeds de derde was die dat ver telde. Bekl. heeft aan deze getuige meer malen verklaard dat men vrouw Haeck nooit meer zon zien. Op haar vraag hoe die schrammen in zijn gezicht kwamen, had bekl. geant woord, door de bosscken te zijn gegaan omdat hij niet samen met Prudentia naar buis wilde gaan. De bekl. ontkende het bovenstaande aan voornoemde, vrouw ge zegd te hebben. De president wees er hem nogmaals op dat hij alle verklaringen vau de getuigen, die onder eede zijn gehoord en die dus waar moeten zijn, als onwaar wil doen voorkomen. „Buitendien is gebleken, zoo ging de president tegen bekl. voort, dat ge de verslagene altijd bedreigd had, zelfs eenmaal met een revolver, doch wat de vrouw niet wilde traohttet gij steeds te bereiken, n.l. met haar weg te gaan. Gij waart een geweldenaar, dat is de oorzaak van haar dood. Gij houdt maar vol, ver volgde de president, dat het haar plan was om weg te gaan, doch uit verklaringen der getuigen is genoegzaam gebleken dat zij dat niet wilde om der kinderen wil. De volgende getuige Thomas Verschoore, Werkman te Koewacht, heeft bekl. den 20 April gezien en gevraagd of hij nog niet wist waar de verslagene was, waarop leze ontkennend antwoordde. Misseghers beeft dezen getuige wel tot zevenmaal toe gezegd„Ik zal ze niet vermoorden." Bekl. zeide weer dat deze man loog en dat bij dat zeer goed wist ook. De president zeide tegen den bekl. dat hij den schijn aannam of hij naar de verslagene gezocht had. „Overal waar je geweest bent, vervolgde de president, heb je gezegd dat men haar niet meer zou zien. Dat kon je niet anders zeggen dan, indien je wist, dat ze niet meer zou texug- keeren dat de vrouw dood was. Dat kon je niet weten, of je hebt de vrouw zelf fedood, of je weet dat een ander het ge- aan heeft. Heeft soms iemand die vrouw v an kant gemaakt met jouw medeweten Kan je een gedeelte van de schuld waar van je verdacht wordt, schuiven op een ander. Je wordt schuldig geacht aan deu moord. Bekl. kon op al hetgeen de presi dent hem had toegevoegd niet anders zeggen dan dat hij garisch onschul dig was. De president nogmaals sprekende tot deu bekl. zeide: er zijn vele redenen om je voor den schuldenaar te houden. Uit hetgeen je gezegd hebt moet men opmaken dat je wist dat de vrouw dood was. Je bent een slimmerd,maar tegelijk halsstarig." Nogmaals hield beklaagde zijn onschuld vol. Als getuige werd daarna gehoord T. Verhoeven, arbeider te Westdorpe. Deze kende den beklaagde nog al vrij goed Hij is o. a. 29 April bij hem geweest en toen is er over de verslagene gesproken. Bekl. heeft toen gezegd dat zij weg was. Toen Verhoeven's vrouw tegen den beklaagde zeide „Gust, gij weet zeker vrel waar zij is," antwoordde hij „neen dat weet ik niet, maar als ik ze moet hebben kan ik ze in D/s uur vinden." De verslagene heeft tot dezen getuige gezegd, dat zij dikwijls naar Misseghers moest, omdat het anders vroeg of laat leelijk zou uitloopen. Bekl. zeide weer, dat het juist het tegenovergestelde was en dat getuige onwaarheid sprak. De president herhaalde, dat men uit deze getuigenverklaring kon afleiden, dat bekl, wist waar Prudentia was. Prudence de Maere, te Clinge, was do laatste getuige die dezen dag gehoord werd. zij zeide dat bekl. den 23 April bij haar is geweest en naar haar tante de verslagene gevraagd heeft. Hij zeide toen dat niemand wist waar zij was. tik heb overal gezocht," zoo ging bekl, toen tegen haar voort. Toen getuige tegen Mis seghers gezegd had, dat hij er wel meer van zou weten, had hij gezegd, dat dit niet het geval was en hij integendeel aan het zoeken was. Hij had toen een schram aan een zijner wangen, aan welke kon getuige thans niet verklaren. Hij had nog tegen getuige gezegd„zij moet met mij mee, anders mack ik ze liever kapot." Op een vraag van den officier van justitie of beklaagde meermalen bij getuige kwam, antwoordde zij, dat het reeds bijna 4 jaar geleden was, sedert hij daar een bezoek gebracht had. Hiermede was het getuigenverhoor van dezen dag afgelooptn. Tot heden zijn 48 van de 82 getuigen gehoord, zoodat het meer dan waarschijnlijk is, dat het proces op zijn vroegst Zaterdag zal eindigen. De belangstelling van het publiek blijft zeer groot. Hedenmorgen werd de zitting wederom door een talrijk publiek bijgewoond. Nadat zij weer geopend was, werden aan den bekl. getoond de verschillende ter terechtzitting aanwezige kleederen van de verslagene, het bekende kuipje dat Mis seghers aan Ellegeert zou verkocht hebben. Kortom al de verschillende door de justitie in beslag genomen voorwerpen welke mis schien eenig licht in deze zaak zouden kunnen breng-n. Op de vraag van den president of hij de kuip als dezelfde erkende die hij verkocht heeft en of hij de kleederen niet herkende die de ver slagene droeg toen zij met hem naar St. Nicolaas is geweest, antwoordde de bekl. dat hij zich dat niet kon herinneren, hij had daarover niet nagedacht. Hierna werden voorgelezen de brieven die bekl. aan Prudentia, de verslagene, geschreven zon hebben. Bekl. ontkende wederom die stukken geschreven te hebben. Uit ver schillende verklaringen van de getu'gen bleek, zeide de president, dat bekl. de verslagene had willen dwingen met hem weg te gaan. In dit schrijven heeft bekl. gezegd dat het nu uit moest zijn, dat zij maar moest weten, wat zij deed. Bekl. zeide dat zij samen afgespro ken hadden om naar het buitenland te gaan. De president vroeg of bekl. haar dien avond niet een slag had gegeven toen zij niet met hem wilde meegaan. Bekl, zeide weer dat het onwaar was. De presi dent vroeg bekl. waarom hij zich den volgenden dag had schuil gehouden-, waarop bekl. antwoordde dat dit niet het geval was geweest, dat hij op zijn land had ge werkt. Vervolgens wees de president hem op de toevallige omstandigheid dat hij den volgenden dag juist naar Brussel en Antwerpen was gegaan naar zijn familie die hij in geen tien jaar gezien had. „Je bent daar alleen naar toe ^weest, om niet gezien te worden," zeide de president, en om niet gevraagd te worden waar je met haar gebleven was."Bekl. kon hierop geen antwoord geven. Hierna wilde de voorzitter overgaan, tot het verhooren der verdere getuigen. De verdediger vroeg toen of het O. M. de getuigen 4 décharge Bernard Brugard en Desiré Manses Mong, door de bevoegde macht wilde doen dwingen ter zitting te verschijnen, en getuigenis af te Set O. M. meende dat het niet ver plicht was aan dit verzoek te voldoen, wel was het daartoe genegen. De recht bank begaf zich daarna geruimen tijd in de raadkamer en besliste daarna dat aan het verzoek van den verdediger zou worden voldaan. Het O. M. vorderde dat de bedoelde getuigen zullen worden veroor deeld tot betaling der daarvoor te maken kosten, waartoe de rechtbank last gaf. Flora Backer, wonende te Terneuzen, werd hierop als getuige gehoord. Zij verklaarde dat ae verslagene en de bekl. eenmaal bij haar geweest zijndat bekl. nog eens bij haar geweest was nadat zij had hooren zeggen dat vrouw Haeck vermist werd. Toen deze getuige hij dit bezoek opmerkte dat hij zoo mager was, antwoordde beki. dat hij verdriet had omdat vrouw Haeck weg was, terwijl hij toen tevens zeide dat hij de koorts had en haar liep te zoeken en als zij wist waar vrouw Haeck was zij dit eens wilde laten weten. Zij had nooit gehoord dat Misseghers in eenige verhouding stond met de verslagene. De volgende getuige, Sara de Jonge, te Terneuzen, verklaarde dat bekl. wel eens bij haar kwam en ge weest was om naar de verslagene te vra gen en toen een adres gegeven heeft. Zij heeft het adres, dat hij haar gegeven heeft, door den bekl. zien schrijven. Bekl. kon op een vraag van den voorzitter niet zeggen dat hij het vsrtoonde adres ge schreven had, wèl dat hij een adres aan haar had achtergelaten. Op een vraag van het O. M., of het adres dat hij had achtergelaten, kort of lang na het vinden van het lijk was ach tergelaten, kon getuige geen antwoord geven. Elalia Gijzeis, herbergierster te Ter neuzen, bekende dat zij wist dat een be trekking bestond tusschen de verslagene en den beklaagde. Beklaagde was bij haar geweest voor dat het lijk gevon den was, doch zij wist niet dat Prudentia weg was. Bekl. had toen aan getuige ge vraagd of zij wist waar Prudentia was en als zij het te weten kwam, het hem eens te laten weten. Hij was toen zeer gewoon, niet opgewonden, of toonde gevoel. HortensiaGijsels.mede wonende te Ter Neu zen, heeft Prudentia Vervaet oppervlakkig gekend. Zij had gehoord dat de vrouw vermoord en in stukken gesneden was. Misseghers was bij haat geweest en ver telde dat de verslagene haar woning ver laten had. Ook aan deze vrouw had bekl. een adres gegeven en verzocht als zij iets van haar hoorde, het hem te laten weten. Getuige heeft evenwel hiervan geen notitie genomen. Ook deze getuige heeft het ge sprek tusschen verslagene en bekl. gehoord om samen weg te gaan en heeft toen vrouw Haeck hooren zeggen dat zij dat niet doen kon, omdat zij daarvoor haar huisgezin te lief had. Bekl. ontkende weer dat dit gesprek gevoerd zou zijn en herhaalde weer dat hij niet met haar weg wilde dit zeide hij op zeer heftigen toon- en beweerde dat wat hij en de verslagene van plan waren aan niemand bekend was dan misschien aan iemand dien zij ver trouwden. Getuige kon zich niet herinneren wan neer het gesprek gevoerd was, doch het was in den winter. Gustaaf de Schepper te Rotterdam woonde destijds te Koewacht, heeft bekl. gekend doch geen omgang met hem gehad, doch heeft kort voor dat het geval ge beurd is oen gesprek met den bekl. gehad, hetwelk over het huwelijk liep. Hij heeft den bekl. ontmoet den 29 April bij de Boschkreek toen getuige uit Hulst kwam. Getuige ging toen met den bekl. een eind mee en heeft toen ook over Prudentia gesproken. Bekl. heeft toen tegen dezen getuige gezegd, „en zij komt niet meer weerom," welke woorden hij opgevat heeft in de beteekenis dat ze weg was en weg zou blijven. Deze getuige wist ook zeer goed welke verhouding er tusschen den bekl. en de verslagene bestaan heeft. Bekl. weersprak opnieuw de verklaring van dezen getuige en zeide hem den 29 April ^n i e t te hebben ontmoet. De president merkte op dat de ïecht- bank geen waarde hecht aan de verkla ringen van den bekl. die doodeenvoudig aile getuigenverklaringen onwaar noemt. Hierop werd gehoord August de Meu- lenaere, wonende te Moerbeke, die ver klaarde dat de bekl. hem eens bezocht, evenals de verslagene Prudentia Ver vaet. Bekl. is o. a. bij hem geweest den 2 Mei, des avonds half tien, bad bij hem een glas bier gedronken en heeft, toen deze getuige hem over Prudentia Vervaet sprak, gezegd, dat men haar niet meer zien zou. Opnieuw sprak bekl. deze getuigenver klaring tegen. De president vroeg aan den bekl. of hij wellicht iemand wist die den moord zou kunnen gedaan hebben. Bekl. antwoordde dat hij gansch onschuldig was on de ver slagene niet meer gezien had nadat hij haar op de reeds viermaal genoemde ge noemde plaats had achtergelaten. AFRIKA. Op den raad hun van vriend schappelijke zijde gegeven om zich nu maar te onderwerpen en daardoor de militaire bezetting die nu natuurlijk volgen zal, zoo kort mogelyk te maken en dan te arbeiden aan de zelfstandig heid van Afrika, blijken de Boeren niet te willen ingaan. En waarlijk als men hun succes in de laatste dagen op de Engelschen behaald, nagaat, valt voor het verwerpen van dien raad wel iets te zeggen. Bjj Senekal en bij Lindley toch namen ztj een 500 tal Engelschen krijgsgevangen en moesten dezen ver scheidene dooden en gewonden achter laten. Zulk een succes geeft moed en bovendien weren zich de opstandelingen in de Kaapkolonie zoo geducht dat het door hen gehavende leger onder Warren versterkt is moeten worden. De tot hiertoe gevolgde wijze van oorlogsvoeren zal nu echter opgegeven worden. De Boeren hebben nu ruim schoots ingezien dat zij den strijd tegen de overmacht der Engelschen op de gewone wijze gevoerd, niet kunnen vol houden en deze tot hun vernietiging moet uitloopen. Hun schiet, met hun weinige macht nu niets over dan in het ontoegankelijkeLydenburgschedenguerilla voort te zetten, dezelfde taktiek dus te volgen, die de Philippjjnen met zooveel succes tot dusverre tegenover de Ameri kanen volgen. Naar het luidt zijn de Boeren derwaarts op weg en hebben zij stand gehouden bij Hatherley, 19 K.M. ten oosten van Pretoria op de lyn naai de Delagoa-baai, om tijd te winnen. Het blijkt echter nog niet dat de Engelschen hen daar zullen opzoeken. Waarschijnlijk zal Lord Roberts zijn troepen die hard werk in de laatste dagen gehad hebben, wel eenige rust moeten gunnen, daar bij hetgeen reeds doorstaan is, wat nu nog volgen kan, wel kinderspel zal zijn. Volgens een Engelsch bericht had de inneming van Johannesburg Zondag onder de Boeren een paniek veroorzaakt zoodat er -zelfs sprake was dat Kruger Pretoria zou verlaten. Steyn keurde dit echter streng af en meende dat het pas behaalde succes zulk een besluit niet rechtvaardigde. Kruger zelf schijnt echter geen aanleiding gegeven te hebben om hem van lafheid te beschuldigen, want twee dagen voor de overgaaf der stad, was hij nog besloten ze tot het uiterste te veidedigen. Wat in deze verandering bracht, is echter niet bekend. Wat de Engelsche krijgsgevangenen te Waterval betreft, deze zijn nu naar Nooit-Gedacht in de Elands vallei een ongezond oord naar men zegt over gebracht. Generaal French, die gezegd wordt op weg naar Waterval te zijn, zal dus een eind verder moeten trekken. Het bataljon Yeomanry dat bij Lindley zoo leelijk door de Boeren onder handen genomen werd, bestond voor een groot deel uit adellijke en andere aanzienlijke personen, die zelf hun overtocht naar Afrika hadden betaald en dus niet ten onrechte millionnairs- of glacéhandschoe nenbrigade genoemd werd. Nu is officieel gebleken dat aan de gevangen neming een hevig gevecht is voorafge gaan, waarbij verscheidene kapiteins sneuvelden of gewond werden. Daar eerst werd gemeld dat deze millionnairs- brigade geen verliezen leed, valt daar weer uit af te leiden hoe weinig ver trouwbaar de Engelsche berichten om trent hunne verliezen zijn. In Ierland is de tijding van deze neder laag te Lindley op zeer gemengde wijze gevierd, nl. met het uitsteken van vreug devuren bij de vrienden der Boeren, en het ingooien van ramen bij andersden- Kenden. Ook werd hier en daar tusschen pro- en anti-Boeren gevochten. De politie kwam er natuurlijk niet zonder kleer scheuren af. Het gerucht loopt dat Sir Allred Mil- ner benoemd zal worden tot administra teur over het veroverde gebied, dezelfde man, die eenmaal zeide dat het Boerenras in Afrika moest uitgeroeid worden. Zulk een benoeming moet zeker als een mid del tot pacificatie der Zuid-Afrikaansche Hollanders strekken! Uit Natal vernemen wij goede berichten. De Boeren traden daar met veel succes tegen de Engelschen te Heidelberg op. Bij Doornkop brachten zij met 6000 man aan de Engelschen, die naar gezegd wordt geen voedsel hadden, zware verliezen toe: 70 dooden en gewonden. Buller plukt daar weer geen lauweren en dat zyn verliezen niet gering zijn, kan blijken uit een wapenstilstand van 3 dagen die hy met Botha gesloten heeft en uit het feit dat hij Utrecht verliet en met zijn hoofdmacht teruggetrokken is naar Mount Prospect. DUITSCHLAND. Het wetsontwerp tot uitbreiding van de vloot is aangenomen met 153 tegen 79 stemmen. Het Centrum heeft uit het wetsontwerp een som van 400 millioen mark geschrapt. Men twijfelt echter nietdathet in 't vervolg er voor zal stemmen. Deze uitbreiding van de vloot vordert een uitgaaf van duizend millioen gulden. CHINA. De toestand wordt steeds meer gespannen. Te Peking, waar men een beleg van de Boxers verwacht, maken de leden der buitenlandsche legatiën met hun families zich gereed om een veiliger oord te zoeken. Vele Chineesche bewonerszullen hun voorbeeld volgen. De regeering schijnt thans het gevaar in te zien van de Boxers vrij spel te laten. In krachtige bewoordingen is een keizerlijk besluit afgekondigd, waarin aan de troepen hun lafheid verweten wordt en den onderkoning van Petchili en den opper bevelhebber der Chineesche. troepen bevolen de Boxers te doen verdrijven. Als dit besluit maar niet te laat komt, want de Boxers gaan steeds voort met allerlei gewelddadigheden en de Chinee sche troepen betoonen maar steeds geen grooten ijver in het onderwerpen van de ïebellen, wat misschien wel daaraan zal te wijten zijn dat zy zich verbeeldendat de Boxers onkwetsbaar zjjn. Te Tientsin is het thans ook ver van gezellig voor de vreemdelingen.Daar zyn biljetten aangeplakt waarin gezegd wordt dat a.s. Zaterdag er al de vreemdelingen vermoord zullen worden. Uit Londen wordt bericht dat er geen sprake is van een vereemgd optreden der mogendheden in China. Elke mogendheid zou op zich zelve handelen. Per Telegraaf. GRAVENHAGE. Tweedï Kamkr. Het Kamerlid voor Beventer, de heer Mar- chant, heeft zitting genomen na aflegging van belofte. Bij het ontwerp tot straf rechtpleging van jeugdige personen is aangenomen met 45 tegen 14 stemmen het beginsel dat voorwaardelijke ver- oordeeling tot gevangenisstraf nog kan worden ondergaan na onderganen dwang arbeid. Aangenomen een amendement van den heer Willinge om den rechter de bevoegdheid te geven voor minder jarigen van 16 tot 18 jaar het gewone strafstelsel te volgen, doch alleen by toepassing van gevangenisstraf. Vervallen is het voorstel om berisping alleen op te leggen bij schuldbekentenis en evenzoo een voorstel om met geldboete te straffen ook al kunnen jeugdige personen zelf niet betalen. Oorlog in Zuid-Afrika. LONDEN, 8 Juni. Een correspondent van de Daily Express had te Machado- dorp een onderhoud met president Kruger, waarbij deze zeide, dat de Brugers vast besloten hebben tot het uiterste door te vechten en zich nooit zullen overgeven, zoolang er 500 gewapende mannen in het land zyn. Kruger was niet voornemens het land te verlaten. Troebelen in China. TIENTSIN, 8 Juni. Ongeveer 20 mijlen van Tientsin in de richting van Peking wordt tusschen Chineesche troepen en de Boxers gevochten. Prijzen van f 100 e« hooger. Trekk. van Dond. 7 Juni. 5e kl. 15e lijst. Nos. 204 2084 3997 4722 5900 5980 7540 12321 12372 13700 14499 15751 16030 16418 19371 100. Nos. 11517 16770 19142 20243 f 200. Nos. 1960 7194 9444 400. Nos. 4521 4910 10219 11936 1000. No. 20942 1500. No. 14676 10,000. No. 11443 50,000. Aangekomen te Fredrikstad 28 Mei de Noorsche brik Augusta kapitein Johnsen. 5 Juni te Swansea de Engel sche schoener N. C. Buil, beide van Vlissingen. Marktberichten. Vlissingen, 8 Juni. Boter 0,95 a 1,05 per K.G. Eieren f 3,40 a 3,60 per 104 stuks. Ondertrouwd: GERARDÜS J. STROO en SIJKE S. BOOGAARD. Vlissingen, 7 Juni 1900. Den 154™ Juni a.s. hopen onze geliefde Ouders W. HILLEBREGT en N. J. STRUIKMAN hunne 30jarige Eehtvereeniging te herdenken. Hunne dankbare Kinderen, en Behuwdkinderen, J.LANGE-Hillebreot) M. LANGE. )Berlljn- A. H. HILLEBREGT. W. HILLEBREGT. C. J. HILLEBREGT. 'a-Gravenhage, 8 Juni 1900. Rujjsdaelstraat 15. Eenige en algemeene kennis- i geving. Mevrouw de Wed. H. A. POLAK en de heer S. B. VOS, betuigen hunnen hartelyken dank voor de vele bewijzen van belangstelling bjj het huwe lijk hunner kinderen ondervonden. Vlissingen, 7 Juni 1900.

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1900 | | pagina 5