ie Kunstkenner.
4 April.
is O. 80
Woensdag
88e Jaargang.
1900
Gemeentebestuur.
FEÜ1IULÜ.I
vlissimesche courant.
Prys per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bil alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks by den Uitgever
F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187.
ADVERTKNTIËNvan 1-4 regels 0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. - By directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie wordt de prys slechts tweemaal berekend. Groote letters
en cliché's worden naar plaatsruimte berekend.
Wrschflnt dagelflks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen.
Telephoonnummer IO.
Abonnements-Advertentiën op zeer voordeellge voorwaarden.
Afgekeurd Vleesch.
en Wethouders van Vlifl-
jjrgeD
maken hekend
dat in de maand Maart j. 1. door
jen keurmeester van het slachtvee en
ïieesch afgekeurd zijn als ïiadeelig
„or de gezondheid:
Drie partijen Ingewanden.
Een partij Kalfsvleesch.
Een Kalf.
Een Varken.
Voorts herinneren zij belar ghebbenden
,oor aooveel noodig, aan het bepaalde bij
irtikel 207, 3e lid der Alg. Verord. van
Politie, luidende
iWaoneer het herhaaldelijk voorkomt,
lit bij eenzelfden slager of vleeschverkooper
jojrde gezondheid nadeelig vleesch wordt
jangetroffen, zonder dat daarvan aangifte
j gedaan, zijn Burgemeester en Wet-
jooders bevoegd, zulks met vermelding
Je namen der belanghebbenden,
(sr openbare kennis te brengen.
Ylissingen, den 8 April 1900.
Burg. en Weth. voornoemd,
VAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
De Secretaris,
G. J. BISSCHOP.
Volksweerbaarheid.
Al is de beweging voor volksweer-
baarheid nog op verre na niet algemeen
te noemen, in het feit dat wy schier
dagelijks hooren van nieuw opgerichte
telingen niet alleen in de steden,
maar ook op het platteland, vinden wij
i aanduiding dat onze landgenooten
toch meer er. meer doordrongen worden
nn den plicht die op ons rust, om,
Iwanneer het gebeuren mocht dat ook
Ms zelfstandig volksbestaan bedreigd
mocht worden wie geeft in onzen
ld waarborg dat wij niet eens voor
:«e vrijheid zullen moeten strijden
de noodige weerbaarheid te bezitten
ism een aanval het hoofd te bieden.
Het hoofdbestuur der Nederl. Volks-
i'eerbaarheidsvereeniging heeft dezer
iiigen eene circulaire tot de Nederland
se jongelui gericht, waarin zij o.a. er
W wijzende dat velen ouders wel de
Nuik om het hart zal geslagen zijn
ft de oorlog in Zuid-Afrika zoo duidelijk
"ijst, dat het zelfs in onzen tijd van
teer menschelijke gevoelens nog zoo
est mogelijk is, dat een klein volk door
grooter en machtiger bedreigd wordt
jsethet verlies zijner onaihankelijkheid,
i of de jongeren, de hoop des vader-
DOOR
'CRJIAIÏJI HIKSCHFEL.D.
2.)
>Ke heer, dien ik van kunstveilingen
1 Med ken", zoo luidde het antwoord,
der grootste schilders van onzen
r beet Paul Delaroche."
eze naam was in de laatste dertig
ZOO bekend en beroemd geworden,
- natuurlijk ook de heer Mercier hem
vo°r de eerste maal hoorde. Onge-
Wd had het toeval den schilder by
Yei'kooping gebracht en daar
toi bij Mercier eene gedachte op, die
bet hart sneller deed kloppen
beroemd historie-schilder, op 4 Nov.
16 Parijs overleden.
lands wel eens genoemd, niets zullen
doen om die vrees weg te nemen, om
ze te veranderen in een vast vertrou
wen in den goeden wil en de geoefend
heid van ons geheele volk.
De regeering ondersteunt het streven
der Vereeniging om de jongelui op te
wekken om onder militaire leiding de
kundigheden op te doen, die voor een
in den oorlog bruikbaar soldaat noodig
zijn. Desniettemin blyven nog zoovelen
van verre staan. Van de honderd jonge
menschen, die geschikt' zouden zijn,
meldde misschien niet één zich aan om
lid te worden van eene afdeeling.
Zal dit zoo blijven, vraagt het bestuur
verder, nu men in Nederland wakker
geworden is door den stryd van een
ander klein volk nauw aan ons ver
want? Zullen de Hollandsche jongelui
door blijven lummelen en stil afwachten
tot eenige veel oudere menschen het
door veel praten en schrijven eindelijk
zoo ver brengen dat de Volksvertegen
woordiging eene wet maakt, die dezulken
dwir.gt eenigen tijd in het leger te
dienen
Het flinke pakkend slot van deze cir
culaire luidt aldus
We weten het, ieder van u leeft in
een klein kringetje van vrienden en doet
niet graag wat de andere misschien gek
zouden vinden, wij weten wel dat ge
weinig lust hebt eenige malen 's weeks
op te komen om gedrild te worden, wij
weten wel dat verscheidene onder u uit
principe tegen den oorlog zijn, het mili
tairisme dwaasheid vinden en meer
hechten aan nationale arbitrage of andere
geleerde dingen. Maar wij kunnen niet
gelooven, dat het u volkomen koud
laat, wanneer er met meer recht beweerd
wordtde Hollandsche jongen is veel
minder dan zijn stamgenoot in Transvaal,
hij draagt veel te mooie jassen en voelt
zich veel te veel heerhij is veel te
waanwijs om zich te willen wijden aan
de lang niet altijd prettige, volstrekt
niet chique oefeningen, die hem geschikt
maken om zijn vaderland 't beste wat
hij heeft - te verdedigen. Dit willen wij
niet geloovsn en daarom wenden wij
ons tot u. En niet tot de jeugdige heeren
die feestelyk bedanken om zich te laten
drillen en het nonsens vinden om sol
daatje te „spelen" en niet tot de vroeg
rijpe cosmopolietjes met niet te verwezen-
lijke principes, maar tot de jongens, die
genoeg van den hedendaagschen toestand
weten om te begrijpen dat wij altyd
en op onze hoede moeten zijn, tot die
jongens, die dat uit hun geschiedenis
als een Delaroche zoo bijzondere aandacht
wijdde aan die verweerde schilderij,
moest daar wel een grondige reden vooi
bestaan.
„Breng dat oude ding daar terstond
ter tafel», beval hij den afslager.
Deze deed zooals hem gezegd werd,
nam de schildery van hare plaats, hield
haar omhoog en riep op zijn gewonen
dreun
„Een Italiaansch landschap in olieverf,
schilder onbekend, ingezet voor vijf
francs, wie biedt er meer 1
De aanwezigen schenen meer kooplust
te hebben voor het huishoudelijk goed
van de arme weduwe, dan voor haar
eenig kunstwerk, tot na eenige oogen-
blikken een koopman vry onverschillig
„zes francs" bood.
„Drie duizend francs 1" riep daarop de
afslager.
Algemeene verbazing. Had men dat
wel goed verstaan Als de weduwe in
de onoogelljke schilderij zulk een schat
bezat, was zy immers van alle zorg
ontheven hare schuld bedroeg hoogstens
een paar honderd francs.
Den heer Mercier duizelde het in het
hoofd. Thans bestond er geen twijtel
meer de kunstenaarsblik van Dela-
geleerd hebben, dat wij eenmaal een
machtig volk zijn geweest en het nu
niet meer zyn, tot die Hollandsche jon
gens die nog enthousiasme genoeg be
zitten om zich eendrachtelyk te wijden
aan een plicht, die een hunner beste
bezittingen, huil vaderland, hun oplegt.
En wij vraglta uSluit u bij ons
aan. Maak gebruik van de voordeelen
die de Staat ons geeft en neem vrijwil
lig de wapenen op. Laten wij door eene
grootere vermeerdering van ons ledental
kunnen toonen aan hen, die zich nu
vereenigd hebben om u tot beter werken
op te wekken, dat ge die opwekking
niet behoeft, dat ge uit eigen beweging
zult meewerken tot dat grootsche doel
dat die ouderen trachten te bereiken
Het Nederlandsche volk een weerbaar
volk niet door Staatsdwang, maar uit
eigen vrijen wil.
Wat zegt het Leerplicht-ontwerp ons.
Wij rneenen geen ondienst te doen
aan de velen die wel belang stellen in
de leerplichtwet die door de Tweede
Kamer is aangenomen, maar niet in de
gelegenheid waren om zich met de
bepalingen die zij bevat, kennis te
maken, door over te nemen wat de
Avondpost zegt om de hoofdbepalingen
van het aangenomen wetsontwerp in
't kort in het licht te stellen
Art. 1 bepaalt, dat ouders, voogden
en anderen, krachtens wet cf overeen
komst met de verzorging van kinderen
belast, verplicht zijn, voor zoover die
kinderen bij hen, in de inrichting onder
hun beheer, of met hen bij anderen
inwonen, zorg te dragen, dat hun ge
durende den tijd en overeenkomstig de
regelen, in deze wet gesteld, voldoende
lager onderwijs wordt verstrekt.
Deze verplichting wordt door hen
nageleefd
lo. óf door te zorgen, dat het kind
als leerling op eene lagere school wordt
geplaatst en dat het die school geregeld
bezoekt
2o. bf door aan het kind huisonder
wijs te doen verstrekken.
Onder lagere scholen, bedoeld in art.
1, zijn begrepen alie scholen voorlager
onderwys, hetzij openbare, hetzij bijzon
dere, waar onderwijs wordt gegeven in
de vakken, vermeld onder a—g in art.
2 der wet tot regeling van het lager
onderwijs. Het huisonderwijs omvat de
vakken, genoemd onder a—g in ge
noemd artikel, in verband met een
goeden leergang.
roche had in het stuk het werk van een
ouden, beroemden meester ontdekt, en
hij wenschte thans het te bezitten. Daar
was wat aan te verdienen bood Dela
roche drie duizend francs, dan moest
het stuk minstens drie maal zooveel
waard zyn.
„En vijftig", riep hij, verbaasd over
zyn eigen koenheid.
„Vijf honderd!» zoo bood de afsla
ger op.
Twee aanwezige opkoopers wisselden
haastig eenige woorden met elkander,
ook zy begonnen te vermoeden, dat het
stuk iets heel bijzonders moest zyn, nu
een man als Mercier er zyn geld aan
„En vijftig", klonk het uit den mond
van een dezer beiden.
Mercier drukte zich de nagels in het
vleesch. De hartstocht maakte zich van
hem meester en deed hem met moeite
„vier duizend!» uitroepen.
„Niemand meer dan vier duizend
vroeg de afslager, „eenmaal ander
maal." En tegelijk viel de hamer.
„Mijnheer Mercier, de schildery is de
uwe mijn lastgever schynt er niet aan
gedacht te hebben, dat hij opgeboden
zou worden, anders was hij zeker wel
Het schoolbezoek wordt geacht geregeld
plaats te vinden, indien gedurende twee
maanden niet meer dan twee schooltijden
zonder geldige reden worden verzuimd.
Uit deze bepalingen blijkt, dat het der
Regeering aileen en uitsluitend te doen
is om het door haar volstrekt noodig
geachte onderwys aan allen te verzekeren.
Of dat onderwys wordt genoten op school
(openbare of bijzondere) dan wel te huis,
is der Regeering onverschillig, mits de
waarborg bestaat, dat deugdelijk onder
wijs wordt verstrekt. Niet bij uitzon
dering wordt toegestaan kinderen te huis
te doen onderwijzenaan allen, die
daaraan de voorkeur geven en er toe in
de gelegenheid zijn, is het geoorloofd.
Ouders, die er gemoedsbezwaren tegen
hebben, hunne kinderen aan een der
scholen in hunne omgeving toe te ver
trouwen, kunnen volgens de bepalingen
van het wetsontwerp niet gedwongen
worden hun kroost tóch daaiheen te
zenden, en kunnen in dat geval van de
verplichting, bedoeld in art. 1, worden
vrygesteld, ook al bestaat er niet het
minste uitzicht, dat hunne kinderen, in
plaats van schoolonderwijs, huisonder
wijs zullen ontvangen. Het wetsontwerp
laat niet alleen de ouders in de keuze
van de school geheel vry, legt niet alleen
geen voorkeur aan den dag voor openbaar
of byzonder, voor neutraal of kerkelijk
onderwys, maar stelt de vrijheid der
ouders, om hunnen kinderen geen onder
wijs te doen genieten dat met hunne
innige overtuiging in stryd is, zóó hoog,
dat dezen in die gevallen, waarin zij
geen plaats kunnen vinden op eene
school van hun eigen richting, zelis het
recht behouden hunne kinderen van
alle onderwijs verstoken te laten, indien
zij daaraan de voorkeur geven boven
plaatsing op eene school van eene andere
richting.
De verplichting om, voor zoover aan
schoolonderwijs de voorkeur wordt ge
geven, te zorgen, dat het kind op eene
lagere school wordt geplaatst, vangt aan,
uiterlijk, zoodra het uen leeftijd van
zeven jaren' heeft bereikt. Deze ver
plichting eindigt, zoodra het kind zes
jaren leerling eener lagere school is
geweest en het alle klassen heeft door-
geloopen, of, voor zoover het onderwijs
gegeven wordt in klassen die samen
een langeren leertijd dan zes jaren in
nemen, zoovele klassen, als samen een
leertijd van zes jaren omvatten. De
verplichting eindigt in ieder geval, indien
het kind de klasse heeft doorloopen,
hooger gegaan. Het zal hem spyten.»
„O, ik ben ook een kunstkenner», riep
de kooper uit de hoogte, legde een
assignatie voor «ie koopsom neder en
stapte, de verdere verkooping in den
steek latend, met zijne schilderij, zorg
vuldig ingepakt, de deur uit.
Des namiddags van dienzelfden dag
bevond Paul Delarocbe zich in zijn
vorstelijk ingericht atelier, toen zijn
kamerdienaar hem k vam melden, dat
een man, Mercier genaamd, den schilder
over e6ne dringende aangelegenheid
wenschte te spreken. Aan den wensch
werd terstond voldaan en nu overschreed,
onder diepe buigingen en eindelooze
plichtplegingen, de aangediende den
drempel, eene gunst waarom half Parijs
hem zou benijd hebben.
„Ik kom, om u een dienst te bewjjzen,
mijnbeer Delarochie zoo begon Mercier
eindelijk, nadat hem naar de reden van
zijn bezoek gevraagd was. „U was
heden morgen bij eene verkooping in de
rue d'Antoine.
„Juist, mynheer, en verder?»
„U schonk uwe opmerkzaamheid aan
een kleine, onoogelijke schildery en droeg
den afslager op, haar voor u te koopen."
„Inderdaad, mynheer, dat is zoo,"
waarin het bij het bereiken van den
dertieDjarigen leeftyd was geplaatst.
De verplichting om, voor zoover aan
huisonderwijs de voorkeur wordt gegeven,
te zorgen, dat aan het kind zoodanig
onderwijs wordt verstrekt, vangt aan
uiteriyk, zoodra het kind den leeftijd
van zeven jaren heeft bereikt. Ten
aanzien van een kind waaraan vóór of
sinds het bereiken van het zesde levens
jaar huisonderwijs in den zin dezer wet
wordt verstrekt, eindigt deze verplichting
bij het bereiken van den leeftijd van
twaalf jaren, indien het kind alsdan zes
achtereenvolgende jaren onderwijs heeft
genoten.
Wordt vervolgd.)
Aanneming der leerplichtwet.
Het socialistisch blad „Het Volk"
(hoofdredacteur mr. Troelstra) betuigt
zijn genoegen dat de socialistische leden
tegen het leerplichtontwerp, een
„schijnwetje," hebben gestemd.
„Door hun tegenstemmen hebben zij
getoond niet met allee tevreden te zijn,
wat men hun gelieft toe te smijten;
zelfs een brokje vleesch te versmaden,
als het door modder verontreinigd en
door vermenging met kiezel onverteer
baar is geworden.
„Van nu aan weten de regeering en
regeeringspartij dat zy meer rekening
hebben te houden met de socialistische
Kamergroep.
i. Hoe klein ook, slechts éene stem
had het gescheeld, of zij had de wet
doen vallen.
„Thans kwam de Regeering nog even
met de hakken over de sloot.
„Toch heet dit eene „nationale wet.»
Nationale smet ware juister
Het nummer, dat Donderdagavond
verschijnt, zal bevatten een manifest der
sociaaldemocratische Kamerleden aan
het Nederlandsche volk, waarin zij hun
stem tegen de Leerplichtwet nader
verklaren.
Inzake spotprenten.
Het bericht van de Memorial diplo
matique dat Engoland ter zake van de
„verspreiding in ons land van beleedi-
gende geschriften en onbehooriyke
spotprenten" vertoogen tot de Nederl.
regeering zou hebben gericht, is beslist
onwaar. Van zoodanige vertoogen is hier
hoegenaamd niets bekend.
Engeland zou trouwens, om niet meer
door spotprenten enz. lastig gevallen te
worden, zich moeten richten tot de
bevestigde Delaroche „de schildery had
voor my groote waarde."
Mercier's perkamenten gelaatstrekken
straalden van blydschap. „Ik heb u van
verre aanschouwd," zeide hy, „ik merkte
de belangstelling op, die onze groote
meester in de kunst in de schildery
toonde, en begreep, als bij ingeving,
de opdracht, die hij den afslager deed.
Myn hart bloedde echter, toen ik zag,
dat men van eene andere z(jde hem
het bezit van de schildery trachtte te
betwisten. Hoewel ik slechts karig met
aardsche middelen bedeeld ben, dreef de
naam Delaroche my tot eene zóo stoute
daad, dat ik over mijzelf verbaasd was
doch ik bleef meester ia den stryd en
kom thans myn buit aau uwe voeten
leggen. Ook ik ben kenner,* zoo ein
digde het mannetje, zich in zyne volle
lengte oprichtende, „ik weet, dat deze
schildery zelfs onder kunstbroeders een
veel hoogere waarde heeft by my
spreekt echter alleen het hart, het
voordeel komt niet in aanmerking
achtduizend francs en dit kostbare stuk
is het uwe
Met deze woorden pakte hy de mee
gebrachte schildery uit, maar Paul De
laroche stak geen vinger uit naar het