|oe wacht.
Laatste berichten.
565ste STAATSLOTERIJ.
Zeetijdingen.
Advertentiën.
Mi eeuw reeds eonl
hoofd der sociaiis. I
om de exploitatie
lor den mensch te
ie staat zich van
la lands meester
ploitant werd, dat I
in onder de land,
dezen de noodige
In. De toenmalige
)m deze theorieën
ellende van het
|neesche geschied-
groot dat de Chi-
|ervolgd door den
wyk buitenlands
et verlangen naar
fing, waarvan zy
by weinig goeds
het oog op deze
n. Te St. Louis
Iten blyft het op.
hebben trammen
3t werkstakende
|e passagiers met
stokken geslagen,
rerden de kleereu
Ikstakers vjjftien
Jet springen. Alle
gewapend duoi
I compagnie bjjna
jirs samengesteld.
|r is telegiaphisch
jen paar honderd
Ivoor elk van zyn
Itwoordde daarop:
luw edelmoedig
l'gers zijn vast-
|n onafhankelijk-
te vechten."
Ivederom een zeer
lhtzitting tegen-
pde maai werd
Jensberghe. De
lige op den ernst
Ir afgelegden eed
Jicht had hem een
|i afleggen. Ge
was ten volle
|t was niets dan
Hij verklaarde
|i gezien op een
rd moet hebben
[li wagen waarop
klaarblijkelijk
l /.waren inhoud
■op een aarden
sten put leide,
levondon werd,
beweren dat
|was toegereden,
de sporen van
van den weg,
lis naar den put.
Klaring onwaar,
er op dat hij
I afleggen om te
Ihuldig was dan
I onwaar was en
vaardigheid der
llicht te stellen.
T zijne afgelegde
tuidelijk gezien
misschien meer
lagen. De ver-
er op dat twee
Wensberghe
hij gezegd had
I krijgen, indien
lelburg dezelfde
lende getuigenis
kende dit ecli-
poit iets gezegd,
boek van den
I genoemde per-
liarge voor-
Imd Alois de
ldat hij Wens-
|met een krui-
te hebben op
|rghe den belcl.
beu zien rijden,
hiets te zeggen
om van vijftig
Isproken wordt.
Irde getuige a
peul. Deze ge-
Wen sberghe
en hij dezelfde
eggen voor Je
heiig zou zijn,
Ldaar zult gij
|ebben", en hij
an toch vijftig
lortensia van
lighers met een
van den be-
liij op het land
middags of
Ie getuige niet
It herinneren.
eens met een
pf dat evenwel
niet, wèl dat
lussée, de vol-
van het door
|in de woning
deze woning
vuil uitzag,
Joch evenals de rijksveldwachter Cremer
en de onderzoeksrechter Herssens uit Gent
reeds hadden verklaard, kwam het ook
hem voor dat de kelder eerst kort geleden
«•as schoongemaakt. Hij vond den kelder
,i. 1. te schoon voor een aardappelkelder,
«•aarvoor hij het laatst gebruikt was vol
gens held. Hij meent te moeten aannemen
Jat de kelder eerst kort geleden was
schoongemaakt en later er zand overge-
strooid was. Het privaat had hij echter
geheel gereinigd gevonden.
Bekl. zeide den kelder niet te hebben
schoongemaakt, en op een vraag van den
president hoe de beerput zoo schoon was,
antwoordde bekl. dat hij den put schoon
had gemaakt om de beer voor zijn land
te gebruiken.
De volgende getuige, Leonardus Ver-
mandel, was een der twee getuigen die
eerst kort geleden verklaard hadden op
een Zaterdagavond in de maand April te
hebben hooren kappen in bekl.'s woning.
Deze getuige had op den Zaterdagavond
leven gehoord in dien kelder en tevens
licht zien branden. Hij heeft geen bepaal
den slag gehoord, doch een geluid dat
doet denken aan kraken of breken. De
bekl. kwam opnieuw met het gewone ge
zegde, dat het onwaar was en zeide boven
dien dat hij niet thuis was op den tijd
die deze getuige opgeeft. Deze laatste hield
echter vol dat hij wel degelijk licht in
den kelder heeft gezien en het geluid had
gehoord.
Arnelius de Sadelaar, de volgende ge
tuige, had mede op een Zaterdagavond in
liet huis van Misseghers hooren kappen.
Toen hij dat geluid hoorde, wist getuige
no" niet dat vrouw Haeclc vermist werd.
Het geluid dat hij gehoord had, was een
ander dan het kappen van hout. Toen hij
thuis kwam had hij gezegd: „Misseghers
is weer thuis, want ik heb in zijn huis
hooren kappen."
De volgende getuige, Jacobus Ellegeert,
arbeider te Koewacht, heeft van den bekl,
een kuipje gekocht, nadat vrouw Haeclc
vermist was, doch vóór het lijk gevonden
is. Deze getuige gaf eene beschrijving van
de woning van den bekl.,zoide vertier dat hij
alleen woonde, dikwijls van huis was en
er bijna nooit iemand bij hem kwam.
Farrailde Ellegeert, arbeidster te Koe
wacht, woonde in 1899 nabij Misseghers.
Zij kon zich nog herinneren dat zij eenig
water onder dé voordeur van de woning
des bekl. gezien had, welk water niet naar
buiten kon loopen omdat dit belet werd
door den steenen dorpel van de deur.
Zeker wist zij dat dit op een Zaterdag
morgen was. Zij kon ecliter niet verklaren
boe dit water er uit zag, wèl wist zij
dat liet. vuil was.
Emilie de Bruine had den bekl. den
12 Mei gezien in de nabijheid van den
beleenden put. Philomena van der Steen,
wonende te Moerbeke (dorp,) verklaarde
een scheermes te hebben aangezet voor den
belcl. omtrent den tijd, waarop de moord
moet hebben plaats gehad. En op een
vraag van den oflioier van justitie, ant
woordde zij dat het een mes was van
middelmatige grootte. Ook Theophile Cran-
saart, barbier te Koewacht, had het mes
voor bekl. wel eens aangezet. Zekere de
Schrijver, had dezen getuige gezegd dat
bekl. hem zijn land had te huur aange
boden, omdat hij voornemens was weg te
gaan.
De Schrijver, daarop als getuige gehoord,
verklaarde dat Misseghers tegen hem ge
zegd had met vrouw Haeclc te zullen weg
gaan. Deze getuige had toen tegen getuige
gezegd.' „dat zou ik niet doen," waarop
getuige antwoordde „als ik met haar
wegga, is het voor altijd.
De president wees bekl. er op dat liet
zeer zonderling was, dat het scheermes dat
belcl. altijd gebruikte, juist was zoek
geraakt omtrent den tijd dat bedoelde
getuigen het 't laatst hadden aangezet,
zoodat moest worden verondersteld dat
het opzettelijk was zoek gemaakt, want
niettegenstaande het huis nauwkeurig was
doorzocht, was het nergens te vinden en
bekl. kon hiervoor geen reden opgeven.
F.lanie Verschoor verklaarde dat bekl.
den 10 April schrammen in het gezicht
bad, het was dus kort nadat Prudentia
Haeclc verdwenen was. Toen deze getuige
den volgenden dag bekl. zag, vertelde zij
I hem dat zij gehoord had dat hij met haar
was weggegaan, terwijl bekl. toen zeide
dat zij reeds de derde was die dat ver
telde. Bekl. heeft aan deze getuige meer
malen verklaard dat men vrouw Haeck
nooit meer zon zien.
Op haar vraag hoe die schrammen in
zijn gezicht kwamen, had bekl. geant
woord, door de bosscken te zijn gegaan
omdat hij niet samen met Prudentia naar
buis wilde gaan. De bekl. ontkende het
bovenstaande aan voornoemde, vrouw ge
zegd te hebben.
De president wees er hem nogmaals op
dat hij alle verklaringen vau de getuigen,
die onder eede zijn gehoord en die dus
waar moeten zijn, als onwaar wil doen
voorkomen. „Buitendien is gebleken, zoo
ging de president tegen bekl. voort, dat
ge de verslagene altijd bedreigd had, zelfs
eenmaal met een revolver, doch wat de
vrouw niet wilde traohttet gij steeds te
bereiken, n.l. met haar weg te gaan. Gij
waart een geweldenaar, dat is de oorzaak
van haar dood. Gij houdt maar vol, ver
volgde de president, dat het haar plan was
om weg te gaan, doch uit verklaringen
der getuigen is genoegzaam gebleken dat
zij dat niet wilde om der kinderen wil.
De volgende getuige Thomas Verschoore,
Werkman te Koewacht, heeft bekl. den
20 April gezien en gevraagd of hij nog
niet wist waar de verslagene was, waarop
leze ontkennend antwoordde. Misseghers
beeft dezen getuige wel tot zevenmaal toe
gezegd„Ik zal ze niet vermoorden."
Bekl. zeide weer dat deze man loog en dat
bij dat zeer goed wist ook.
De president zeide tegen den bekl. dat
hij den schijn aannam of hij naar de
verslagene gezocht had. „Overal waar je
geweest bent, vervolgde de president, heb
je gezegd dat men haar niet meer zou
zien. Dat kon je niet anders zeggen dan,
indien je wist, dat ze niet meer zou texug-
keeren dat de vrouw dood was. Dat kon
je niet weten, of je hebt de vrouw zelf
fedood, of je weet dat een ander het ge-
aan heeft. Heeft soms iemand die vrouw
v an kant gemaakt met jouw medeweten
Kan je een gedeelte van de schuld waar
van je verdacht wordt, schuiven op een
ander. Je wordt schuldig geacht aan deu
moord. Bekl. kon op al hetgeen de presi
dent hem had toegevoegd niet anders
zeggen dan dat hij garisch onschul
dig was.
De president nogmaals sprekende tot
deu bekl. zeide: er zijn vele redenen om
je voor den schuldenaar te houden. Uit
hetgeen je gezegd hebt moet men opmaken
dat je wist dat de vrouw dood was. Je
bent een slimmerd,maar tegelijk halsstarig."
Nogmaals hield beklaagde zijn onschuld
vol.
Als getuige werd daarna gehoord T.
Verhoeven, arbeider te Westdorpe. Deze
kende den beklaagde nog al vrij goed Hij
is o. a. 29 April bij hem geweest en toen
is er over de verslagene gesproken. Bekl.
heeft toen gezegd dat zij weg was. Toen
Verhoeven's vrouw tegen den beklaagde
zeide „Gust, gij weet zeker vrel waar zij
is," antwoordde hij „neen dat weet ik niet,
maar als ik ze moet hebben kan ik ze in
D/s uur vinden." De verslagene heeft tot
dezen getuige gezegd, dat zij dikwijls naar
Misseghers moest, omdat het anders vroeg
of laat leelijk zou uitloopen. Bekl. zeide
weer, dat het juist het tegenovergestelde
was en dat getuige onwaarheid sprak.
De president herhaalde, dat men uit
deze getuigenverklaring kon afleiden, dat
bekl, wist waar Prudentia was.
Prudence de Maere, te Clinge, was do
laatste getuige die dezen dag gehoord werd.
zij zeide dat bekl. den 23 April bij haar
is geweest en naar haar tante de
verslagene gevraagd heeft. Hij zeide
toen dat niemand wist waar zij was. tik
heb overal gezocht," zoo ging bekl, toen
tegen haar voort. Toen getuige tegen Mis
seghers gezegd had, dat hij er wel meer
van zou weten, had hij gezegd, dat dit
niet het geval was en hij integendeel aan
het zoeken was. Hij had toen een schram
aan een zijner wangen, aan welke kon
getuige thans niet verklaren. Hij had nog
tegen getuige gezegd„zij moet met mij
mee, anders mack ik ze liever kapot."
Op een vraag van den officier van justitie
of beklaagde meermalen bij getuige kwam,
antwoordde zij, dat het reeds bijna 4 jaar
geleden was, sedert hij daar een bezoek
gebracht had.
Hiermede was het getuigenverhoor van
dezen dag afgelooptn. Tot heden zijn 48
van de 82 getuigen gehoord, zoodat het
meer dan waarschijnlijk is, dat het proces
op zijn vroegst Zaterdag zal eindigen.
De belangstelling van het publiek blijft
zeer groot.
Hedenmorgen werd de zitting wederom
door een talrijk publiek bijgewoond.
Nadat zij weer geopend was, werden aan
den bekl. getoond de verschillende ter
terechtzitting aanwezige kleederen van de
verslagene, het bekende kuipje dat Mis
seghers aan Ellegeert zou verkocht hebben.
Kortom al de verschillende door de justitie
in beslag genomen voorwerpen welke mis
schien eenig licht in deze zaak zouden
kunnen breng-n. Op de vraag van den
president of hij de kuip als dezelfde
erkende die hij verkocht heeft en of hij
de kleederen niet herkende die de ver
slagene droeg toen zij met hem naar
St. Nicolaas is geweest, antwoordde de
bekl. dat hij zich dat niet kon herinneren,
hij had daarover niet nagedacht. Hierna
werden voorgelezen de brieven die bekl.
aan Prudentia, de verslagene, geschreven
zon hebben. Bekl. ontkende wederom die
stukken geschreven te hebben. Uit ver
schillende verklaringen van de getu'gen
bleek, zeide de president, dat bekl. de
verslagene had willen dwingen met
hem weg te gaan. In dit schrijven
heeft bekl. gezegd dat het nu uit moest
zijn, dat zij maar moest weten, wat zij
deed. Bekl. zeide dat zij samen afgespro
ken hadden om naar het buitenland te
gaan. De president vroeg of bekl. haar
dien avond niet een slag had gegeven toen
zij niet met hem wilde meegaan. Bekl,
zeide weer dat het onwaar was. De presi
dent vroeg bekl. waarom hij zich den
volgenden dag had schuil gehouden-, waarop
bekl. antwoordde dat dit niet het geval
was geweest, dat hij op zijn land had ge
werkt. Vervolgens wees de president hem
op de toevallige omstandigheid dat hij
den volgenden dag juist naar Brussel en
Antwerpen was gegaan naar zijn familie
die hij in geen tien jaar gezien had. „Je
bent daar alleen naar toe ^weest, om niet
gezien te worden," zeide de president, en
om niet gevraagd te worden waar je met
haar gebleven was."Bekl. kon hierop geen
antwoord geven.
Hierna wilde de voorzitter overgaan,
tot het verhooren der verdere getuigen.
De verdediger vroeg toen of het
O. M. de getuigen 4 décharge Bernard
Brugard en Desiré Manses Mong, door de
bevoegde macht wilde doen dwingen ter
zitting te verschijnen, en getuigenis af te
Set O. M. meende dat het niet ver
plicht was aan dit verzoek te voldoen,
wel was het daartoe genegen. De recht
bank begaf zich daarna geruimen tijd in
de raadkamer en besliste daarna dat aan
het verzoek van den verdediger zou worden
voldaan. Het O. M. vorderde dat de
bedoelde getuigen zullen worden veroor
deeld tot betaling der daarvoor te maken
kosten, waartoe de rechtbank last gaf.
Flora Backer, wonende te Terneuzen, werd
hierop als getuige gehoord. Zij verklaarde
dat ae verslagene en de bekl. eenmaal bij
haar geweest zijndat bekl. nog eens bij
haar geweest was nadat zij had hooren
zeggen dat vrouw Haeck vermist werd.
Toen deze getuige hij dit bezoek opmerkte
dat hij zoo mager was, antwoordde beki.
dat hij verdriet had omdat vrouw Haeck
weg was, terwijl hij toen tevens zeide dat hij
de koorts had en haar liep te zoeken en als zij
wist waar vrouw Haeck was zij dit eens
wilde laten weten. Zij had nooit gehoord
dat Misseghers in eenige verhouding stond
met de verslagene. De volgende getuige,
Sara de Jonge, te Terneuzen, verklaarde
dat bekl. wel eens bij haar kwam en ge
weest was om naar de verslagene te vra
gen en toen een adres gegeven heeft. Zij
heeft het adres, dat hij haar gegeven heeft,
door den bekl. zien schrijven. Bekl.
kon op een vraag van den voorzitter niet
zeggen dat hij het vsrtoonde adres ge
schreven had, wèl dat hij een adres aan
haar had achtergelaten.
Op een vraag van het O. M., of het
adres dat hij had achtergelaten, kort of
lang na het vinden van het lijk was ach
tergelaten, kon getuige geen antwoord
geven.
Elalia Gijzeis, herbergierster te Ter
neuzen, bekende dat zij wist dat een be
trekking bestond tusschen de verslagene
en den beklaagde. Beklaagde was bij
haar geweest voor dat het lijk gevon
den was, doch zij wist niet dat Prudentia
weg was. Bekl. had toen aan getuige ge
vraagd of zij wist waar Prudentia was
en als zij het te weten kwam, het hem
eens te laten weten. Hij was toen zeer
gewoon, niet opgewonden, of toonde gevoel.
HortensiaGijsels.mede wonende te Ter Neu
zen, heeft Prudentia Vervaet oppervlakkig
gekend. Zij had gehoord dat de vrouw
vermoord en in stukken gesneden was.
Misseghers was bij haat geweest en ver
telde dat de verslagene haar woning ver
laten had. Ook aan deze vrouw had bekl.
een adres gegeven en verzocht als zij iets
van haar hoorde, het hem te laten weten.
Getuige heeft evenwel hiervan geen notitie
genomen. Ook deze getuige heeft het ge
sprek tusschen verslagene en bekl. gehoord
om samen weg te gaan en heeft toen
vrouw Haeck hooren zeggen dat zij dat
niet doen kon, omdat zij daarvoor haar
huisgezin te lief had.
Bekl. ontkende weer dat dit gesprek
gevoerd zou zijn en herhaalde weer
dat hij niet met haar weg wilde
dit zeide hij op zeer heftigen toon-
en beweerde dat wat hij en de verslagene
van plan waren aan niemand bekend was
dan misschien aan iemand dien zij ver
trouwden.
Getuige kon zich niet herinneren wan
neer het gesprek gevoerd was, doch het
was in den winter.
Gustaaf de Schepper te Rotterdam
woonde destijds te Koewacht, heeft bekl.
gekend doch geen omgang met hem gehad,
doch heeft kort voor dat het geval ge
beurd is oen gesprek met den bekl. gehad,
hetwelk over het huwelijk liep. Hij heeft
den bekl. ontmoet den 29 April bij de
Boschkreek toen getuige uit Hulst kwam.
Getuige ging toen met den bekl. een eind
mee en heeft toen ook over Prudentia
gesproken. Bekl. heeft toen tegen dezen
getuige gezegd, „en zij komt niet meer
weerom," welke woorden hij opgevat heeft
in de beteekenis dat ze weg was en weg
zou blijven.
Deze getuige wist ook zeer goed welke
verhouding er tusschen den bekl. en de
verslagene bestaan heeft.
Bekl. weersprak opnieuw de verklaring
van dezen getuige en zeide hem den
29 April ^n i e t te hebben ontmoet.
De president merkte op dat de ïecht-
bank geen waarde hecht aan de verkla
ringen van den bekl. die doodeenvoudig
aile getuigenverklaringen onwaar noemt.
Hierop werd gehoord August de Meu-
lenaere, wonende te Moerbeke, die ver
klaarde dat de bekl. hem eens bezocht,
evenals de verslagene Prudentia Ver
vaet. Bekl. is o. a. bij hem geweest den
2 Mei, des avonds half tien, bad bij hem
een glas bier gedronken en heeft, toen
deze getuige hem over Prudentia Vervaet
sprak, gezegd, dat men haar niet meer
zien zou.
Opnieuw sprak bekl. deze getuigenver
klaring tegen.
De president vroeg aan den bekl. of hij
wellicht iemand wist die den moord zou
kunnen gedaan hebben. Bekl. antwoordde
dat hij gansch onschuldig was on de ver
slagene niet meer gezien had nadat hij
haar op de reeds viermaal genoemde ge
noemde plaats had achtergelaten.
AFRIKA. Op den raad hun van vriend
schappelijke zijde gegeven om zich nu
maar te onderwerpen en daardoor de
militaire bezetting die nu natuurlijk
volgen zal, zoo kort mogelyk te maken
en dan te arbeiden aan de zelfstandig
heid van Afrika, blijken de Boeren
niet te willen ingaan. En waarlijk als
men hun succes in de laatste dagen op
de Engelschen behaald, nagaat, valt voor
het verwerpen van dien raad wel iets
te zeggen. Bjj Senekal en bij Lindley
toch namen ztj een 500 tal Engelschen
krijgsgevangen en moesten dezen ver
scheidene dooden en gewonden achter
laten. Zulk een succes geeft moed en
bovendien weren zich de opstandelingen
in de Kaapkolonie zoo geducht dat het
door hen gehavende leger onder Warren
versterkt is moeten worden.
De tot hiertoe gevolgde wijze van
oorlogsvoeren zal nu echter opgegeven
worden. De Boeren hebben nu ruim
schoots ingezien dat zij den strijd tegen
de overmacht der Engelschen op de
gewone wijze gevoerd, niet kunnen vol
houden en deze tot hun vernietiging
moet uitloopen. Hun schiet, met hun
weinige macht nu niets over dan in het
ontoegankelijkeLydenburgschedenguerilla
voort te zetten, dezelfde taktiek dus te
volgen, die de Philippjjnen met zooveel
succes tot dusverre tegenover de Ameri
kanen volgen. Naar het luidt zijn de
Boeren derwaarts op weg en hebben zij
stand gehouden bij Hatherley, 19 K.M.
ten oosten van Pretoria op de lyn naai
de Delagoa-baai, om tijd te winnen. Het
blijkt echter nog niet dat de Engelschen
hen daar zullen opzoeken. Waarschijnlijk
zal Lord Roberts zijn troepen die hard
werk in de laatste dagen gehad hebben,
wel eenige rust moeten gunnen, daar bij
hetgeen reeds doorstaan is, wat nu nog
volgen kan, wel kinderspel zal zijn.
Volgens een Engelsch bericht had de
inneming van Johannesburg Zondag
onder de Boeren een paniek veroorzaakt
zoodat er -zelfs sprake was dat Kruger
Pretoria zou verlaten. Steyn keurde dit
echter streng af en meende dat het pas
behaalde succes zulk een besluit niet
rechtvaardigde. Kruger zelf schijnt echter
geen aanleiding gegeven te hebben om
hem van lafheid te beschuldigen, want
twee dagen voor de overgaaf der stad,
was hij nog besloten ze tot het uiterste
te veidedigen. Wat in deze verandering
bracht, is echter niet bekend.
Wat de Engelsche krijgsgevangenen
te Waterval betreft, deze zijn nu naar
Nooit-Gedacht in de Elands vallei een
ongezond oord naar men zegt over
gebracht. Generaal French, die gezegd
wordt op weg naar Waterval te zijn, zal
dus een eind verder moeten trekken.
Het bataljon Yeomanry dat bij Lindley
zoo leelijk door de Boeren onder handen
genomen werd, bestond voor een groot
deel uit adellijke en andere aanzienlijke
personen, die zelf hun overtocht naar
Afrika hadden betaald en dus niet ten
onrechte millionnairs- of glacéhandschoe
nenbrigade genoemd werd. Nu is
officieel gebleken dat aan de gevangen
neming een hevig gevecht is voorafge
gaan, waarbij verscheidene kapiteins
sneuvelden of gewond werden. Daar
eerst werd gemeld dat deze millionnairs-
brigade geen verliezen leed, valt daar
weer uit af te leiden hoe weinig ver
trouwbaar de Engelsche berichten om
trent hunne verliezen zijn.
In Ierland is de tijding van deze neder
laag te Lindley op zeer gemengde wijze
gevierd, nl. met het uitsteken van vreug
devuren bij de vrienden der Boeren, en
het ingooien van ramen bij andersden-
Kenden. Ook werd hier en daar tusschen
pro- en anti-Boeren gevochten. De politie
kwam er natuurlijk niet zonder kleer
scheuren af.
Het gerucht loopt dat Sir Allred Mil-
ner benoemd zal worden tot administra
teur over het veroverde gebied, dezelfde
man, die eenmaal zeide dat het Boerenras
in Afrika moest uitgeroeid worden. Zulk
een benoeming moet zeker als een mid
del tot pacificatie der Zuid-Afrikaansche
Hollanders strekken!
Uit Natal vernemen wij goede berichten.
De Boeren traden daar met veel succes
tegen de Engelschen te Heidelberg op.
Bij Doornkop brachten zij met 6000
man aan de Engelschen, die naar gezegd
wordt geen voedsel hadden, zware
verliezen toe: 70 dooden en gewonden.
Buller plukt daar weer geen lauweren
en dat zyn verliezen niet gering zijn,
kan blijken uit een wapenstilstand van
3 dagen die hy met Botha gesloten heeft
en uit het feit dat hij Utrecht verliet
en met zijn hoofdmacht teruggetrokken
is naar Mount Prospect.
DUITSCHLAND. Het wetsontwerp tot
uitbreiding van de vloot is aangenomen
met 153 tegen 79 stemmen. Het Centrum
heeft uit het wetsontwerp een som van
400 millioen mark geschrapt. Men twijfelt
echter nietdathet in 't vervolg er voor
zal stemmen. Deze uitbreiding van de
vloot vordert een uitgaaf van duizend
millioen gulden.
CHINA. De toestand wordt steeds
meer gespannen. Te Peking, waar men
een beleg van de Boxers verwacht,
maken de leden der buitenlandsche
legatiën met hun families zich gereed
om een veiliger oord te zoeken. Vele
Chineesche bewonerszullen hun voorbeeld
volgen.
De regeering schijnt thans het gevaar
in te zien van de Boxers vrij spel te laten.
In krachtige bewoordingen is een keizerlijk
besluit afgekondigd, waarin aan de troepen
hun lafheid verweten wordt en den
onderkoning van Petchili en den opper
bevelhebber der Chineesche. troepen
bevolen de Boxers te doen verdrijven.
Als dit besluit maar niet te laat komt,
want de Boxers gaan steeds voort met
allerlei gewelddadigheden en de Chinee
sche troepen betoonen maar steeds geen
grooten ijver in het onderwerpen van de
ïebellen, wat misschien wel daaraan zal
te wijten zijn dat zy zich verbeeldendat de
Boxers onkwetsbaar zjjn.
Te Tientsin is het thans ook ver van
gezellig voor de vreemdelingen.Daar zyn
biljetten aangeplakt waarin gezegd wordt
dat a.s. Zaterdag er al de vreemdelingen
vermoord zullen worden.
Uit Londen wordt bericht dat er geen
sprake is van een vereemgd optreden der
mogendheden in China. Elke mogendheid
zou op zich zelve handelen.
Per Telegraaf.
GRAVENHAGE. Tweedï Kamkr. Het
Kamerlid voor Beventer, de heer Mar-
chant, heeft zitting genomen na aflegging
van belofte. Bij het ontwerp tot straf
rechtpleging van jeugdige personen is
aangenomen met 45 tegen 14 stemmen
het beginsel dat voorwaardelijke ver-
oordeeling tot gevangenisstraf nog kan
worden ondergaan na onderganen dwang
arbeid. Aangenomen een amendement
van den heer Willinge om den rechter
de bevoegdheid te geven voor minder
jarigen van 16 tot 18 jaar het gewone
strafstelsel te volgen, doch alleen by
toepassing van gevangenisstraf. Vervallen
is het voorstel om berisping alleen op
te leggen bij schuldbekentenis en
evenzoo een voorstel om met geldboete
te straffen ook al kunnen jeugdige
personen zelf niet betalen.
Oorlog in Zuid-Afrika.
LONDEN, 8 Juni. Een correspondent
van de Daily Express had te Machado-
dorp een onderhoud met president Kruger,
waarbij deze zeide, dat de Brugers vast
besloten hebben tot het uiterste door te
vechten en zich nooit zullen overgeven,
zoolang er 500 gewapende mannen in
het land zyn.
Kruger was niet voornemens het land
te verlaten.
Troebelen in China.
TIENTSIN, 8 Juni. Ongeveer 20 mijlen
van Tientsin in de richting van Peking
wordt tusschen Chineesche troepen en de
Boxers gevochten.
Prijzen van f 100 e« hooger.
Trekk. van Dond. 7 Juni. 5e kl. 15e lijst.
Nos. 204 2084 3997 4722 5900
5980 7540 12321 12372 13700 14499
15751 16030 16418 19371 100.
Nos. 11517 16770 19142 20243
f 200.
Nos. 1960 7194 9444 400.
Nos. 4521 4910 10219 11936 1000.
No. 20942 1500.
No. 14676 10,000.
No. 11443 50,000.
Aangekomen te Fredrikstad 28
Mei de Noorsche brik Augusta kapitein
Johnsen. 5 Juni te Swansea de Engel
sche schoener N. C. Buil, beide van
Vlissingen.
Marktberichten.
Vlissingen, 8 Juni.
Boter 0,95 a 1,05 per K.G.
Eieren f 3,40 a 3,60 per 104 stuks.
Ondertrouwd:
GERARDÜS J. STROO
en
SIJKE S. BOOGAARD.
Vlissingen, 7 Juni 1900.
Den 154™ Juni a.s. hopen
onze geliefde Ouders
W. HILLEBREGT
en
N. J. STRUIKMAN
hunne 30jarige Eehtvereeniging
te herdenken.
Hunne dankbare Kinderen, en
Behuwdkinderen,
J.LANGE-Hillebreot)
M. LANGE. )Berlljn-
A. H. HILLEBREGT.
W. HILLEBREGT.
C. J. HILLEBREGT.
'a-Gravenhage, 8 Juni 1900.
Rujjsdaelstraat 15.
Eenige en algemeene kennis-
i geving.
Mevrouw de Wed. H. A. POLAK en
de heer S. B. VOS, betuigen
hunnen hartelyken dank voor de vele
bewijzen van belangstelling bjj het huwe
lijk hunner kinderen ondervonden.
Vlissingen, 7 Juni 1900.