GEOORDEELD.
Donderdag
April.
BisneDlaiKlsÉe tauten
No. 81.
38e Jaargang.
1900
Gemeentebestuur.
"hu week tot week.
PI. tl RL ET ©SSL
VLISSIMiSCUE COURANT.
PiDs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks by den Uitgever
F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187.
O
ADVERTENTIËNvan 1—4 regels f 0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. - By directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie wordt de prys slechts tweemaal berekend. Groote letters
en cliché's worden naar plaatsruimte berekend.
VtrschiJnt dagelflks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen.
Telephoonnnmmer ÏO.
Abonnements-Adrertentiën op zeer Toordeellge voorwaarden.
Keuring van vee en vleesch.
Burgemeester en Wethouders van
Vlissingen
gelet op artikel 201 der Alg. Verord.
van politie voor deze gemeente, zooals
dat is gewijzigd bij Raadsbesluit van
den 27 December 1895, no. 1
brengen ter openbare kennis
dat, met intrekking van de bepaling
sub a van hunne publicatie van den
24 Januari 1896, door hen bepaald is,
dat te beginnen met den 2 April e. k.,
de keurmeester van slachtvee en vleesch
in zijn kantoor bij het Droogdok tot het
in ontvangst nemen der schriftelijke
aangiften voor de keuring van levend
vee eiken werkdag des voormiddags van
10 tot 11 uur en des namiddags van
3 tot 4 uur aanwezig zal zijn.
Vlissingen, den 30 Maart 1900.
Burgsmeester en Wethouders voornoemd,
VAN' DOORN VAN KOUDEKERKE.
De Secretaris
01. J- BISSCHOP.
Gelegenheid tol kostelooze inenting
en herinenting.
Burgemeester en Wethouders van Vlis
singen
maken bekend
dat in het vervolg op den eersten
Vjjjdag van elke maand (en dus voor
de eerste maal op Vrijdag 6 April e. k.)
des voormiddags tusschen 1072 en 11
uur de gelegenheid zal bestaan tot kos
telooze inenting er herinenting van de
ingezetenen, die zich daartoe aanmelden
bij den gemeente-geneeskundige, den heer
J. BEIJERS, arts, in het benedenlokaal
van het kantoor van den Gemeente-
Bouwmeester aan de GrQOte Markt, alhier.
Vlissingen, den 4 April 1900.
Burg. en Weth. voornoemd,
VAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
De Secretaris,
G. J. BISSCHOP.
Het is met een aangenaam gevoel
van opgewektheid, dat wij ons heden
neerzetten, om eene beschrijving te geven
van den algemeenen toestand der zaken
in Zuid-Afrika.
Immers, voor het oogenblik, en alle
ogenblikken zijn hier winst, is die
toestand bepaald gunstig voor de ver
bondenen. De opperbevelhebber van het
Engelsehe leger, generaal Roberts, zit
met z|jn groote troepenmacht, die wel
dra nog vergroot zal worden en dan
niet minder dan zeventig duizend man
Uit het Hoogduit sch
VAN
etmab weibbod.
1.)
He klokken, die den Zondag inluidden,
reeds lang verstomd; in het dorp
®Jn alle lichten uitgebluscht; geen ge-
'mi dringt meer door tot myn eenzaam
•neerenhuis," zooals de dorpelingen mijne
"woning noemen. Zoo lang de klokken
hidden, had men het loeien van den
st°i'mwind niet gehoord, en zoo lang de
posters hier en daar verlicht waren,
"I de duisternis van den winternacht
Geen opperheerschappij gevoerd thans
sterk kan zijn, midden in het groote,
dorre land, aan alle kanten door zijn
vijanden bestookt, met den Afrikaanschen
winter voor de deur, in een hachelijke
positie, die hij zich, door te wild te
handelen, zelf berokkend heeft.
Wanneer zijn leger op de gewenschte
sterkte is gebracht en van al het noodige
voorzien, dan zal de opmarsch onge
twijfeld spoedig plaats hebben. Maar
hoe? En, zal men Roberts den tijd laten
om in alle kalmte zich tot den tocht
naar Kroonstad voor te bereiden
Men heeft er zelfs reeds van gespro
ken, dat de verbondenen zullen trachten
Bloemfontein te hernemen. Dit bericht
echter komt ons minder waarschijnlijk
voor. Alleen is bet zeker, dat de Boeren
betrekkelijk dicht zoowel ten oosten als
ten noorden van Bloemtontein staan en
dat ook het westen, de streek om
Kimberley, van veel woeling blijk geeft.
De gebeurtenissen bij Karee-Siding-
station, tusschen Glen en Brandfort.zijn
het begin geweest van de uitvoering
van Roberts voornemens. Het is al te
dwaas om hier van eene Engelsehe
overwinning te spreken. Het staat vast
dat elf a twaalfduizend Engelschen hier
opereerden tegen een Boeren voorpost van
twee a drie duizend man, die bepaalde
lijk in opdracht had om langzaam terug
te trokken voor iedere groote vijandelijke
macht, die zich vertoonen zou op den
weg naar Kroonstad.
De bedoeling hiervan is duidelijk ge
noeg.
Nu hebben de Engelschen getracht
deze voorpostenlinie om te trekken en
in te sluitenmaar dit is niet gelukt
en het verlies bij deze mislukte poging
door de Britten aan paarden en menschen
geleden, is groot genoeg om te begrijpen
van welken aard de tegenstand zal zijn.
Het is duidelijk dat de taktiek der-
Boeren thans is, om de Engelsehe caval-
ierie, voor hen het gevaarlijkst wapen,
buiten gevecht te stellen.
Er staan nu vijf duizend Boeren te
Brandfortnatuurlijk zijn ook dit voor
posten. De Engelschen moeten marchee-
ren over een open vlakte, waar de ver
bondenen hun dus weinig kwaad kunnen
doen. Van Kroonstad zijn zy nog onge
veer 130 kilometers verwijderd en vijf
en dertig kilometers ten zuiden van die
plaats begint het bergachtig terrein.Ver
moedelijk zal dus daar de hevige tegen
stand beginnen.
Maar dan mag de heer Roberts het aan
zijn rechterhand wel wat rustiger hebben
dan thaDS. Het was bekend dat de
Boeren een smalle strook grond bezet
hielden aan de oostelijke grenzen, aan
den kant dus van Basoetoland, en wel van
Wepener (in het zuiden) over Ladybrand
hoort men echter den wind weer in al
zijne kracht, en geen enkel licht kampt
meer tegen het nachtelijk duister. Mijn
eigen licht uitdooven en naar bed gaan,
kan ik echter nietals men gezelschap
genoodigd heeft en de gasten nog in
levendig gesprek aanwezig zijn, dooft
men ook niet onverwachts de lichten
uit en gaat naar bed en Ik heb heden
avond gezelschap mijne gedachten, en
die vertellen mij eene menigte geschie
denissen, ten deele uit lang vervlogen
tijden. Zij dwarrelen bont door elkander
de eene begint te vertellen, voordat de
andere nog uitgesproken heeftdan
breekt zij plotseling af, begint met iets
nieuws of vertelt datgene verder, waar
mee de eerste begonnen is, en zoo gaat
het steeds voort.
Deze wijze van ons te onderhouden,
bevalt mij echter nietmijne gasten
moeten verstandig redeneeren en slechts
over een gemeenschappelijk onderwerp
tegelijk. En zulk een onderwerp is niet
moeielijk te vinden. Het huilen van den
naar Fichsburgmaar het was niet be
kend, dat zij de Engelsehe voorposten
tot dicht in de buurt van Bloemfontein
bedreigden. Hun tocht naar Thabanchu
is een meesterstukje en hun doel is
prachtig gelukt. Een geheel convooi te
nemen met al het geleide en de batterij,
welk een en ander wel spoedig in de
richting van Ladybrand in veiligheid zal
worden gebracht, waarlijk het is een niet
te versmaden voordeel, dat het vraagstuk
voor generaal Roberts weer heel wat
ingewikkelder maakt.
En nu het westen. Het staat sinds
lang vast, dat het grootste deel der
voormalige belegeraars van Kimberley
met het geschut in noordelijke, richting
was afgetrokken. Waarschijnlyk konden
de Engelschen dat niet gelooven maar-
het ongeloof is dan nu toch in ieder
geval in zekerheid veranderd vandaar
de verstandige order van Roberts aan
lord Methuer. om met zijn troep, meest
infanterie, waarmee bij tot ontzet van
Mafeking was opgerukt, terug te keeren.
Men zal nu een beter gelegenheid af
wachten en wat meer cavalerie zien te
krijgen, waar de Engelschen het in de
vlakkere streken van hebben moeten.
Die cavalerie evenwel is er nog niet en
generaal French kan de zijne best zelf
gebruiken.
Summum summarum hebben de
Boertjes nog altijd kans dat Mafeking
hun niet ontgaan zalen wanneer' het
dan ook werkelijk .vaar -Mjkt, dat in
de nabijheid van de oude legerplaats
van Cronjé bij Paardekraal, treuriger
gedachtenis, opnieuw een republikeinsche
strijdmacht aanwezig is, dan zit de heer
Roberts rondom in goed gezelschap.
De verwachting is thans al even
gespannen als indertijd, toen Buller in
Natal zijn overtochten over de Toegela
trachtte te bewerkstelligen. Die brave
bevelhebber is nog altijd in rust en
tuurt naar de donkere koppen van het
Dvakens-gebergte maar, den weg er door
te vinden, dat zal hem wel zeer zwaar
vallen.
Mr. Troelstra.
Het is ons bekend dat het verzoek
om gratie voor mr. P. J. Troelstra, door
diens vader op grond van gezondheids
redenen ingediend, door de Koningin
van de hand gewezen is. „Het Volk*
het orgaan van de partij van mr. Troel
stra, zegt het volgende hiervan
„Na de uitspraak van het Haagsche
Gerechtshof waarbij Troelstra tot eene
wind buiten doet mij onwillekeurig
denken aan die machten der duisternis,
welke nog heerschen over de gemoederen
der bewoners rondom mij in het dal,
aan de bijgeloovigheden, waarvan zij nog
zoo vol zijn. Hoe hebben de predikant,
de meester, de dokter en ik zelf er al
tegen gestreden, welk eene moeite hebben
wij ons al gegeven om de harten en de
hoofden te verlichten In de kerk, in de
school, aan ziek- en sterfbedden hebben
wij gewerkt en er naar gestreefd om
ten minste het onheil af te wenden,
dat het bijgeloof reeds zoo menigmaal
over deze menschen gebracht heeft, om
ten minste de steenen weg te ruimen,
waarover zij in de duisternis zouden
vallen. Weinig hebben wij uitgewerkt,
maar toch willen wij verder strijden
Mijne gedachten hebben zich thans
alle bepaald tot eene gebeurtenis, die hier
is voorgevallen. Ik wil haar vertellen,
ofschoon zij mij eene smartelijke her
innering is aan het vrucbtelooze van
onzen strijd. Toch kan zij nog een zaad-
maand gevangenisstraf werd veroordeeld,
ontving deze_ in verschillende bladen
den raad, gratie aan te vragen.
Hij vond hiertoe geen reden.
Geene gunst willende, doch recht
eischende, en wetende, dat de Minister
van Justitie zelf de straf te zwaar vond,
achtte hij het op den weg der Regee
ring gelegen, uit eigen beweging de straf
in overeenstemming te brengen met die,
welke gewoonlijk voor mondelingen
smaad wordt toegekend, door haar in
boete te veranderen.
Zich geene zedelijke schuld bewust,
ja zelfs overtuigd, door liefde voor het
recht en medegevoel voor anderen ge-
dieven te zijn tot de daad, die door den
eersten rechter zelfs volgens de wet niet
strafbaar werd geoordeeld, mocht hij
met reden herstel van onrecht voor zijn
persoon van de Regeering verwachten.
Hij weigerde dus, door 't indienen
van een verzoek om gratie mede te wer
ken, den schijn van gunstbetoon te geven
aan een daad, die hij een eisch van
recht meende te zijn.
Intusschen had de vader van den
veroordeelde vermindering of wijziging
der straf aangevraagd.
Hoe jammer het was, dat nu toch de
Regeering de gelegenheid had, een daad
die voor haar plicht was, bij wijze van
gunst te verrichten, zoo diende men
het toch in den vader te billijken, dat
hij opkwam voor zijn zoon.
Onder de leden van burgerlijke pattijen
in de Tweede Kamer is toen een lijst
rondgegaan, waarbij het verzoek om
gratie werd gesteund.
Hetzelfde heeft plaats gevonden onder
de leden der Amsterdamsche balie op
initiatief van een harer eminente ver
tegenwoordigers.
Neemt men hierbij de uitingen in de
Pers waarvan bijv. het ministrieel
gezinde Vaderland de opgelegde straf
voor deze daad „een gruwel11 noemde
dan zou men zoo denken, dat de
Minister van Justitie, die zelf de straf
onbillijk vond, met beide handen de ge
legenheid zou hebben aangegrepen, om
ons land voor de schande van een der
gelijke gevangenisstraf te behoeden.
Dit echter is niet geschied het verzoek
is afgewezen.
Of deze afwijzing in overeenstemming
is met den persoonlijken weDsch van
den Minister, dan wel, of deze is ge
zwicht voor andere invloeden, kunnen
wij in het midden laten.
De regeering draagt thans de geheele
verantwoordelijkheid voor het feit dat
in het land der Zola-aanbidders iemand,
die een ambtenaar beleedigde, om de
zaak van het recht te dienen, als een
boef in de cel wordt gestopt.
korreltje worden, dat hier of daar in
goede aarde valt en gezonde vruchten
draagt.
Een weinig zijwaarts van het kerkdorp
Dockenforth ligt, in de nabijheid van de
steengroeve en van een moerassig veen,
eene boerenplaats, bygenaamd de „Veen-
hoeve," welke toebehoort aan een zekeren
Thomas. Het is maar een kleine plaats
met weinig veewel is het huis van
steen, maar het heeft slechts éene ver
dieping, en de schuur kan men het
wel aanzien, dat zy niet voor een grooten
oog3t is berekend. En toch is boer
Thomas in Dockenforth een gezien man,
want hij heeft immers een „eigen plaats,"
en nooit heeft hij als knecht dienst
behoeven t6 doen. Daarenboven is hy
de zwager van Jacob van de „Otterhoeve"
in Wieselbach, de rijkste boer uit den
ganschen omtrek, met wien zich niemand
te Dockenforth meten kan.
Hoe het kwam, dat de trotsche zuster
van den rijken Jacob ongeveer dertig
De schande van dit scheeuwend fei
zal op dit ministerie van sociale recht
vaardigheid als een Kaïnsmerk blijven
drukken.
Tegen dit nuchtere, on weerspreek bare
feit van brutaal geweld spatten al de
mooie praatjes, waarover onze „verlichte"
en „vooruitstrevende" regeenngsmannen
in zoo 'ruime mate beschikken, als zeep
bellen uiteen.
Vervolg Leerplichtwet.
II.
Ouders, voogden en andere in art. i
genoemde verzorgers zijn, krachtens art.
7, van de naleving der in dat artikel
opgelegde verplichting vrijgesteld, zoo
lang
le zy eene vaste woonplaats missen
2e zy de kinderen eene inrichting van
onderwijs doen bezoeken, die geacht
wordt tot het hooger of middelbaar
onderwijs te belmoren en waar de kin
deren buiten de avonduren ten minste
zestien uren per week onderwijs ont
vangen
3e zij tegen het onderwijs op alle,
binnen den afstand van 4 kilometer
gaans van de woning gelegen, lagere
scholen, waar voor de kinderen plaats
te verkrijgen is, overwegend bezwaar
hebben
4e zij voor de kinderen op eenige,
binnen den afstand van 4 kilometer
gaans van de woning gelegen, lagere
school, ondanks aanvrage tot toelating,
geene plaatsing kunnen verkrijgen
5e het tijdstip voor toelating van
leerlingen niet aangebroken is op de
lagere school, waar toezegging van
plaatsing is verkregen
6e een wettelijk voorschrift het be
zoeken van de lagere scholen verbiedt
7e de kinderen, volgens schriftelijke
verklaring van een geneeskundige, onge
schikt zijn voor het bezoeken eener
lagere school of eener binnen den afstand
van 4 kilometer gaans van de woning
gelegen lagere school.
Zij, die langer dan acht en twintig
dagen achtereen in eene gemeente ver
blijf houden, worden, onverschillig of
zij daar vertoeven in eene woning, tent,
vaar- of voertuig, voor de toepassing
dezer wet geacht in die gemeente eene
vaste woonplaats te hebben tot aan den
den dag, dat zij die gemeente weder
verlaten, tenzij zij elders eene vaste
woonplaats hebben, waar de kinderen
schoolgaan.
Geldige redenen van tijdelijk school
verzuim, zoo bepaalt art. 12, zijn
le tijdelijke sluiting van de school of
schorsing van het onderwijs
2e een wettelijk voorschrift, hetwelk
jaren geleden zioh zoo zeer vernederde,
dat zy met Thomas van de Veenhoeve
in het huwelijk trad, weet ik niet
het was haar biykbaar voldoende (}at
hy geen pachthoeve, maar eene eigene
plaats had en daarbij paste bij haar
heerschzuchtig karakter juist een schuch
tere, zachtmoedige man als Thomas.
Hare bloedverwanten begrepen, dat het
in huis vredig zou toegaanwant nie
mand twijfelde er aan wie er baas zou
wordende stille, vredelievende man
met zijne kleine hoeve en zeer beperkte
akkers, of de gestrenge hardhandige
vrouw, de eenige dochter van den rijksten
boer uit den omtrek. Zooals te verwachten
was, gevoelde Thomas zich spoedig dan
ook al zeer ongelukkig, hoewel hy nooit
klaagde. Niet alleen leed hy onder de
heerschzucht en de heftigheid zijner
vrouw, maar ook onder de dwingelandij
van zyn zwager, die zich in alle aan
gelegenheden mengde en hem steeds
onder het oog bracht, wat hy als „zwager
van Jacob van de Otterhoeve" doen en