Dinsdag
1 Mei
SN TOCH!
No. 102.
38e Jaargang.
1900.
lijke Stand
D
D
fei
April 1,54
2.24
2.54
3.28
i, 3
Vlissingen.
28 April 1900.
WD J. M. de Vuyst, jm,
1. Cornealissen, jd. 25 j.
jm. 23 j. en H. Le
j. J. Houmea, j®,
nydwegt, jd. 27 j.
C. van de Plasactie,
C. Theune, jd. 23 j.
jm. 25 j. en M. J. van
26 j.
M. C. Vader, geb. Con-
C. de Ruijter, geb. de
d. M. Kort, geb,
E. Gombert, geb. Bonnij,
Kuijl, geb. Naerebout, d.
ester, gtb. Roelse, d.
geb. Vierbergen, d.
J. C. Corveleijn, z. 3 na.
2 25
12 40
6 45
7 46
88
620
7 30
6 46
5 29
67
7 16
7 31
7 45
8 52
8 33
9 10
9 56
9 25
•6 23
7 39
•10 4 «jo
9 52
10 7
10 28
10 36 10 57
1 *11 5 («1
illeen reizigers le en 2e kl,
6 49
10 36
24
616
6 38
10 28
125
63
7 50
1140
310
725
8 32
1222
8 50
85
8 48
12 38
44
8 21
95
-12 56
4 22
8 88
VL1SSINSSCBE COURANT.
Prys per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afeonderiyke nummers 5 cent. Men abonneert zich by alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks by den Uitgever
F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187.
ADVBKTENTIENvan 1-4 regels 0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. - By directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie wordt de prys slechts tweemaal berekend. Groote letters
en cliché's worden naar plaatsruimte berekend.
Verschijnt dagelQks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen.
Tel ep hoon nummer IO.
Ahonnements-Advertentiën op zeer roordeelige voorwaarden.
Eene millioenenquaestie.
Eenigen tijd geleden werd door den
heer Van Kol in de „Indische Gids" een
zonderlinge geschiedenis ter sprake ge
bracht, nl. dat in 1871 een wetsontwerp
werd ingediend voor den aanleg van
staatsspoorwegen op Java, dat 73 mil
joen zou kosten, en waarvoor 30 tnil-
lioen uit de Indische kas aanwezig waren.
Slechts 2 millioen kon jaarlijksch ver
werkt worden daarom werd het onnoo-
dtge bedrag voorloopig bestemd tot amor
tisatie van Nederl. staatsschuld. Niette
min is ii 1888 eene leening voor Indië
aangegaan, zonder daarvan de 30 millioen
af te trekken, welke vroeger door de
Nederl. regeering „in bewaring" was
genomen.
De heer Van Kol was zoo veront
waardigd over deze handelwijze dat hij
gewaagde van „een brutalen millioenen-
roof" en der regeering allerlei leelijks
naar het hoofd wierp.
De „Nederlander" dezen ongezouten aan
val van den heer Van Kol op de regee
ring besprekende, meent dat hij op be
zadigder toon zich had kunnen uiten
en de Kamer als zij op dezen toestand
aandachtig wordt gemaakt, de zaak wel
in orde zal brengen, ais zy althans
juist is voorgesteld. Onze nationale
schuld, tijdelijk verminderd met gemeld
bedrag, zal wederom daarmee moeten
worden verhoogd en de rente van die
verhooging door Nederland moeten
worden opgebracht.
„Restitutie, aanlndië vanmillioenen,die
wij, zonder iemands tegenspraak, ais ons
toekomende hebben gebruikt, zou niet zijn
herstel van onrecht, maar het doen ont
staan van nieuw onrecht, zegt het blad.
Zij zou zeer ten bate komen van hen die
vele financieele belangen in Indiê heb
ben en gaarne daar een hoop millioenen
zouden gebezigd zien, die hun onder
nemingen ontzaglijk in waarde zouden
doen rijzen maar zij zou niet ten bate
komen van het voorbijgegane geslacht
van Javanen, dat misschien meer dan
FBIIILL6TQK.
naar
K. TANERA.
6.)
De weg naar den kelder kende hy.
"e deur was in de gang. Deze was
Is zoo vol rook en damp, dat men
nauwelijks kon zien en adem halen
trap stond boven in laaie vlam en
vielen van daar reeds brandende
bukken naar beneden. Schielijk drong
I Horsten vooruit en drukte op de klink
'au de kelderdeur. Deze was gesloten.
I Het krachtige hand rukte hij baar open
W stormde de trap af.
«Cecile! Madame Ormant 1"
Luide toeroepen maakten het hem
'Wig duidelijk, waar zich de beide
"ouwen bevonden. In twee sprongen
W)s hij bij haar.
«Cij moet dadelyk den kelder veria-
ten- Als het huis instort wordt de kelder
ne' puih overhoopt en zijt gij verloren.
Mevrouw Ormant klaagde en jammerde,
0aar gaf geen antwoord. Hare dochter
=s op de op een wynvat neerzittende
Hoeder en zei kortaf„Wij kunnen niet
"e8, de schrik heeft haar geheel ver
bind."
Krakend brak in hetzelfde oogenblik
"e zolder van een bijkelder door.
I k'anaat was daar ingeslagen en s
noodig en billijk was voor Nederland
heeft moeten arbeiden.
Datgene echter, wat wy zelf erkend
hebben als toe te behooren aan en
bestemd voor Indië, kunnen wy niet
terughouden zonder ons aan onrecht
schuldig te maken. Hetgeen Engeland
thans misdoet tegen een klein land als
Transvaal moet ons meer dan ooit drin
gen, onzerzyds gerechtigheid in acht te
nemen tegenover een zwakker dan wij,
tenminste als onze verontwaardiging
over het door Chamberlain c. s. ge
pleegde onrecht iets anders is dan
huichelarij of zelfbedrog."
Een gevaar dat onze koloniën bedreigt.
Prof. Kern heeft in het Tijdschrift
voor Nederlandsch Indië de aandacht
gevestigd op de inlijving der Philippijnen
door de Amerikanen, waarover velen
daar Amerika zulk een machtige nabuur
is, zich ongerust maken.
„Een overmachtige nabuur is, zegt
prof Kern, altoos gevaarlyker dan een
zwakke, zooals Spanje was, en indien
de geestelijke epidemie,die „imperialisme"
heet, ook in de Vereenigde Staten voort
woekert, wordt de zaak eerst recht be
denkelijk, te meer nu aan 't volkenrecht,
door de stilzwijgende goedkeuring der
mogendheden, een nieuw artikel is toe
gevoegd namelijk dit, dat het aan een
Staat geoorloofd is het bedrijf van
bandiet uit te oefenen. De vraag is
echter of het gezonde deel van 't Ame-
rikaansche volk niet zal inzien, dat er
in imperialisme een gevaar schuilt voor
hun republikeinsche instellingen, en aan
deze laatste zijn ze toch nog oprecht
gehecht. Zelfs in 't geval dat zij er in
slagen den Filippijnschen Archipel te
onderwerpen, is het twijfelachtig of zij
begeerige blikken naar 't Zuiden werpen.
De bodem der Filippijnen is door de
natuur zóó mild, zóó vruchtbaar en rijk
in delfstoffen, dat ze onzen koloniën
niets te benijden hebben. Het is meer
in 't belang van de koloniseerende
mogendheid de onmetelijke hulpbronnen
dier eilanden te ontwikkelen dan Dieuwe
veroveringen te maken."
Daartegenover moeten wij ons bey veren
eenige oogenblikken later uiteen. Geluk
kig waren de zy muren nog sterk genoeg
om de werking van de springende stuk
ken te weerstaan. Er was echter geen
oogenblik te verliezen. De eerstvolgende
granaat kon öf in den hoofdkelder inslaan
óf het geheele huis doen instorten. In
beide gevallen was ieder, die zich in den
kelder bevond, reddeloos verloren."
„Cecile, volg my. „Ik smeek het u."
„Neen, ik wil met mijne moeder
sterven.
Toen vatte Horsten haar zoo stevig
aan, dat zij geen arm kon verroeien en
zich niet verwereD, hief haar als een
kind in de hoogte, droeg haar de trap
op, drukte in de gang haar gelaat vast
tegen het zijne, om haar te beschutten
tegen den heeten walm, de rondvlie
gende vonken en de gloeiende stukken
hout, bereikte zoo de deur en de vrije
lucht en zette haar toen zacht neder.
Nauwelyks vootde Cecile zich vry, of zij
riep krampachtig „Mijne moeder, myne
arme moeder 1Toen klonk het weer
scherp en bevelend, zoodat het meisje
bijna schrok en ontstelde„Ga daar
achter die hoogte en blijf bij de beide
jagers. Voorwaarts!" Zy draaide zich
om, als aan eene vreemde macht ge
hoorzamend, en wilde gaan. Kortaf riep
hy nog„Ik haal uwe moeder," en
was daarby weer in het brandende huis
verdwenen. Toen konden hare beenen
haar niet meer dragen, zy zonk op de
knieën, vouwde de handen en bad „O,
barmhartige Jezus, sta hem bij I O, goede
moeder Maria, red hem, die my redde
en bewaar mijne goede moeder. O, alle
heiligen in den hemel, help hem, laat
onze overzeesche gewesten zoo te be
sturen dat de bevolking er wel by vaart
en tevreden is.
„Men spreke niet van onze machteloos
heid. Geen mensch, geen volk is te
machteloos om goed te doen. Wie zegt
dat hy zulks niet kan, zegt dat hy
niet wil.
Het blijft altoos mogelyk, dat, niet
tegenstaande het welslagen van onze
ernstige pogingen om ons van onzen
plicht te kwijten, men ons toch niet
met rust zal laten dat geweld en over
macht in de plaats treden van recht en
billijkheid. Mocht het eenmaal zoover
komen, laten wij dan zorgen dat wij
onszelven niets te verwijten hebben.
Men zal ons dan vrijelyk krachtens
De Deutsche Wochenzeitung die voor
dit postverbond pleit, meent, dat vooral
in deze tyden van nauwere vriendschap
tusschen Duitschland en Nederland dit
postverbond met ingenomenheid zal
begroet worden.
de beginselen van 't hedendaagsch vol
kenrecht, dat paskwil 1 van alles
kunnen berooven, maar één ding zal
men niet bij machte wezen ons te ont
nemen De troostrijke overtuiging, dat
wij onzen plicht naar eer en geweten
hebben volbracht."
Verbond met Duitschland.
Men wil, naar 't schijnt, ons op de
eene of andere wijze aan Duitschland
verbonden hebben. Zijn de pogingen om
tot een tolverbond te geraken met geen
goeden uitslag bekroond omdat de be
zwaren niet waren weg te nemen, thans
is er sprake van een postverbond tus
schen Nederland en Duitschland, dat
beter kans tot welslagen aanbiedt. Het
postverkeer tusschen beide landen is zoo
aanzienlijk dat het veel grooter is dan
met Zwitserland, Rusland, Amerika,
Italië, enz. Het is, hiervan uitgezonderd
Oostenryk, Hongarije, Engeland en
Frankrijk, zoo groot als dat alle andere
landen te zamen. Nu dienen echter de
Duitsche en Nederlandsche posttarieven
beduiden! te worden verlaagd om ook
voor het onderling verkeer te dienen.
Waarschijnlijk zuilen de posteryen in
het eerste jaar verlies opleveren, maar
zal dit verlies later door eene ruime op
brengst vergoed worden. De ervaring
toch leert dat de invoering van lagere
tarieven altijd ten goede van de posterijen
is gekomen.
De Koninginnen te Amsterdam.
Zaterdagochtend brachten de Konin
ginnen een bezoek aan de kweekschool
voor de zeevaart.
Voorts werd een bezoek gebracht aan
de Ambachtschool op de Weteringschans.
's Middags kwam het Rijksmuseum
aan de beurt, in 't bijzonder om de
kostbare verzameling schilderijen in
oogensehouw te nemen, die mevrouw
de weduwe van Lynden, geb. baronesse
van Pallandt, aan het Rijk geschonken
heeft. Zy bestaat uit 44 stuks waarvan
vele van bijzondere waarde.
Daarna reden de Koninginnen naar
het stedelijk museum, waar de tijdelijke
ondergebrachte verzameling Six werd
bekeken. Eenigejaren geleden bezichtigden
de Koninginnen deze collectie ten huize
van den heer Six.
Voor het paleis had dien dag een
incident plaats.
Om half 1 rende een jongmensch uit de
menschenmassa, die voor hetpaleis stond,
ue kleine steentjes over tot onder het
baldaquin voor den hoofdingang. Daar
werd hij echter door twee wachthoudende
mariniers en den hoofdinspecteur van
politie Huizeboom gegrepen en in een
politiepost in bewaring gebracht.
Bij een geneeskundig onderzoek bleek
dat de 19jarige jongen niet toerekenbaar
was.
In het wachtlokaal van het paleis had
een schoorsteenbrand plaats, die echter
spoedig was gebluscht.
Staking der typografen te Amsterdam-
Men schrijft aan de N. R. Ct. uit
Amsterdam
Het ligt niet op den weg van hen,
die buiten de quaestie staan, in eene
beoordeeling te treden van den plotseling
zulke groote afmetingen aangenomen
hebbenden loonstrijd,door de werklieden
in de giafische vakken aangebonden.
hem niet verderven, geef hem my weer.
Als hij sterft, sterft hij voor my Nu
sprong zij op en staarde in den rook,
die uit de deur kwam. Er was niets te
zien. Eensklaps sloeg weer een granaat
in het achterhuis, krakend stortte de
muur er van in. „O, mijn God, hij wordt
getroffen, hij verbrandt, hij hij is het,
gered. Mijn God, ik dank u!" Horsten
verscheen op dit oogenblik in de deur.
In zijne krachtige armen droeg hij me
vrouw Ormant. Zyn haar was geschroeid,
ziine kleederen gezengd, hij zelf en zijn
kostbare last waren echter ongedeerd.
Zonder dezen los te laten, schreed hij
op de hoogte toe, gevolgd door Cecile.
Eerst toen zij allen in veiligheid waren, 1
zette hij mevrouw Ormant neder. Alle
dankbetuigingen sneed hij af, door kortaf
te bevelen „Aubel, ga vooruit naar dat
boschje, zie welke weg verderop de beste
is, en let op, dat gy geen boeren of
andere vijanden te na komt. Hurt, help
gy de jonge dame. Mevrouw Ormant,
geef my uw arm. Wij moeten ylings
van hier.» 'Alsof het toeval hem wilde
helpen, stortte op hetzelfde oogenblik
het huis krakend in. Zonder er naar om
te zien, volgde Horsten met mevrouw
Ormant den vooruitgaanden Aubel. Cecilé
wees den steun van Hurt af, maar
volgde stom hare moeder. Spoedig was
het boschje bereikt. Horsten bleef staan
en liet mevrouw Ormant vry.
„Madame, gij zijt thans veilig. Wilt
gy onder onze hoede in eene plaats ten
oosten van Ourcelle gebracht worden,
of wsnscht gij met juffrouw Cecile alleen
te blijven?"
„Ik wenach met myne dochter alleen
naar Prénay, naar het gindsche dorp te
gaan. Wij hebben daar vrienden. Laat
mij u thans myn innigen dank voor
onze redding brengen. Gy
„Ik bid u, u zelf en mij niet op te
houden. Mijn dienst roept mij terug.
Het verheugt mij, dat gij gered zyt."
Daarop gaf hij mevrouw Ormant de
hand, die deze geroerd aan haar boezem
drukte. De opwellende tranen verhin
derden haar iets te zeggen.
Nu reikte hij Cecile zijne rechterhand.
Terwijl het meisje met beide handen de
zijne greep, zag zij hem met een onbe-
schrijfelijken, liefdevollen blik in de oogen
en zeide met eene bevende stem vol
uitdrukking „Gy zijt een Prussien en
ik als Franqaise, als de vijandin der
uwen, haat alle Prussiens. En toch,
Horsten, ik zal u nooit vergeten ik
heb u liet."
„Is dat waar? Cecile, gy kunt my
beminnen, eeuwig waar en trouw be
minnen?"
„Ja, Horsten!"
„En gy kunt, als de oorlog ten einde
is en ik terugkom en aanzoek om u
doe, er in toestemmen mijne vrouw te
worden
„Ja, Horsten 1»
Cecile I Verder kwam hij niet. Zy
lag in zijDe armen Beier en Franqaise
hadden vergeten, waar zy zich bevonden,
wat om hen heen voorvielde eerste,
lange, zalige kus vereenigde de geliefden.»
„Sergeant er wordt verzamelen ge
blazen 1
„Goede God, ik moet weg. Leef wel,
Cecile! Adieu, mevrouw! Tot weerziens!
„Tot weerziens 1"
Licht zou men, zonder het te willen,
door eene dergelijke inmenging een wen-
schelijke oplossing niet bespoedigen.
Waar wy hiervoren het woord „plotse
ling" bezigden, dachten wy ook aan de
werklieden want dat de zakeD zulk
een loop zouden nemen, dit hebben vele
werklieden zeiven niet voorzien. Immers,
niet bloot uit het decreteeren door het
looncomité der werkstaking opeen tien
tal drukkerijen, is het in de geschiede
nis der journalistiek zeker unieke feit
geboren, dat in een stad van een half
millioen zielen de uitgitte van byna alle
dagbladen is gestaakt. Maar wel is dit
het gevolg van eene bijkomende om
standigheid. In weerwil toch dier ge
decreteerde werkstaking zouden veie
drukkerijen op voldoende werkkrachten
hebben kunnen blyven rekenen om de
dagbladen althans in beknopten vorm te
doen verschynen indien niet tusschen
de directies eene overeenkomst hadde
bestaan om elkaar in tijden van nood
de helpende hand te bieden. Toen de
zetters aan het Handelsblad Zaterdag
morgen ran de directie de opdracht
ontvingen ook de uitgifte van het dag
blad De Telegraaf mogelyk te maken,
zagen zij zich eene vordering voorleggen
die hen verraste. Zoo min als het loon
comité waren deze werklieden bekend
met het bestaan van zulk een contract
tusschen de dagbladdirecties. En het was
bloot uit een gevoel van solidariteit, dat
de werklieden die aan het Handelsblad
zeker niet hebben te klagen over hunne
positie, aan de opdracht, waarvoor zij zich
gesteld zagen, weigerden te voldoen.
Desgelijks is het elders gegaan, en
zoo is het gekomen dat de direkties van
drukkerijen, waar de verhouding tus
schen werkman en werkgever niets te
wenschen overlaat, het offer geworden
zijn van de omstandigheden, dat op
andere drukkerijen die verhouding min
der gunstig is. Maar zy waren gebonden
aah de overeenkomst welke zij— wat
ook niet anders te wachten was-eeriyk
zijn nagekomen.
Het niet verschijnen der dagbladen is
door het publiek kalm opgenomen, al
zal menigeen het gemis van zyn krant
In den looppas ylde de patrouille naai
de verzamelplaats. De beide vrouwen
staarden haren redder na, zoo lang zij
hem zien konden. Daarop gingen zy op
weg naar Prénay.
De afdeeling van majoor Grüthen
stond kort daarna op den weg naar
Villechaumont tot den terugmarsch ge
reed. De beide gevangenen waren aan
het krygsrecht ten offer gevallen en
doodgeschoten. Ourcelle brandde nog;
de verraderiyke overvallen op de huzaren-
patrouilles door niet-stryders waren ge
wroken; een bloeiend gehucht had opge
houden te bestaan dat i3 de oorlog.
Ja, dat is de oorlog, als de stryd dei-
legermachten verandert in een weder -
zydschen moord der natiën. Twee men-
schen had dit voorval echter gelukkig
gemaakt. Een jaar later, toen de jonge
meneer Horsten, van het landgoed
Hainried in Beieren, voor de eerste maal
na zyn huweiyk met Cecile Ormant
weer in het gezelschap van zyne stand-
genooten in de sociëteit verscheen en
natuurlijk het gesprek dadelijk op zyne
jonge vrouw kwam, zeide hy met trots:
„Ja, zy is eene echte Frantjaisezy
haatte alles, wat Duitsch is en toch
werd zij myDe vrouw, en zal ook nog
eene goede Duitsche worden, want zy
bemint my, en liefde is machtiger dan
alle nationaliteitsgevoel en alle politieke
vijandschap."
„Gy hebt geiyk, meneer Horsten I Het
machtigste in het leven der menscben
is en biyftde liefde."
EINDE.