GEOORDEELD.
No. 94
1900.
Zaterdag
21 April.
38e Jaargang.
Taalverbastering.
FEUKLLSTOI
VI.ISMU.M ilt: COURANT
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich by alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks by den Uitgever
F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187.
ADVERTENTIENvan 1 4 regels 0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. - By directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie wordt de prys slechts tweemaal berekend. Groote letters
en cliché's worden naar plaatsruimte berekend.
VcrschQnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen.
Telephoomiummer IO.
Abonnements-Adverteutiën op zeer roordeellge voorwaarden.
Wij Nederlanders zijn er trotsch op
dat van de boorden der Schelde tot den
Dollard de Nederlandsche taal, zij het
met groote wijziging, gesproken, in ieder
geval geschreven wordt door alle standen
der maatschappij, op de volkscholen en
in de hoogere inrichtingen van onderwijs,
op den kansol en in de gerechtshoven,
in leger en vloot, kortom dat het Neder -
landsch is de taal van het gansche volk
en daardoor de broederschap tusschen
de zonen des lands, die in sommige
naburige landen zooveel te wenschen
overlaat, bevorderd wordt. Bij ons geen
verbitterde stryd ais in België tusschen
Vlamingen en Walen ot als in Oosten
rijk tusschen Duitscbers en Slaven bij
ons onderwerpen zich allen aan de
opperheerschappij van de gemeenschap
pelijke taal.
ïn den goeden ouden tijd <vas men
vetl minder doordrongen dan thans van
de waarheid dat een volk dat zichzelven
eert, ook zijn taal eert. Toen was er
eene verbastering in de taal, waarvan
men zich heden ten dage geen denkbeeld
kan vormen. De taal toen geschreven,
is bepaald voor iemand die er geen
studie van gemaakt heeft, niet te lezen.
En in de spreektaal zal ook wel veel
van die verbastering te bespeuren zyn
geweest, althans in de deftige wereld,
die zich vooral toen gaarne in uitheemsche
woorden uitte.
Sedert dien tijd zijn wij er gelukkig
niet op verslimmerd. Wij mogen zeggen
dat het Nederlandsch vrij wat zuiverder
en veel minder vermengd met basterd
woorden geschreven en gesproken wordt
dan door onze voorvaders in vorige
tijden en vooral in den pruikentyd,
waartoe zeker ook veel medewerkt
de zoo veel betere reismiddelen, die de
menschen van de verschillende deelen
des lands nader tot elkander brengt en
tevens een ongezocht voertuig voor de
landstaal vormen.
Maar die gemakkelijkheid van zich te
verplaatsen bevordert ook den trek naar
den vreemde, waar men zich alleen dan
gemakkelyk beweegt als men de taal kent
die daar gesproken wordt. En zoo krijgt
men eene gewenschte kennis van
vreemde talen, maar komt men ook
gemakkelijker in de verzoeking om in
eigen omgeving zijn taalkennis te luchten.
Vooral in onze Hofstad moet het
treurig daarmede gesteld zijn. Dat aan
bet Hof Fransch gesproken wordt, is
ou eenmaal traditie, maar dat in de
boogere standen de moedertaal bijna
geheel verdrongen is door vreemde talen,
Uit het Hoogduitsch
VAN
ETMAR WEIDROD.
14.)
Daarop schudde hy haar en hield haar
Nogmaals tegen het iicht. Eindelijk zette
'J haar op* de tafel voor Magnus' bed
neder. Hy verwijderde zich echter niet.
Pnieuw verdiepte hy zich in den aanblik
Iit» ^eD kleinen zieke, wiens rustige
eene zekere beterschap scheen te
pleit zeker niet voor de liefde die men
voor „eigen sprake" koestert en levert
dit gevaar op dat de onderhoorigen, die
vaak zoo getrouw hun meerderen naüpen,
ook dit brouwsel van hen overnemen.
De taal is gansch het volkAls
deze uitspraak waarheid bevat en we
zien weik legio van verbasteringen in
onze schoone taal reeds geslopen zijn
en er telkens zich nog indringen, dan
hebben wij geen reden er ons op te
verhoovaardigen dat onze taal het voer
tuig van de Nederlanders zotr zijn om
hunne gedachten in woord en schrift
uit te drukken, maar dan zyn wij
integendeel beducht dat onze taal van
lieverlede hare heerschappij zal verliezen
en gedoemd is tot een langzamen dood,
of slechts zal voort blijven leven bij en
kele klassen der bevolking.
Dat gevaar is volstrekt niet ingebeeld.
Wij leven in een tijd dat de uitvindingen
elkander als 't ware verdringen, en daar
slechts zeer weinigo in ons land het
levenslicht aanschouwen, zijn wij genood
zaakt ze van het buitenland over te
nemen, maar tevens nemen we de
vreemde namen, die ze dragen, zonder
eerrig gewetensbezwaar overwe denken
er niet eens aan of in onze rijke taai
niet een geiykluidenden even goeden
naam er voor te vinden is. Het woord
„rijwiel", zoo mooi gevonden, heeft het
„fiets' niet kunnen verdringen. Uit de
verslagen der zgn. „sportwereld" kan
een oningewijde uit het mengelmoes
van vreemde namen onmogelijk wijs
worden en hij slaat ze dan ook maar
over. 't Is hetzelfde met de kleeding-
stukken, voor welke in onze taal wel
geschikte namen te vinden zouden zijn,
al erkennen wij dat het soms veel*
moeite zou kosten. Voor pantalon,
bottines b.v. bestaat zeker dit bezwaar
niet, terwijl er voor coiffeur, tailleur,
secretaris, bibliothecaris enz. enz. reeds
goede Hollandsche woorden bestaan, die
echter voorvelen naar 't schijnt niet deftig
genoeg klinken.
Het schijnt trouwens voor velen, die
vreemde talen kennen, een byzonder
genoegen te zijn er mede te koop te
loopen. Zij bedenken echter niet dat ze
medewerken tot den ondergang van
eene taal die slechts in een klein deel
van Europa gesproken wordende, onze
bescherming behoeft.
Handhaving van onze taal, gebruik
maken van zoo min mogelijk germanis
men en andere ismen, waar kan men
dat beter verwachten dan in onze Staten-
Generaal, de vertegenwoordiging onzes
volks. Men wone slechts eene vergade
ring van die boven zoo velen door be
kwaamheid en redebeleid uitstekende
mannen bij en men zal spoedig genezen
'Nngzaam, de oogen niet van het kind
a gewend, week Rupert tot de deur terug.
u bet volgende oogenblik stond hij echter
weer naast het bed, stak de medicijnfiesch
weder in den zak en liep ijlings met
haastige, onhoorbare schreden opnieuw
naar de deur. Daar keerde hij eensklaps
terug, zette de flesch opnieuw neder en
staarde het kind nogmaals met strakke
blikken aan.
Eindelijk hoorden wy een geluid, als
van een onderdrukt gesteun, en zagen
wij, hoe Rupert de handen stijf tegen
het gelaat drukte, toen zich eensklaps
oprichtte, de medicynflesch greep, een
venster openstootte en da fiesch buiten
op het erf wierp, waar zij in stukken
viel.
Magnus werd door dit geluid wakker
en keek verschrikt op, doch liet een
kreet van vreugde hooren, toen hij
Rupert ontwaarde. Deze was naar de
deur geijld, doch wendde zich, op Magnus'
dringend roepen, misnoegd ora.
„Kom bij my, Rupert!" riep Magnus,
„kom gauw bij mij
Een flauwe glimlach vloog over Rupert's
I gelaat. Hy scheen in het geheel niet te
zijn van den waan dat men tenminste
hier zuiver Nederlandsch zal hooren.
Men moet integendeel niet alledaagsch
ontwikkeld zijn om die met allerlei
vreemde woorden gelardeerde redevoe
ringen te kunnen volgen, en het is dus
geen wonder dat het volk slechts zeer
zeldzaam komt luisteren.
Bij openbare lezingen, die zoo ten
goede kunnen werken, hetzelfde gebrek.
Er zijn lezers die o zoo mooi kunnen
redeneeren en werkelijk indruk zouden
maken, indien ze in het oog hielden dat
ze tot geen geleerden, maar tot eenvou
dige onontwikkelde menschen spieken,
die geen vreemde talen kennen. En
dan beklaagt men zich nog dat er zoo
weinig van het gehoorde blijft hangen.
Het ergste is dat er nog hoorders ge
vonden worden die zich den schijn van
geleerdheid willende geven, dien vreem
den poespas heel mooi vinden maar
naar later blijkt, heel weinig van 't ge
hoorde meedragen.
Waar is echter de verbastering onzer
taal niet al doorgedrongen Waar vindt
men de schrijvers, die zich niet bezon
digen aan onze taal Zijn er die, dan
zullen het maar weinigen zijn.
Zijn ook niet vele tooneelproducten
dikwijls ontsierd door woorden en
uitdrukkingen aan vreemde talen ont
leend, die even goed in zuiver Neder
landsch konden gezegd zijn. Daardoor
wordt zeker de zedelijke ontwikkeling
des volks, liet eigenlijke doel van het
tooneel, niet bevorderd. Wij vreezen als
op dien weg wordt voortgegaan eene
dictionnaire een volstrekte behoefte zal
worden om een schrijver of eentooneel-
stuk te kunnen genieten.
Wij achten hiermede genoeg gezegd
te hebben om onze bewering te staven,
dat de verbastering onzer schoone en
om haar rijkdom zoo beroemde moeder
taal met rasse schreden vooruitgaat, tot
er een tijd komt dat er niets meer te
verbasterenvalt, omdat onze taal dan zal
uitgediend hebben of verbannen zijn naar
den een of anderen hoek van ons vader
land, zooals de Vlaamsehe volkstanden
eeuwenlang onder de verdrukking hun
taal bewaarden.
Leggen wij er ons dus op toe onze
taal zoo zuiver mogelijk te gebruiken.
We zullen dan zien dat zelfs rekening
houdende met wat eenmaal uit den
vreemde in onze taal het burgerrecht
verkreeg, onze taal waariyk rijk genoeg
is om in verreweg de meeste gevallen
vreemde hulp en tooi te kunnen ont
beren.
Bedenken wij dat als wij onze taal
prysgeven voor de op ons bezit beluste
mogendheden het welkome voorwendsel
gevonden wordt om ons bij hun gebied
in te lyven.
bemerken, dat Eva door de tegenover
liggende deur het vertrek was binnen
getreden en, nu zij hem zoo voor zich zag,
als vastgeworteld was blijven staan. Hy
bemerkte ook niet, dat Jakob zich be
woog, en den slaap, die hem overvallen
had, met moeite trachtte af te schudden.
Onbewegelyk bleef hij staan en staarde
slechts naar Magnus.
„Ga niet weer weg, Rupert!" zoo
ging deze op smeekenden toon voort.
„Verberg u niet weer Gij hebt u ver
borgen, niet waar Gy hebt u immers
voor Bernard verborgen Gij denkt
zeker, dat hij nog leeft en uw mes nog
heeft, om u daarmede dood te steken
H(j is dood, heelemaal dood, ik heb ge
zien hoe hij in de bergkloof in het water
is gevallen Gij behoeft u niet meer te
verbergen en kunt voortaan ook des
daags bij mij komen en met my spelen."
„Houd u stil, Magnus," zeide Rupert
zacht, blijkbaar zonder iets verstaan te
hebben van hetgeen Magnus zeide.
«Spreek niet zoo veel en ga weer als-
Leerplicht.
De afdeeling Nijmegen van het
Kruisverbond, die aan dr. Schaepman en
ror. Kolkman hulde bracht voor hun
houding in de Tweede Kamer in zake
leerplicht, ontving van mr. Kolkman de
volgende dankbetuiging:
„De overtalrijke bewijzen van instem
ming en sympathie, die ik zoowel van
geestelijken als leeken, uit alle streken
van ons iaDd, dezer dagen ontvangen heb
en nog dagelijks ontvang, zijn het beste
bewijs, dat, wat men daarover ook moge
schrijven, een zeer belangrijk deel der
Katholieke bevolking aan onze zijde
staat.
Dat niet alle werklieden hunne
goedkeuring hechten aan de stemmen,
die door de sociaal dein.Kamerleden tegen
het leerplichlontwerp uitgebracht zijn,
blijkt weder hieruit dat in de algemeene
vergadering van het„WerkliedenYerbond''
door den heer Kouw beweerd werd, dat
de S. A. D. P. evenals de clericalen, het
volk dom wil houden, wat biykt uit het
stemmen harer afgevaardigden tegen
leerplicht.
Op het congres der S. D. A. P. kwam
de heer Helsdingen uitvoerig tegen deze
bewering op. Hij vreesde dat al is zij ook
afkomstig van iemand die in dienst staat
der bezittende klasse, later tegen de
sociaaldemocraten zal worden uitgespeeld
als afkomstig van een arbeider.
Zeventien dienstdoende geestelijken uit
het dekanaat Groenlo, onder leiding van
den pastoor Hoitslag in conferentie
vergaderd, hebben in een telegram aan dr.
Schaepman en mr. Kolkman instem
ming betuigd met hunne houding inzake
leerplicht.
Een twist tusschen dames.
Op de deide jaarl. vergadering van
den Ned. Vrouwenbond ter internatio
nale ontwapening onder leiding van
mevrouw Waszklewitz te 's Hage
gehouden, werd door deze eene motie
voorgesteld om namens den BoDd
eene motie van sympathie aan de Z.
Afr. deputatie te zenden met den wensch
datzy in haar zending mogen slagen.
Een der dames, er waren er pl.m. 25,
verklaarde zich tegen de motie vooreerst
omdat er van de zending of het doel
der deputatie niets bekend was en het
met de beginselen van den Bond streed
sympathie te betuigen met een volk, dat
naar de wapens grijpt, zij 't ook tot
verdediging. Deze overgroote vredelie
vendheid vond echter geen instemming
by de overgroote meerderheid, die dan
ook de motie goedkeurde en dus indirect
te kennen gaf dat er oogenblikken in
bet leven voorkomen, waarin zelfver
dediging plicht is.
De Bond telt nu 1040 leden en heeft
een eigen orgaan, dat echter eens om de
twee maanden verschijnt. De kruistocht
voor den vrede wordt dus kalm genoeg
geleid.
Voorval op oen marineschip.
Onze marineschepen vertoonen aller
hande eigenschappen, die met het doel,
waarvoor zij gebouwd worden, niet in
overeenstemming zija te brengen, zegt
de „Javabode." Zoo schryft men aan de
«Loc.» dat twee hoofdofficieren van de
zeemacht op de «Koningin Wilhelmina"
terwijl dit schip op de reede van Cheribon
lag, op ietwat onaangename wijze in
een gezellig praatje opgeschrikt werden.
Zij stonden te keuvelen op het ronde
bordes, van waar men de trap bestygt,
die om den voornaamsten pantsertoren
loopt, en welke trap, als de toren draait,
meedraait. Op een gegeven oogenblik
kreeg die toren het in zijn bol om,
zonder dat dit noodig was, een toertje
te gaan draaien. Met den toren draaide
nu ook de trap en om daarmede niet op
minder aangename wrjz6 kennis te maken,
moesten beide hoofdofficieren wel een
beroep doen op hun beenen. En toen
was het een loopen van wat ben je me.
Eenmaal, tweemaal het bordesje rond,
vooruit, vooruit, daar kwam weer die
vervloekte trap, vooruit maar weer
Eindelijk kon de toren tot stilstand ge
bracht worden en was de onvrywillige
harddiavery afgeloopen.
pen 1 Goede nacht I»
Opnieuw wendde hy zich naar de
deur.
„Rupert, ga niet weer weg!" kermde
Magnus. „Verberg u niet 1 Kom bij mij,
dan zal ik u heel zachtjes zeggen war
ik gezien heb Maar laat vader het niei
hooren, anders wordt hy boos. Als ik
het u verteld heb, zult gy u wel niet
meer verbergen."
Thans was ook Jakob volkomen
wakker geworden en opgestaan de dok
ter en ik hadden ten hoogste verrast
geluisterd naar hetgeen de Kleine Mag
nus zeide, en waren daarop ylings de
ziekenkamer binnengetreden.
„Brengt gy daar den drank vroeg
Jakob op slaperigen toon.
„Ikja neen ik had hem
wel," stamelde Rupert. „Maar ik heb
de flesch laten vallen, zy is gebroken."
Zonder verderen groet stormde hjj de
deur uit. Buiten hoorde men de honden
blaffen, de zware grendels van het hek
knarsen en dit daarna met geweld
Op Hr. Ms. pantserdekschip Friesland,
gestationneerd te Delagoa-baai, doen zich
veel gevallen van berri-berri voor.
Een officier en een machinist zijn over
leden en een transport van 4 matrozen,
aan die ziekte lijdende, is naar het vader
land getransporteerdéén van dezen is
op de reis overleden, de anderen zyn
in het hospitaal te Hellevoetsluis opge
nomen.
Dezen deelden mede, dat weldra nog
een transport berri-berri-lijders kan ver
wacht worden.
Morgen wordt in den Haag verwacht
de Japansche keizerlijke prins, vergezeld
van een vorstelljken bloedverwant. Te
zijner eere zal aan het Hof een diner
worden gegeven.
De deputatie der Z. A. Republieken
dichttrekken.
Thans bestormden wij Magnus met
vragen ovei hetgeen hij tot Rupert ge
zegd had. Eva trad op zyn bedje toe,
nam hem in den arm en vroeg met
bevende stem
„Magnus, hoe weet gy, dat Bernard
dood is Hebt gij het werkelijk gezien,
dat hy in het water is gevallen?''
Magnus legde haar zyne magere armp
jes om den hals en fluisterde haar iets
in het oor. Eensklaps vloog er een blos
over Eva's bleek gelaatzij begon te beven
en zeide gejaagd
„Vertel het maar hard, heel hardop,
Magnus
„Neen," zeide Magnus, met een ang-
stigen blik op den boer; „vader slaat
mij, als ik hem zeg, dat ik stil in de
bergkloof geweest ben."
„Neen, ik zal u niet slaan riep de
boer teeder. „Vader slaat zyn kleinen,
zieken Magnus nietMaar zeg, wat is
dat met de bergkloof? - Hy heeft er
zeker van gedroomd," voegde hij et