27 Maart.
berich t.
ANNEXATIE.
IJ,
lolieke
srsmagazijn
D
D
No. 73
38e Jaargang.
1900,
Dinsdag
DE UITGEVER.
FEUILLETON.
het kim>.
ÈDCDt
rgeteekende verschijnt
oor Jonge l»aiues
ofdredactie van
VAN Woüdb).
|he Lelie" is hety
Ierland voor Dames~uit
ichaafdste kringeniet
advertentiën.
f4,50, fr. p. p. f5,-
Immers gratis.
L. J. VEEN
[gang van
lie boeiende romans van
[au het Eiland. -
line en meer dan 50
alsmede raadsels,
wenken, anecdo-
rebussen, enz.,
•ringen prijs van 05
taanden, franco per
ligt bij eiken Boek-
ge en bp den Uitgever
lATERREUS, 's-Boscli.
23
88
7 30
7 31
8 52
9 56
7 39
*10 4
'10 Si
1057 *115 *11 1
eizigers le en 2e kl.
10 36
10 28
1140
1222
12 38
12 55
24
125
310
3 50
44
4 22
616
63
7 25
85
8 21
888
VL1SSINGSCHE COURANT.
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich btj alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks by den Uitgever
F. VAK DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187.
ADVERTENTIËN van 1-4 regels 0 40. Voor eiken regel
meer 10 cent. - By directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie wordt de prijs slechts toeamaal berekend. Groote letters
en cliché's worden naar plaatsruimte berekend.
VerwhQnt dagelflks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen.
Telephoonnmnmer IO.
Abonnement*-Advertentiën op zeer voordoellge voorwaarden.
Zij die zich met het volgend kwartaal
aanvangende 1 April a. s., op de „Vlis-
jingsche Courant" ahonneeren, ontvangen
de van heden af tot genoemden datum
verschijnende nummers gratis.
Men kan zicli ook ahon
neeren tegen betaling van
10 cent per week.
Het woord annexatie van ons land
door eene groote mogendheid hangt
tegenwoordig in de lucht, en terwijl er
eerst slechts sprake was van een tol
verbond met het naburige Duitschland,
spreekt men nu reeds van eene inlijving
bij onzen grooten buurman.
Gewoon als we zijn om bij gewichtige
quaestien het stilzwijgen te bezwaren,
uit het Nederlandsche volk er zich niet
over, waarschijnlijk in de vaste meening
dat het bestaan van Nederland gelegen
is in den onderlingen naijver der groote
mogendheden die elkander den rijken
buit niet gunnen. En als dat werkelijk
zoo is, waarom zich dan verontrust
Er zijn ook menschen die annexatie
geen zoo groote ramp zouden achten,
omdat ons dari de groote kosten van
eene speciale staatshuishouding worden
bespaard, onze handel en landbouw niet
door invoerrechten zouden worden belem
merd en onze nationale schuld voor een
klein volk zwaar om te dragen, zou
overgenomen worden door een groot land,
waaruit volgt dat wij slechts naar even
redigheid van ons deel in het groote
geheel zouden moeten betalen.
Van een practisch standpunt beschouwd
valt tegen deze redeneering wel niet veel
in te brengen. Onze welvaart zou zeker
niet verminderen als de handel van een
groot land over onze havens werd geleid
en zijn oorlogsvloten die havens vulden
en onze landbouwproducten en ons vee
nergens de grenzen gesloten vonden.
Kan dit alles ten gunste van an
nexatie gezegd worden, er is echter veel
meer dat tegen haar pleit en dit moet
Ms in het oog vallen, indien wij haar
evenzeer van de practische zijde beschou
wen, dus zonder tot groote woorden de
toevlucht te nemen, de schaduwzijden
er van in het licht laten vallen.
Zoo beschouwd, zal het blijken dat de
'oordeelen van eene annexatie bij het
machtigste rijk zelfs in de verste verte
biet kunnen opwegen tegen de nadeelen.
Naar het Hoogduitsch
VAN
E. \1 I II E K T.
11.)
«Dat vergeet ik niet, mijn waarde
Ser. Maar de moeder is in het bezit,
'etataat gij In het bezit. En het bezit
®°et in alle omstandigheden geëerbie-
JW worden. Waar zou het heen, als
'lei bezit ongestraft kon worden ge-
stoord Er 2yn wetten, mijnheer, dat
gy 1 Er zjjn overheden, die tegen
jfj,feucbtige aanvallen bescherming ver-
toaen. En die zullen wij inroepen.
Wacht van ons geene verschooning."
Stel nu dat b.v. Duitschland, ons op
zekeren dag werkelijk opslokte min
der zal het wel niet zijn, zoolang onze
weerbaarheid nog niet voltooid is
wat zouden dan de gevolgen zijn
In de allereerste plaats zouden wij
ophouden een zelfstandige natie te zijn
en Nederland zou slechts eene Duitsche
provincie meer zijn en deze in plaats
van eene onafhankelijke eene onderge
schikt» rol op liet wereldtooneel vervul
len. De Duitsche vlag zou de onze
vervangen op alle rijks- en andere
regeeringsgebouwen, van alle oorlog- en
koopvaardijschepen waaien, kortom elke
Duitsche vlag zou het teeken zijn van
het vreemde gezag waaraan wij onder
worpen zijn. In onze koloniën zou
diezelfde vlag het ons vertolken dat wij
niet langer er de eenige bezitters van
zijn, maar onze rijke en schoone over-
zeesche bezittingen een gemeengoed zijn
geworden van landgenoot en vreemden.
Met het verlies onzer zelfstandigheid
gaat ook tevens gepaard het verlies onzer
voorrechten van het Nederlanderschap,
d. i. dat geene vreemdelingen, tenzij ze
genaturaliseerd zijn, staatsbetrekkingen
in ons land kunnen bekleeden. Welke
wanhopige concurrentie daaruit voor
onze jongelui zou geboren worden als
ze om eene landsbetrekking te verkrijgen,
niet alleen met landgenooten, maar ook
met vreemden zouden moeten worstelen,
zal wel geen betoog behoeven. Dit feit
is alleen reeds voldoende om de grootste
scbauuwzijue der annexatie in het licht
te doen treden.
Ën nu moet behalve dit nog rekening
gehouden worden met het feit, dat het
ligt in de menscheijjke natuur om eigen
boven vreemden voor te trekken, voor
allerlei betrekkingen en ambten de
voorkeur zou gegeven worden aan eigen
landzaten, vooral dan als de bevolking
van het ingelijfde land mocht toonen
de zegeningen der annexatie niet op
prijs te stellen en dien afkeer wat al te
duidelijk deed blijken.
En zooals het in de provincie Neder
land zou gaan, zou het niet anders zijn
in onze overzeesche bezittingen. Daar
zouden om de voordeelen der kolonisatie
moeten gestreden worden niet meer
onderling, maar met de duizenden
vreemden, die ook wenschen uit onze
koloniën wat te halen.
En onze taal, de taal waarin zooveel
heeilyks en schoons is geschreven, de
taal die wij gemaakt hebben tot een
der beschaafdste van Europa en zich
onder allen druk en dwang eeuwenlang
handhaafde, zij zou immers langzamer
hand moeten wijken voor de vreemde,
of zooals in België onder vreemde
heerschappij de taal worden van de
Holder wendde zich onwillig af. „Gij
wilt mij bang maken, mijnheer, maar
dat zal u niet gelukken. Ik wil wel
eens zien, of het een vader niet geoor
loofd Is, zijn zoon tot zich te nemen."
„Tegen den wil der moeder
„Zelfs tegen den wil der moeder."
„Die in het bezit is?»
«Thans ben ik het bezit."
„Gjj 1 ja, met geweld. Ik bid u, be
spaar u de grootste onaangenaamheden.
Ik geef er u myn woord op, dat gy
ongelijk hebt, gij moet het kind terug
geven. Later misschien. Hij scheen
de verdere woorden in te slikken. „Maar
dat i3 hetzelfde. Wij spreken van het
heden en over een kind van nog geen.
wederom hield hij op. „In uw eigen
belang, meneer Holder, geef toe. Gij
kunt u immers voorstellen, dat men aan
de andere zijde hemel en aarde in be
weging zal brengen, om u uw roof weer
afhandig te maken. De zaak zal een
geducht opzien baren."
Holder meende op te merken, dat de
onontwikkelden om tot een ruw en
verbasterd dialect in te krimpen, dus
niet meer het eigendom blijven dei-
beschaafde Nederlanders om de eenvou
dige reden, dat voor het bekleeden van
staatsambten en bedieningen de kennis
van het Duitsch onontbeerlijk zou zijn.
In de scholen zou naast het Hollandsch
ook het Duitsch moeten onderwezen
worden, omdat de kennis van die taal
eene maatschappelijke noodzakelijkheid
zou zijn. In de gerechtshoven het
Duitsch weder de taal der rechters,
evenals in alle regeeringscolleges.
Zoo gezien, heeft zeker eeue annexatie
weinig begeerlijks en behoeft men waar
lijk Z'ch niet Polen of Finland tot
voorbeeld te stellen om annexatie voor
ons land als eene ramp te beschouwen.
Een ramp? Wat zou het anders zijn
als wij van heeren tot knechten werden
gemaakt, als Nederland uit de rij der
staten werd weggevaagd, als onze aan
grcotsche feiten zoo rjjke geschiedenis
een gesloten boek werd,als de vreemde
ling de wet voorschreef en zijne zeden en
gebruiken invoerde op de erve die onze
vaderen aan de golven ontwoekerden en
met hun bloed na jaren worstelens
hebben bevochten
Ons aan eeuwen van vrijheid gewoon
volk zou het vreemde juk onduldbaar
zwaar vallen en zich nimmer kunnen
verzoenen met het denkbeeld onderwor
pen te zijn;het zou zelfs blind zijn voor het
goede dat de vreemden ons ook kunnen
brengen. Het Nedetlsn '.w'ie volk is
geen volk om keter.en te dragen, al
waren ze in werkelijkheid niet zwaar.
Wij hopen bewaard te blijven voor
zulk een lot, en dat zullen wij en de
geslachten na ons, indien wij alles doen
om de waardige plaats, die wij in
Europa innemen, te trachten te behouden
door wat ons als volksdeugd wordt toe
geschreven tot meer volmaaktheid te
brengen en de ondeugden, dio ons als
natie ten val brengen, met alle kracht
te bestrijden.Dac zal ons hechtste bolwerk
zijn. Wordt daarbij echter de zorg voor
onze weerbaarheid niet verwaarloosd, het
denkbeeld van annexatie zal wel niet zoo
licht bij de een of andere groote mogend
heid, allerminst bi] Duitschland dat in
tientallen van jaren in werkelijkheid heeft
getoond volstrekt niet aanhechtingsge-
zind te zijn, opkomen.
De toekomst onzer koloniën.
De Standaard zegt dat als er een oorlog
in Europa uitbreekt, wij er dan van zelf
advocaat reeds aan den terugtocht dacht.
Dat deed hem te sterker op zijn stuk
staan.
„De dames hebben het in de macht,"
zeide hij, „alle opzien te vermijden. Ik
behoud het kind."
„Koeren de tranen der moeder u dan
niet
„Julia kan Chiistiaan zien zoo dikwijls
zjj wil. Zij zal hier betere bejegening
vinden dan ik in het huis van hare
moeder."
„En het onschuldige kind Moet dit
onder den strijd der ouders lyden al
is het ook maar voor korten tijd? Wilt
u het er werkelijk op laten aankomen,
dat ik
„Ik heb mijn laatste woord gesproken,
mynheer."
„Dan moet gij ook maar de gevolgen
dragen riep de advocaat uit. Hij draaide
zich nog eenmaal bij de deur om, om
de uitwerking dezer woorden gade te
slaan. Holder stond onbewegelijk. „Het
zal u berouwen. „Nu geeft gij niet
in gemengd worden en ook ons koloniaal
terrein onder de krijgsoperatiën valt.
„Stellig zouden we in Europa veiliger
staan zonder onze koloniën, daar nu
juist die rijke koloniën ons tot zoo aan
zienlijken buit maken. De roover laat
den reiziger zonder bagage loopen, den
reiziger met de groote koffers valt hy
aan.»
De Standaard vervolgt dan:
„Onder deze omstandigheden vinden we
het onverantwoordelijk, dat voor de de
fensie onzer koloniën nog zoo goed als
niets gedaan is.
Dat niet heel ons bezit te verdedigen
is, geven we voetstoots toe maar Java
en Sumatra zijn van te groot gewicht,
om dezo groote eilanden voortdurend
open te laten liggen voor den vijand.
Van ons onbeduidend eskader is, in
geval van nood, niets te verwachten. Het
kan hoogstens dienst doen, om bij de
eerste demonstratie onze ambtenaren in
de buitenbezittingen in veiligheid te bren
gen, en de communicatie tusscben Java
en Sumatra te onderhouden. Is die taak
volbracht, dan is een zich terugtrekken
binnen de schietlijn van een versterkte
plaats, toch 't eenige middel om aan
een vernietiging te ontkomen.
Alles komt er dus op aan,dat op Java
en Sumatra zoodanige versterkte posities
bevestigd en van het beste gescbut voor
zien worden, dat de kans bestaat, om
een beleg uit zee geruimen tijd uit te
houden.
Doch dan moet ook alles bijtijds ge
reed, de versterking der plaatsen vol
tooid, haar voorraad van ammunitie en
provisie aanwezig, en het ter verdediging
vereischte garnizoen in de buurt zijn.
Thans echter is van dat alles niets
gereed.
Op Sumatra is niets gedaan, dat mee
rekent en wat Java aangaat, zijn zelfs
de plannen voor Tandjong Priok en
Soerabaja nog steeds in de maak. Stellig
verloopen er nog jaren, eer die plannen
er zijn, en nogmaals andere jaren, eer
zo zijn uitgevoerd. En dat terwijl in kas
van oorlog de weg door het Suezkanaal
ons versperd kan zijn, en de weg om
de Kaap voor onze geïsoleerde kruisers
onbegaanbaar is.
En nu weten we wel, dat onze stem
ook ditmaal die eens roependen in de
woestijn zal wezen. Er is niet te veel
geld in kas, en het geld, dat is er, beeft
men voor sociale verbeteringen brood-
noodig. De minister van Koloniën is
daardoor kopschuw. En al komt nu de
nieuwe gouverneur-generaal met plannen,
omdat hij militair is, men zal die plannen
eindeloos in advies houden.
Maar de pers mag juist daarom niet
zwijgen.
toe
„Neen 1"
„Adieu 1" Vol ergernis trok bij de
deur achter zich dicht.
Laat in den avond kwam Lina ein
delijk, door allen met verlangen gewacht.
De dames hadden haar zoo lang opge
houden, in de hoop, dat Holder tot
andere gedachten zou komen.
Nu kon Christiaan ten minste rustig
naar bed worden gebracht.
VI.
Het ging niet gemakkelijk het kind
aan zijne nieuwe omgeving te gewen
nen. Papa hing hy met liefde aan.
Maar Holder bad zyne zaken te behar
tigen, en al wijdde hy hem ook veel
van zijn tijd, altijd kon hy onmogelijk
by hem zijn. En met de tantes kon
hy niet overweg. Zy hadden het onge
lukkige denkeeld dadelijk voor opvoed
sters te willen spelen. Het was immers
zeker, dat de jongen verschrikkelijk
verwend en eigenzinnig was. Nu moest
Voor het wezenlijke gevaar, dat niet
alleen onze koloniën, maar, ter oorzake
van onze koloniën, ook het moederland
bedreigt, moet hoe langer zoo meer aller
oog geopend worden.
Onze koloniale defensie moet in orde
komen desnoods van moederlandsgeid.
Ongevallenwet.
Het adres door de Vereeniging v3n
Nederlandsche Werkgevers tot de Eerste
Kamer gericht om haar te verzoeken
de Ongevallenwet te verwerpen, wordt
nog gesteund door de Kamers van
Koophandel te Goor, te Hengeloo (O.),
te Leiden, te Schiedam, te Oldenzaal, te
Vlissingen, te Waalwijk en door de
Zaanlandsche Kamer. Ook is adhaesie
met dit adres betuigd door de Veenen-
daalsche en Hilversumsche stoomspin
nerijen en weverijen, door de Gasmaat
schappij „Middelharnis en Sommelsdijk",
door eenige industrieelen te Deest (bij
Nijmegen) en elders, terwijl nog van
aniere zijde hetzelfde voornemen ia
aangekondigd.
Tivoli-gezelschap.
Reeds eenigen tijd liepen er geruchten
van oneenigheden in Tivoli. Door wat
er nu is uitgelekt of publiek gemaakt is
van pogingen, die de heer Brondgeest
zou doen om in Den Haag een gezel
schap te vestigen, hebben die geruch
ten een vaster vorm gekregen. Dat de
oneenigheid dieper gaat en ook bestaat
in het beEtuur, blijkt ons nader uit wat de
heer Frits Bouwmeester ons, juist naar
aanleiding van berichten over den heer
Brondgeest, mededeelt.
Men weet, dat de heer Bouwmeester
met den heer en mevrouw Mulder
RoelofseD, het bestuur heeft van het
gezelschap. De programma's noemen,
zelfs, hem en den heer Mulder alleen.
Men kan zich dus de verbazing voor
stellen van den heer Bouwmeester, toen
hij gisterenavond in ons blad las, dat
de heer en mevrouw Brondgeest door
de directie van den Tivolischouwburg
voor het nieuwe seizoen niet weder
waren verbonden, terwijl hem, Bouw
meester, daarvan niets bekend was.
„Er heeft schrijft hij ons tus-
schen den heer Mulder en zijne echt-
genoote en mijn persoon niet de minste
gedachtenwisseling plaats gehad over
het wel of niet reêngageeren van den
heer en mevrouw Brondgeestde mede-
deeling hierover is dus door den heer
Mulder, geheel buiten mij om gedaan."
De heer Bouwmeester verzoekt ons
mitsdien te berichten, dat hij het vol
komen met ons eens is, „dat het weg
gaan van den heer en mevrouw
hij eten en drinken wat hy niet lustte,
bescheiden zijn in zyne wenschen, een
behoorlijken dienaar maken, tante Cor
nelia de hand kussen en niet steeds
om Lina roepen. Christiaan had, als
ieder rechtgeaard kind, de gewoonte om
de dingen by hun naam te noemen.
Zoo vond h(j, dat tante Cornelia een
rooden neus, tante Eleonore een baardje
had, wat euvel werd opgenomen. De
geliefde katten sloeg hy als zy zich niet
wilden laten streelen, en hij vond ze
afschuwelijk, toen de eene hem gekrabd
had. Op de canapé, welker overtrek nog
van de grootmoeder stamde, liep hij
met zijne voeteneen kop, waaruit
nog de vader gedronken had, haaide
hy, om een prent te krijgen, van de
kast naar beneden, zoodat zy brak. Op
die wyze was men steeds in onrust en
angst.
Zooals hij vroeger om zijn papa ge
roepen had, verlangde hy thans naar
mama. Men beloofde hem van dag tot
dag dat hy haar zien zou, maar kon